direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oude Waalsdorperweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan op voor het plangebied Oude Waalsdorperweg.

  • a. De NAVO wenst haar bestaande vestiging aan de Oude Waalsdorperweg 61D-1 opnieuw in te richten en uit te breiden ten behoeve van de NATO Communications & Information Agency (verder NCIA). Het gebouw wordt daarbij gerenoveerd. Ook wordt deze kantooraccommodatie uitgebreid om tenminste 740 medewerkers te kunnen huisvesten en een vrijliggende bovengrondse parkeergarage mogelijk gemaakt om de daarmee samenhangende parkeerbehoefte op te vangen. Rondom het gebouw wordt een veiligheidszone ingericht. Het leidt tot een vergroting van de huidige NCIA kavel waarbij een deelgebied ten noorden van de kavel wordt toegevoegd. Dit deelgebied behoort nu toe aan de Ecologische Hoofdstructuur, zoals deze door Provinciale Staten van Zuid-Holland in haar Verordening Ruimte is vastgesteld. Teneinde deze ingreep te compenseren wordt een op korte afstand gelegen groenzone ten zuiden van de kavel aan de Ecologische Hoofdstructuur toegevoegd. Ook wordt de bestaande NCIA-kavel en haar uitbreiding ingericht voor mitigerende maatregelen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.
  • b. De naastgelegen TNO vestiging is eveneens in het plangebied betrokken, omdat de geldende planologische-regeling voor de NCIA-kavel ook op de vestiging betrekking heeft. De ontwikkeling op de NCIA-kavel betekent dat de regeling voor de TNO-vestiging op sommige onderdelen daarvan moet worden losgekoppeld. Dit bestemmingsplan biedt de gelegenheid daartoe. Verder zal in verband met komende hantering van veiligheidszones het erf rondom de TNO-gebouwen te zijner tijd anders worden ingericht.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg is:

  • a. het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur in een juridisch-planologisch kader met dien verstande dat:
  • b. het een aantal nieuwe ontwikkelingen in het plangebied mogelijk maakt te weten:
    • 1. de uitbreiding van bestaande gebouwen van het NCIA;
    • 2. de veiligheidszone rondom het NCIA-complex;
    • 3. de verlegging van de Oude Waalsdorperweg naar het westen op een klein deel van het militaire sportcomplex en de bouw van een nieuw gebouw aldaar;
    • 4. mitigerende maatregelen in verband met de natuurbescherming én
    • 5. de herinrichting van een groenzone ten zuiden van het complex tot natuurgebied in verband met compensatie van de verkleining van de ecologische hoofdstructuur ten noordwesten van het complex;
    • 6. de aanleg van een rotonde ter vervanging van de splitsing in de Oude Waalsdorperweg en daaraan aansluitend een vervangende bushalte in te richten mede ter verbetering van de verkeersveiligheid en een trottoir langs de zuidelijke tak van de Oude Waalsdorperweg van de keerlus naar de ingang van NCIA respectievelijk TNO.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied ligt in het noordwesten van de gemeente Den Haag. De begrenzing van het plangebied is als volgt

  • a. aan de noordelijke zijde: de Oude Waalsdorperweg grenzend aan Oostduinen;
  • b. aan de oostelijke zijde: de gemeentegrens met de gemeente Wassenaar;
  • c. aan de zuidzijde: de zuidelijke tak van de Oude Waalsdorperweg en de Landscheidingsweg en
  • d. aan de westzijde: de naar het westen verlegde Oude Waalsdorperweg bij het militaire sportcomplex

en op afbeelding 1.1 aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0001.png"

Afbeelding 1.1: Ligging van het plangebied in de gemeente

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerende bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan "Oude Waalsdorperweg" vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan   vastgesteld   goedgekeurd   onherroepelijk  
Noordelijke Randweg - Benoordenhout   30 januari 1997   23 september 1997   18 mei 2000; bij raadsbesluit van 8 november 2007 verlengd tot 30 januari 2017  
Oostduinen   11 juni 2009   n.v.t.   2 december 2009  
Benoordenhout - Internationaal Strafhof   10 februari 2011   n.v.t.   28 maart 2012  

Het eerste bestemmingsplan bestrijkt de oorspronkelijke NCIA-kavel en de Oude Waalsdorperweg vanaf de splitsing, evenals de locatie Oude Waalsdorperweg en 65, het tweede de uitbreiding van de NCIA-kavel en het derde de groene zone ten zuiden van de oorspronkelijke NCIA-kavel, die voor EHS-compensatie wordt aangewend. In het plangebied is van deze bestemmingsplannen ten behoeve van de verlening van omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen niet afgeweken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0002.png"

Afbeelding 1.2: uitsnede vigerend bestemmingsplan "Noordelijke - Randweg - Benoordenhout"

De Oude Waalsdorperweg werd in het bestemmingsplan "Noordelijke - randweg - Benoordenhout" de bestemming 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen. De NCIA-kavel en de TNO-kavel werden de bestemming 'Defensiedoeleinden III' aangewezen. De bestemmingsomschrijving noemt kantoor- en onderzoeksdoeleinden ten behoeve van defensie en aan defensie gelieerde instellingen. In het gezamenlijke bouwvlak mocht maximaal 80 % van de grondoppervlakte daarvan bebouwd worden. De maximale bouwhoogte mocht 15 meter bedragen. De TNO-toren mocht een maximale bouwhoogte van 44 meter hebben. Het blijkt 51 meter te zijn. Tevens gold onder genoemde weg en op beide kavels de bestemming "Waterwingebied".

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0003.png"

Afbeelding 1.3: uitsnede vigerend bestemmingsplan "Oostduinen"

In het bestemmingsplan "Oostduinen" werd aan het defensie-sportveldencomplex de bestemming “Maatschappelijk – 2” (artikel 7) aangewezen. In de bestemmingsomschrijving worden veldsporten, voormalige kustverdedigingswerken, waterwinning en bescherming van het grondwater, ontsluiting van het bestemmingsverkeer voor de bestemmingen “Maatschappelijk 1” en “Maatschappelijk 4” en bescherming van dit archeologisch waardevolle gebied genoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0004.png"

Afbeelding 1.4: uitsnede vigerend bestemmingsplan "Benoordenhout - Internationaal Strafhof"

In het bestemmingsplan "Benoordenhout - Internationaal Strafhof" werd het gebied tussen de zuidelijke tak van de Oude Waalsdorperweg en de Landscheidingsweg de bestemming "Natuur" aangewezen en de dubbelbestemming "Waarde- Archeologie" (WR-A). In het noordelijk deel ervan gold ook de gebiedsaanduiding "Milieuzone - Waterwingebied", die op de uitsnede met een groene arcering werd aangeduid. Het grondwaterbeschermingsgebied was niet in dat plan opgenomen.

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen. In dit plangebied zijn het er twee.

  • a. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen. Het bestrijkt het gehele plangebied.
  • b. Parapluherziening Archeologie. De parapluherziening heeft betrekking op gebieden met een vastgestelde archeologische waarde of archeologische verwachting. In dit plan is ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming ‘Waarde (archeologie)’ toegevoegd en zijn regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Het bestrijkt het gehele plangebied.

De wijze waarop het bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg het beleid in de parapluherziening voor archeologie vervangt, is beschreven in paragraaf 5.2.6. De toetsing aan de parapluherziening sexinrichtingen vindt plaats in paragraaf 5.3.2 1e tabel rij g.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Oude Waalsdorperweg aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 ten aanzien van de milieukwaliteitseisen. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande (en de te ontwikkelen) situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan. In hoofdstuk 7 wordt verslag gedaan van het vooroverleg en de inspraak.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

De naam 'Waalsdorp' is ontleend aan de buurtschap Walinxdorp, korte tijd een hoge heerlijkheid, een zelfstandig gebied met eigen wet-en regelgeving, dat in Oostduinen lag. De "Waelstorperlaen" wordt al vermeld in 1559. De weg werd in 1935 afgesplitst van de Waalsdorperweg en eindigt op de Vlakte van Waalsdorp. Het buurtschap raakte in de loop der tijd ontvolkt en verdween.

Het plangebied vormt een onderdeel van duingebied 'Oostduinen'. Dat bestaat uit 'jonge duinen' waarvan de vorming na 1100 is begonnen. De grootste aanvoer en verstuiving van zand vond plaats van de 13e tot en met de 17e eeuw. Bovenop oude strandwallen, duin- en strandzanden ontstonden zo reliëfrijke duinen. In de 18e en 19e eeuw traden grote verstuivingen op na beschadiging van de vegetatie door menselijk handelen (vooral het agrarisch gebruik), konijnen en het klimaat. Sinds 1854 zijn deze verstuivingen geleidelijk tot stilstand gebracht door het inplanten van helm en het reglementeren van het menselijk gebruik.

Dit betekent niet dat daarna de Oostduinen ongemoeid bleven. De spoorwegverbinding Den Haag-Scheveningen (na de oorlog opgeheven), een buiten van de Koninklijke familie (Ruygenhoek; in 1983 afgebrand), het Nettenboetstersveld en van recentere datum de waterwinning (sprangen, infiltratieplassen, leidingen), defensiegebruik en de recreatie zijn daar voorbeelden van.

Tot in 1870 kwamen in het gebied natte tot vochtige valleien voor die grotendeels verdwenen zijn door de waterwinning. Voor aanvang van de waterwinning lag het grondwater op 3 tot 5 meter boven NAP. Nu varieert het van 2 tot 10 meter boven NAP, afhankelijk van de aanwezigheid van winningsmiddelen. Sinds 1955 zorgt de infiltratie van rivierwater voor de aanwezigheid van permanent open water in een groot deel van de valleien.

Aan deze rand van de bebouwde kom werden verschillende kazernes gebouwd en een daarbij behorend oefen- en later ook sportterreinencomplex ingericht. Het sluitstuk van deze ontwikkeling vormde na de Tweede Wereldoorlog de bouw van een militair onderzoeksinstituut in het plangebied. Het lag ten noorden van de kazerne Kleine Alexander en ten westen van de kazerne Kamp Waalsdorp. Het kon eventueel als noodziekenhuis worden gebruikt en kende een eigen vliegveld, dat op de huidige Landscheidingsweg gelegen was.

Na de Tweede Wereldoorlog werd het gebombardeerde Kamp Waalsdorp niet meer herbouwd. Bij de aanleg van de Landscheidingsweg - op een groot deel van het tracé van de gesloten Hofpleinspoorlijn - en de Hubertustunnel werd de kazerne Klein Alexander gesloopt en bleven de terreinen onbebouwd. Nadat het gebruik als ziekenhuis werd beëindigd, werden de gebouwen in gebruik genomen door de NAVO respectievelijk door TNO. Op het NAVO-terrein waren eerst het Shape Technical Centre (STC) en daarna het NATO Command, Control en Consultation Agency (NC3A) gevestigd. De aanhechting aan een militaire kazerne kwam enkele jaren geleden volledig te vervallen, toen de Alexanderkazerne werd gesloopt. Het inmiddels gereed gekomen gebouw van de International Criminal Court nam haar plaats in. Een complex met een beperkte grondoppervlakte en omgeven door een duinlandschap. Ook daarmee veranderden de NCIA- en TNO-kavels van een onderdeel van een militair complex in een solitaire kantorenlocatie in een groene omgeving.

De locatie van de politiehondenvereniging bij het begin van de zuidelijke tak van de Oude Waalsdorperweg werd bij de aanleg van de Hubertustunnel uitgekocht waarmee een braakliggende zone aan beide zijden van de Landscheidingsweg is ontstaan.

De keuze voor het boren van de Hubertustunnel is gemaakt om het gebied te ontlasten van verkeer en tegelijkertijd het duingebied te sparen voor doorsnijding door afgraving (natuurbehoud). De enige compensatie die erna uitgevoerd hoefde te worden was de landschappelijke inpassing van de tunnelmondingen (RIS 069567/november 1999). Deze tunnelschachten waren kaal opgeleverd om het bentoniet, een product benodigd voor de boring, tijdelijk te kunnen opslaan.
De locatie van de voormalige polititiehondenvereniging huisvestte in die periode een scheidingsinstallatie, waar het mengsel vanuit de tunnel gedolven grond en bentoniet werd gescheiden. Na beëindiging van de bedrijfsvoering werd, in overleg met Dunea, dit terrein heringericht waarbij het uitgangspunt was inpassing in landschap (inheemse soorten) conform raadsvoorstel Hubertustunnnel.


Voordat de Hubertustunnel in 2008 in gebruik werd genomen, sloot de Landscheidingsweg op de Oude Waalsdorperweg aan richting de kruising met de Van Alkemadelaan.

De spoorweglijn werd in de vijftiger jaren opgebroken. Het gedeelte daarvan ten zuiden van de NCIA- en TNO-kavels werd niet in de Landscheidingsweg betrokken en bleef braakliggend terrein.

