Plan: | Wijzend 1 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0532.UWPwijzend1-VG01 |
Bij de gemeente Stede Broec is het verzoek binnengekomen voor de gedeeltelijke wijziging van het bouwvlak op het perceel Wijzend 1 in Lutjebroek voor de bouw van een schuurkas en in de toekomst een loods.
De beoogde bouwplannen passen niet geheel binnen het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010'. De beoogde bebouwing valt namelijk voor een deel buiten het bouwvlak. In het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het wijzigen van de vorm en afmeting van agrarische bouwvlakken.
Het college van burgemeester en wethouders wil medewerking verlenen aan het oprichten van de schuurkas/loods door het toepassen van de betreffende wijzigingsbevoegdheid.
Plangebied (rood omrand) en beoogde schuurkas en loods (wit gearceerd)
Het perceel is gelegen aan de Wijzend 1 te Lutjebroek. Het plangebied wordt begrensd door de Wijzend aan de noordzijde en de bestaande watergang aan de westzijde. Het plangebied volgt de bestaande kadastrale grenzen.
Het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' is door de raad van de gemeente Stede Broec vastgesteld op 7 april 2011. Met de uitspraak van de Raad van State van 14 maart 2012 is het plan onherroepelijk geworden.
Op basis van het bestemmingplan heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming zijn grondgebonden agrarische bedrijven, inclusief bedrijfswoningen opgenomen.
Conform de bestemming 'Agrarisch' dienen de bedrijfsgebouwen en kassen binnen het bouwvlak gebouwd te worden.
Op het perceel geldt (buiten het bouwvlak) de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie'.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' en onderhavig plangebied (rood omrand)
Binnen de bestemming 'Agrarisch' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om de vorm en afmeting van het bouwvlak te wijzigen, met dien verstande dat:
Bij het opstellen van dit wijzigingsplan is in grote lijnen dezelfde indeling aangehouden als het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010'. De toelichting is als volgt opgebouwd:
In hoofdstuk 2 is een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis en huidige situatie opgenomen; in hoofdstuk 3 is een samenvatting opgenomen van de voor het bestemmingsplan belangrijke beleidsstukken; in hoofdstuk 4 zijn alle randvoorwaarden opgenomen; hoofdstuk 5 betreft de planbeschrijving, met een beschrijving van de wijziging t.o.v. het moederplan; hoofdstuk 6 omvat de juridische planbeschrijving; hoofdstuk 7 betreft de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
In de toelichting zijn de belangrijkste zaken opgenomen, die nodig zijn voor een goed begrip van het plan en de verantwoording van de goede ruimtelijke ordening. Voor het overige wordt verwezen naar het moederplan, het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010'.
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Stede Broec, ten zuiden van het bebouwingslint van Stede Broec.
De landschappelijke basisstructuur wordt oorspronkelijk bepaald door de middeleeuwse ontginning van het veen. Deze vindt plaats vanuit de Streekweg, waaraan in die tijd de boerderijen zijn gelegen. De oorsprong van dit bebouwingslint ligt in de 13e eeuw. Haaks op de Streekweg worden sloten en watergangen aangelegd. Er ontstaat een slagenlandschap met door afwateringssloten begrensde percelen. Evenwijdig aan de Streekweg droegen met name de Togt en de Oude Gouwe zorg voor afwatering naar de Zuiderzee. Dit stelsel wordt door dijkaanleg gestabiliseerd en houdt zijn vorm ook als het veen geheel door ontwatering en oxidatie is verdwenen. Het gebied buiten de concentratie van bebouwing in linten is relatief leeg en alleen per schuit bereikbaar.
Vanaf het eind van de 19e eeuw vindt een intensivering in de lintbebouwing plaats. Tegenwoordig wordt de band van bebouwing aan weerszijden van de Streekweg begrensd door de Drechterlandseweg in het noorden en de spoorlijn Hoorn-Enkhuizen in het zuiden.
Door de ruilverkaveling in de 70'er jaren van de twintigste eeuw is het landelijk gebied omgebouwd tot een rationeel, voor agrarische doeleinden beter geschikt gebied. De vaarpolder wordt getransformeerd tot rijpolder met een relatief grofmazig wegenstelsel, waaraan de agrarische bedrijven gelegen zijn. Veel van het oorspronkelijke kleinschalige slotenpatroon is gedempt, om eveneens plaats te maken voor een meer grofmazig stelsel.
Uitsnede historische atlas 1850
Topografische kaart 2015
Landschap
Het landelijk gebied bestaat voor een groot deel uit strak verkaveld agrarisch productiegebied dat tijdens de ruilverkaveling zijn huidige vorm heeft gekregen. Het gebied wordt ontsloten door een tangentiaal wegenstelsel en ontwaterd door een aantal van de oorspronkelijke watergangen. Het ruilverkavelde gebied heeft een voornamelijk cultuurtechnisch karakter.
