direct naar inhoud van Regels
Plan: Escher Gardens
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0375FEscherGard-40ON

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Escher Gardens met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0375FEscherGard-40ON van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid - daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub - in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten door een bewoner in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.7 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie - dat door zijn beperkte omvang door een bewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, wordt uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren.

1.9 ambacht/ambachtelijk bedrijf:

het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.

1.10 ambulante handel:

het met een verkoopinrichting voor een dag of voor een bepaalde periode te koop aanbieden en/of verkopen van goederen en/of ter plekke bereide etenswaren, waarbij ten minste één van de bij die verkoop betrokken partijen zich op of aan de weg bevindt.

1.11 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

1.12 automatenhal:

een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van de Wet op de kansspelen zijn opgesteld.

1.13 baliefunctie:

een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.15 bed & breakfast:

een voorziening gericht op het voor een kortdurend verblijf, binnen een woning door de eigenaar-bewoner, bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt aan maximaal vier bezoekers.

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.17 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.18 belwinkel:

een (deel van een) gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.

1.19 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald waarmee rekening moet worden gehouden.

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.23 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.24 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat functioneel ondergeschikt is aan, en ten dienste staat van een hoofdgebouw, en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.

1.25 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.28 bouwmarkt:

detailhandelsvestiging waar bouwmaterialen en aanverwante zaken, alsmede materialen welke voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden nodig zijn, te koop worden aangeboden.

1.29 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.31 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.32 bruto-vloeroppervlak (bvo) van een functie:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.33 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, dan wel een bouwkundige constructie van enige omvang die, hetzij direct, hetzij indirect, steun vindt in of op de grond.

1.34 campuscontract

een huurovereenkomst voor studenten, zoals bedoeld in artikel 274d van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

1.35 culturele voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars. Binnen culturele voorzieningen is aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.61.

1.36 CPI-index:

consumentenprijs-index, een indexatiemethode waarbij het percentage jaarlijks wordt vastgesteld door het Rijk.

1.37 cultuurhistorische waarden (van het beschermd stadsgezicht):

de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten, groen en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, de aanleg, de historische bebouwing, alsmede de aanleg en de bebouwing die structuur- en karakterbepalend is met betrekking tot de openbare ruimte.

1.38 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.39 dakopbouw:

een vergroting van een gebouw welke een onzelfstandige uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning of andere daar gevestigde rechtmatige functie, en daarvan deel uitmaakt.

1.40 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen detailhandel in volumineuze goederen, perifere detailhandel, straathandel, sekswinkel, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, en het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan. Binnen detailhandel is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.61.

1.41 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, brand- en explosiegevaarlijke goederen en detailhandel die zich uit het oogpunt van ruimtelijke ordening niet onderscheidt van de hiervoor genoemde detailhandel.

1.42 dienstverlening:

het bedrijfsmatig en publieksgericht verlenen van diensten, al dan niet met baliefunctie, op onder meer medisch, juridisch, financieel, therapeutisch of cosmetisch gebied, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, kantoren, belwinkels, internetcafé, seksinrichtingen, escortbedrijven. Binnen dienstverlening is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.61.

1.43 doelgroep sociale huurwoningen:

als doelgroep voor sociale huurwoningen wordt aangemerkt huishoudens met een huishoudinkomen dat niet hoger is dan maximaal 1,5 maal het norminkomen van een meerpersoonshuishouden zoals staat omschreven in artikel 14 van de Wet op de huurtoeslag.

1.44 doelgroep middeldure huurwoningen:

als doelgroep voor middeldure huurwoningen wordt aangemerkt huishoudens met een huishoudinkomen zoals staat omschreven in artikel 2:3, vierde lid, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019. Met dien verstande dat indien voornoemde huisvestingsverordening is gewijzigd op het moment dat de aanvangshuurprijs in gaat, als doelgroep wordt aangemerkt huishoudens met een huishoudeninkomen zoals in de gewijzigde huisvestingsverordening opgenomen.

1.45 dove gevel:

gevel zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en daarbij voldoet aan artikel 1 vierde lid van de Wet geluidhinder.

1.46 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het maaiveld bevindt.

1.47 eerstelijnszorg:

zorg waar men zonder verwijzing naartoe kan gaan zoals huisarts, tandarts, fysiotherapeut, apotheker, maatschappelijk werker of wijkverpleegkundige.

1.48 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.49 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.50 extensief dagrecreatief gebruik:

een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken of een naar aard daarmee gelijk te stellen gebruik.

1.51 garagebedrijf:

een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.

1.52 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.53 gebruiksoppervlakte:

gebruiksoppervlakte conform de normen van NEN2580.

1.54 geluidgevoelige functies en gebouwen:

functies en gebouwen waaraan op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer bescherming tegen bij die regelingen gereguleerde geluidbelasting toekomt.