2.3 Archeologie

Het gebied is volgens de Nieuwe Geologische Kaart van Den Haag en Rijswijk gelegen in het met met Jong Duin (Laag van Den Haag) overstoven strandwallenlandschap, op de overgang van een depressie in de strandwal (Laag van Voorburg) waar zich veen heeft ontwikkeld. Het strandwallenlandschap vormde al vanaf de prehistorie een aantrekkelijk gebied voor de mensen om zich te vestigen. De hoger gelegen zandruggen en duinen waren geschikt voor bewoning en akkerbouw, terwijl de lager gelegen duinvalleien en de strandvlaktes gebruikt konden worden voor het weiden van vee. Ook bood het duingebied goede mogelijkheden voor de jacht en het periodiek verzamelen van allerlei eetbare bessen en vruchten. Daarnaast konden de prehistorische bewoners vanwege de nabijheid van strand en zee hun menu verrijken met onder andere schelpdieren en vis.

Op de strandwal waarop het plangebied ligt, dateert de vroegste bewoning uit de bronstijd en de ijzertijd. Bij een opgraving ter hoogte van de ingang van de Hubertustunnel aan de zijde van de Oude Waalsdorperweg is een vindplaats opgegraven met cultuurlagen uit de bronstijd, ijzertijd en de late middeleeuwen. Uit de bronstijd werd hier een crematiegrafveld gevonden. Bij archeologisch onderzoek ter plaatse van de nieuwbouw van het internationaal strafhof (ICC) zijn ook keerploeg- en spitsporen aangetroffen, die op basis van aardewerkscherven in de late ijzertijd gedateerd konden worden.

De bewoning en activiteit in het gebied kan zich – al dan niet onderbroken – hebben voortgezet tot aan het begin van de late middeleeuwen, toen het gebied overstoven raakte door een dik pakket zand (Laag van Den Haag). Op het terrein van TNO, werden bij opgravingen in 1983 op twee niveaus akkerpercelen met spit- en ploegsporen aangetroffen.Deze bodems dateren uit de vroege middeleeuwen en de 12de tot begin 13de eeuw. Ook bij recent onderzoek op het naastliggende terrein van het NCIA zijn deze akkerniveaus aangetroffen. De akkers behoorden waarschijnlijk bij een nederzetting, waarvan sporen zijn teruggevonden buiten het bestemmingsplangebied, ten oosten van het TNO-terrein.

De overstuivingen zijn doorgegaan tot in de 18de eeuw en hebben ervoor gezorgd dat het gebied in de loop der tijd grotendeels ongeschikt werd voor bewoning en/of landbouw. Dezelfde afdekkende laag zorgt echter ook voor goede conservering van het onderliggende archeologische bodemarchief.

Voor het bestemmingsplangebied – met uitzondering van een kleine strook langs de Landscheidingsweg en twee reeds onderzochte percelen - geldt een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de bronstijd tot de late middeleeuwen.

2.4 Ruimtelijke structuur

2.4.1 Stedenbouwkundige structuur

In het plangebied zijn de gebouwen van NCIA en TNO solitair gelegen. Voor het overige zijn er aan die zijde geen gebouwen van enige omvang te bekennen. Genoemde gebouwen vormen een samenhangend ensemble. De oorspronkelijke typologie bestaat uit twee omvangrijke, lage bouwvolumes met elk twee ruime patio's en elk een verbijzondering in twee bouwlagen voor de liftschachten en -installaties. De gebouwen vormden een ritme. Het gebouw van TNO is later uitgebreid met een derde patio, waardoor het ritme doorbroken werd. Rond deze hoofdvolumes liggen verschillende losse gebouwen. Aan de zuidzijde zijn dat twee grotere bouwvolumes van 750 m2 . Aan de noordzijde is dat een strip met kleinere losse utilitaire gebouwtjes. Beeldbepalend is de ranke onderzoekstoren van circa 45 meter hoog bij het TNO-gebouw. De entrees van de beide gebouwencomplexen zijn aan de zuidelijke tak van de Oude Waalsdorperweg gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0005.png"

Afbeelding 2.1: Bestaande stedenbouwkundige structuur van het plangebied en haar omgeving

2.4.2 Geomorfologische structuur

De structuur van Oostduinen, waarvan het plangebied geomorfologisch een onderdeel vormt, is voornamelijk gebaseerd op de structuur van de oude en jonge duinen. De oude duinen zijn duizenden jaren geleden gevormd en vormen een stelsel van min of meer evenwijdige, langgerekte zandwallen, gescheiden door laagten, de strandvlakten.

  • De eerste, meest westelijke zone van duinen, is de zeereep met een gemiddelde hoogte van 15 tot 20 meter boven NAP. De breedte van de zeereep is circa 200 meter.
  • De tweede zone, het grootste deel van het gebied en circa 2 kilometer breed, bestaat uit vlakke duinvalleien, afgewisseld met parabool(stuif)duinen waarvan de hoogste tot 30 meter reiken. Voor de waterwinning en defensiedoeleinden hebben soms zeer ingrijpende vergravingen plaatsgevonden.
  • De derde zone is het meest landinwaarts gelegen en wordt gevormd door een smalle hoge doorlopende duinenrij met vaak zeer steile hellingen. Deze zone - de Musschenberg - bestaat overwegend uit een hoog paraboolduincomplex.
  • Aan de westzijde zetten de hoge paraboolduinen zich vanuit de Musschenberg voort in het deelgebied Uilenbos. De binnenduinrand loopt hier steil af en heeft een min of meer natuurlijke morfologie.
  • Ter hoogte van Waalsdorp zijn de hoogten echter gering. Het is vrij laag, mogelijk betreft het hier een oude strandvlakte, het wordt dan ook de Vlakte van Waalsdorp genoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0006.png"

Afbeelding 2.2 Geomorfologische indeling van Oostduinen

2.4.3 Vegetatie

Een recente vegetatiekartering van de Waalsdorpervlakte en het Uijlenbos in opdracht van het Ministerie van Defensie concludeert dat vooral struweel en bos, alsmede een kleiner areaal grasland is gekarteerd. De graslanden worden gerekend tot het habitattype 'grijze duinen' (2130). De ruigten worden gerekend tot het habitattype 'duindoornstruwelen' (2160). De bossen - deels eikenstrubben - worden ten dele gerekend tot het habitattype 'duinbossen', de hoge opgaande bossen niet. Vegetatietypen van vochtige tot natte standplaatsen zijn in het plangebied en wijde omgeving niet gekarteerd.

2.4.4 Verkeer en infrastructuur

Het plangebied wordt ontsloten door de Oude Waalsdorperweg. Naar het westen toe sluit deze weg aan op de Van Alkemadelaan,waarbij een rotonde gepasseerd wordt, naar het oosten toe voegt het verkeer vanuit die rotonde in op het wegvak richting Leidschendam-Voorburg en de A4 van de Landscheidingsweg. Tunnel en Landscheidingsweg vormen een onderdeel van de Noordelijke Randweg, een stedelijke hoofdweg.

In het plangebied splitst de Oude Waalsdorperweg zich in een zuidelijke route naar de NCIA- en naar de TNO-locatie en een noordelijke route naar het oefen- en sportveldencomplex van Defensie en de herdenkingsplaats.

Beide locaties kennen parkeerterreinen op eigen erf. De NCIA-locatie kent op eigen terrein een parkeerterrein met 280 onoverdekte parkeerplaatsen voor motorvoertuigen en een overdekte fietsenstalling. Ook TNO kent alleen onoverdekte parkeerplaatsen, maar die zijn gelegen op een aansluitend terrein op het grondgebied van de gemeente Wassenaar.

Zowel de naastgelegen wijk Duinzigt als het plangebied kennen busaansluitingen. De ontsluiting van het plangebied per openbaar vervoer gebeurt met spitsbus 22, die op werkdagen in de ochtend- en avondspits tussen Centraal Station en de Oude Waalsdorperweg (TNO) rijdt. De reguliere bus 22 heeft zijn eindpunt in Duinzigt en rijdt via CS naar Duindorp en vice versa. Op enige afstand halteert buslijn 23 op de Van Alkemadelaan.

2.4.5 Bodem

De bodem bestaat tot een diepte van circa 2 meter -NAP meestal uit kalkrijk, maar mineralogisch arm jong duin. Daaronder zijn tot een diepte van 7 meter -NAP strandzanden aangetroffen met tot een diepte van 6 meter fijnkorrelige zeebodem-afzettingen. Rond NAP bevinden zich slecht doorlatende veenlagen.

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bodem bedreigende activiteiten plaatsgevonden. Het plangebied betreft een voormalig defensieterrein, met onder andere een militair oefenterrein en schietbanen. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m-maaiveld) grotendeels is gelegen in zone B2 en gemiddeld licht verontreinigd is met kwik en PCB. Het resterende deel van de bovengrond is gelegen in zone B6 en is gemiddeld licht verontreinigd met PAK. De ondergrond (0,5-2,0 m-mv.) is geheel gelegen in zone O2 en is gemiddeld licht verontreinigd met PCB.

2.4.6 Waterhuishouding

Waterhuishoudkundig gesproken behoort het plangebied tot het zogenaamde 'boezemgebied'. Het grondwaterpeil ligt op 0,43 meter beneden NAP. Het grondwaterpeil van dit duingebied heeft echter een eigen dynamiek en fluctueert tussen + 0,7 meter NAP in natte tijden en - 0,3 meter NAP tijdens droogte.

Het plangebied vormt grotendeels een grondwaterbeschermingsgebied, maar kent geen winningspunten.

Voor de waterwinning worden diepe winningen aangewend De grondwaterstroming is zuidoostelijk gericht. Uit een recente vegetatiekartering blijkt dat in het plangebied geen vegetatietypen van vochtige of natte standplaatsen aanwezig zijn. Het plangebied kent geen oppervlaktewateren. Er bevinden zich geen waterkeringen.

Het afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie in de Harnaschpolder.

2.4.7 Kabels en leidingen

Het plangebied kent een stelsel van kabels en leidingen ten behoeve van de levering aan de aldaar gelegen vestigingen of de afname daarvan. De enige leiding van gemeentelijke betekenis ligt ver buiten het plangebied. Langs de van Alkemadelaan bevindt zich een aardgas transportleiding van de N.V. Gasunie met een doorsnede van 16” en een druk van 40 bar die naar het aardgasontvangst- en verdeelstation aan de Groningsestraat in Scheveningen loopt. Ze voorziet het stadsdeel Scheveningen van aardgas.

2.5 Functionele structuur

2.5.1 Kantoren

Het plangebied herbergt een tweetal kantoor - en onderzoekscomplexen, die ten dienste staan van de landsverdediging.

2.5.2 Aangrenzende functies

Ter hoogte van dit bestemmingsplan herbergt het bestemmingsplan "Oostduinen" een natuurgebied en een sportveldencomplex. Dat complex ligt ten westen van dit plangebied. Het natuurgebied wordt evenzeer voor defensiedoeleinden aangewend.

Het bestemmingsplan "Benoordenhout - Internationaal Strafhof" herbergt ten westen en zuidwesten van het plangebied het Internationaal Strafhof en de haar omringende tuin en ten zuiden een groenstrook, die aan haar zuidelijke zijde begrensd wordt door de Landscheidingsweg en de oostelijke entree van de Hubertustunnel of door de Hubertustunnel zelf.

Ten oosten van het plangebied ligt het grondgebied van de gemeente Wassenaar, dat de parkeerterreinen bij de TNO-vestiging herbergt en ten noorden daarvan het natuurgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0007.png"

Afbeelding 2.3: Omliggende bestemmingsplannen

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer.

De eerste paragraaf gaat in op het allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk niveau. Daarna wordt het specifieke beleid voor een aantal relevante thema's uiteen gezet.

De 'ruimtelijke vertaling' van het beleid in de Regels en op de Verbeelding wordt beschreven in hoofdstuk 5.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels, maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen (artikel 2.6.3.1) met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, het Kustfundament en de Ecologische Hoofd Structuur (artikel 2.10.4) van belang.

Volgens het Barro is er in het bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg een project van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden: de Ecologische Hoofd Structuur. De bepaling van de structuur is een taak van Provinciale Staten en hun beleid is in de Verordening Ruimte opgenomen.

In de paragrafen 4.3, 5.2.1, 5.2.8 en 5.2.16 wordt het bestemmingsplan aan deze voorwaarden getoetst.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat besluit is een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 3.1.7 van de Wet ruimtelijke ordening die gehanteerd moet worden bij de voorbereiding van een bestemmingsplan. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma en de afspraken gemaakt in Haaglandse gemeenten in een Regionaal Structuurplan 2020. Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moeten worden doorlopen. In paragraaf 5.2.2 wordt het bestemmingsplan aan deze voorwaarde getoetst.

3.2.2 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit

De Visie Ruimte en Mobiliteit (vastgesteld op 9 juli 2014) is opgesteld vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen. De provincie wil met de visie een uitnodigend perspectief bieden.

De Visie Ruimte en Mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. Dat geeft houvast voor andere ruimtelijke plannen en voor investeringen in ruimte en netwerk. Het geeft ook duidelijkheid over de randvoorwaarden die de provincie daaraan stelt.

Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht,
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Vanuit het besef dat stad en land één leefomgeving vormen met elkaar aanvullende kwaliteiten, kent deze Visie Ruimte en Mobiliteit een indeling in functionele in plaats van gebiedsgerichte hoofdstukken:

  • 1. mobiliteit en bebouwde ruimte;
  • 2. de kwaliteit van landschap, groen en erfgoed;
  • 3. water, bodem en energie.