Een gedeelte van het landelijk gebied is buiten de ruilverkaveling 'Het Grootslag' gehouden, de zogenaamde 'Witte Vlek' (onderdeel van het gebied de Weelen). Het is als afspiegeling van het oorspronkelijk cultuurlandschap veiliggesteld. Hetzelfde geldt in een iets andere zin voor het andere deel van de Weelen, de zogenaamde Natte Cel aan de noordzijde van het plangebied, waarvan de inrichting en het beheer meer afgestemd is op de natuurbouw gericht op de inheemse flora. Een ander landschappelijk belangrijk element dat in het kader van de ruilverkaveling ontwikkeld is, is het Streekbos. Dit bos is primair bedoeld voor de intensieve dagrecreatie.
Het onderhavige plangebied valt binnen het onderdeel dat ontwikkeld is als agrarisch productiegebied.
Waterhuishouding
Het plangebied valt binnen het bemalingsgebied van de polder Het Grootslag. Opvallend aan deze polder is dat hier nog hoog en laag water naast elkaar voorkomen: het oorspronkelijke hoogwaterstelsel naast verlaagde polderpeilen in de verkavelde gebieden. In de polder Het Grootslag is derhalve sprake van twee afzonderlijke deelwatersystemen. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier beheert dit regionaal watersysteem. De watergang langs het onderhavige plangebied maakt deel uit van het laagwaterstelsel.
Verkeer
In het landelijk gebied komen van oorsprong maar enkele wegen voor:
De ruilverkaveling heeft daar een heel nieuw stelsel van ontsluitingen aan toegevoegd. In eerste instantie de Drechterlandseweg, op afstand van de bebouwde kommen als regionale én dorpenverbindende hoofdverbinding en loodrecht daarop en parallel daaraan agrarische ontsluitingswegen. Deze zijn in een aantal gevallen langs oorspronkelijke waterlopen gesitueerd die zijn gehandhaafd.
Het onderhavige perceel is direct gelegen aan de Wijzend, één van de ontsluitingswegen van het agrarisch productiegebied.
N23 Westfrisiaweg
Inmiddels is een nieuwe regionale verbinding in ontwikkeling, de N23 Westfrisiaweg.
Wegenstructuur, na aanleg N23 Westfrisiaweg
De N23 Westfrisiaweg maakt deel uit van de verkeersverbinding N23 van Alkmaar naar Zwolle. De N23 Westfrisiaweg heeft grote betekenis voor de regio West-Friesland. De ontwikkeling van de weg draagt bij aan het oplossen van de verkeersproblemen en ondersteunt de economische groei in de gehele regio. Een verbetering van de infrastructuur tussen de verschillende woonkernen in de regio is een oplossing voor het dichtslibbende wegennet van de snelgroeiende gemeenten.
Tussen Hoorn en Hoogkarspel wordt het tracé van de N302 gevolgd. In oostelijke richting (Enkhuizen/Markerwaarddijk) wordt het tracé van de N506 gevolgd. Ter hoogte van Hoogkarspel wordt een nieuwe verbinding gemaakt tussen de N23 en de N506.
Voor de N23 Westfrisiaweg is het provinciaal Inpassingsplan N23 Westfrisiaweg in 2013 onherroepelijk geworden. Het is de bedoeling de weg te realiseren in de periode tot 2017. Na realisatie van de N23 Westfrisiaweg zal de verkeersintensiteit op de Drechterlandseweg wezenlijk minder worden.
Bebouwing
In het landelijke gebied komt van oorsprong nagenoeg geen bebouwing voor. Agrarische vestigingen bevonden zich in de bebouwde kom van de gemeente. Na de ruilverkaveling zijn deze bedrijven geleidelijk naar de kavels in het buitengebied verplaatst. In het buitengebied komen nu binnen bouwblokken ontwikkelde agrarische vestigingen voor. Voor het merendeel bestaan deze uit een bedrijfswoning met bedrijfsgebouwen en in een aantal gevallen kassen. De omvang van de bebouwing is per vestiging zeer variabel. Er komen zowel bescheiden als omvangrijke complexen voor. Op het onderhavige perceel is er een huiskavel aan de noord zijde van het perceel. De bedrijfsbebouwing bestaat uit kassen en enkele loodsen.
bestaande woning en bedrijfsruimte
Functionele structuur
Het agrarisch gebied binnen de gemeente Stede Broec is voor een belangrijk deel in gebruik voor de tuinbouw, ruim 85% van de cultuurgrond is hiervoor in gebruik. De betekenis van de akkerbouw is beperkt.