1.55 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.56 gemeentelijk beschermd stadsgezicht:

een gebied, zoals op een kaart aangegeven, dat bij besluit van de gemeenteraad van Den Haag is aangewezen als beschermd stadsgebied.

1.57 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.58 haven:

water met aansluitende kaden, kadeterreinen en de bijbehorende kunstwerken en steigers, ingericht voor het aanmeren van schepen.

1.59 hogere grenswaarde:

een bij besluit op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder 2012 vast te stellen wettelijke grenswaarde voor zoneringsplichtig wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai of industrielawaai, groter dan de voorkeursgrenswaarde maar lager dan de maximale ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidbelasting op grond van de Wet en het uitvoeringsbesluit.

1.60 hoofdgebouw:

een pand, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.61 horeca-inrichting, ondergeschikte horeca en aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca:

horeca-inrichting:

  • a. een inrichting geheel of gedeeltelijk gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van bereide gerechten, of dranken, al dan niet ter plaatse te nuttigen en/of het aanvullend aanbieden van vermaak;
  • b. een inrichting gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum en discotheek, een hotel of bed & breakfast, maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling en de 'Staat van Horeca-categorieën', tenzij in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel anders is bepaald. Dit geldt ook voor locaties waar horeca in ondergeschikte zin dan wel gerelateerd aan de hoofdfunctie plaatsvindt.

Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als bijlage Staat van horeca-categorieën bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie licht:

horeca-inrichtingen, waaraan volgens de bij deze regels behorende Staat van horeca-categorieën de categorie licht wordt toebedeeld. Over het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek en omliggende kantoren. De openingstijden liggen van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Het aanbieden van vermaak maakt geen onderdeel uit van de exploitatie.

Het gaat om horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken;

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 1" (h<1).

categorie middelzwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van horeca-categorieën de categorie middelzwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken, of;
  • het verstrekken van alcoholische dranken voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur, of;
  • het aanbieden van vermaak voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 2" (h<2).

categorie zwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van horeca-categorieën de categorie zwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, of;
  • het aanbieden van vermaak.

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 3" (h<3).

In aanvulling op deze horeca-categorieën conform de Staat van horeca-categorieën kunnen nog twee vormen van horeca voorkomen: ondergeschikte horeca en een aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca.

Ondergeschikte horeca:

Ondergeschikte horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemmingen dan wel de functies "detailhandel" en "dienstverlening", mits wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden:

  • 1. voor maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak of tot een voor de vestiging vastgesteld aantal m² Bvo;
  • 2. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 3. het schenken van alcohol is niet toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan;
  • 4. de uitstraling van de hoofdfunctie dient behouden te blijven.

Aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca:

Aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemmingen "cultuur en ontspanning" en "sport" dan wel de functies "culturele voorzieningen", "museum" en "sportvoorzieningen" alsmede in bestemmingen en functies indien dit nader is omschreven in de bestemmingsregels, mits voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden:

  • 1. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 2. in ruimtelijk opzicht de uitstraling van de hoofdfunctie dient te worden gehandhaafd.
1.62 hotel en/of pension:

elk gebouw dan wel een gedeelte van een gebouw, alsmede de daarbij behorende voorzieningen zoals horeca, terrassen, tuinen, zwembaden, tennisbanen, erven of terreinen of gedeelten daarvan, waar de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van tijdelijke huisvesting met gehele of gedeeltelijke verzorging.

1.63 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.64 internetcafé / -gelegenheid:

een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).

1.65 jachthaven:

haven met de daarbij behorende grond, waarbij overwegend gelegenheid wordt gegeven tot het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van pleziervaartuigen.

1.66 jeugdverblijf:

inrichting, niet door een Nederlandse overheid of krachtens een wettelijk voorschrift bekostigd, waar ten minste vier minderjarigen elk gedurende meer dan de helft van een half jaar buiten familieverband overnachten of naar verwachting zullen overnachten.

1.67 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.68 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder vergaderaccommodatie.

1.69 kap:

een bouwkundige constructie, uitwendig bestaande uit twee of meer hellende dakschilden onder een hellingshoek van elk ten minste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, bedoeld om een gebouw aan de bovenzijde af te dekken.

1.70 kapverdieping:

een in de kap van een gebouw gelegen ruimte, waarvan de vloer niet meer dan 1,20 m. onder de goothoogte ligt, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.71 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.

1.72 kiosk:

een solitair gebouw, geplaatst in de openbare ruimte, dat voor lichte horeca en/of detailhandel mag worden gebruikt.

1.73 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.74 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.75 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.