Deze indeling maakt ook duidelijk waar de vier 'rode draden' het nadrukkelijkst doorwerken in het beleid: het beter benutten en het vergroten van de agglomeratiekracht hoofdzakelijk bij 'mobiliteit en bebouwde ruimte', het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit hoofdzakelijk bij 'kwaliteit van landschap, groen en erfgoed' en het bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving hoofdzakelijk bij 'water, bodem en energie'.

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via een Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen.

Samenhang tussen visie, programma's en verordening

De Visie Ruimte en Mobiliteit beschrijft het strategische beleid van de provincie Zuid-Holland. Het operationele beleid is opgenomen in programma's. Deze zijn preciezer en zullen daarom vaker worden geactualiseerd. Het Programma Ruimte bevat al het ruimtelijk relevante operationele beleid en het Programma Mobiliteit het operationele mobiliteitsbeleid met daaronder allerlei uitwerkingen. Mede door het verschil in uitvoering en detailniveau, zijn de programma's voor ruimte en mobiliteit apart gehouden.

Tot slot bevat het beleid een herziene ruimtelijke regelgeving, die is uitgewerkt in de Verordening ruimte 2014. De Verordening stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen.

De Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Ruimte hebben beide de status van structuurvisie, zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Visie Ruimte en Mobiliteit heeft ook de status van verkeer- en vervoersplan zoals bedoeld in de Planwet Verkeer en Vervoer, paragraaf 3 (“Het provinciale verkeers- en vervoerplan”), artikel 5 en 6. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de provincie haar planologisch- juridische instrumentarium (waaronder de Verordening ruimte 2014, het inpassingsplan en de aanwijzing) kan inzetten als sprake is van een provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in het programma. De Visie, de Programma's en de Verordening vullen elkaar aan, maar delen de belangrijkste drijfveer: het vertrouwen in de kracht van de samenleving.

Verordening Ruimte

De Verordening Ruimte,zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland op 9 juli 2014, bevat onder andere regels voor bebouwde ruimte en mobiliteit. Voor het stedelijke gebied is met name de Ladder voor duurzame verstedelijking van belang. De ladder is door het Rijk in het leven geroepen om een goed functioneren van het ruimtelijke ordeningssysteem te bevorderen.

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaande stads- en dorpsgebied kan plaatsvinden wordt uitsluitend gebruik gemaakt van bepaalde locaties.

Volgens de Verordening Ruimte zijn er naast de Ladder voor duurzame verstedelijking in het bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg andere provinciale belangen aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden: kantoren (artikel 2.1.2), ruimtelijke kwaliteit (artikel 2.2.1), Ecologische Hoofd Structuur (artikel 2.3.4.1)en regionale waterkeringen (artikel 2.4.2).

In de paragrafen 5.2.14, 5.2.3, 5.2.8, 5.2.6 respectievelijk 5.2.12 wordt het bestemmingsplan aan deze voorwaarden getoetst.

3.2.3 Regionaal beleid

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) is in 2008 vastgesteld door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden. Het RSP is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden;
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Voor dit bestemmingsplan heeft vooral de volgende regionale prioriteit haar doorwerking gekregen:

  • het faciliteren van internationale bedrijven en instellingen in de Internationale Zone en in het bijzonder het World Forum in Den Haag.

Voor de verschillende beleidssectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel. Sinds de inwerkingtreding van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag vindt in dit samenwerkingsverband de afstemming plaats.

Het bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

3.2.4 Gemeentelijk beleid
3.2.4.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020

De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020 (Raadsvoorstel 197 - 2005; RIS 129201). De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu circa 515.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er circa 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).

Het plangebied is gelegen in de kansenzone 'Internationale Kustzone'. De visie onderscheidt daarin de kustzone en de internationale zone. Deze laatste strekt zich uit van de Westlandse Zoom tot Wassenaar. Daarin wordt ruimte gereserveerd voor nieuwe internationale instellingen. De bereikbaarheid en leefbaarheid krijgen een krachtige impuls door een goed ontworpen, deels ondertunnelde, rondweg met ongelijkvloerse kruisingen. Op de bijbehorende kaart is het plangebied onderdeel van aanduiding 'Internationale Kustzone', omgeven door de aanduiding 'duin'.

3.2.4.2 Beleidsstukken Internationale Zone

Nota van Uitgangspunten Internationale Zone

Burgemeester en Wethouders stemden op 20 mei 2008 in met de Nota van Uitgangspunten Internationale Zone (RIS 15507). Daarin werd niet alleen aandacht besteed aan de vestiging van nieuwe internationale instellingen, maar ook in de mogelijkheid tot ontwikkeling van de bestaande. De nota onderscheidde vijf clusters in deze zone. In de cluster waarin het plangebied gelegen is profileert deze cluster zich door de komst van het International Criminal Court. In dat profiel past ook de uitbreidingsmogelijkheden voor de NCIA- en TNO-kavel, instellingen met een (zeer) hoog veiligheidsrisico en een programma met een omvang van circa 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte.

Gebiedsvisie Internationale Zone

Burgemeester en Wethouders stemden op 4 maart 2014 in met Gebiedsvisie Internationale Zone (RIS 270672) . Deze gebiedsvisie actualiseert de Nota van Uitgangspunten, gaat in op kansen, voegt enkele ontbrekende schakels toe en spreekt ambities uit voor de periode 2013 - 2018. Het is op de Visiekaart af te lezen

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0008.png"

Afbeelding 3.1 Visiekaart

Deze visie is de leidraad bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen en geeft een agenda voor de korte en middellange termijn met een doorkijk op hoofdlijnen voor de lange termijn. De ruimtelijke hoofdstructuur wordt versterkt op basis van drie principes, de clusters. Het plangebied ligt in de cluster 'Kazernes'. Daarover wordt het volgende opgemerkt. De locatie van de vroegere kazernes leent zich uitstekend om (inter)nationale instellingen met bijvoorbeeld een hoog veiligheidsprofiel te huisvesten. De Alexanderkazerne is gesloopt om plaats te maken voor het Internationaal Strafhof. Op de locatie van de Frederikkazerne heeft het Rijk een nieuw officiershotel gerealiseerd. Op termijn is ook hier ruimte voor instellingen met een scherp veiligheidsregime. Nieuwe ontwikkelingen moeten in maat en schaal zorgvuldig worden afgestemd op het aangrenzende duingebied van de Waalsdorpervlakte. Bij nieuwbouw dan wel transformatie van bestaand vastgoed zal parkeren in eerste instantie op eigen terrein moeten plaatsvinden. Uiteindelijk mag dit niet leiden tot een hogere parkeerdruk.

3.2.4.3 Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling 2015

Het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling (IpSO) (Raadsvoorstel 98 november 2014; RIS 276321) geeft inzicht in de ruimtelijke agenda van Den Haag en de bijbehorende fysieke investeringsprojecten. Het programma is gebaseerd op het coalitieakkoord “Vertrouwen op Haagse Kracht” (RIS 273442).
Het IpSO 2015 biedt een samenhangend overzicht van de lopende projectenportefeuille en kijkt vooruit naar nieuwe investeringen.
De Haagse bevolking groeit, maar de economische ontwikkeling en de banengroei blijft daarbij achter. Den Haag staat voor de uitdaging om de bevolkingsgroei op te vangen, economische ontwikkeling en banengroei te stimuleren en tegelijkertijd de kernkwaliteiten van Den Haag te behouden en te versterken.

De gemeente zet in op nieuwe duurzame groei. Voorheen lag het accent van de investeringen op gebouwen. Nu gaat het ook om investeringen in de buitenruimte en de bereikbaarheid van de stad. Enkele gebieden bieden specifieke kansen voor werkgelegenheid en ondernemerschap. De zogeheten kerngebieden. Het gaat om de Binckhorst, het Centraal Station, Hollands Spoor, Laan van NOI, de Haagse kust, de Internationale Zone, Spuikwartier en de Leyweg. In andere gebieden vervult de gemeente een faciliterende rol en nodigt zij anderen uit om in Den Haag te investeren.

3.2.4.4 Stedenbouwkundige uitgangspunten

Op 15 juli 2014 heeft het College de stedenbouwkundige uitgangspunten (RIS 274480) voor de ontwikkeling van de NCIA-locatie vastgesteld. Deze werden aan de raadscommissie voorgelegd. Met deze uitgangspunten kan de door het Ministerie van Defensie en de NATO Communication and Information Agency (verder NCIA) gewenste uitbreiding van deze locatie gelegen aan de Oude Waalsdorperweg verder vorm worden gegeven. Het gebouw wordt gerenoveerd en uitgebreid van de huidige kantoor accommodatie naar een gebouw tot tenminste 740 medewerkers en inpassing van de bijbehorende parkeer behoefte. De gehele ontwikkeling en uitbreiding ligt in het eigendom van het Ministerie van Defensie.

De stedenbouwkundige uitgangspunten worden hieronder vermeld.

Het plangebied, cluster Kazernes, is een overgangsgebied tussen de stad en de duinen. Dit overgangsgebied kenmerkt zich momenteel door de grote eenheden van de (voormalige) kazernes, complexen en sportterreinen, een beperkte toegankelijkheid en introvert karakter. Het beeld wordt bepaald door muren, hekwerken en verbodsborden. De gemeentelijke inzet is dan ook om de toegankelijkheid en representativiteit van dit cluster te vergroten, oftewel de ontsluiting te verbeteren en de aantrekkelijkheid te verhogen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0009.png"

Afbeelding 3.2: Een vereenvoudiging van de Visiekaart

De uitbreiding van het organisatie-onderdeel, dat de naam NCIA draat, gaat vergezeld van de noodzaak om een veiligheidszone van 40 meter te hanteren gemeten vanaf de rooilijnen van kantoorgebouwen van de NCIA. Een veiligheidszone is bedoeld om het NCIA-kantorencomplex te vrijwaren van terroristische aanslagen. Men laat in de veiligheidszone wel parkeervoorzieningen toe, maar slechts in gebouwde vorm. Het geeft aanleiding om in de stedenbouwkundige uitgangspunten een parkeerlaag met daarop parkeerdek op te nemen. Deze dient op een afstand van 25 meter van het kantoorgebouw geprojecteerd te worden. Gezien de ruimtelijke mogelijkheden is deze ten westen van het NCIA-kantorencomplex geprojecteerd en congruent aan het bestaande NCIA-kantorencomplex. Met de hantering van de veiligheidszone ontstaat daarmee de mogelijkheid om de NCIA- gebouwen landschappelijk in te passen en grote parkeerterreinen uit te sluiten. Een en ander betekent wel dat de NCIA-kavel naar het westen wordt uitgebreid met zo'n 7.355 m2.

Voorts wordt in en aan de rand van het gehele NCIA-complex binnen een afstand van tien meter vanaf de openbare ruimte de landschappelijke inpassing van erfafscheiding en veiligheidsmaatregelen mogelijk, de veiligheidsstrook.

Het geldende bestemmingsplan kent een breed ingetekend bouwvlak dat voor maximaal 80% met gebouwen bebouwd mocht worden. Dit vlak kent op de NCIA-kavel een grondoppervlakte van 21.271 m2, zodat 17.017 m2 beschikbaar is op maaiveld. Het bestaande hoofdgebouw beslaat 4.698 m2, de uitbreiding van het hoofdgebouw zo'n 4.000 m2 en de parkeerlaag met parkeerdek omstreeks 3.500 m2.  De gezamenlijke grondoppervlakte zou daarmee kleiner zijn dan deze 80% en passen ten aanzien van deze bouwregel binnen het geldend bestemmingsplan. De nieuw te hanteren veiligheidsafstand en de afstand tussen het hoofdgebouw de parkeerlaag met parkeerdek echter maken het noodzakelijk buiten de bouwgrens en de NCIA-kavel te gaan bouwen.

Met de uitbreiding van het NCIA-gebouw neemt de gezamenlijke vloeroppervlakte met 11.100 m2 toe. De totale vloeroppervlakte bedraagt na uitbreiding 23.830 m2 (begane grond alsmede verdiepingen).

De komst van het nieuwe ICC was een eerste stap in de gemeentelijke inzet om de toegankelijkheid en representativiteit van de kazernecluster te vergroten, oftewel de ontsluiting te verbeteren en de aantrekkelijkheid te verhogen. Door de zorgvuldige inpassing van het ICC-gebouw in het landschap raken de duinen weer tot aan de stad. Door een goede landschapsinrichting kunnen veiligheidseisen worden geïntegreerd. Dit heeft een veel vriendelijkere uitstraling.

Bestaande ruimtelijke kwaliteit

Het complex NCIA/TNO ligt het dichtste bij het duinlandschap. Het ligt op de kop van de Waalsdorpervlakte, provinciaal en stedelijk waardevol groen. TNO grenst aan het Natura2000 beschermingsgebied. Verder kent het defensieterrein een bescherming als waterwingebied. Aan de oostzijde grenst het terrein aan de gemeente Wassenaar.