Indien gekeken wordt naar het aantal bedrijven in relatie tot de bedrijfsomvang is duidelijk, dat ook in Stede Broec in de landbouw schaalvergroting is opgetreden. Uit de landbouwtellingen blijkt dat de sierteelt een belangrijk aandeel vormt in de groei van de sector. De landbouw zorgt voor relatief veel werkgelegenheid. De afgelopen jaren is er een toename van buitenlandse werknemers binnen de agrarische sector.
Het onderhavige perceel is circa 9,8 hectare groot. Op het perceel is een bollenbedrijf gevestigd.
Natuur
In de gemeente Stede Broec komen enkele gebieden voor waar inrichting en beheer zijn gericht op instandhouding van natuurwaarden. Dit betreft de gebieden de Weelen, Kadijken, het Streekbos en het Markermeer. Het onderhavige perceel ligt niet in de nabijheid van deze natuurgebieden.
Dit hoofdstuk beschrijft het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid, voor zover dat van belang is voor het onderhavige wijzigingsplan. Voor het overige wordt verwezen naar het moederplan, het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010'.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte drie rijksdoelen geformuleerd:
Voor het verbeteren van de milieukwaliteit gaat de nota uit van de (internationaal) geldende normen. Verder gaat de nota uit van ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten. Het gaat daarbij om de (herijkte) EHS en Natura2000 gebieden.
In het onderhavige geval zijn geen rijksbelangen aan de orde. Voor het ruimtelijke beleid en landschapsbeleid is het provinciaal en gemeentelijk beleid maatgevend.
Op 21 juni 2010 is door Provinciale Staten van Noord-Holland de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld. Tegelijkertijd zijn een nieuwe bijbehorende provinciale verordening en een planMer vastgesteld. In 2015 heeft de meest recente actualisatie van de structuurvisie plaatsgevonden.
Bij de structuurvisie hoort een Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), die de regels stelt waaraan bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen, beheersverordeningen en (tijdelijke) omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan dienen te voldoen.
De PRV wordt regelmatig aangepast naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid. De meest recente aanpassing heeft plaatsgevonden in september 2015. Deze wijzigingen zijn op 15 januari 2016 in werking getreden.
In de structuurvisie geeft de Provincie aan op welke manier zij de ruimte de komende 30 jaar wil benutten en ontwikkelen. De Provincie zet vooral in op compacte en goed bereikbare steden omringd door aantrekkelijk groen.
In de structuurvisie zijn de provinciale belangen benoemd en wordt in verschillende hoofdstukken de provinciale visie op deze belangen beschreven. De provinciale belangen die uiteengezet worden, zijn ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Hieronder worden onder andere verstaan het behoud en de ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen en het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden.
Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij
De landbouw heeft circa 60 procent van de grondoppervlakte van de provincie in beheer. De landbouw levert een belangrijke bijdrage aan de economie en vervult een cruciale rol als beheerder van het landschap. Inzet is dan ook om in Noord-Holland een vitale en duurzame agrarische sector te behouden. Uitgangspunt daarbij zijn sterk internationaal georiënteerde sectoren als de glastuinbouw, bollenteelt, de zaadteeltsector en pootgoedsector met een gezond bedrijfseconomisch perspectief en behoud van een internationale concurrentiepositie. Dat zijn sectoren die een trekkersfunctie hebben in een leefbaar en krachtig platteland. Daarnaast kent de provincie typische landschapsbepalende sectoren zoals de melkveehouderij in de veenweidegebieden en de combinatie van de melkveehouderij in combinatie met de reizende bollenkraam in West-Friesland. Het landelijk gebied van Stede Broec is aangewezen voor grootschalige land- en tuinbouw.
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (2010)
De Structuurvisie 2040 richt zich op de ontwikkeling van landschappen op basis van het zogenaamde landschaps DNA. Noord-Holland heeft een verscheidenheid aan landschapstypen. De provincie Noord-Holland wil dat nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden op basis van de karakteristieke eigenschappen van de landschappen. In de leidraad Landschap en Cultuurhistorie is per landschapstype duidelijk aangegeven welke kernkwaliteiten de provincie belangrijk vindt en hoe daarop wordt gestuurd.
Stede Broec ligt in het gebied dat is aangemerkt als het oude zeekleilandschap. De belangrijkste onderdelen van het landschaps-DNA in de omgeving van het plangebied zijn de historische structuurlijnen, waaronder de langgerekte lintdorpen, voormalige waterkeringen en historische wegen. Het landschap wordt gekenschetst als een half-open landschap, overwegend vlak met tuinbouw, gras- en bouwland.