1.76 liberalisatiegrens:

een kale huurprijs die is gelegen boven de huurprijsgrens als bedoeld in artikel 13, eerste lid onder a, van de Wet op de Huurtoeslag.

1.77 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.

1.78 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarbij ingevolge de regels bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn voorgeschreven.

1.79 medische en paramedische voorzieningen:

een instelling zoals een ziekenhuis c.a., kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling.

1.80 middeldure huurwoning

een huurwoning met een aanvangshuurprijs vanaf de Liberalisatiegrens, met een huurprijs van maximaal € 950,- (prijspeil 2018, te indexeren met de CPI-index (alle huishoudens) +1%) welke woning gedurende een periode van minimaal 20 jaar als zodanig moet worden gebruikt, welke periode voor de betreffende middeldure huurwoning aanvangt op de ingangsdatum van de eerste ter zake van deze middeldure huurwoning te sluiten huurovereenkomst.

1.81 museum:

een permanente instelling ten dienste van de gemeenschap en van haar ontwikkeling, toegankelijk voor het publiek, die de materiële en immateriële getuigenissen van de mens en zijn omgeving verzamelt, bewaart, onderzoekt en tentoonstelt en hierover informatie verstrekt voor studie, educatie en recreatie. Binnen een museum is aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.61.

1.82 natuurgebied:

door het rijk aangewezen Natura 2000 gebieden, Natuurmonumenten en Habitatrichtlijngebieden waaraan ook het rijkscompensatiebeginsel is verbonden.

1.83 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.84 natuurwetenschappelijke waarde:

botanische, faunistische en morfologische waarden.

1.85 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.86 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.87 ondergeschikte bouwdelen:

delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- of kroonlijsten, liftkokers en installatieruimten.

1.88 ontheffingsbesluit:

het besluit van het bevoegd gezag tot het vaststellen van hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder, behorende bij dit bestemmingsplan.

1.89 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.90 overbouwing/onderdoorgang:

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.91 overkragende bebouwing:

bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.

1.92 pand:

(deel van een) gebouw met een eigen toegang, welke door de wijze van gebruik als zelfstandige entiteit functioneert.

1.93 parkeerdruk:

Het aantal in openbaar gebied geparkeerde auto's op het maatgevende moment, afgezet tegen de beschikbare parkeercapaciteit langs de openbare weg, waarbij rekening wordt gehouden met de voor de betreffende functies en voor het gebied geldende loopafstanden, zoals opgenomen in de Nota parkeernormen, uitgedrukt in procenten.

1.94 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox tenzij in de regels anders is bepaald.

1.95 paviljoen:

gebouw of overdekte stellage in parken of op feestterreinen of stranden waar horeca, muziekoptredens of toneeluitvoeringen zijn toegestaan.

1.96 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.
1.97 pergola:

een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.

1.98 perifere detailhandelsbedrijven:
  • a. bouwmarkten;
  • b. tuincentra;
  • c. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m2;
  • d. detailhandel in keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's met daarbij passende nevenassortimenten;
  • e. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
  • f. detailhandel in volumineuze goederen.
1.99 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.100 pleziervaartuig:

een schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.

1.101 plint:

het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin: de eerste en tweede bouwlaag van het gebouw.

1.102 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.103 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.104 restrictiegebied:

een gebied waar op grond van de openbare orde een bijzondere maatregel is genomen, zoals:

  • hot spots: op basis van het door de raad vastgestelde Veiligheidsplan (tijdelijk als ”hot spot” aangewezen plekken in de stad waar de meeste overlast en criminaliteit is geconstateerd);
  • verzamelverbod: op grond van de APV (in delen van de stad ingesteld tijdelijk verzamelverbod in verband met geconstateerde criminaliteit, heling en gebruik van drugs).
1.105 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.106 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.107 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting, een erotische massagesalon en een seksclub.

1.108 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.109 Sociale huurwoning:

een huurwoning waarbij gehuurd wordt met een kale huur die bij aanvang van de huur niet hoger is dan de dan geldende Liberalisatiegrens, welke woning gedurende een periode van minimaal 20 jaar als zodanig moet worden gebruikt, welke periode voor de betreffende sociale huurwoning aanvangt op de ingangsdatum van de eerste ter zake van deze sociale huurwoning te sluiten huurovereenkomst.

1.110 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport. Binnen een sportvoorziening is aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.61.

1.111 staat van bedrijfsactiviteiten op bedrijventerreinen:

de staat van bedrijfsactiviteiten op bedrijventerreinen behorende bij dit bestemmingsplan Escher Gardens.

1.112 staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

de staat van bedrijven bij functiemenging behorende bij dit bestemmingsplan Escher Gardens.

1.113 staat van horeca-categorieën:

de Staat van horeca-categorieën, behorende bij dit bestemmingsplan Escher Gardens.