Het landschap is afwisselend en gevarieerd. Aan de westzijde naast het complex liggen (militaire) sport- en verenigingscomplexen omzoomd door bossages. De noordzijde is voornamelijk militair oefenterrein, hiervan is een deel publiek toegankelijk gemaakt. Aan de oostzijde begint het kenmerkende duinlandschap met hoogteverschillen, gras en duinbosjes. Aan de zuidzijde ligt de Landscheidingsweg afgeschermd door een brede begroeide groenstrook. Alle reden om zeer zorgvuldig en genuanceerd met het landschap om te gaan.

In de trits van kazernecomplexen: Frederikkazerne; het ICC en het NCIA- /TNO-complex is een graduele overgang van stad naar duin. Dit kenmerkt zich door de intensiteit van bebouwing en bouwhoogte. Bij de bouwhoogte wordt onderscheid gemaakt in drie niveaus:

  • de basishoogte (tot circa 15 meter);
  • de boomgrens (tot circa 25 meter) en
  • de zichtbaarheid in de Haagse skyline (circa 50 meter en hoger).

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0010.png"

Frederikkazerne ICC NCIA TNO

Afbeelding 3.3: Dwarsdoorsnede kazernecluster naar bouwhoogte, boomgrens of zichtlijn 

De uitstraling van de gebouwen in dit landschap is dan ook ingetogen en bescheiden. Maar wel 'sophisticated', zorgvuldig en stijlvol. Belangrijke ontwerpthema's zijn de landschappelijke overgangen en integratie van veiligheidsmaatregelen hierbij.

Het door het Ministerie van Defensie gekozen model dat wordt toegepast is in de stedenbouwkundige uitgangspunten terug te vinden als de "Zuidwaartse uitbreiding" (model 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0011.png"

Afbeelding 3.4: Schematische weergave van de "Zuidwaartse uitbreiding"

In paragraaf 5.2.5 wordt het bestemmingsplan aan deze voorwaarden getoetst.

3.2.4.5 Aanpassing stedenbouwkundige uitgangspunten

Gezien het feit dat:

  • voor een deel van de parkeerlaag met parkeerdek de NCIA-kavel moet worden uitgebreid,
  • het parkeerdek ook naast de entree van de NCIA-kantoren zichtbaar zal zijn en
  • de afstand van tien meter vanaf de parkeerlaag met parkeerdek waarbinnen de landschappelijke inpassing van erfafscheiding en veiligheidsmaatregelen moet worden aangehouden

werd het noodzakelijk de eerder gedachte bouwmassa te wijzigen.

Het dek heeft een breedte van drie parkeerstroken (circa 48 meter), waarbij op de twee kopse zijden de hellingbanen tussen de twee niveaus worden gelegd. Het aanlegniveau van de onderste laag is die van het laagste maaiveldpeil (aan de noordzijde); aan de zuidzijde ligt het gebouw dan bijna twee meter onder maaiveld en steekt het bovenste dek maar een klein stuk boven de grond uit. Door de beplanting wordt het parkeerdek aan het oog onttrokken.

Het dek is geen rechthoekig volume, maar knikt tweemaal. Aan de noordzijde ligt het parkeerdek dichter bij het kantoor dan aan de zuidzijde. Hierdoor wordt een boomgroep gespaard en wordt de ruimte tussen het nieuwe tracé van de Oude Waalsdorperweg en het parkeerdek een volwaardig bosperceel. Aan de zuidzijde wordt voor de entree extra ruimte gemaakt. Door de verbreding van de ruimte wordt een helder overzicht geboden voor verschillende verkeersdeelnemers. In deze ruimte wordt het glazen trappenhuis van het parkeerdek geplaatst, visueel los van het gebouw.

In de knik wordt het dek iets verbreed waardoor twee vides gemaakt kunnen worden. Deze met bomen en groen ingerichte vides markeren de twee belangrijkste routes voor voetgangers in het parkeergebied, en brengen tegelijk extra daglicht in de onderste laag. Een bijkomend voordeel van de knikken is dat mogelijk hoge snelheden binnen het parkeergebied worden voorkomen.

Dat leidt tot het volgende aanpassing van de stedenbouwkundige uitgangspunten.

Aan de zuidzijde is het bouwvlak op grotere afstand van het NCIA-kantoor gelegd. Tevens ligt zij aldaar verdiept in de bodem, zodat van het parkeerdek slechts een klein deel boven het maaiveld uitsteekt en zichtbaar is.

Aan de noordwestzijde is de parkeerlaag met parkeerdek buiten de NCIA-kavel teruggelegd naar het oosten. De afstand met de het NCIA-kantoor is aldaar geringer dan aan de zuidzijde.

De afstand van 10 meter - de veiligheidsstrook - is aan de buitenzijden gehanteerd van de parkeerlaag en het parkeerdek waaruit het kantorencomplex door bomauto's bereikt zou kunnen worden. In overleg met de AVN is een landschappelijk waardevolle bomengroep in de uitbreiding van de NCIA-kavel door de teruglegging aan de noordwestzijde gespaard gebleven en verbreedt deze aldaar de 10 meterzone.

Door de teruglegging aan haar noordwestzijde zal de bouwmassa van de parkeerlaag en het parkeerdek een knik gaan kennen.

Onderstaand landschapsplan toont de ruimtelijke indeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0012.png"

Afbeelding 3.5 Landschapsplan

In de paragraaf 5.2.5 wordt het bestemmingsplan aan deze voorwaarden getoetst. Ook voor de TNO-vestiging zal een veiligheidsbeleid gaan gelden, waarbij haar erven als veiligheidszone worden ingericht. Dat betekent dat vreemden geweerd worden. De keermogelijkheid van de lijnbus op de Oude Waalsdorperweg nr. 63 komt daarmee binnen afzienbare termijn te vervallen waardoor de bediening van het plangebied door de buslijn 22 moet worden beëindigd. Met de aanleg van een keerlus met aansluitend daaraan een bushalte kan de lijnbusbediening behouden blijven. De keerlus wordt aangelegd op de T-kruising tussen de noordelijke en zuidelijke tak van de Oude Waalsdorperweg en in de EHS-compensatie. De grondoppervlakte van deze compensatie neemt met 201 m2 af. Verder wordt met deze lus de verkeersveiligheid verbeterd. In het ontwerp van het bestemmingsplan was dit al opgenomen. Voor de bereikbaarheid van beide kantoren door buspassagiers is gekozen voor de aanleg van een trottoir langs de zuidelijke tak van de Oude Waalsdorperweg van de keerlus naar de ingang van NCIA respectievelijk TNO. Het trottoir heeft een gezamenlijke grondoppervlakte van 386 m2. Deze tak kent nu geen trottoir.

In paragraaf 5.2.6 wordt het bestemmingsplan aan deze voorwaarden getoetst.

3.3 Cultureel erfgoed

3.3.1 Cultuurhistorische waarde

De cultuurhistorische waarde wordt wat betreft bouwwerken uitgedrukt in de aanwijzing tot Rijksmonument of de vermelding van een bouwwerk op de lijst van gemeentelijke of provinciale monumenten. Gebieden kunnen aangewezen worden tot Rijksbeschermd stadsgezicht of gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Gronden kunnen archeologisch waardevol worden geacht.

Burgemeester en Wethouders hebben in 2011 de erfgoedvisie “Bekend maakt bemind” (RIS 181127) vastgesteld. Het College noemt in deze nota de verankering van de monumentenzorg in de ruimtelijke ordening en het centraal stellen van het bestemmingsplan hierbij een goede ontwikkeling. Er dient te worden vastgelegd hoe we willen omgaan met nieuwbouw in een waardevolle omgeving, het thema 'nieuw tussen oud'. Dat vergt een “maatwerkbenadering”; behoudend waar nodig en ruimte gevend waar dat kan.

3.3.2 Archeologie
3.3.2.1 Provinciaal beleid

In de Verordening Ruimte wordt een aantal relevante selectiecriteria gehanteerd waaraan een ruimtelijke ontwikkeling moet voldoen alvorens het past in het provinciale ruimtelijk beleid.

Artikel 2.4.4.1: Een bestemmingsplan voor gronden met een hoge of zeer hoge bekende archeologische waarde waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 12 'Archeologie' bevat bestemmingen en de daarbij behorende regels die de bekende archeologische waarden beschermen.

Uit recent door de provincie aangeleverd kaartmateriaal blijkt dat het plangebied niet is aangeduid op Kaart 12, zodat van een provinciaal belang geen sprake is.

3.3.2.2 Gemeentelijk beleid

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie 2011-2020 'In het verleden ligt het heden' (Raadsvoorstel 127 - 2011; RIS 180680) geeft de gemeente aan hoe ze zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

In het bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg is sprake van gebieden met een archeologische verwachting. Voor die delen van het plangebied die reeds archeologisch zijn onderzocht, bestaat die verwachting niet meer.


Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (artikelen 5.10 en 5.11 Erfgoedwet 2016) . Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

3.4 Groen

3.4.1 Europees beleid

De formele aanwijzingsprocedure voor de Natura2000 gebieden startte begin januari 2007 voor het gebied Meijendel en Berkheide waarnaast het plangebied gelegen is. Op 8 mei 2013 heeft de staatssecretaris voor Economische Zaken besloten om dit gebied als speciale beschermingszone aan te wijzen in de zin van artikel 4, vierde lid van Richtlijn 92/43 EEG (Habitatrichtlijn) en is hiermee aangewezen tot Natura2000-gebied.

Dit gebied is aangewezen voor de instandhouding van de volgende habitattypen:

  • wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria (witte duinen) [2120]
  • vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie (grijze duinen) [2130]
  • duinen met Hippophae rhamnoides [2160]
  • beboste duinen van het Atlantische, continentale en boreale gebied [2180]
  • vochtige duinvalleien [2190]

en voor de volgende soorten:

  • nauwe korfslak
  • meervleermuis.

Voor ontwikkelingen in dit gebied en rondom dit gebied is toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk.

In het geval de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dit gebied door deze ontwikkelingen verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, dan dient op grond van artikel 7.2a.1 van de Wet milieubeheer bij de voorbereiding daarvan een passende beoordeling gemaakt te worden. Deze beoordeling maakt deel uit van een milieueffectrapport.

Het Natura2000-gebied grenst aan de noordoostelijke zijde van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0013.png"

Afbeelding 3.6: Het geel ingekleurde gebied vormt het definitief aangewezen Natura2000-gebied.

3.4.2 Rijksbeleid

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Deze wijst onder meer gronden tot de Ecologische Hoofdstructuur(EHS) aan. Deze hoofdstructuur vormt een stelsel van ecologisch hoogwaardige natuurgebieden van nationaal belang; de Natura 2000-gebieden maken daar deel van uit. Ze stelt het leefgebied van soorten veilig en helpt te voorkomen dat planten en dieren in gebieden geïsoleerd raken en uitsterven. Verder functioneert ze als groene buffer rondom de Natura2000-gebieden tegen schadelijke invloeden.

Het noordwestelijk deel van het plangebied, en de klok rond de omgeving van het plangebied tot aan de huidige entreepartij van de NCIA-kavel behoort tot deze structuur.

De Verordening Ruimte, zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland op 9 juli 2014, bevat regels voor bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden, die in deze structuur gelegen zijn.

Verder zijn is in de artikelen 2.6.2.1 en 2.6.3 van dit besluir gronden tot 'mlitair terrein'aangewezen . Bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een militair terrein wordt voor die gronden de bestemming «Maatschappelijk – militair terrein» opgenomen en worden geen bestemmingen opgenomen die een belemmering kunnen vormen voor de functionele bruikbaarheid van dat terrein. Bijlage 1.45 toont het oefenterrein Vlakte van Waalsdorp. De uitbreiding van de NCIA-kavel is daarin gelegen, evenals de kop van de EHS-compnesatiekavel.

3.4.3 Provinciaal beleid

Zo stelt deze Verordening (artikel 2.3.4.1) dat een bestemmingsplan in de EHS geen bestemmingen mag aanwijzen die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden. Verder biedt artikel 2.3.4.5 de gelegenheid om in geval van een significante vermindering van de oppervlakte deze vermindering op een andere plek te compenseren. Daarvoor dient Gedeputeerde Staten dan een ontheffing te verlenen. De ontheffing voor deze compensatie mag alleen worden verleend als hij niet leidt niet tot een nettoverlies van areaal, samenhang en kwaliteit van de wezenlijke kenmerken en waarden en als hij plaatsvindt aansluitend aan of nabij het aangetaste gebied, met dien verstande dat een duurzame situatie ontstaat. door realisering van kwalitatief gelijkwaardige waarden of fysieke compensatie op afstand van het gebied.

Het plangebied wordt omringd door de EHS met uitzondering van het terrein tussen Landscheidingsweg, Oude Waalsdorperweg en de zuidelijke tak van deze weg. Het terrein voor de uitbreiding van NCIA-locatie behoort eveneens tot de EHS.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0014.png"

Afbeelding 3.7: Uitvergroting van kaart 8 bij de Verordening Ruimte in en rondom het plangebied. Het zwart of groengestreepte gebied vormt zowel de EHS als 'bestaande en nieuwe natuur', het grijsgekleurde gebied vormt 'steden en dorpen'.  

