Plan: | Voetakkers 6 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0532.UWPvoetakkers6-VG01 |
Bij de gemeente Stede Broec is het verzoek binnengekomen om medewerking te verlenen aan een bestemmingswijziging van een gedeelte van het perceel Voetakkers 6 te Lutjebroek.
Het is de bedoeling om op een gedeelte van het perceel (de zuidoostelijke hoek, ter plaatse van de bestaande loods en verharding) de bestemming te wijzigen in een bedrijfsbestemming ten behoeve van de opslag van houtmateriaal.
plangebied (rood omrand) en gedeelte waar bestemmingswijziging plaatsvindt (wit omrand)
De gewenste ontwikkeling betekent een wijziging ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010', waarin het gehele perceel de bestemming 'Agrarisch' heeft.
In het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van functiewijziging bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering (artikel 3.8.7). Middels deze wijzigingsbevoegdheid kan de functie worden gewijzigd in een bedrijfsbestemming, waaronder de opslag van volumineuze goederen.
Het college van burgemeester en wethouders van Stede Broec wil medewerking verlenen aan de beoogde ontwikkeling. Daarbij zijn de volgende voorwaarden gesteld:
De gemeente Stede Broec acht een dergelijke ontwikkeling mogelijk in het landelijk gebied ten zuiden van de spoorlijn. Gezien de ontwikkeling van de N23 Westfrisiaweg is dit een gebied waar een dergelijke functie past. Voor het overige deel van het landelijk gebied (ten noorden van de Drechterlandseweg) geldt dat niet.
Het onderhavige wijzigingsplan is opgesteld ten behoeve van de wijzigingsprocedure ex artikel 3.6.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
Het perceel is gelegen aan de Voetakkers 6 te Lutjebroek. De plangrens komt overeen met de kadastrale grens van het perceel.
Het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' is door de raad van de gemeente Stede Broec vastgesteld op 7 april 2011. Met de uitspraak van de Raad van State van 14 maart 2012 is het plan onherroepelijk geworden.
Op basis van dit bestemmingplan heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming zijn grondgebonden agrarische bedrijven, inclusief bedrijfswoningen opgenomen.
Binnen de bestemming 'Agrarisch' dienen bedrijfsgebouwen en kassen binnen het bouwvlak gebouwd te worden.
De maximale goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedragen 8 respectievelijk 12,5 meter.
Op een deel van het perceel geldt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie'. Naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) zijn de gronden tevens bestemd voor archeologische en cultuurhistorische waarden. De dubbelbestemming is niet van toepassing binnen de bouwvlakken.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' (wijzigingsgebied rood omrand)
Binnen de bestemming 'Agrarisch' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering de functie te wijzigen.
3.8.7 Functiewijziging bij beëindiging agrarische bedrijfsvoering
Burgemeester en wethouders zijn, op grond van artikel 3.6.1 Wro, bevoegd om bij volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering het plan als volgt te wijzigen:
Bij het opstellen van dit wijzigingsplan is in grote lijnen dezelfde indeling aangehouden als het vigerende bestemmingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd:
in hoofdstuk 2 is een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis en huidige situatie opgenomen; in hoofdstuk 3 is een samenvatting opgenomen van de voor het bestemmingsplan belangrijke beleidsstukken; in hoofdstuk 4 zijn alle randvoorwaarden opgenomen; hoofdstuk 5 betreft de planbeschrijving, met een beschrijving van de wijziging t.o.v. het moederplan; hoofdstuk 6 omvat de juridische planbeschrijving; hoofdstuk 7 betreft de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
In de toelichting zijn de belangrijkste zaken opgenomen, die nodig zijn voor een goed begrip van het plan en de verantwoording van de goede ruimtelijke ordening. Voor het overige wordt verwezen naar het moederplan, het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010'.
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Stede Broec, ten zuiden van het bebouwingslint van Stede Broec.