1.114 stedelijke groene hoofdstructuur:

(groene) gebieden die vanuit stedelijk opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad, dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden.

1.115 studentenwoning:

een woonruimte voor studenten zoals bedoeld in artikel 274d van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

1.116 supermarkt:

Een zelfbedieningswinkel met een winkelverkoopvloer-oppervlak van minimaal 500 m², waar een breed assortiment algemene en verse levensmiddelen wordt verkocht, met een additioneel assortiment non-food.

1.117 Zorgwoning:

Een woning die gekoppeld is aan zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geíndiceerde zorgbehoefte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak, bestemmingsvlak of maatvoeringsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouw(onder)delen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouw(onder)delen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

2.8 hoogte van een windturbine:

vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.9 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.11 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimtes, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die deze ruimte of groep van ruimtes omhullen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:


In het hele gebouw, maar niet ondergronds:

  • a. dienstverlening;
  • b. maatschappelijk, waaronder uitsluitend wordt begrepen:
    • 1. gezondheidszorg;
    • 2. openbare dienstverlening;
    • 3. zorg- en welzijnsinstelling;
    • 4. bibliotheek;
    • 5. beroepsonderwijs en onderwijsvoorzieningen niet zijnde kinderdagverblijf, basisschool, speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs;

uitsluitend in de eerste bouwlaag:

  • c. detailhandel;


uitsluitend boven de eerste bouwlaag:

  • d. kantoor;

uitsluitend boven de tweede bouwlaag:

  • e. wonen;

uitsluitend in de eerste bouwlaag en tweede bouwlaag:

  • f. horeca in de categorieën licht en middelzwaar volgens de Staat van horeca-categorieën;
  • g. lobby's ten behoeve van boven de plint gelegen functies;
  • h. ongebouwde parkeervoorzieningen;

uitsluitend vanaf de eerste bouwlaag tot een maximale hoogte van 25 meter:

  • i. sportvoorzieningen;
  • j. cultuur en ontspanning waaronder uitsluitend wordt begrepen:
    1. atelier;
    2. creativiteitscentrum;
    3. tentoonstellingsruimte.


de bouwlagen onder maaiveld mogen uitsluitend gebruikt worden voor:
m. fietsparkeren;
n. technische functies;

één en ander zoals nader bepaald in artikel 3.5 en met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, gebouwde inpandige fietsparkeervoorzieningen, groen, water en overige bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • d. in uitzondering op het bepaalde onder 'b' dient ter plaatse van de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding' - 'overbouwing openbare ruimte' (sba - or) een overbouwde onderdoorgang ter breedte van de aanduiding in stand te worden gehouden en mag geen bebouwing worden opgericht tot een hoogte van 9 meter. De ruimte onder deze hoogte dient publiekelijk toegankelijk te zijn;
  • e. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - nissen (sba-nis) dient de gevel op minimaal één en maximaal twee plekken in te springen, daarbij gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de inspringing heeft of inspringingen hebben een diepte van minimaal 2 m ten opzichte van de gevel en een totale breedte van minimaal 15 m;
    • 2. de hoogte van de inspringing of inspringingen dient minimaal 9 m vanaf maaiveld te bedragen;
    • 3. de inspringing dient of inspringingen dient publiekelijk toegankelijk te zijn; 
  • f. beneden peil gelegen bebouwing mag uit niet meer dan twee lagen bestaan;
  • g. de verdiepingshoogte van de eerste bouwlaag bedraagt aan de zijde van de Waldorpstraat en aan het stationsplein ten minste 4,5 meter ten opzichte van het maaiveld;
  • h. voorzieningen ten behoeve van het gescheiden inzamelen van huishoudelijk afval dienen inpandig te worden aangebracht;
  • i. bij het realiseren van woningen binnen onderhavige bestemming dienen de voorwaarden van het Haags ontheffingenbeleid (RIS 20405) met betrekking tot eisen aangaande de geluidluwe zijde in acht te worden genomen;
  • j. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-dove gevel' (sba-dg) dienen de gevels van geluidgevoelige functies tot de bouwhoogte van 25 meter doof uitgevoerd te worden;
  • k. bij het realiseren van woningen binnen onderhavige bestemming dient vanaf een bouwhoogte van 25 meter op de te openen delen van verblijfsruimtes het geluidsniveau Lden ten gevolge van het spoorweglawaai, rekening houdend met het actuele geluidproductieplafond, ten hoogste 58 Lden te bedragen;
  • l. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied dient niet kleiner te zijn dan het verschil tussen de geluidbelasting van het spoorweglawaai, berekend op basis van het geluidproductieplafond van 2023 en gebaseerd op spectrum 2 (verkeersgeluid), en 31 dB;
  • m. Het bouwen van gebouwen voor trillingsgevoelige functies is uitsluitend toegestaan wanneer uit een dynamische berekening van de trillingssterkte blijkt dat de maximale trillingssterkte Vmax en de gemiddelde trillingssterkte Vper tenminste voldoen aan de streefwaarden voor een nieuwe situatie voor de gebouwfunctie wonen uit de richtlijn 'Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen' deel B van Stichting Bouwresearch, zoals deze geldt ten tijde van het besluit op de aanvraag om omgevingsvergunning;
  • n. In uitzondering op het bepaalde onder m is het bouwen van gebouwen voor trillingsgevoelige functies ook toegestaan op voorwaarde dat alle doelmatige of kosteneffectieve maatregelen om de trillingssterkte te verminderen worden getroffen en uit een dynamische berekening blijkt dat tenminste de streefwaarden voor een bestaande situatie voor de gebouwfunctie wonen, zoals bedoeld in richtlijn 'Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen' deel B van Stichting Bouwresearch, niet worden overschreden.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder j onder de voorwaarden dat:

  • a. aangetoond wordt dat de bedrijfsvoeringen van het emplacement en het stationsgebouw niet worden belemmerd;
  • b. op de te openen delen van verblijfruimtes het geluidsniveau Lden ten gevolge van het spoorweglawaai, rekening houdend met het actuele geluidproductieplafond, ten hoogste 58 dB Lden bedraagt;
  • c. de geluidbelasting van het emplacement Hollands Spoor op het bouwvlak niet meer dan 57 dB(A) etmaalwaarde bedraagt.
3.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en/of vormgeving van gebouwen en overbouwde onderdoorgangen in verband met de verkeers- en spoorveiligheid en/of vanwege van belang zijnde verkeerskundige maatregelen met het oog op de verkeersafwikkeling en doorstroming;
  • b. de situering van laad- en losmogelijkheden in verband met de verkeersveiligheid en/of vanwege van belang zijnde verkeerskundige maatregelen met het oog op de verkeersafwikkeling en doorstroming;
  • c. de situering van in- en/of uitritten van inpandige parkeervoorzieningen in verband met de verkeersveiligheid en/of vanwege van belang zijnde verkeerskundige maatregelen met het oog op de verkeersafwikkeling en doorstroming;
  • d. de situering en/of vormgeving van gebouwen, met name ten aanzien van hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft de bezonning en windhinder;
  • e. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen;
  • f. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • g. de verkeersveiligheid;
  • h. het bewerkstelligen van een acceptabel windklimaat.