In een brief van het Ministerie van Defensie aan Burgemeester en Wethouders van Den Haag van 21 juli 2014 (kenmerk 2014047004) meldt het ministerie dat ingreep in de EHS gepaard zal gaan met een compensatie op een terrein tussen de Oude Waalsdorperweg en de Landscheidingsweg, dat op de kaart uit de Verordening als 'bestaande stad' is aangeduid.

In paragraaf 5.2.8 wordt het bestemmingsplan aan deze voorwaarden getoetst.

3.4.4 Gemeentelijk beleid

'Groen kleurt de stad'

De nota 'Groen kleurt de stad - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015' (RIS 129360) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:

  • het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  • het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.


Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur (SGH). Inzet is deze structuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.

In de nota zijn een kaart met de "Stedelijke Groene Hoofd Structuur" en een kaart met "Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur" opgenomen.

Daaruit blijkt dat:

  • het plangebied geheel buiten de groenstructuur ligt,
  • met uitzondering van het terrein voor de uitbreiding van NCIA-kavel,
  • de terreinen ten zuiden van de Landscheidingsweg tot aan de wijk Duinzigt eveneens tot deze groenstructuur behoren, het betreft dan groen in eigendom van de gemeente en
  • het plangebied geen onderdeel vormt van de ambitie de 'Verbinding tussen West- en Oostduinen' uit die nota.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0015.png"

Afbeelding 3.8: De Stedelijke Groene Hoofdstructuur, de lichtgroen gekleurde gebieden vormen 'groen van derden Den Haag",

Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur

De Groene Hoofdstructuur van Den Haag bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van de stad.
Dit groen heeft vele functies, één daarvan is de functie als stedelijke ecologische hoofdstructuur, dat wil zeggen de drager van de stedelijke natuur en verbindingsstructuur voor de omliggende natuur.

Deze structuur is beschreven in de nota 'Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018' (RIS 159450). Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De Stedelijke Ecologische hoofdstructuur (SEH) bestaat uit kerngebieden - de grote groengebieden - met daartussen de (gemeentelijke) ecologische verbindingszones. De structuur is opgenomen op kaart (RIS 151912). De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.
De kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren worden grotendeels bepaald door inrichting, gebruik en beheer. Daarom ligt daarop het accent.

Het plangebied ligt geheel buiten deze hoofdstructuur, met uitzondering van het terrein voor de uitbreiding van NCIA-locatie. Het terrein ten zuiden van de Landscheidingsweg tot aan de wijk Duinzigt behoort eveneens tot deze groenstructuur: het betreft een verbindingszone

In vergelijking met de Stedelijke Groenstructuur zijn de functies van de gronden:

  • voor de uitbreiding van de NCIA-kavel en het terrein tussen Landscheidingsweg, Oude Waalsdorperweg en de zuidelijke tak van deze weg op grond van hun ecologische waarde teruggebracht tot de omschrijving 'overig groengebied',
  • de aansluitende strook richting de grens met de gemeente Wassenaar verhoogd tot 'kerngebied'.
  • op het terrein ten noorden van de TNO-kavel ook daartoe verhoogd,
  • op de terreinen ten zuiden van de Landscheidingsweg tot aan de wijk Duinzigt ecologisch eveneens van betekenis zijn: ze vormen een 'ecologische verbindingszone',
  • gereserveerd voor huisvesting van internationale instellingen, het vormt een kans voor dit gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0016.png"

Afbeelding 3.9: Uitsnede van de kaart van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur. Lichtgroen gekleurd zijn de kerngebieden, donkergroen gekleurd zijn de verbindingszones en quetzel groen gekleurd is 'overig bestaand groen'.

Inrichting van het stedelijk groen

Doordat de keuze was gevallen voor het boren van de nieuwe verbindingsweg (de grootst mogelijke vorm van natuurbehoud) is afgesproken dat na afronding van de boring de mondingen van de tunnelschachten sober en doelmatig werden ingericht met als doel; landschapelijk inpassing (inheemse soorten).

De kwaliteit van deze inrichting had niet tot doel verbetering van de aanwezige/ gespaarde natuur maar compensatie voor, in oppervlakte, kleine ingreep. De laatste groene ingrepen zijn in het voorjaar van 2016 afgerond waarbij de verlate oplevering van het ICC. De ecologische waarden van het gebied zijn niet hoog.
In paragraaf 5.2.9 wordt het bestemmingsplan aan deze voorwaarden getoetst.

3.4.5 Bomen

Gemeentelijk beleid

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is:

  • voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd.
  • de mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen (RIS 142344). De aanwezigheid van volwassen bomen maakt een leefomgeving aantrekkelijker, aldus het initiatiefvoorstel inzake behoudenswaardige bomen in Den Haag. Zo dempen bomen extreme temperaturen, halen ze schadelijke stoffen uit de lucht, maken ze bij hoogbouw valwinden onschadelijk enzovoort. Het voorstel (RIS 166340) is uitgewerkt in de “Planbeoordeling Haagse Bomen”. Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel) bouwplannen.

In het gemeentelijk besluit tot aanwijzing van gebieden waarop de Boswet van toepassing is, is het plangebied niet opgenomen.

In paragraaf 5.2.10 wordt de toe- en afname van het bomenbestand, die met de ruimtelijke ontwikkeling in dit bestemmingsplan samenhangt, toegelicht.

3.4.6 Amendement 'Zicht op groen'

De raad van de gemeente Den Haag heeft tijdens de raadsvergadering van 28 mei 2009 bij de bespreking van de Agenda voor de Haagse Verdichting (raadsvoorstel 51) besloten om het aantrekkelijke en groene karakter van de stad te waarborgen door het zicht op groen op particulier terrein en het open karakter van dat groen te garanderen.

3.5 Waterhuishouding

Rijksbeleid

In het Besluit ruimtelijke ordening (verder Bro) is bepaald dat de Toelichting bij het bestemmingsplan onder meer een beschrijving moet bevatten van de wijze waarop in het bestemmingsplan rekening gehouden wordt met de gevolgen voor de waterhuishouding. Het Bro bepaalt ook dat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan overleg met het waterschap gevoerd moet worden. Om het overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland te voeren, wordt de watertoets gehanteerd.

Om de gevolgen voor de waterhuishouding te bepalen, worden de voor dit plangebied relevante onderdelen van deze huishouding behandeld aan de hand van wetten en beleidsstukken.

3.5.1 Aanvoer van drinkwater

Europees beleid

De richtlijn nr. 98/83/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 november 1998 stelt eisen aan de lidstaten ten aanzien van de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PbEG L 330) In het plangebied betreft dat grondwater.

Rijksbeleid

De Drinkwaterwet stelt met inachtneming van de Europese richtlijn eisen aan een duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening en het belang daarbij van de volksgezondheid. De drinkwatervoorziening wordt vanuit bepaalde gebieden verzorgd.

Provinciaal beleid 

In de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland, die sinds 1995 van kracht is, is uitvoering gegeven aan het bepaalde in artikel 1.2 van de Wet milieubeheer. Daarin is bepaald dat regels kunnen worden gesteld voor bepaalde gebieden, teneinde het milieu in deze gebieden te beschermen, in dit geval de openbare drinkwatervoorziening in waterwingebieden. Op kaart 2 Den Haag/Katwijk van deze verordening, gedateerd april 1998, is het grootste deel van het plangebied als milieubeschermingsgebied voor grondwater aangewezen en een klein deel als grondwaterbeschermingsgebied.

  • Het eerste gebied strekt tot de winning van en tevens de bescherming van de kwaliteit van het grondwater,
  • het tweede dient ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning in het aangrenzende waterwingebied.

De regels in de verordening zijn in artikel 5.4 van en bijlage 9 bij de verordening vermeld en betreffen globaal:

  • het stellen van aanvullende bepalingen in vergunningen op grond van de Wet milieubeheer,
  • het verbieden van bepaalde bedrijfssoorten,
  • een selectie aan activiteiten en het bouwen van gebouwen op grond van de Woningwet en
  • de mogelijkheid tot het verlenen van ontheffing van een aantal regels door Gedeputeerde Staten.

Dunea N.V. is verantwoordelijk voor het waterwingebied dat zich tot onder het plangebied uitstrekt en voor de levering van drinkwater aan gebruikers in het plangebied.

In paragraaf 5.2.11 wordt het bestemmingsplan aan deze voorwaarde getoetst.

3.5.2 Waterkwantiteit en - bescherming

Provinciaal beleid

In de Verordening Ruimte is bepaald dat indien er zich een regionale waterkering in een plangebied bevindt, dan dient deze als waterkering bestemd te worden, met inbegrip van de beschermingszone. Daarmee worden geen belemmeringen opgeworpen voor het onderhoud van, de veiligheid van of de mogelijkheden voor versterking van deze waterkering. Het betreft dan een waterkering als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet, die op kaart 11 van deze verordening ingetekend staat.

Beleid Hoogheemraadschap en gemeente

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied.

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn.
In de door de gemeenteraad vastgestelde visie 'Toekomstbestendig Haags water!' - RIS 280008 - is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel.
De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:

  • 1. De basis op orde: We zorgen ervoor dat het systeem goed blijft functioneren. Eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding moeten worden voorkomen of dienen te worden gecompenseerd.
  • 2. Pak kansen door samen te werken en door slimme combinaties te zoeken: We moeten als overheden het goede voorbeeld geven, tijdig kansrijke initiatieven en projecten herkennen en optrekken met partijen in de stad.
  • 3. Kennis, onderzoek en innovatie: Kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie is van belang om creatieve oplossingen te vinden in het voorkomen van wateroverlast en het leefbaar en aantrekkelijk houden van de stad.

In paragraaf 5.2.12 wordt het bestemmingsplan aan deze voorwaarde getoetst.

3.5.3 Waterkwaliteit

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is in december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlaktewater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid, zoals de inrichting van watergangen en oevers.

De richtlijn nr. 98/83/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 november 1998 stelt eisen aan de lidstaten ten aanzien van de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PbEG L 330). In het plangebied betreft dat grondwater.

Rijksbeleid

In de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland, die sinds 1995 van kracht is, is uitvoering gegeven aan het bepaalde in artikel 1.2 van de Wet milieubeheer. Daarin is bepaald dat regels kunnen worden gesteld voor bepaalde gebieden, teneinde het milieu in deze gebieden te beschermen, in dit geval de openbare drinkwatervoorziening in waterwingebieden.

3.5.4 Afvoer van afval- en hemelwater

Gemeentelijk beleid

De Wet milieubeheer bepaalt dat gemeenten zorg dragen voor de doelmatige inzameling en transport van afvalwater(artikel 10.33) Artikel 4.22 verplicht de gemeenteraad telkens voor een daarbij vast te stellen periode een gemeentelijk rioleringsplan vast te stellen. In 'het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015' (RIS 176551) wordt ten aanzien van riolering meer rekening gehouden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt.

3.6 Verkeer en infrastructuur

3.6.1 Regionaal beleid


De Regionale Nota Mobiliteit (verder RNM) uit 2005 van het Stadsgewest Haaglanden bevat de regionale vertaling van de plannen uit de Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het regionale beleid is nog geactualiseerd in 2008 in het 'supplement' op de RNM. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De nota geeft aan dat er veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat.

Het uitvoeringsprogramma dat behoort bij de RNM, laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren.

3.6.2 Gemeentelijk beleid

Haagse Nota Mobiliteit

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit” (RIS 180762). De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, goede voorzieningen voor voetgangers, en bundeling en ordening van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuzes kunnen maken.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol als drager van ruimtelijke ontwikkelingen. Het dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0017.jpg"

De komende jaren staan binnen de gemeente Den Haag ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer op stapel. Dat gebeurt aan de hand van de toekomstplannen van het stadsgewest Haaglanden voor Randstadrail en breed trammaterieel. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het geschikt maken van bestaande tramlijnen voor breder trammaterieel en de aanleg van Parkeer+Reis-terreinen bij diverse stations.

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn.

De hoofdwegen zorgen voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0018.jpg"

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0019.jpg"

Nota Parkeernormen Den Haag

De parkeernormen en het toepassingskader ervan zijn uitgewerkt in de “Nota Parkeernormen Den Haag” (RIS 181571). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt de parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

In paragraaf 5.2.13 wordt het bestemmingsplan aan deze voorwaarde getoetst.


Fiets parkeren

De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.

Verbinding Oude Waalsdorperweg en Hubertustunnel

In februari 2011 hebben bewoners een verzoek aan de gemeenteraad doen toekomen om de Hubertustunnel aan te sluiten op de Oude Waalsdorperweg. De achtergrond van het voorstel bestaat uit de vrees dat het autoverkeer vanwege het Internationaal Strafhof en de nieuwbouw op het terrein van de Frederikkazerne in de richting van de stad door de wijk Benoordenhout zal gaan rijden. Met de aansluiting op de Hubertustunnel zou dat niet meer het geval zijn. De gemeenteraad verzocht het College dit verzoek in behandeling te nemen.

Het College antwoordde (RIS181586) de verzoekers dat gezien de benodigde ruimte er onvoldoende weglengte beschikbaar is om een verbinding tussen de Oude Waalsdorperweg en de Hubertustunnel tot stand te brengen. Het College wees daarom het verzoek af. Wel zegde zij toe de verkeerskundige gevolgen van de bouwontwikkelingen te monitoren en indien nodig maatregelen te treffen.