Behoud en ontwikkeling Natuurgebieden
De provincie Noord-Holland spant zich in voor het in stand houden en waar mogelijk vergroten van de biodiversiteit, vanuit de intrinsieke waarde van natuur. De provincie beschouwt de natuur en gebruikswaarde van haar natuur daarom in samenhang. De provincie Noord-Holland zorgt voor gebieden met een hoge biodiversiteit, maakt deze waar mogelijk toegankelijk voor recreatie en bouwt deze uit tot een robuust, samenhangend netwerk. Kern van het natuurbeleid is de veiligstelling en de ontwikkeling van een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden, Het Natuurnetwerk Nederland (de voormalige) Ecologische Hoofdstructuur, nationale parken en Natura 2000 gebieden. Daarnaast richt de provincie Noord-Holland zich op het behouden van weidevogels en het karakteristieke open weidelandschap waarin zij leven.
In de collegevergadering van 11 november 2014 is de Toekomstvisie Stede Broec 2014-2024 vastgesteld. Deze toekomstvisie is een vervolg op de structuurvisie uit 2007. Deze nieuwe visie is breder en kijkt soms ook over de gemeentegrenzen heen. In de toekomstvisie is gezocht naar een optimale balans tussen sociaal/functionele kwaliteit, ruimtelijk/landschappelijke kwaliteit en duurzame/milieukundige kwaliteit met de kernwaarden van Stede Broec als onderlegger.
De kernwaarden vertalen zich in de volgende uitgangspunten:
Keuze 1 - Duurzame ontwikkeling, in de breedste zin des woords.
Keuze 2 - Uitgaan van eigen kracht en identiteit - Bekend maakt bemind!
Keuze 3 - Behoud en versterking (ruimtelijke) kwaliteit. Goed wonen en werken mag niet ten koste gaan van het groene en waterrijke karakter van de gemeente.
Keuze 4 - Verbinding van netwerken en gebieden. Behouden en investeren in goede infrastructuur (natte en droge) van en door de gemeente.
In deze visie wordt letterlijk ruimte geboden aan verschillende sectoren en functies. Ook wordt geanticipeerd op veranderingen en trends in de samenleving, die leiden tot (soms noodgedwongen) transformatie, herontwikkeling en doorontwikkeling.
Agrarische bedrijvigheid
Het agrarisch buitengebied van de gemeente ligt hoofdzakelijk aan de west- en noordkant van de dorpen. Het landgebruik bestaat hoofdzakelijk uit landbouw, in het bijzonder de teelt van bloemkolen.
De bollengerelateerde bedrijvigheid is sterk in opkomst in Stede Broec (en omstreken), en is voornamelijk geconcentreerd in de hoek Geerling en Veilingweg. De gemeente zet zich ervoor in om de ontwikkeling van deze dynamische sector zo mogelijk te faciliteren met behoud van de kernkwaliteiten van het buitengebied
Zo'n 10 % van de werkgelegenheid bevindt zich in de agrarische sector. Dit is dan ook een sector die een belangrijke rol speelt in de economie van de gemeente Stede Broec. Ook deze sector is aan verandering onderhevig. Veel bedrijven maken een groei door. Deze economische omstandigheden leiden er toe dat er een trend is ingezet van schaalvergroting, functieverbreding en functieverandering.
Voor de visie en het beleid voor het buitengebied wordt in de toekomstvisie verwezen naar het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010'.
Van belang is dat het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid biedt voor een beperkte aanpassing/uitbreiding van agrarische bedrijfsbebouwing. Daarmee kan de onderhavige ontwikkeling mogelijk worden gemaakt.
Als basisonderzoek voor milieuaspecten bij bestemmingsplannen dient het rapport 'Milieutoetsen bij bestemmingsplanprocedures in Stede Broec' d.d. 27 juli 2012.
In dit beleidsstuk is geactualiseerde informatie weergegeven over de onderscheiden onderdelen op het vlak van water, ecologie en natuur, bodem, cultuurhistorische waarden lucht, geur, geluid, externe veiligheid en kabels en leidingen.
In het kader van de watertoets voor het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' is aan de waterbeheerders een wateradvies gevraagd. Het advies is verwerkt in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010', dat de basis vormt voor het onderhavige uitwerkingsplan.
Het onderhavige wijzigingsplan valt binnen het bemalingsgebied van de polder Het Grootslag. In de polder Het Grootslag is sprake van twee afzonderlijke deelwatersystemen, het oorspronkelijke hoogwaterstelsel naast verlaagde polderpeilen in de verkavelde gebieden. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier beheert dit regionaal watersysteem. Het waterbeleid is in overleg met het Hoogheemraadschap richting gegeven.