3.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. binnen de bestemming mogen maximaal 1.250 woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 20% van de woningen, met uitzondering van studentenwoningen en zorgwoningen, kleiner mag zijn dan 40 m2 gebruiksoppervlakte, maar met een maximum van 55% op het totaal aantal woningen;
    • 2. minimaal 5% van de woningen heeft een woninggrootte van 70 m2 gebruiksoppervlakte of groter en ten minste 3 kamers;
    • 3. van de woningen ten minste 30% als sociale huurwoningen, gerekend vanaf de datum van de oplevering van de woningen, dient te worden geëxploiteerd;
    • 4. onder sociale huurwoningen in de zin van sub 3, worden tevens studentenwoningen gerekend, waarbij bij verhuur aan studenten dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  • I. De woningen worden gedurende minimaal twintig jaar, ook wanneer er in de tussentijd andere huurders komen te wonen (na mutatie), verhuurd aan studenten door middel van een campuscontract;
  • II. De huurprijs is maximaal de kwaliteitskortingsgrens als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag of maximaal de huurprijsgrens waaronder jongeren onder de 23 jaar in aanmerking komen voor huurtoeslag ingevolge artikel 13, eerste lid, onder b, van de Wet op de huurtoeslag;
  • III. Als uitzondering op het gestelde onder sub II, mag 30% van de studentenwoningen een huurprijs hebben tot de huurprijsgrens waaronder eenpersoons huishoudens recht hebben op huurtoeslag conform artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag;
  • IV. Na het verstrijken van de instandhoudingstermijn van 20 jaar is individuele verkoop (uitponden) of liberaliseren mogelijk middels dezelfde regels die gelden bij middeldure huur, met de toevoeging dat sociale huurwoningen bij verkoop éérst complexgewijs aan de in Den Haag actieve toegelaten instellingen aangeboden moeten worden voordat uitponden aan de orde komt;
  • V. De eigenaar/verhuurder rapporteert jaarlijks naar aan de gemeente Den Haag over de nieuwe verhuringen.
    • 1. De maximale huurprijzen voor sociale huurwoningen, waaronder in het kader van dit artikel ook studentenwoningen vallen, worden jaarlijks, per 1 januari, geïndexeerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 27, eerste lid van de Wet op de huurtoeslag;
    • 2. Van de woningen ten minste 20% gedurende twintig jaar als middeldure huurwoningen, gerekend vanaf de datum van de oplevering van de woningen, dient te worden geëxploiteerd, waarvan de helft tussen de liberalisatiegrens en € 850,- per maand en de helft tussen € 850,- en € 950,- (prijspeil 2018, te indexeren met de CPI-index (alle huishouden) +1%);
    • 3. Voordat de op grond van dit artikel gerealiseerde woningen in gebruik worden genomen, dient ten genoegen van het bevoegd gezag te worden aangetoond dat aan het bepaalde in de bovenstaande leden wordt voldaan;
  • b. horeca is uitsluitend toegestaan in de categorieën licht en middelzwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van horeca-categorieën als opgenomen in bijlage 3 van de regels;
  • c. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van kantoor dient minimaal 10.000 m2 en maximaal 20.000 m2 bedragen;
  • d. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de functie maatschappelijk, horeca, dienstverlening, cultuur en ontspanning, sportvoorzieningen, en detailhandel dient minimaal 1.000 m2 en maximaal 3.000 m2 te bedragen;
  • e. het gezamenlijke bruto-vloeroppervlak voor horeca en detailhandel is maximaal 750 m2;
  • f. afzonderlijke eenheden horeca of detailhandel hebben een maximum bruto-vloeroppervlak van 250 m2;
  • g. in aanvulling op het gestelde onder sub d dient het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van eerstelijnszorg minimaal 250 m2 te bedragen;
  • h. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de dienstverlening mag niet meer bedragen dan 1.000 m2;
  • i. minimaal 30% van de begane grond dient te bestaan uit publieksgerichte en toegankelijke functies zoals horeca, dienstverlening, ontmoetingsruimtes, detailhandel en lobby's;
  • j. minimaal 100% van de footprint van de stedelijke laag dient terug te komen als horizontale buitenruimtes, zoals voor bewoners toegankelijke daktuinen. Daarvan moet minimaal 40% ingericht worden met groen dat een bijdrage levert aan biodiversiteit en beperking van de opwarming van het gebouw;
  • k. het gebouw voorziet in ten minste 1.000 m2 bruto-vloeroppervlak aan ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de functie wonen gericht op ontmoeting en ontspanning zoals sportfaciliteiten, muziekruimtes, werkplekken en studieplekken;
  • l. Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt niet eerder verleend dan wanneer er, conform het instrument 'Puntensysteem groen- en natuurinclusief bouwen Den Haag (2019, RIS 301953)':

6 punten behaald worden voor gevel/ dak maatregelen;

4 punten behaald worden voor verblijfsmaatregelen;

6 punten behaald worden voor omgevingsmaatregelen;

  • m. Voor de toepassing van het instrument 'Puntensysteem groen- en natuurinclusief bouwen Den Haag (2019, RIS 301953)' dient advies te worden ingewonnen van een deskundig ecoloog;
  • n. ten aanzien van het gestelde onder j wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk ecoloog.
  • o. onbebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan tot het moment waarop met de bouw ten behoeve van de in lid 1 bedoelde functies, 3.1 a t/m g en i t/m l, wordt aangevangen.
  • p. Het gebruik van geluidgevoelige functies binnen de onderhavige bestemming is alleen toegestaan als op de te openen delen van verblijfruimtes het geluidniveau Lden van het spoorweglawaai, rekening houdend met de geluidproductieplafonds van 2023, ten hoogste 58 Lden bedraagt.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.1 onder f, ten behoeve van horeca in de categorie licht en middelzwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van horeca-categorieën als opgenomen in bijlage 3 van de regels in de stedelijke laag (lagen) tot een maximale hoogte van 25 meter. Het bepaalde in artikel 3.5 sub b ten aanzien van horeca is onverkort van toepassing;
  • b. artikel 3.1 onder d en e ,ten behoeve van een andere, niet-geluidgevoelige functie met een publieksgericht karakter op de bovenste twee bouwlagen (de zogenaamde Kroon), waaronder horeca in de categorie licht van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van horeca-categorieën als opgenomen in bijlage 3 van de regels, alsmede culturele voorzieningen;
  • c. artikel 3.5 onder f, ten behoeve van het samenvoegen van units, indien aangetoond kan worden dat dit noodzakelijk is voor de economische haalbaarheid en met dien verstande dat de afzonderlijke samengevoegde units niet groter mogen zijn dan 500 m2 bruto-vloeroppervlakte;
  • d. artikel 3.5 sub d, ten behoeve van de daarin maximaal toegestane bruto-vloeroppervlakte voor de functies maatschappelijk, horeca, dienstverlening, sport- en detailhandel;
  • e. artikel 3.5 sub a onder 2, met dien verstande dat voor maximaal 10% van de woningen met een woninggrootte van ten minste 70m2 gebruiksoppervlakte, mag worden afgeweken van de eis om minimaal 3 kamers te realiseren.
3.7 Voorwaardelijke verplichtingen
3.7.1 Verkeersbesluit Waldorpstraat

Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt uitsluitend verleend, indien een door of namens het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op grond van de Wegenverkeerswet 1994 genomen verkeersbesluit in werking is getreden ten behoeve van het afsluiten van de Waldorpstraat in Den Haag voor doorgaand gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van openbaar vervoer, taxi's en nood- en hulpdiensten.