In het kader van de inspraak omtrent de herinrichting van de Oude Waalsdorperweg wat betreft:

  • haar kruising met de van Alkemadelaan en haar aansluiting op de Waalsdorperweg en
  • haar aansluiting op het fietspad naar en van Scheveningen Bad, het Maurits Kiekpad

is op 27 oktober 2014 is aangegeven dat als gevolg van de Hubertustunnel het doorgaande verkeer van 23.000 auto's per dag in 2008 na 2011 gedaald is tot 9.900 auto's, een afname met ruim 13.000 auto's per dag. De rotonde in deze weg kent een capaciteit van 20 tot 25.000 auto's per dag - overeenkomstig de richtlijn van SWOV - terwijl de belasting met de komst van het ICC op 15.000 motorvoertuigen per dag wordt geschat, aanzienlijk lager dan de capaciteit.

3.7 Economie

3.7.1 Economisch beleid
3.7.1.1 Gemeentelijk beleid

De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit” (RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waaronder de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;

Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.

  • Kracht van de stad: quality of life – aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;

Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat. Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.

  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal midden en kleinbedrijf;

Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, IT en telecom en financiële dienstverlening).
Daarnaast is ook veel aandacht nodig voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. Haar spin-off is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.

  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs met onder meer topopleidingen.

3.7.2 Economische activiteiten: kantoren
3.7.2.1 NCIA-beleid

In een voorstel van 20 juni 1995 (RIS016834) melden Burgemeester en Wethouders de raad dat de NCIA voornemens is uit kostenoverwegingen een drietal organisatie onderdelen samen te voegen en onder één dak onder te brengen. Eén van die onderdelen is in Den Haag aan de Oude Waalsdorperweg gevestigd. Er is daar ook een ander NCIA-onderdeel gevestigd, die niet in die samenvoeging betrokken is. Na de samenvoeging zou de nieuwe organisatie in Den Haag gevestigd kunnen worden. Dat vormde één van de varianten. Zou voor die variant gekozen worden, dan blijft daarmee het aantal bestaande arbeidsplaatsen voor de stad behouden en zal het aantal arbeidsplaatsen toenemen. Het College stelt de raad voor de acquisitie van de nieuwe organisatie een Wervingsfonds in te richten. De raad heeft met dat voorstel ingestemd. In 2013 koos de NCIA voor deze variant.

Het andere NCIA-onderdeel dat ook aan de Oude Waalsdorperweg gevestigd is, zal na de herschikking verhuizen naar een andere locatie in Den Haag.

3.7.2.2 Provinciaal beleid

In een brief van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland (verder GS) aan het Stadsgewest Haaglanden met kenmerk PZH--2014-48977842(DOS-2013-0004764) - worden nieuwe eisen gesteld aan het stadsgewestelijk kantorenbeleid. Zij verzoeken het Stadsgewest een aan de nieuwe eisen aangepaste stadsgewestelijke kantorenvisie vast te stellen voor 1 juli 2015. Op dit moment is daar geen sprake van. In afwachting daarvan zullen GS per bestemmingsplan beoordelen of het voldoet aan de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (verder VRM). De beoordeling kan eventueel aanleiding geven tot een reactieve aanwijzing. De brief stelt verder dat aan de Oude Waalsdorperweg een capaciteit van 11.100 m2 in het bestemmingsplan is vastgelegd, die tussen 2015 en 2020 volledig zal zijn aangewend. Ze vermeldt verder dat deze locatie een voorkeurslocatie op grond van de VRM is.

In de Verordening Ruimte wordt aan bestemmingsplannen waarin de bestemming "Kantoren" wordt aangewezen de volgende twee eisen gesteld:

- nieuwe kantoren mogen uitsluitend worden gevestigd op gronden als verbeeld op 'kaart 1' bij de Verordening (artikel 2.1.2);

- de vestiging van nieuwe kantoren moet voorzien zijn in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd. (artikel 2.1.1).

In het Programma Ruimte staat op bladzijde 36 vermeld dat deze concentratie niet betekent dat harde plancapaciteit buiten deze concentratiegebieden niet meer gerealiseerd kan worden. Die bestemmingsplannen kunnen worden uitgevoerd. Aanpassing daarvan is pas aan de orde indien deze locaties niet meer worden opgenomen in de actuele kantorenvisies.

3.7.2.3 Regionaal beleid

Sinds 2004 ligt het Stadsgewestelijke kantorenbeleid vast in een kantorenstrategie. Doelstelling van deze strategie is een evenwichtige afstemming van vraag en aanbod van kantoorruimte naar soort, periode en locatie. Het leegstaande aanbod in Haaglanden is sterk toegenomen, terwijl van het in 2007 verhoogde programma 2008 t/m 2010 niet meer dan 38,5% blijkt gerealiseerd. Dit laat zien dat de markt op de kennelijke behoeftevermindering heeft gereageerd, maar zodanig vertraagd dat niet is voorkomen dat het aanbod tot een ongekend niveau is opgelopen. Een en ander illustreert dat aan een drastische herziening van de kantorenstrategie voor de komende jaren tot 2020 niet te ontkomen valt. In relatie tot het actuele aanbod zullen zowel vraagramingen als plannen voor nieuwbouw van kantoren voorwerp van kritische beoordeling zijn, rekening houdend met nieuwe marktontwikkelingen, gebruikerseisen en de beleidsvoorkeur voor knooppuntlocaties. Voorstel is om in principe toch alle plannen buiten de kantoorversterkingsgebieden te schrappen. Verder is gekozen om de inzet tot een beperkt aantal kantoorversterkingsgebieden meer kracht te geven.

Voor veel van de locaties die niet als kantoorversterkingsgebied zijn aangewezen, ligt maatwerk voor de hand. Hier kan de gemeente inspelen op initiatieven van eigenaren, eigenaren bij elkaar brengen, transformatie ondersteunen en zulks meer. Dit biedt ook ruimte om, binnen het kader van deze regionale strategie, te prioriteren binnen de eigen gemeente. De strategie merkt op dat bij de NCIA-locatie een uitbreiding op nationaal niveau speelt en medewerking aan bestemmingsplanwijziging geboden is. De gemeente zet zich voor deze locatiekeuze in. Gedeputeerde Staten hebben na de vaststelling door het stadsgewestelijk orgaan ingestemd met de strategie.

3.7.2.4 Gemeentelijk beleid

Het kantorenbeleid heeft de gemeenteraad op 18 februari 2010 vastgelegd in de nota 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' (RIS 170032). Met de kantorenstrategie wil de gemeente de regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) herzien. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook op gericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd. Een van de kantorengebieden betreft de Internationale Zone. In deze ligt de focus op Den Haag Internationale Stad van Vrede en Recht. Het betreft dan de vestiging van ambassades, niet gouvernementele organisaties, instituten, internationale gouvernementele organisaties, faciliterende organisaties, kleine en middelgrote zakelijke dienstverleners en congressen. In het ontwikkelingscluster (Internationaal Strafhof, Europol NCIA) werd over de periode 2009-2015 104.000 m2 geprojecteerd en over de periode 2016-2025 25.000 m2. In dat kader programmeert men voor zowel TNO en of NCIA exclusief de mogelijke sloop of nieuwbouw optioneel 25.000 m2. Deze

solitaire kantoorgebouwen kunnen zonder bestemmingsplanwijziging ontwikkeld worden.

In paragraaf 5.2.14 wordt het bestemmingsplan aan deze voorwaarden getoetst.

3.8 Duurzaamheids- en milieubeleid

3.8.1 Duurzaamheidsbeleid

Gemeentelijk beleid

De kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag' (RIS 165334) is vastgesteld door Burgemeester en Wethouders. Dit document biedt een strategisch kader dat zorgt voor samenhang tussen bestaand beleid en lopende programma's. De kadernota bundelt het aspect 'duurzaamheid' rond de thema's Energie, Stedenbouw, Mobiliteit, Openbare Ruimte, Internationale stad en Duurzame gemeentelijke organisatie. Doel is een klimaat neutrale stad in 2040. Daarbij wordt uitgegaan van de people, planet, profit benadering: 'een ontwikkeling moet aansluiten op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen'. De relevante en belangrijkste duurzaamheidsplannen staan hieronder opgesomd.

  • Het Klimaatplan Den Haag (RIS 180174) en de Energievisie Den Haag 2040 (RIS 180173).
  • Het Uitvoeringsplan 'Klimaatbestendig Den Haag' (RIS 252427)
  • Het Uitvoeringsplan Duurzame Stedenbouw (RIS 251776)
  • Duurzaam bouwen in Den Haag.

De nota 'Den Haag maakt het duurzaam' (RIS269129) biedt een populaire samenvatting van het integrale duurzaamheids- en milieubeleid. Het doel van de nota is mensen te inspireren en te verbinden met ideeën en daadkracht om zo een stap extra te zetten naar een duurzame samenleving. De nota bevat geen nieuw beleid, maar biedt een verkorte, integrale weergave van reeds vastgesteld beleid op het gebied van de thema's klimaat, lucht, geluid, bodem, externe veiligheid, water, afval, openbare ruimte, gezondheid, internationale stad, duurzame gemeentelijke organisatie, stedenbouw, mobiliteit, energie en economie.

Met deze nota kiest Den Haag er voor om een leefbare, veilige en duurzame stad te zijn. Een stad waar in groen, de openbare ruimte en een goede bereikbaarheid wordt geïnvesteerd. Investeren in duurzaamheid wordt als een kans voor de stad gezien. Duurzame ontwikkelingen in de stad zorgen voor een beter en schoner milieu voor de inwoners en passen op wereldwijd niveau in de ontwikkeling van klimaat neutrale steden. Werken aan duurzaamheid staat centraal bij de ontwikkeling van de stad.

Duurzaamheid zelf is beleidsmatig verankerd in de Kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag', een Klimaatplan, een Energievisie en in een aantal uitvoeringsplannen op het gebied van energie, klimaat, duurzame stedenbouw en duurzaam bouwen.'

Het uitvoeringsplan 'Klimaatbestendig Den Haag' (Collegebesluit 2012;RIS 252427) beschrijft op hoofdlijnen welke effecten van klimaatverandering voor Den Haag relevant zijn, hoe de gemeente daar mee omgaat en welke acties de komende periode worden uitgevoerd. Een klimaatbestendige stad houdt in dat bij de inrichting en het bouwen in de stad rekening wordt gehouden met de (toekomstige) effecten van klimaatverandering. Kort samengevat krijgt Den Haag te maken met grotere extremen in neerslag (teveel en te weinig), zeespiegelstijging en meer hete zomerse dagen. Ontwikkelingen en ingrepen in de stad moeten waterneutraal worden gerealiseerd en mogen niet leiden tot een grotere kans op wateroverlast of droogte.

Nieuwbouw in het plangebied dient te voldoen aan de beleidskaders voor duurzaam bouwen uit het Bouwbesluit en de daaraan gekoppelde energieprestatiecoëfficiënt (verder EPC). Vanaf 2015 geldt dat voor woningbouw voldaan moet worden aan een EPC van 0,4. In 2020 wordt de EPC verder verlaagd tot het niveau van energieneutraal bouwen. Ook voor utiliteitsgebouwen geldt een vergelijkbare aanscherping. Bij nieuwbouwontwikkelingen dient tijdig rekening te worden gehouden met deze bijstelling van de EPC. Ook worden met ingang van 1 januari 2015 scherpere eisen gesteld aan de thermische schil van een gebouw, de zogeheten Rc waarde. Verder is sinds 2015 voor alle vastgoed een energielabel verplicht.

In de Kantorenstrategie 2010-2030 (RIS 170032) wordt de afkorting GPR gehanteerd en dat staat voor de Gemeentelijke Praktijkrichtlijn Duurzaam Bouwen. De Gemeente Den Haag voert als beleid dat minimaal voldaan moet worden aan een GPR-waarde van 7 voor woningbouw en 8 voor utiliteitsbouw. Voor nieuwe kantoren en andere utiliteitsgebouwen wordt minimaal een GPR van 8 gevraagd .
Een GPR-waarde van minimaal 7 of hoger kan opgenomen worden in de gronduitgifte.
Volgens het gemeentelijk beleid mogen initiatiefnemers ook andere instrumenten gebruiken, mits minimaal een vergelijkbare ambitie wordt geleverd (bijvoorbeeld BREEAM, LEED).

EPC, Rc en GPR-waarden worden niet geborgd en zijn niet afdwingbaar via het bestemmingsplan. Wel is het van belang dat er bij de ontwikkelingen in het kader van dit bestemmingsplan in een vroegtijdig stadium rekening wordt gehouden met dit beleid, omdat dit kan leiden tot keuzen die van invloed zijn op de (steden)bouwkundige uitwerking en ruimtelijke invulling van de plannen.