Waterkwantiteit Landelijk gebied
De waterhuishouding in de gemeente Stede Broec is op orde: er is geen wateropgave geconstateerd op basis van de studie Bestrijding Wateroverlast Noorderkwartier (BWN) van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De gemeente beschikt over ruim 3 hectare waterberging in het laagwatergebied. Waar nodig kan dit worden ingezet als aanvullend compensatiewater voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Waterkwaliteit Landelijk gebied
De kwaliteit van het stedelijk water wordt over het algemeen als goed ervaren. Zowel hydraulisch als op basis van metingen zijn geen knelpunten geconstateerd. Het water in natuurgebied de Weelen heeft als hoofdfunctie natuur, langs de Kadijk heeft het water de hoofdfunctie natuur en nevenfunctie agrarisch. In het Streekbos heeft het water een zwemwaterfunctie. In het overige deel van de gemeente Stede Broec heeft het water een stedelijke dan wel agrarische functie.
Effecten voor de waterhuishouding
Op het onderhavige perceel wordt de vorm van het bouwvlak veranderd ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijfsgebouw. Het betreft een beperkte vergroting van het bouwvlak ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2010', waarover in het kader van de watertoets reeds overleg heeft plaatsgevonden met de waterbeheerders. De gemeente Stede Broec verleent medewerking aan het onderhavige plan door gebruik te maken van een wijzigingsregel voor het wijzigen van de vorm en afmeting van agrarische bouwvlakken die in het bestemmingsplan Landelijk gebied 2010 is opgenomen. Deze regel maakt een beperkte vergroting van het bouwvlak, met maximaal 10%, mogelijk. De initiatiefnemer zal de benodigde watercompensatie voor het vergroten van het verhard oppervlak in overleg met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier moeten regelen.
Wat betreft de waterkwaliteit gaat het beleid voor dit deel van het landelijk gebied uit van een agrarische functie. De beoogde ontwikkeling sluit hierbij aan.
De natuurgebieden binnen de gemeente Stede Broec hebben betrekking op :
De Weelen en Kadijken maken deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur/Weidevogelleefgebied.
Het onderhavige perceel ligt op een afstand van circa 800 meter van de Weelen / Kadijken. De beperkte uitbreiding van het agrarisch bouwvlak op het perceel heeft geen negatieve invloed op de EHS.
In de intensief agrarisch gebruikte gebieden, waaronder het onderhavige perceel, zijn weinig tot geen bijzondere natuurwaarden te verwachten. Het gedeelte van het perceel waarop het bouwvlak uitgebreid wordt is in de huidige situatie al bedrijfsmatig in gebruik als onderdeel van het erf.
De beoogde uitbreiding zal geen nadelige invloed op de flora en fauna hebben. Een nadere verkenning van flora en fauna op het perceel is niet noodzakelijk.
Gegevens over bodemkwaliteit zijn overwegend beschikbaar voor het stedelijk gebied. Daar worden regelmatig verontreinigingen aangetroffen. In het buitengebied zijn op historische gronden geen aanwijzingen voor verontreinigde bodems. In de beleidsnotitie 'Milieutoetsen bij bestemmingsplanprocedures in Stede Broec' is aangegeven op welke plekken in de gemeente overschrijdingen zijn van de wettelijk vastgestelde waarden voor bodemkwaliteit. Op de planlocatie is hier geen sprake van.
Het onderhavige perceel heeft reeds een agrarische functie. Deze functie wordt voortgezet. De bodemkwaliteit is dus geschikt voor het beoogde gebruik.
Cultuurhistorie
Het onderhavige perceel maakt deel uit van het gebied waar in de jaren '70 van de twintigste eeuw de ruilverkaveling heeft plaatsgevonden (zie hiervoor hoofdstuk 2 van deze toelichting). Het landelijk gebied is ter plekke omgebouwd tot een rationeel agrarisch gebied. Bij de uitbreiding van het bouwvlak op het onderhavig perceel zijn geen cultuurhistorische waarden in het geding.
Archeologie
In het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' is het gehele gebied als archeologisch waardevol aangemerkt, met uitzondering van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken.
De wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen van vorm en afmeting van bouwvlakken heeft als voorwaarde dat er een archeologisch onderzoek plaatsvindt.
Ten behoeve van onderhavig wijzigingsplan is door Archeologie West-Friesland een quickscan uitgevoerd (Archeologische quickscan, Wijzend 1, Lutjebroek, gemeente Stede Broec, Adviesnummer: 16072, 01-05-2016).
De quickscan is opgenomen als bijlage 1 bij de toelichting van dit wijzigingsplan.
Concept-beleidskaart archeologie
Voor de gemeente Stede Broec is door Archeologie West-Friesland een nieuwe beleidskaart archeologie aangeleverd aan de gemeente, die naar verwachting medio 2016 zal worden vastgesteld.