3.7.2 Verplichting waterberging

  • a. Binnen 12 maanden na bouwkundige oplevering van een hoofdgebouw waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend, dient een waterberging in of in de directe nabijheid van het plangebied met een capaciteit van 200 m3 beschikbaar te zijn; voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen dient de uitwerking van de waterberging ter advisering te worden voorgelegd aan het Hoogheemraadschap van Delfland.
  • b. De waterberging als bedoeld onder sub a dient duurzaam in stand te worden gehouden en dient aan de volgende randvoorwaarden te voldoen:  
    • 1. een opvangcapaciteit voor berging van hemelwater van minimaal 200 m3;
    • 2. vertraagde afvoer van minimaal 24 tot maximaal 48 uur of een neerslag gestuurde lediging die zodanig wordt ingesteld dat voorafgaand aan een bui een hoeveelheid waterberging naar rato van de verwachte neerslag wordt vrijgemaakt.
3.7.3 Windhinder

Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt uitsluitend verleend, indien:

  • a. bij de aangevraagde omgevingsvergunning een onderzoek naar windhinder en windgevaar wordt overgelegd;
  • b. het onderzoek zoals genoemd onder a naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate inzicht biedt in de mogelijke gevolgen voor het lokale windklimaat in de gebouwde omgeving op basis van de NEN 8100 en de Haagse regels voor windhinder (RIS170509), en de aanvrager bereid is de eventueel daar uit voortvloeiende maatregelen te treffen;
  • c. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is geborgd dat eventuele maatregelen worden getroffen.

3.7.4 Parkeren

  • a. ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde functies, dient bij de aanvraag omgevingsvergunning op een objectieve wijze te worden aangetoond en gewaarborgd dat binnen een straal van 500 meter in voldoende parkeerplaatsen kan worden voorzien;
  • b. de verplichtingen onder 3.7.4.a gelden minimaal 10 jaar gerekend na datum van oplevering van het gebouw.

Artikel 4 Verkeer - Openbaar vervoerstation

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Openbaar vervoerstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plein;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. fietsenstalling met opgangen;
  • e. detailhandel;
  • f. dienstverlening;
  • g. horeca in de categorieën licht en middelzwaar uit de Staat van horeca-categorieën als opgenomen in bijlage 1 van dit plan.

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, laad- en losmogelijkheden, ten behoeve van de naastgelegen bestemming, water en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak op de verbeelding;
  • b. de hoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  • c. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'onderdoorgang' zijn tunnels ten behoeve van langzaam verkeer toegestaan dan wel dienen deze in stand te worden gehouden;
  • d. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'trap' is een trap ten behoeve van de fietsenstalling toegestaan.

4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:
    • 1. voor terrasschermen 2 meter;
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 5 meter.

b. in aanvulling op het gestelde onder a. zijn op het dak van de bestaande bebouwing
windschermen met een maximale hoogte van 3 meter toegestaan.

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering van laad- en losmogelijkheden in verband met de verkeersveiligheid en/of vanwege van belang zijnde verkeerskundige maatregelen met het oog op de verkeersafwikkeling en doorstroming.

4.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Horeca is toegestaan in de categorieën licht- en middelzwaar van de staat van horeca inrichtingen;
  • b. Het verkoopvloeroppervlak ten behoeve van detailhandel en dienstverlening mag niet meer bedragen dan 3350 m2 ;
  • c. Het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van dienstverlening mag niet meer bedragen dan 300 m2;
  • d. Het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van maatschappelijk mag niet meer bedragen dan 200 m2 .