De landschappelijke basisstructuur wordt oorspronkelijk bepaald door de middeleeuwse ontginning van het veen. Deze vindt plaats vanuit de Streekweg, waaraan in die tijd de boerderijen zijn gelegen. De oorsprong van dit bebouwingslint ligt in de 13e eeuw. Haaks op de Streekweg worden sloten en watergangen aangelegd. Er ontstaat een slagenlandschap met door afwateringssloten begrensde percelen. Evenwijdig aan de Streekweg droegen met name de Togt en de Oude Gouwe zorg voor afwatering naar de Zuiderzee. Dit stelsel wordt door dijkaanleg gestabiliseerd en houdt zijn vorm ook als het veen geheel door ontwatering en oxidatie is verdwenen. Het gebied buiten de concentratie van bebouwing in linten is relatief leeg en alleen per schuit bereikbaar.
Vanaf het eind van de 19e eeuw vindt een intensivering in de lintbebouwing plaats. Tegenwoordig wordt de band van bebouwing aan weerszijden van de Streekweg begrensd door de Drechterlandseweg in het noorden en de provinciale weg N506 in het zuiden.
Uitsnede historische atlas circa 1880
Luchtfoto 2010
Landschap
Vooral na de Tweede Wereldoorlog zijn er nogal wat veranderingen opgetreden, die hun invloed hadden op de karakteristieken van het cultuurlandschap in de Kop van Noord-Holland. Met name de ruilverkavelingen in het kleigebied binnen de Westfriese Omringdijk hebben het gebied ontdaan van historisch-landschappelijke karakteristieken: oude vaarpolders zijn getransformeerd in meer rationeel ingerichte rijpolders. Dit betekent, dat vele sloten gedempt zijn en dat de kavels nu via wegen ontsloten worden (vergelijk topografische kaart 1880 en 2010).
Ter plekke van het onderhavige wijzigingsgebied is er sprake van een vrij strak verkaveld agrarisch productiegebied, ontsloten door een doelmatig wegenstelsel.
Waterhuishouding
Het plangebied valt binnen het bemalingsgebied van de polder Het Grootslag. Opvallend aan deze polder is dat hier nog hoog en laag water naast elkaar voorkomen: het oorspronkelijke hoogwaterstelsel naast verlaagde polderpeilen in de verkavelde gebieden. In de polder Het Grootslag is derhalve sprake van twee afzonderlijke deelwatersystemen. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier beheert dit regionaal watersysteem. Het onderhavige plangebied maakt onderdeel uit van het laagwaterstelsel.
Verkeer
In het landelijk gebied komen van oorsprong maar enkele wegen voor:
De ruilverkaveling heeft daar een heel nieuw stelsel van ontsluitingen aan toegevoegd. In eerste instantie de Drechterlandseweg, op afstand van de bebouwde kommen als regionale én dorpenverbindende hoofdverbinding en loodrecht daarop en parallel daaraan agrarische ontsluitingswegen. Deze zijn in een aantal gevallen langs oorspronkelijke waterlopen gesitueerd die zijn gehandhaafd.
Inmiddels is een nieuwe regionale verbinding in ontwikkeling, de N23 Westfrisiaweg.
Wegenstructuur, na aanleg N23 Westfrisiaweg
De N23 Westfrisiaweg maakt deel uit van de verkeersverbinding N23 van Alkmaar naar Zwolle.
De N23 Westfrisiaweg heeft grote betekenis voor de regio West-Friesland. De ontwikkeling van de weg draagt bij aan het oplossen van de verkeersproblemen en ondersteunt de economische groei in de gehele regio.
Een verbetering van de infrastructuur tussen de verschillende woonkernen in de regio is een oplossing voor het dichtslibbende wegennet van de snelgroeiende gemeenten.
Uitgangspunt voor de ontwikkeling van de N23 Westfrisiaweg is om zoveel mogelijk gebruik te maken van de bestaande wegenstructuur, waarbij natuur, landschap, archeologie en milieu zo min mogelijk worden belast.
Tussen Hoorn en Hoogkarspel wordt het tracé van de N302 gevolgd. In oostelijke richting (Enkhuizen/Markerwaarddijk) wordt het tracé van de N506 gevolgd. Ter hoogte van Hoogkarspel wordt een nieuwe verbinding gemaakt tussen de N23 en de N506.
Beoogd tracé N23 Westfrisiaweg
Ter plekke van de Voetakkers komt er een aansluiting van de N23 op het lokale wegennnet. Het onderhavige plangebied wordt dus direct ontsloten.