Voor het vervaardigen van archeologisch advies is de in de concept-beleidskaart archeologie gehanteerde vrijstellingsgrens gebruikt. Volgens de concept-beleidskaart geldt voor het grootste deel van het terrein dat het archeologisch aspect meegewogen dient te worden bij ingrepen groter dan 2500 m2 en dieper dan 40 cm. Voor een klein deel geldt een vrijstellingsgrens tot 1000 m2 en ingrepen ondieper dan 40 cm. De bouwplannen overschrijden deze vrijstellingsgrenzen.
Concept-beleidskaart van de gemeente Stede Broec, locatie beoogde bodemingrepen omrand met zwarte stippellijn
(Cultuur)historische achtergrond
Voor het bepalen van de aanwezigheid van bewoningsresten uit de Nieuwe Tijd kan gebruik worden gemaakt van historisch kaartmateriaal.
Op geen van de historische kaarten is op de locatie van het plangebied bewoning zichtbaar. De verwachting voor vindplaatsen uit de Nieuwe Tijd is daarmee laag.
Archeologische en bodemkundige bronnen
Uitgangspunt voor de verwachting van bronstijdresten is de bodemkaart van Ente (1963).
Het grootste deel van het plangebied ligt op kleigronden met een middelhoge verwachting voor zowel sporen uit de Bronstijd als sporen uit de Middeleeuwen. Daarnaast is een rug van zavelgronden zichtbaar. Hiervoor geldt een hoge verwachting voor sporen uit de Bronstijd en een middelhoge verwachting voor sporen uit de Middeleeuwen.
In 1979, voorafgaand aan de ruilverkaveling, is door het I.P.P een opgraving uitgevoerd in het noordelijke deel van het plangebied. Hierbij zijn enkele sporen uit de Middeleeuwen en een groot aantal sporen uit de Bronstijd aangetroffen. De sporen uit de Bronstijd bestonden uit meerdere lineaire sloten, een tiental cirkelvormige greppels van gewasopslagplaatsen, enkele paalverkleuringen en (paal)kuilen. De sporen concentreerden zich voornamelijk in het westelijke gedeelte van de opgraving. De enkele sporen uit de Middeleeuwen tonen aan dat in de nabije omgeving een middeleeuwse nederzetting aanwezig is, maar een huisplaats is niet gevonden.
Na de opgraving is men begonnen met de ruilverkaveling, waarbij het onderhavige terrein geheel is omgezet.
In de directe nabijheid van het plangebied zijn ook waarnemingen gedaan. Het gaat hierbij voornamelijk om aardewerk uit de Midden- en Late Bronstijd en om aardewerk uit de Late Middeleeuwen A (waarnemingsnummers 10254 tot en met 10257, 10280, 15159 en 18552).
Op basis van de informatie over de ruilverkaveling is de verwachting voor resten uit de Bronstijd en Late Middeleeuwen laag.
Conclusie
De geplande ingrepen overschrijden de vrijstellingsgrenzen van 1000 m2 en 2500 m2 die voor het plangebied gelden op basis van de concept-beleidskaart archeologie van de gemeente Stede Broec. Door de ruilverkaveling zijn mogelijke archeologische resten uit de Middeleeuwen en Bronstijd echter verstoord geraakt. De verwachting voor archeologische resten uit de Bronstijd en Middeleeuwen dient daardoor naar beneden te worden bijgesteld.
Advies
Archeologie West-Friesland adviseert de voorgenomen ingrepen vrij te geven met betrekking tot het aspect archeologie. De gemeente Stede Broec neemt dit advies over.
Het plangebied is vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Ten behoeve van het doen van waarnemingen dient wel in de omgevingsvergunning te worden opgenomen dat Archeologie West-Friesland toekomstige graafwerkzaamheden wil monitoren. (Voor verdere gegevens zie het archeologisch rapport in bijlage 1 van dit bestemmingsplan).
Het door de milieudienst van West-Friesland uitgevoerde onderzoek naar de luchtkwaliteit in de gemeente Stede Broec in 2007 is in het voorjaar 2008 uitgebracht. Conform de Wet Milieubeheer is onderzocht of er sprake is van overschrijdingen van wettelijke luchtkwaliteitsnormen bij stikstofdioxide, koolmonoxide, fijn stof en benzeen.
Geconcludeerd wordt dat, binnen de grenzen van genoemde rapportage, nergens binnen de gemeente Stede Broec luchtkwaliteitsnormen worden overschreden.
Wet luchtkwaliteit
Met de 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.
Gelijktijdig met het in werking treden van de nieuwe Wet luchtkwaliteit is de AMvB 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate' (Regeling NIBM) in werking getreden. Een project draagt ‘niet in betekende mate’ bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3%-grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2).