3.8.2 Gebiedsgericht milieubeleid

Gemeentelijk beleid

Een instrument bij de samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht milieubeleid (2005). Deze aanpak werd in een gelijknamige nota vervat, die in september 2005 door de gemeenteraad werd vastgesteld. De nota maakt een indeling van Den Haag in gebieden met eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit bij elke milieucomponent vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er zijn zes gebiedstypen gedefinieerd:

  • Wonen;
  • Werken;
  • Gemengde gebieden met accent op wonen;
  • Gemengde gebieden met accent op werken;
  • Verkeersinfrastructuur
  • Groene hoofdstructuur en water.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

Per gebiedstype zijn voor elk milieudoel ambitieniveaus bepaald. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Het plangebied kent het gebiedstype "Groene hoofdstructuur en water". De volgende ambities zijn voor dit gebiedstype van belang.

Milieudoel   Ambitieniveau   Voorbeeld van maatregelen  
Bodem   Extra   Functiegerichte verwijdering van eventueel vervuilde bodem of grondwater in plaats van functiegericht beheer.  
Externe veiligheid   Extra   Zeer klein plaatsgebonden risico en een bestuurlijk aanvaardbaar groepsrisico. Bij buisleidingen de wettelijke afstanden handhaven.  
Geluid   Extra   Verkeerslawaai: rumoerig tot rustig. Kantoren en andere minder gevoelige functies als afscherming benutten. Herstructurering geluidsgevoelige bebouwing.  
Lucht   Extra   Handhaving van het bestaande niveau van stikstofoxide (standstillbeginsel). Bronmaatregelen vooral gericht op verkeer.  
Mobiliteit   Maximaal   Alleen bestemmingsverkeer. Aanleg tunnel om aan de milieukwaliteit te kunnen voldoen. Geen parkeren in de openbare ruimte. Laagdrempelig openbaar vervoer. Goede stallingsmogelijkheden voor fietsen.  
Schoon   Extra   Ten aanzien van zwerfvuil: het plaatsen van afvalbakken en voldoende ruimte voor veegwagens.  
Water   Extra   Water dat behaagt. Bergen van water gewenst. Slechts enkele puntlozingen. Bij nieuwbouw zeker 20% afkoppelen. Stimuleren gebruik van regenwater.  
Natuur   Maximaal   Extensief beheer van groengebieden. Aaneengesloten bomen structuur voor recreatie, vleermuizen,insecten en vogels. uitplaatsen van functies die niet aan het groen gerelateerd zijn. Groen als functie opnemen in bestemmingsplannen.  
Klimaat   Maximaal   CO2 bindingscapaciteit van het groenareaaal is toegenomen en wordt gebruikt voor de opwekking van energie. Het verkeer dient een emissiereductie van CO2 van 40 tot 60% ten opzichte van 1990 te bereiken.  

In paragraaf 5.2.15 wordt het bestemmingsplan aan deze voorwaarde getoetst.

Hoofdstuk 4 Wet en Regelgeving

4.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen hebben een effect op de milieukwaliteit. Verschillende wetten en daar bijbehorende besluiten stellen milieukwaliteitseisen aan het effect dat de ruimtelijke ontwikkelingen op de milieukwaliteit hebben. Om dit effect te omschrijven en te beperken worden in voorkomend geval daarbij procedurele eisen gesteld.

In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage en de milieucomponenten externe veiligheid, geluid, lucht en bodem.

4.2 Milieueffectrapportage

Op grond van artikel 7.2a.1 van de Wet milieubeheer dient bij de voorbereiding van een plan, in verband met een daarin opgenomen activiteit, een passende beoordeling op grond van artikel 19j.2 van de Natuurbeschermingswet 1998 te worden gemaakt. Dit in verband met de:

  • instandhoudingsdoelstelling,
  • de kwaliteit van de natuurlijke habitats en
  • de habitats van soorten in dat gebied

die door dat plan kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een passende beoordeling maakt deel uit van een milieueffectrapport.

In paragraaf 5.2.7 wordt het bestemmingsplan aan deze voorwaarde getoetst.

 

4.3 Externe veiligheid

4.3.1 Rijksbeleid

Toetsingskader

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, te weten transportrisico's bij wegen en buisleidingen en risico's die kunnen optreden bij de opslag en distributie van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (verder Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (verder PR) en het groepsrisico (verder GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.

  • 1. Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas.
  • 2. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen in een invloedsgebied. Hierbij moet ook een beeld gegeven worden van de bestrijdbaarheid van een ramp en de zelfredzaamheid van burgers in de ongeving van de rampplek.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen. Tot risicovolle inrichtingen behoren verkooppunten voor motorbrandstoffen waaronder lpg, maar ook mijnbouwinrichtingen en inrichtingen voor de opslag van explosieven.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (verder Bevt) in werking getreden. De ministeriële Circulaire 'risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' is daarmee komen te vervallen.

De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten. De basisnetafstand volgt uit bijlage I van de Regeling basisnet. In de gemeente Den Haag zijn voor de A4, tussen Knooppunt Ypenburg en de gemeentegrens met Leidschendam-Voorburg, en de A13 basisnetafstanden vastgelegd.

Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied). De aanwijzing volgt eveneens uit bijlage I van de Regeling basisnet. Het betreft dezelfde wegvakken als hierboven genoemd.
Ook voor het gedeelte van het plangebied dat binnen 200 meter van een weg ligt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet in de toelichting het groepsrisico worden verantwoord. Die afstand noemt men het invloedsgebied.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevt-situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Met een beperkte verantwoording kan worden volstaan wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (verder OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de OW blijft.

Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een nieuw routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (RIS258608 en besluitenlijst, RIS260481 onder E.2). Het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) is aan venstertijden gebonden, met het oog op de veiligheid. Tijdens kantoortijden (tussen 8.00 uur en 18.00 uur gedurende werkdagen) is het vervoer van routeplichtige stoffen op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg niet toegestaan. Deze beperking geldt niet gedurende het weekend. Tijdens de venstertijden worden tankwagens met routeplichtige stoffen gedwongen de rijksweg via bebording te verlaten (K14-borden met vermelding van venstertijden) en via een eveneens gemarkeerde keerlus in omgekeerde richting hun weg op de rijksweg te vervolgen (zogenaamde 'gesloten verklaring'). In voornoemd besluit zijn ook de Lozerlaan en de Ockenburghstraat aangewezen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Voor dit traject gelden geen venstertijden.

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (verder Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de 'Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten'.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb-situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:

Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1% letaliteitszone van de buisleiding, of wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de OW bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de OW blijft.

Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

In de toelichting moet worden ingegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg (bestrijdbaarheid). Deze verplichting geldt ongeacht of het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen het invloedsgebied van de betreffende transportroutes. Op het vraagstuk zelfredzaamheid moet worden ingegaan wanneer (beperkt) kwetsbare bestemmingen binnen het invloedsgebied van een dergelijke weg zijn geprojecteerd. De Veiligheidsregio dient hieromtrent te adviseren en van beide elementen een beeld te geven.

Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening

In artikel 2.6.3.1 van het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) worden militaire terreinen opgesomd. Het besluit biedt de mogelijkheid om als gevolg van het gebruik of opslag van explosieven rondom deze terreinen een veiligheidszone te hanteren. De NCIA-kavel is niet in de opsomming opgenomen. Ze is een inrichting als bedoeld in categorie 29 uit bijlage I, onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht (verder Bor).

4.3.2 Gemeentelijk beleid

De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:

  • 1. De gemeente richt zich op het vasthouden en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijvigheid en het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid.
  • 2. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op vier gebiedstypen: woongebieden, buitengebieden, gemengde gebieden, risicoarme bedrijventerreinen (inclusief buitengebieden) en bedrijventerreinen met risicovolle bedrijven/inrichtingen.
  • 3. Bij nieuwe ontwikkelingen in woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen van betekenis, zoals LPG-tankstations, toegelaten.
  • 4. Op de bedrijventerreinen hanteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting (lichtere vorm van risicovolle bedrijven) onder voorwaarden mogelijk.
  • 5. Bij externe veiligheidsknelpunten, besteedt de gemeente eerst aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.

In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:

- Structuurvisieniveau: Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen

- Bestemmingsplanniveau: Veiligheidsgeïntegreerd ordenen

- Bouwplanniveau: Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen.

Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is dan een expliciet collegebesluit nodig ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.

In paragraaf 5.2.16 wordt het bestemmingsplan aan deze voorwaarden getoetst.

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (verder Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten. Als geluidsgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn aangewezen:

  • woningen;
  • onderwijsgebouwen m.u.v. gymnastieklokalen;
  • een ziekenhuis en verpleegtehuizen;
  • een verzorgingstehuis;
  • een psychiatrische inrichting;
  • kinderdagverblijf;
  • woonwagenstandplaatsen
  • en een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.

De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer, waarop nader zal worden ingegaan.

Wegverkeerslawaai

Op grond van de Wgh hebben wegen, die zoneringsplichtig zijn, een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken.

De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen.

De wet bepaalt hierbij dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige structuur of functie;
  • een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

In paragraaf 5.2.17 wordt het bestemmingsplan aan deze voorwaarde getoetst.

4.5 Luchtkwaliteit

Wet milieubeheer

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (verder Wm).

De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.

Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wm is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen. Bij kantoren betreft het de toevoeging met een vloeroppervlakte van meer dan 100.000m2 bij één ontsluitingsweg.

Op grond van diverse uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak dient de invloed van de stikstofbalans in de beschouwingen te worden betrokken. Jurisprudentie toont dat verleende vergunningen op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) bij de Raad van State niet in stand blijven. Dat vindt zijn oorzaak in het gebrek aan bewijs dat de activiteit de voor stikstof gevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten in Natura2000-gebieden niet zullen worden aangetast.

De achtergrondbelasting is al zeer hoog. In de tijd echter vertoont zij een dalende tendens. Met het Programma Aanpak Stikstof (verder PAS), zoals neergelegd in de Crisis- en Herstelwet, worden brongerichte maatregelen en specifieke gebiedsgerichte herstelmaatregelen genomen. Daarmee ontstaat ontwikkelingsruimte voor initiatieven in de omgeving van de Natura2000-gebieden die daarmee doorgang kunnen vinden. Dit laatste onder de voorwaarde dat grenswaarden niet overschreden worden.

4.6 Bodem

De Wet bodembescherming (verder Wbb) beoogt de bescherming van de bodem voor bodemverontreiniging . Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bodem bedreigende activiteiten plaatsgevonden. Het plangebied betreft een voormalig defensieterrein, met onder andere een militair oefenterrein en schietbanen. Daarnaast is een ondergrondse dieseltank bekend op het TNO-terrein (Oude Waalsdorperweg 63 en 65), deze is nog in gebruik. In 2013 heeft een calamiteit plaatsgevonden, de ontstane olieverontreiniging is in het kader van de zorgplicht volledig verwijderd.

In en direct aangrenzend aan het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hierbij is in het plangebied één geval van ernstige bodemverontreiniging aangetroffen. Daarvan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater – het bodemvolume. Het betreft de locatie Hubertustunnel, kleine Alexanderkazerne (geval EU 4420004). De verontreiniging met mineralen in grond en grondwater is volledig gesaneerd en er zijn geen gebruiksbeperkingen.

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, moet bodemonderzoek worden uitgevoerd en moet er eventueel gesaneerd worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is, dat wil zeggen ouder dan vijf jaar. Indien er voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn, moeten de bodemonderzoeken geactualiseerd worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m-maaiveld) grotendeels is gelegen in zone B2 en gemiddeld licht verontreinigd is met kwik en PCB. Het resterende deel van de bovengrond is gelegen in zone B6 en is gemiddeld licht verontreinigd met PAK. De ondergrond (0,5-2,0 m-mv.) is geheel gelegen in zone O2 en is gemiddeld licht verontreinigd met PCB.

Het plangebied is gelegen in een drinkwater wingebied. Vanuit de Provinciale Milieu Verordening kan dit voor alle activiteiten leiden tot restricties.

 

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de wet- en regelgeving wat betreft het milieubeheer (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan.

In paragraaf 5.2 wordde in het plan opgenomen ruimtelijke ontwikkeling getoetst aan van betekenis zijnde beleidsuitspraken, regelingen en/of milieunormen. Mede aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.3 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan en de bestemmingen in paragraaf 5.4 globaal beschreven worden.

5.2 Toetsing

5.2.1 Militaire terreinen

Op het plangebied is het gestelde in artikel 2.6.3.1 van het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) omtrent militaire terreinen gedeeltelijk van toepassing.Dat betekent niet dat het overige deel geen militaire betekenis heeft. Het Koninkrijk der Nederlanden kent een eigen defensiemacht en is lid van Noord Atlantische Verdrags Organisatie (NAVO) waarin zij deze macht heeft ondergebracht. De aanval op een van de leden is een aanval op de andere leden. Indien ons Koninkrijk wordt aangevallen, nemen de andere leden aan de verdediging van ons land deel. De werking van een NCIA, dat een NAVO-onderdeel is, in Nederland dient daarmee de landsverdediging.

Voor de gronden waarop de aanduiding 'militiair terrein' en waarmee een oefenterrein wordt bedoeld van toepassing is en die in het plangebied liggen, zal een procedure gestart worden om het Barro zodanig te wijzigen dat de aanduiding vervalt.