Voor de N23 Westfrisiaweg is het provinciaal Inpassingsplan N23 Westfrisiaweg in procedure gebracht. Het is de bedoeling in 2014 te starten met de aanleg van de N23 Westfrisiaweg.
Bebouwing
In het landelijke gebied komt van oorsprong nagenoeg geen bebouwing voor. Agrarische vestigingen bevonden zich in de bebouwde kom van de gemeente. Na de ruilverkaveling zijn geleidelijk deze bedrijven naar de ontsloten huiskavels in het buitengebied verplaatst. Dit proces is nagenoeg afgerond. In het buitengebied komen nu binnen bouwvlakken ontwikkelde agrarische vestigingen voor op de huiskavel. Voor het merendeel bestaat deze uit een bedrijfswoning met bedrijfsgebouwen en in een aantal gevallen kassen. De omvang van de bebouwing is per vestiging zeer variabel. Er komen zowel bescheiden als omvangrijke complexen voor. Op het onderhavige perceel is er een loods aanwezig aan de zuidoostelijke zijde van het perceel.
Functionele structuur
Het agrarisch gebied binnen de gemeente Stede Broec is voor een belangrijk deel in gebruik voor de tuinbouw, ruim 85% van de cultuurgrond is hiervoor in gebruik. De betekenis van de akkerbouw is beperkt. Indien gekeken wordt naar het aantal bedrijven in relatie tot de bedrijfsomvang is duidelijk, dat ook in Stede Broec in de landbouw schaalvergroting optreedt. Het aantal agrarische bedrijven wordt kleiner, de omvang per bedrijf groter.
Natuur
In de gemeente Stede Broec komen enkele gebieden voor waar inrichting en beheer zijn gericht op instandhouding van natuurwaarden. Dit betreft de gebieden de Weelen, Kadijken, het Streekbos en het Markermeer.
Het onderhavige perceel ligt niet in de nabijheid van één van deze natuurgebieden.
Dit hoofdstuk beschrijft het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid, voor zover dat van belang is voor het onderhavige wijzigingsplan. Voor het overige wordt verwezen naar het moederplan, het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010'.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte drie Rijksdoelen geformuleerd:
Voor het verbeteren van de milieukwaliteit gaat de nota uit van de (internationaal) geldende normen. Verder gaat de nota uit van ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten. Het gaat daarbij om de (herijkte) EHS en Natura2000 gebieden.
In het onderhavige geval zijn geen Rijksbelangen aan de orde. Voor het ruimtelijke beleid en landschapsbeleid is het provinciaal en gemeentelijk beleid maatgevend.
Op 21 juni 2010 is door Provinciale staten van Staten van Noord-Holland de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld. Tegelijkertijd zijn een nieuwe bijbehorende provinciale verordening en een planMer vastgesteld.
Op 23 mei 2011 is de eerste herziening door Provinciale Staten vastgesteld van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie.
In de structuurvisie geeft de provincie aan op welke manier zij de ruimte de komende 30 jaar wil benutten en ontwikkelen. De provincie zet vooral in op compacte en goed bereikbare steden omringd door aantrekkelijk groen. Een vitale plattelandseconomie is belangrijk voor de Noord-Hollandse economie en een levensvoorwaarde voor de leefbaarheid van gebieden. Het uitgangspunt is een ontwikkelingsgerichte strategie met de ambitie dat daar waar nieuwe economische activiteiten mogen worden ontwikkeld, ook de kwaliteit van het gebied erdoor toeneemt.
Totaalkaart Structuurvisie Noord-Holland 2040, partiële herziening vastgesteld door PS 23-05-2011
In de structuurvisie zijn de provinciale belangen benoemd en wordt in verschillende hoofdstukken de provinciale visie op deze belangen beschreven. De provinciale belangen die uiteengezet worden, zijn ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Hieronder worden onder andere verstaan het behoud en de ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen en het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden.
Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij
De landbouw heeft circa 60 procent van de grondoppervlakte van de provincie in beheer. De landbouw levert een belangrijke bijdrage aan de economie en vervult een cruciale rol als beheerder van het landschap. Inzet is dan ook om in Noord-Holland een vitale en duurzame agrarische sector te behouden. Uitgangspunt daarbij zijn sterk internationaal georiënteerde sectoren als de glastuinbouw, bollenteelt, de zaadteeltsector en pootgoedsector met een gezond bedrijfseconomisch perspectief en behoud van een internationale concurrentiepositie. Dat zijn sectoren die een trekkersfunctie hebben in een leefbaar en krachtig platteland. Daarnaast kent de provincie typische landschapsbepalende sectoren zoals de melkveehouderij in de veenweidegebieden en de combinatie van de melkveehouderij in combinatie met de reizende bollenkraam in West-Friesland. Het landelijk gebied van Stede Broec is aangewezen voor grootschalige land- en tuinbouw.
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (2010)
De Structuurvisie 2040 richt zich op de ontwikkeling van landschappen op basis van het zogenaamde landschaps DNA. Noord-Holland heeft een verscheidenheid aan landschapstypen. De provincie Noord-Holland wil dat nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden op basis van de karakteristieke eigenschappen van de landschappen. In de leidraad Landschap en Cultuurhistorie is per landschapstype duidelijk aangegeven welke kernkwaliteiten de provincie belangrijk vindt en hoe daarop wordt gestuurd.
Stede Broec ligt in het gebied dat is aangemerkt als het oude zeekleilandschap. De belangrijkste onderdelen van het landschaps-DNA in de omgeving van het plangebied zijn de Historische structuurlijnen, waaronder de langgerekte lintdorpen, voormalige waterkeringen en historische wegen. Het landschap wordt gekenschetst als een half-open landschap, overwegend vlak met tuinbouw, gras- en bouwland. Kreekruggen (West-Friesland), ontgonnen veenvlakte, oude en jonge zeeklei en terpen.
Behoud en ontwikkeling Natuurgebieden
De Provincie Noord-Holland spant zich in voor het in stand houden en waar mogelijk vergroten van deze biodiversiteit, vanuit de intrinsieke waarde van natuur. De Provincie beschouwt de natuur en gebruikswaarde van haar natuur daarom in samenhang. De Provincie Noord-Holland zorgt voor gebieden met een hoge biodiversiteit, maakt deze waar mogelijk toegankelijk voor recreatie en bouwt deze uit tot een robuust, samenhangend netwerk. Kern van het natuurbeleid is de veiligstelling en de ontwikkeling van een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) inclusief de verbindingszones, nationale parken en Natura 2000 gebieden. Daarnaast richt de Provincie Noord-Holland zich op het behouden van weidevogels en het karakteristieke open weidelandschap waarin zij leven.
Functieverandering in het landelijk gebied
In het landelijk gebied doen zich voortdurend veranderingen voor. Vanwege economische omstandigheden is een trend van schaalvergroting, functieverbreding (het toevoegen van nevenfuncties bij agrarische bedrijven) en functieverandering.
Duidelijk is dat het aantal agrarische bedrijven kleiner wordt en de omvang per bedrijf groter. Dat brengt met zich mee dat in het landelijk gebied voormalige agrarische bebouwing vrijkomt, waarvoor een passende nieuwe bestemming moet worden gevonden.
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. zijn regels opgenomen voor het wijzigen van agrarische functies in niet agrarische functies. Daaraan zijn voorwaarden verbonden die er onder meer voor zorgen dat de omringende agrarische bedrijven niet worden beperkt, de omringende woningen niet worden gehinderd en er sprake is van een acceptabele verkeerssituatie.
Hoofdlijnen ruimtelijk beleid voor het landelijk gebied
Als voorbereiding voor het bestemmingsplan Landelijk Gebied (2007) zijn de hoofdlijnen voor het ruimtelijk beleid voor het landelijk gebied, vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders op 23 maart 2004 en in de commissie Ruimtelijke Ordening van 12 mei is ingestemd met de hoofdlijnen. De uitgangspunten volgen de hoofdrichting van het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord .
Op enkele punten wijken ze af, gebaseerd op eerdere uitspraken in het 'uitwerkingsplan HES- gebied'. Daarin is een locatie aangewezen als 'bollenconcentratie-gebied' voor bestaande agrarische bedrijvigheid die zich toelegt op bollenteelt en bollenbroei.
Functieverandering in het landelijk gebied
In lijn met de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie zijn in het bestemmingsplan Landelijk gebied 2010 regels opgenomen voor wijzigingen in het landelijk gebied. Onder andere voor de functiewijziging bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering (zie paragraaf 1.3 van dit wijzigingsplan).