Een geplande ruimtelijke ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging als:
In de Regeling NIBM zijn categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dit zijn onder andere:
De wijziging van het bouwvlak voor de bouw van een schuurkas/loods heeft geen wezenlijk effect op het aantal verkeersbewegingen van- en naar het bedrijf. De ontwikkeling zal niet in betekenende mate bijdragen bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ter plekke.
Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van het project dus niet in de weg.
Binnen de gemeente zijn geen geurbronnen aanwezig.
In het landelijk gebied komen enkele geluidsbronnen voor. Het gaat daarbij om de spoorlijn en de diverse wegen. Alle wegen in het buitengebied zijn zoneplichtig.
Het agrarisch bedrijf is geen geluidgevoelige bestemming in de zin van de Wet Geluidhinder. Er hoeft daarom geen toetsing plaats te vinden ten aanzien van wegverkeerslawaai.
Het aspect geluid staat de uitvoerbaarheid van het project dus niet in de weg.
Beleidsvisie externe veiligheid
In de Beleidsvisie externe veiligheid, gemeente Stede Broec, is een beeld geschetst hoe de gemeente Stede Broec wil omgaan met externe veiligheid. Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico’s die voor de burgers ontstaan bij het gebruik en de opslag van gevaarlijke stoffen zoals vuurwerk, LPG en chemicaliën en het vervoer daarvan over de weg, het water, het spoor en door buisleidingen.
In oktober 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) in werking getreden, met daarin normen voor afstanden tussen burgers en gevaarlijke stoffen.
Dit heeft gevolgen voor de ruimtelijke inrichting van de gemeente en voor de omgevingsvergunningverlening. Daarnaast zijn er specifieke regels voor o.a. vuurwerk en munitie. De wetgeving geeft aan hoe omgegaan moet worden met het spanningsveld tussen wonen en werken. In de Beleidsvisie externe veiligheid, gemeente Stede Broec, zijn vier primaire doelen gesteld:
Milieutoetsen bij bestemmingsplanprocedures in Stede Broec
In de beleidsnotitie 'Milieutoetsen bij bestemmingsplanprocedures in Stede Broec' zijn de relevante bronnen op het gebied van externe veiligheid aangegeven. Het betreft enkele transportroutes, een gasleiding en een aantal inrichtingen.
Het perceel ligt deels in de toetsingszone van de gasleiding die in de nota ’Milieutoetsen bij bestemmingsplannen’ is aangegeven langs het spoortracé.
Aardgasleidingen, leidingen voor brandbare vloeistoffen en hoogspanningsleidingen brengen risico’s voor gevaar en schade met zich mee. Als gevolg hiervan dient een bepaalde afstand tot deze leidingen aangehouden te worden. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
plaatsgebonden risico
Het Bevb stelt net als het Besluit externe veiligheid inrichtingen normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico met de wijze waarop deze risico’s berekend moeten worden. Verder wordt een belemmeringenstrook rond de buisleidingen gehanteerd.
Voor situaties die ontstaan na het in werking treden van het besluit externe veiligheid buisleidingen geldt dat binnen de PR=10-6-contour geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd (is grenswaarde). Bij het vaststellen van een bestemmingsplan mag de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar object niet worden toegelaten binnen deze PR-contour. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt dat de PR=10-6-contour als richtwaarde (inspanningsverplichting). Van een richtwaarde kan gemotiveerd worden afgeweken.
In het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' is aangegeven dat de PR 10-6 contour van de betreffende leiding 0 meter bedraagt. Verder is de beoogde schuurkas/loods geen (beperkt)kwetsbaar object in de zin van Bevb/Bevi. Er is uit oogpunt van het plaatsgebonden risico dus geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Groepsrisico
Voor het groepsrisico is in het Bevb de oriëntatiewaarde opgenomen. Deze waarde is geen harde grenswaarde, maar een waarde die gebruikt moet worden door het bevoegd gezag bij de verantwoording van het groepsrisico. Het groepsrisico moet worden verantwoord bij het vaststellen van een bestemmingsplan waarbij de aanleg van een buisleiding of de aanleg, bouw of vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van een buisleiding wordt toegelaten.
De omvang van het invloedsgebied van een buisleiding wordt bepaald door de afstand tot de 1% letaliteitsgrens die per buisleiding moet worden berekend. Deze ligt voor de betreffende leiding op 140 meter (zie de 'groepsrisicoberekening buisleiding gemeente Stede Broec, Prevent Adviesgroep 30 november 2011', die als bijlage bij het de beheersverordening Stede Broec-Noord is gevoegd).