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. wegen, uitsluitend ten behoeven van bestemmingsverkeer en openbaar vervoer;
  • b. voet- en fietspaden;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, laad- en losmogelijkheden, ongebouwde parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 7, geen gebouwen worden gebouwd.
5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering van laad- en losmogelijkheden in verband met de verkeersveiligheid en/of vanwege van belang zijnde verkeerskundige maatregelen met het oog op de verkeersafwikkeling en doorstroming.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

  • a. De in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  • b. overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, respectievelijk bebouwingspercentages is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter, respectievelijk 10% bedraagt. Voorwaarde daarbij is dat, indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 2,40 meter boven het maaiveld bevinden, of, voor zover deze bouwdelen boven een rijstrook zijn gelegen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 meter boven maaiveld bevinden;
  • c. een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is toegestaan voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft;
  • d. installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan op gebouwen met een kantoor- of bedrijfsbestemming, en daarnaast op overige gebouwen die niet als rijks-, provinciaal-, of gemeentelijk monument zijn aangewezen en niet in een rijksbeschermd stadsgezicht zijn gelegen;
  • e. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijksbeschermd stadsgezicht, voor zover daarvoor een afwijking is verleend;
  • f. voorzieningen ten behoeve van het gescheiden inzamelen van afval worden inpandig aangebracht en dienen voor aanvraag omgevingsvergunning te worden afgestemd met de Haagse milieu Services (HMS) en de gemeente Den Haag als contractbeheerder;
  • g. bouwwerken geen gebouwen zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
    • 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
  • h. een speeltoestel, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet, niet meer dan 4 meter bedraagt is toegestaan;
  • i. het is verboden een bestaande woning bouwkundig te splitsen tot twee of meer zelfstandige woningen;
  • j. er dient sprake te zijn van voldoende (fiets)parkeergelegenheid;
  • k. of sprake is van voldoende (fiets)parkeergelegenheid zoals genoemd onder 'j' wordt bepaald op basis van de (fiets)parkeernormen, (fiets)parkeereisen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in:
    • 1. voor motorvoertuigen: de Nota parkeernormen CID en Binckhorst, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
    • 2. voor fietsen: de beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • l. Een ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. Indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3.50 meter bij 5.00 meter bedraagt;
    • 2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1.80 meter bij 5.50 meter en ten hoogste 3.25 bij 6.00 meter bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2.50 bij 5.00 meter bedraagt.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken, op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
    • 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    • 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting: een sekswinkel: een paddoshop, een garagebedrijf: of een belwinkel:
  • b. Ingeval van een aan-huis-gebonden bedrijf of beroep mogen:
    • 1. de activiteiten geen hinder voor de woonsituatie opleveren en niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn;
    • 2. de activiteiten naar de aard en uitstraling geen afbreuk doen aan en in overeenstemming zijn met het karakter van de woning waarbij de activiteiten uitsluitend inpandig mogen worden uitgeoefend en geen buitenopslag en (licht)reclame tot gevolg hebben;
    • 3. de activiteiten geen detailhandel en/of horeca betreffen;
    • 4. de activiteiten aan de woonfunctie geen onevenredige verkeer aantrekkende werking tot gevolg hebben waarbij de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken;
  • c. Tenzij in de regels anders is bepaald, is een webshop alleen toegestaan mits geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van goederen plaatsvindt;
  • d. Ambulante handel is met inachtneming van het gestelde in de Verordening straathandel Den Haag 2017 toegestaan;
  • e. Speeltoestellen zijn toegestaan;
  • f. Een ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. Indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3.50 meter bij 5.00 meter bedraagt;
    • 2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1.80 meter bij 5.50 meter en ten hoogste 3.25 bij 6.00 meter bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2.50 bij 5.00 meter bedraagt.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten en perceelsgrensafstanden en bebouwingspercentages met maximaal 10%, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • b. geringe overschrijding van bestemmingsvlakken, bouwvlakken, functieaanduidingen en maatvoeringsvlakken zijn toegestaan tot een maximum van 0,5 meter, voor zover dit nodig is vanwege een technisch beter verantwoorde uitvoering van bouwwerken;
  • c. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
  • d. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2.
  • e. speeltoestellen met een hogere hoogte dan bepaald in artikel 7 onder [h];
  • f. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
    • 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
    • 2. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw.
9.2 Afwijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
    • 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
    • 2. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw.
  • b. het bepaalde in artikel 8 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

9.3 Afwijken overige regels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  • c. bouwwerken ten behoeve van veiligheidsvoorzieningen of verkeersregulering, zoals anti-ramkraakpaaltjes, verhoogde trottoirs en/of pollers;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het wegverkeer zoals snellaadstations;
  • e. terrassen ten behoeve van horeca-inrichtingen.

Artikel 10 Overige regels

  • a. Indien in de regels van dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wetten, wetsbepalingen, algemene maatregelen van bestuur of verordeningen betreft het wetten, wetsbepalingen, algemene maatregelen van bestuur of verordeningen zoals deze luiden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan;
  • b. Indien ingevolge dit plan hogere grenswaarden (Wgh) zijn vastgesteld, dient te worden voldaan aan het Haags ontheffingenbeleid en de daarin opgenomen voorwaarden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het gestelde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  • c. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het gestelde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het gestelde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Escher Gardens.