Milieutoetsen bij bestemmingsplannen
Als basisonderzoek voor milieuaspecten bij bestemmingsplannen dient het rapport 'Milieutoetsen bij bestemmingsplanprocedures in Stede Broec' dd. 25 augustus 2009.
In dit beleidsstuk is geactualiseerde informatie weergegeven over de onderscheiden onderdelen op het vlak van water, ecologie en natuur, bodem, cultuurhistorische waarden lucht, geur, geluid, externe veiligheid en kabels en leidingen.
Overig gemeentelijk beleid
In relatie met het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' is tevens beleid geformuleerd ten aanzien van de volgende onderwerpen:
Voor een korte samenvatting wordt verwezen naar het bestemmingsplan Landelijk gebied 2010. Het beleid en de regels zoals die zijn geformuleerd in het moederplan gelden (voor zover relevant) ook voor het onderhavige wijzigingsplan.
In het kader van de watertoets voor het bestemmingsplan Landelijk gebied 2010 is aan de waterbeheerders een wateradvies gevraagd. Het advies is verwerkt in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010', dat de basis vormt voor het onderhavige uitwerkingsplan.
Het onderhavige wijzigingsplan valt binnen het bemalingsgebied van de polder Het Grootslag. In de polder Het Grootslag is sprake van twee afzonderlijke deelwatersystemen, het oorspronkelijke hoogwaterstelsel naast verlaagde polderpeilen in de verkavelde gebieden. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier beheert dit regionaal watersysteem. Het waterbeleid is in overleg met het Hoogheemraadschap richting gegeven.
Waterkwantiteit Landelijk gebied
De waterhuishouding in de gemeente Stede Broec is op orde: er is geen wateropgave geconstateerd op basis van de studie Bestrijding Wateroverlast Noorderkwartier (BWN) van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De gemeente beschikt over ruim 3 hectare waterberging in het laagwatergebied. Waar nodig kan dit worden ingezet als aanvullend compensatiewater voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Waterkwaliteit Landelijk gebied
De kwaliteit van het water in Stede Broec wordt over het algemeen als goed ervaren. Zowel hydraulisch als op basis van metingen zijn geen knelpunten geconstateerd. Het water in natuurgebied de Weelen heeft als hoofdfunctie natuur, langs de Kadijk heeft het water de hoofdfunctie natuur en nevenfunctie agrarisch. In het Streekbos heeft het water een zwemwaterfunctie. In het overige deel van de gemeente Stede Broec heeft het water een stedelijke dan wel agrarische functie.
Effecten voor de waterhuishouding
Op het onderhavige perceel wordt de bestemming van een deel van het terrein veranderd van agrarisch naar Bedrijf (ten behoeve van de opslag van volumineuze goederen).
Het bouwvlak op het perceel wordt daarbij aanzienlijk verkleind. Er is geen vergroting van het verhard oppervlak. Er is dus geen sprake van een compensatieverplichting.
De opslag van volumineuze goederen zal inpandig, in de bestaande loods, plaatsvinden er is daarom geen invloed op de waterkwaliteit ter plekke.
Het aspect Waterhuishouding staat de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling niet in de weg.
De natuurgebieden binnen de gemeente Stede Broec hebben betrekking op :
Het onderhavige perceel ligt niet in de nabijheid van één van deze gebieden.
De intensief agrarisch gebruikte gebieden, waaronder het onderhavige perceel, zijn in zijn algemeenheid weinig tot geen bijzondere natuurwaarden te verwachten.
Aangezien de beoogde ontwikkeling plaatsvindt binnen het bestaande bedrijfsgebouw zijn er geen natuurwaarden in het geding.
Het aspect Ecologie/Natuur staat de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling niet in de weg.
Gegevens over bodemkwaliteit zijn overwegend beschikbaar voor het stedelijk gebied. Daar worden regelmatig verontreinigingen aangetroffen. In het buitengebied zijn op historische gronden geen aanwijzingen voor verontreinigde bodems. In de beleidsnotitie 'Milieutoetsen bij bestemmingsplanprocedures in Stede Broec' is aangegeven op welke plekken in de gemeente overschrijdingen zijn van de wettelijk vastgestelde waarden voor bodemkwaliteit. Op de planlocatie is hier geen sprake van.