De beoogde uitbreiding van het bouwvlak vindt plaats op een afstand > 170 meter van de buisleiding, dus buiten het invloedsgebied. De beoogde schuurkas/loods is geen (beperkt)kwetsbaar object in de zin van Bevb/Bevi. Er is uit oogpunt van het plaatsgebonden risico dus geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Het aspect externe veiligheid staat de uitvoerbaarheid van het project dus niet in de weg.
In de beleidsnotitie 'Milieutoetsen bij bestemmingsplanprocedures in Stede Broec, versie 2012' is aangegeven waar de belangrijke kabels en leidingen met bijbehorende veiligheidszones liggen in de gemeente Stede Broec. De beoogde ontwikkeling ligt ruim buiten de leidingsstrook (zakelijk rechtstrook) en de bebouwingsvrije zone, zoals aangegeven op de kaart 'kabels en leidingen' uit de notitie Milieutoetsen bij bestemmingsplanprocedures in Stede Broec'.
Het perceel ligt deels binnen de toetsingszone. voor de toetsing wat betreft externe veiligheid wordt verwezen naar 4.8.
Het is de bedoeling aan de achterzijde van de bestaande bebouwing een nieuwe schuurkas en in de toekomst een nieuwe loods op te richten. De beoogde bebouwing past niet geheel binnen het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010'. De beoogde uitbreiding valt namelijk voor een deel buiten het bouwvlak.
Beoogde bouwplannen (schuurkas blauw omrand en loods rood omrand) ten opzichte van het huidige
bouwvlak (rood omrand)
Middels het voorliggende wijzigingsplan wordt, op basis van de in het bestemmingplan 'Landelijk gebied 2010' opgenomen wijzigingsbevoegdheid, de vorm van het agrarisch bouwblok aan de Wijzend 1 in Lutjebroek aangepast.
Beoogde uitbreiding bouwvlak (rood gearceerd)
De oppervlakte van het bouwvlak wordt met 10% vergroot. Aan de zuidwestelijke zijde wordt het bouwvlak verruimd.
In hoofdstuk 2 van de toelichting van dit wijzigingsplan is aangegeven dat het gebied, waarvan het onderhavige perceel deel uitmaakt, zich ontwikkeld heeft tot een rationeel agrarisch landschap.
De uitbreiding past wat betreft functie, maat en schaal in dit agrarisch gebied.
De locatie waarop het wijzigingsplan betrekking heeft is gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' . Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Stede Broec bij besluit van 7 april 2011.
In artikel 3.8.1 van de vigerende bestemmingsplanregels is een specifieke wijzigingsregel opgenomen.
Op grond van dit artikel zijn burgemeester en wethouders bevoegd om het plan te wijzigen ten aanzien van de vorm en afmeting van agrarische bouwvlakken, met dien verstande dat:
In het vigerend bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' heeft het bouwvlak een oppervlakte van ca. 13.645 m2. In het onderhavige wijzigingsplan wordt het oppervlak vergroot tot 14.925 m2. De vergroting van het bouwvlak valt daarmee binnen de marge van 10%.
Voor het perceel is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Zie hiervoor paragraaf 4.4 van de toelichting van dit wijzigingsplan.
Er wordt dus voldaan aan de voorwaarden die gelden bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.
In onderhavig wijzigingsplan wordt de bestemming 'Agrarisch' voortgezet. De dubbelbestemming 'waarde-Archeologie' wordt eveneens voortgezet in het wijzigingsplan.
De wijziging ziet alleen op een wijziging van de verbeelding. Na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt deze verbeelding als zodanig onderdeel uit van het moederplan.
De regels van het moederplan blijven ongewijzigd van toepassing. Voor toetsing aan de regels moet derhalve het moederplan worden geraadpleegd.
Het betreft hier een particulier initiatief. De met deze ontwikkeling samenhangende kosten komen ten laste van de initiatiefnemer. Gezien de aard en omvang mag worden verwacht dat de ontwikkeling economisch uitvoerbaar is.
Inspraak vindt in het kader van dit wijzigingsplan niet plaats. Deze partiële bestemmingsplanherziening betreft een doorwerking van bestaand gemeentelijk beleid.
Er is geen vooroverleg, als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro, gehouden aangezien het een wijzigingsplan betreft gebaseerd op het onherroepelijke bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' van de gemeente Stede Broec. Vooroverleg is bij een wijzigingsplan geen wettelijke verplichting.
Een ieder is in het kader van de planprocedure in de gelegenheid gesteld op het ontwerpwijzigingsplan te reageren. Er is een reactie ontvangen van de procincie Noord-Holland. Deze is opgenomen als bijlage 2 bij de toelichting van dit wijzigingsplan. De reactie van de provincie geeft geen aanleiding het wijzigingsplan aan te passen.