Op het perceel is een bestaande loods aanwezig. De beoogde ontwikkeling vindt plaats binnen deze loods. Er zijn dus geen bodemingrepen aan de orde.
Het aspect Bodemkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling niet in de weg.
Cultuurhistorie
Het onderhavige perceel maakt deel uit van het gebied waar in de jaren '70 van de twintigste eeuw de ruilverkaveling heeft plaatsgevonden (zie hiervoor hoofdstuk 2 van deze toelichting). Het landelijk gebied is ter plekke omgebouwd tot een rationeel agrarisch gebied. Bij de uitbreiding van het bouwvlak op het onderhavig perceel zijn geen cultuurhistorische waarden in het geding.
Archeologie
Voor het gehele gebied van de gemeente is sprake van een hoge tot middelhoge trefkans van archeologische waarden uit de bronstijd. Tevens zijn op grond van de middeleeuwse ontginningsgeschiedenis een aantal zones in het buitengebied aangeduid met een hoge verwachting op archeologische waarden. Voor de onderhavige locatie is op de archeologische verwachtingskaart een hoge trefkans aangeduid.
Archeologische verwachtingenkaart
In het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' hebben alle gronden, met uitzondering van de bouwvlakken, de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie'. Naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) zijn de gronden tevens bestemd voor archeologische en cultuurhistorische waarden. De bestemming is echter niet van toepassing binnen de bouwvlakken.
De onderhavige wijziging vindt plaats binnen het bestaande bouwvlak. Daarbij wordt het bouwvlak aan de achterzijde aanzienlijk verkleind.
Aangezien de onderhavige ontwikkeling binnen het bouwvlak plaatsvindt zijn geen archeologische waarden in het geding. Nader archeologisch onderzoek is in dit geval dus niet nodig.
Het aspect cultuurhistorie/archeologie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Het door de milieudienst van West-Friesland uitgevoerde onderzoek naar de luchtkwaliteit in de gemeente Stede Broec in 2007 is in het voorjaar 2008 uitgebracht. Conform de Wet Milieubeheer is onderzocht of er sprake is van overschrijdingen van wettelijke luchtkwaliteitsnormen bij stikstofdioxide, koolmonoxide, fijn stof en benzeen.
Geconcludeerd wordt dat, binnen de grenzen van genoemde rapportage, nergens binnen de gemeente Stede Broec luchtkwaliteitsnormen worden overschreden.
Wet luchtkwaliteit
Met de "Wet luchtkwaliteit" en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.
Gelijktijdig met het in werking treden van de nieuwe Wet luchtkwaliteit is de AMvB 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate' (Regeling NIBM) in werking getreden. Een project draagt ‘niet in betekende mate’ bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3%-grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2).
Een geplande ruimtelijke ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging als:
In de Regeling NIBM zijn categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dit zijn onder andere:
De wijziging beoogt ter plekke de opslag van houtmateriaal mogelijk te maken. Gezien de omvang zal de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ter plekke.
Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van het project dus niet in de weg.
Binnen de gemeente zijn geen geurbronnen aanwezig.
In de brochure Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009) wordt een handreiking gegeven voor het verantwoord inpassen van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. De handreiking geeft informatie over een aantal ruimtelijk relevante milieuaspecten van een scala van bedrijfsactiviteiten.
In deze handreiking worden bedrijven ingedeeld in verschillende categorieën, al naar gelang de mate van hinder en inpasbaarheid.
Volgens de VNG Brochure bedrijven en milieuzonering kan een opslaggebouw worden ingedeeld in categorie 2. De maximale richtafstand bedraagt 30 meter.
Binnen deze afstand zijn geen burgerwoningen of andere gevoelige objecten aanwezig.
Het aspect milieuzonering staat de onderhavige ontwikkeling dus niet in de weg.
In het landelijk gebied komen enkele geluidsbronnen voor. Het gaat daarbij om de spoorlijn en de diverse wegen. Alle wegen in het buitengebied zijn zoneplichtig.
Het agrarisch bedrijf is geen geluidgevoelige bestemming in de zin van de Wet Geluidhinder. Er hoeft daarom geen toetsing plaats te vinden ten aanzien van wegverkeerslawaai.
Het aspect geluid staat de uitvoerbaarheid van het project dus niet in de weg.
In de beleidsnotitie 'Milieutoetsen bij bestemmingsplanprocedures in Stede Broec' zijn de relevante bronnen op het gebied van externe veiligheid aangegeven. Het betreft enkele transportroutes, een gasleiding en een aantal inrichtingen. Het onderhavige perceel valt niet binnen de invloedssfeer van één van deze bronnen.
De functieverandering ten behoeve van de opslag veroorzaakt geen toename van het risico in de omgeving.
Het aspect externe veiligheid staat de uitvoerbaarheid van het project dus niet in de weg.
In de beleidsnotitie 'Milieutoetsen bij bestemmingsplanprocedures in Stede Broec' is aangegeven waar de belangrijke kabels en leidingen met bijbehorende veiligheidszones liggen in de gemeente Stede Broec. Het onderhavige plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van de aangegeven kabels en leidingen.
Bij de gemeente Stede Broec is het verzoek binnengekomen om medewerking te verlenen aan een bestemmingswijziging van een gedeelte van het perceel Voetakkers 6 te Lutjebroek.
Het is de bedoeling om op een gedeelte van het perceel (de zuidoostelijke hoek, ter plaatse van de bestaande loods en verharding) de bestemming te wijzigen in een bedrijfsbestemming ten behoeve van de opslag van houtmateriaal.
Het college van burgemeester en wethouders van Stede Broec wil medewerking verlenen aan de beoogde ontwikkeling. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gesteld:
De gemeente Stede Broec acht een dergelijke ontwikkeling mogelijk in het landelijk gebied ten zuiden van de spoorlijn. Gezien de ontwikkeling van de N23 Westfrisiaweg is dit een gebied waar een dergelijke functie past. Voor het overige deel van het landelijk gebied (ten noorden van de Drechterlandseweg) geldt dat niet.
plangebied (rood omrand) en gedeelte waar bestemmingswijziging plaatsvindt (wit omrand)
Gezien de aard en omvang van de opslag zal er geen wezenlijke verkeersaantrekkende werking zijn. Via de Voetakkers is de locatie doelmatig ontsloten. De verkeersbewegingen die gepaard gaan met de aan- en afvoer van de opgeslagen materialen kan goed afgewikkeld worden. Op het terrein voor de loods is voldoende 'logistieke ruimte' voor bevoorrading en parkeren.
De locatie waarop het wijzigingsplan betrekking heeft is gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' . Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Stede Broec bij besluit van 7 april 2011.
In het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van functiewijziging bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering (artikel 3.8.7). Middels deze wijzigingsbevoegdheid kan de functie worden gewijzigd in een bedrijfsbestemming, waaronder de opslag van volumineuze goederen.
3.8.7 Functiewijziging bij beëindiging agrarische bedrijfsvoering
Burgemeester en wethouders zijn, op grond van artikel 3.6.1 Wro, bevoegd om bij volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering het plan als volgt te wijzigen:
toetsing aan wijzigingsregels
Er wordt dus voldaan aan de voorwaarden die gelden bij toepassing van de wijzigingsregel.
relatie met het moederplan 'Landelijk gebied 2010'
Na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt deze verbeelding als zodanig onderdeel uit van het moederplan. Ten aanzien van de regels geldt dat naast het bepaalde in dit wijzigingsplan, de regels behorende bij het moederplan, voor zover relevant, van toepassing zijn.
Het betreft hier een particulier initiatief. De met deze ontwikkeling samenhangende kosten komen ten laste van de initiatiefnemer. Gezien de aard en omvang mag worden verwacht dat de ontwikkeling economisch uitvoerbaar is.
Inspraak vindt in het kader van dit wijzigingsplan niet plaats. Deze partiële bestemmingsplanherziening betreft een doorwerking van bestaand gemeentelijk beleid. Een ieder wordt in het kader van de planprocedure in de gelegenheid gesteld op het ontwerpwijzigingsplan te reageren.
Er wordt geen vooroverleg, als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro, gehouden aangezien het een wijzigingsplan betreft gebaseerd op het onherroepelijke bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' van de gemeente Stede Broec. Vooroverleg is bij een wijzigingsplan geen wettelijke verplichting.