De TNO-vestiging zal in verband met komende hantering van veiligheidszones het erf rondom de TNO-gebouwen te zijner tijd anders worden ingericht. De aanduidingen voor de bushalte, een onsltuinig op de openbre weg en parkeerterreinen kunnen middels een afwijkingsbevoegdheid vervallen.

5.2.2 Ladder voor duurzame ontwikkeling

  Voorwaarde   Afweging  
  Artikel 3.1.6.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en artikel 2.1.1 Verordening ruimte: Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen aan de volgende eisen.   -  
a.   Artikel 3.1.6.4 Bro stelt als vraag of deze vestiging in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.   De afwegingen in paragraaf 5.2 zijn er op gericht om te bepalen of daarvan sprake is.  
b.   1) De stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd.   Hier is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling wat betreft kantoren, maar de uitbreiding van een bestaande kantoorlocatie. Zie verder paragraaf 5.2.14. De stedelijke ontwikkeling betreft de projectie van een parkeerdek met parkeerlaag.  
c.   2) In de behoefte wordt binnen het bestaande dorps- en stadsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.   De huidige NCIA-kavel ligt in het als 'steden en dorpen' aangeduide gebied, het gebouw dat erop ligt wordt uitgebreid. Een deel van de huidige NCIA-activiteiten op de huidige kavel wordt naar een andere locatie binnen de gemeente Den Haag verplaatst. Waarmee sprake is van een efficiëntieslag. De uitbreiding van de NCIA-kavel is buiten het bestaande 'steden en dorpen' geprojecteerd.  
d.   3) Indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaande stads- en dorpsgebied kan plaatsvinden wordt gebruik gemaakt van locaties die:   De projectie van de parkeerlaag met parkeerdek vindt grotendeels buiten de stadsrand plaats. De hantering van een veiligheidsafstand leidt tot een veiligheidszone rond het internationale kantorencomplex. Deze leidt ertoe dat dit parkeergebouw op afstand blijft van overige functies en in de EHS geprojecteerd moet worden.  
d1.   a) Gebruikmaken van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig zijn ontwikkeld.   De uitbreiding van de NCIA-kavellocatie is te voet, per fiets, bromfiets, motor, auto of lijnbus bereikbaar.  
d2.   b) Passend in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit waarbij artikel 2.2.1 van toepassing is. Deze kaart kent de volgende lagen:
Laag van de ondergrond: kustduinen.
Laag van de cultuur- en natuurlandschappen: geen cultuur -of natuurlandschap; de uitbreiding komt in een duinlandschap.
Laag van de stedelijke occupatie: vanaf de stad- en dorpsrand in een strook van 200 meter.
Laag van de beleving: landgoedbiotoop, historisch landgoed met aan de westkant de Atlantikwall.
Gebiedsprofiel grenzen: duin, horst en weide.
 
Overheersend in deze doelstellingen en richtpunten van de Visie voor de uitbreiding is het behoud van duinen.
• Binnen een afstand van 200 meter vanaf de stadsrand is uitbreiding mogelijk en binnen die afstand vindt die uitbreiding van de NCIA-kavel plaats.
• Hier wordt bij projectie van de parkeerlaag met parkeerdek in de uitbreiding van de kavel, maar ook bij uitbreiding van het gebouw rekening gehouden met het geaccidenteerde terrein. In de regels is het peil daarom op het NAP afgesteld.
• De maximale bouwhoogte van het gebouw en de parkeergarage is gelijk of lager dan de hoogte van de boomgrens van 25 meter.
• De veiligheidszone wordt - de laad- en losplaats en de interne wegenstructuur uitgezonderd - ingericht als duinlandschap door aanwijzing van de bestemming “Tuin”. Daarmee sluit het op het omliggende duinlandschap aan en ontstaat een uitloper daarvan in de NCIA-kavel en daarmee in de bebouwde kom. Nu vormt het deel van de EHS dat betrokken wordt in de nieuwe stedelijke ontwikkeling slechts de groenvoorziening bij een sportveldencomplex, maar zal een zelfstandige groenvoorziening rondom de gehele kavel gaan vormen, met het karakter van een duinlandschap en aangewezen tot de bestemming “Tuin”.
• De wegaanleg vervangt de groenvoorziening, deze wordt gecompenseerd door de gronden die vrijkomen na opheffing van het tracé van de huidige weg en die voor een tamelijk deel de bestemming “Tuin” worden aangewezen. Een tamelijk deel van de bomen in de uitbreiding van de NCIA-kavel blijven behouden doordat de bouwmassa van de parkeergarage wordt verlegd naar het noordwesten.
• Het verantwoord omgaan met eventuele resten van de aan de uitbreiding aangrenzende Atlantikwall wordt door de archeologische dubbelbestemming gedekt.  
d3.   c) Zijn opgenomen in het Programma ruimte voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectaren.   De oppervlakte van de kaveluitbreiding is kleiner dan 3 hectaren.
 

De afwegingen omtrent de voorwaarden ontslaan burgemeester en wethouders van de verplichting om voor dit bestemmingsplan een ontheffing aan te vragen.

Op provinciaal ambtelijk niveau echter heeft men laten blijken dat in dit besluit van Provinciale Staten de afweging van de voorwaarde onder rij b. omtrent de uitbreiding van een bestaand kantoor op grond van het maximale bebouwingspercentage in het bestemmingsplan anders moet worden uitgelegd. Het geeft als nog aanleiding voor dit onderdeel een ontheffing aan te vragen. Deze ontheffing geldt ook voor de TNO-locatie in dezelfde bestemming. Ook op die kavel heeft de grondoppervlakte van de gebouwen de maximale bebouwingspercentage niet benadert.

Daarenboven heeft ze aangegeven dat omtrent de voorwaarde in rij b. wat betreft de regionale behoefte deze uitbreiding in de door Gedeputeerde Staten nog vast te stellen regionale kantorenvisie meegenomen moet zijn.

De indicaties in paragraaf 3.7.2.2 van deze Toelichting geven er blijk van dat de uitbreiding onderdeel van de komende regionale kantorenvisie zal zijn en al van vorige visies onderdeel was. Zou van opname geen sprake zijn zijn of zou de vaststelling van deze visie niet tijdig plaatsvinden, dan dient de uitbreiding gelet op de uitvoering van het gemeentelijk ruimtelijk beleid daardoor niet belemmerd te worden (artikel 3.2.1 van de Verordening Ruimte) en een ontheffing worden verleend.

Het ambtelijk overleg liet bij de vertegenwoordiging van het Ministerie van Defensie rechtsonzekerheid ontstaan over haar rechten op de locatie, maar ook over de geschiktheid van haar locatie voor deze ruimtelijke ontwikkeling.

De otheffing is verleend op 2 november 2015 (kenmerk DOS 2015 0005607 en PZH 2015 526164593).

5.2.3 Ruimtelijke kwaliteit - beeldkwaliteitsparagraaf
  Voorwaarde   Afweging  
a.   Artikel 2.2.1 Verordening Ruimte: een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling als ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart.   De betekenis van de kwaliteitskaart is bij de voorwaarde in paragraaf 5.2.1, rij d2 al behandeld. De uitbreiding van de bebouwing in de NCIA-kavel past in het bestaand dorps- en stadsgebied zoals op de kwaliteitskaart omschreven (artikel 2.1.1.a). De uitbreiding van de kavel in het EHS-gebied past daar in principe niet in, het transformeert het (artikel 2.1.1.c). Ze kan ook onder de daarin gestelde voorwaarden niet worden toegestaan omdat zij daarop een uitzondering vormt (artikel 2.2.1.2). Op kaart 7 bij deze Verordening namelijk is zij gelegen in de beschermingscategorie 1: ecologische hoofdstructuur en beschermingscategorie 2: groene buffer.  
b.   In artikel 2.2.1 4 wordt bepaald dat in een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in artikel 2.2.1 een motivering moet bevatten - bij voorkeur vervat in een beeldkwaliteitsparagraaf- waaruit blijkt de ruimtelijke kwaliteit minstens gelijk blijft als de richtpunten van de kwaliteitskaart in het geding zijn en de ontwikkeling gelegen is op gronden binnen een beschermingscategorie.   Verwezen wordt naar paragraaf 5.2.2, rij d2.
 

Deze afwegingen ontslaan Burgemeester en Wethouders om op grond van deze voorwaarde voor dit bestemmingsplan een ontheffing aan te vragen.

5.2.4 Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling

Met de ruimtelijke ontwikkeling die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, wordt voorzien in de economische ontwikkeling en banengroei zoals beoogd in het coalitieakkoord “vertrouwen op Haagse Kracht” (Registernummer DSO/2014.934). Tegelijk wordt gestalte gegeven aan de kernwaarden internationale stad van recht en vrede.

5.2.5 Stedenbouwkundige uitgangspunten
  Voorwaarde   Afweging  
a.   In de Gebiedsvisie Internationale Zone leent de locatie van de vroegere kazernes zich uitstekend om (inter)nationale instellingen met bijvoorbeeld een hoog veiligheidsprofiel te huisvesten   De solitaire ligging van de NCIA-kavel en de solitaire ligging van het kantoorgebouw op die kavel bieden rondom het NCIA-gebouw voldoende ruimte om de veiligheidszone te hanteren.  
b.   Nieuwe ontwikkelingen moeten in maat en schaal zorgvuldig worden afgestemd op het aangrenzende duingebied van de Waalsdorpervlakte.   De veiligheidszone biedt de mogelijkheid om het duingebied niet meer vanaf de buitenrand maar al vanaf de gebouwen in de NCIA-kavel aan te leggen en daarmee de gebouwen landschappelijk in te passen.  
c.   Bij transformatie van bestaand vastgoed zal parkeren in eerste instantie op eigen terrein moeten plaatsvinden. Uiteindelijk mag dit niet leiden tot een hogere parkeerdruk.   De combinatie van veiligheidszone en parkeren op eigen terrein leidt ertoe dat het parkeren geconcentreerd wordt in één gebouw.  
d.   De Stedenbouwkundige uitgangspunten bij de veiligheidszone behelzen de uitsluiting van grote parkeerterreinen maar ook de stapeling van parkeerplaatsen, waardoor NCIA-kavel naar het westen wordt uitgebreid met zo'n 7.355 m2.   De toelating van de uitbreiding van parkeerterreinen, in plaats van een gebouwde voorziening, zou een ruimtevraag van 4.000 m2 extra betekenen, wat landschappelijk ongewenst is.  
e.   Binnen een afstand van tien meter vanaf de openbare ruimte de landschappelijke inpassing van erfafscheiding en veiligheidsmaatregelen mogelijk, de veiligheidsstrook.   Rondom het NCIA-gebouw biedt de veiligheidszone mogelijkheden tot aanpassing aan het omliggende landschap.  

5.2.6 Stedenbouwkundige uitgangspunten
  Voorwaarde   Afweging  
a.   Aanleg keerlus met bushalte en trottoir   De keerlus en bushalte zelf wordt de bestemming “Verkeer – Verblijfsstraat aangewezen. Het trottoir zal in de bestemming “Tuin” gelegen zijn.
Omtrent de betekenis van de inpassing van een keerlus met bushalte, trottoir en schelpenpad in het kader van de natuurwetgeving is een advies uitgebracht door 'Vertegaal Ecologisch Advies en Onderzoek': 'Notitie Advies natuurwetgeving keerlus buslijn 22 Oude Waalsdorperweg'. Ze is als bijlage 3 bijgevoegd aan de toelichting. Gelet op de nabije migratieroute van de meervleermuis is ook in de bestemming “Verkeer - Verblijfsstraat” het bouwen van lichtmasten en –armaturen verboden. Met een afwijking mogen zij worden gebouwd met dien verstande dat hun bouwhoogte niet meer dan 7 meter mag bedragen en hun lichtinval neerwaarts gericht en gebundeld is en de lichtkleur amberkleurig is. Aan de verlichting in en van een eventuele abri is eveneens deze verbodsbepaling opgelegd. Het bestemmingsplan laat de aanleg van een schelpenpad toe. Naast deze maatregelen in het bestemmingsplan en de verleende Nbw-vergunning wordt voor de aanleg een ecologisch werkprotocol opgesteld. Een faunarooster voor de rugstreepppad en de zandhagedis zal daarin betrokken worden.  

5.2.7 Natura2000-gebieden

Teneinde de effecten van de ruimtelijke ontwikkelingen op de NCIA-kavel en door de uitbreiding van de NCIA-kavel te bepalen heeft de initiatiefnemer daarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) aangevraagd. Bij de aanvraag is een onderzoeksrapport van Vertegaal ecologisch advies en onderzoek gevoegd.

De NCIA-vestiging is gelegen langs de zuidoostrand van de duinen bij Den Haag. Het ligt op korte afstand van het Natura2000-gebied Meijendel & Berkheide. Het terrein van het bestaande complex maakt geen deel uit van beschermd natuurgebied. De Nbw is naast de EHS en de Flora- en faunawet een van de kaders waaraan de herontwikkeling van het NCIA-complex aan de Oude Waalsdorperweg moet worden getoetst.

De relevante effecten van zowel de bouwfase als de gebruiksfase worden weergegeven in onderstaande tabel.

Fase   Ingreep   Effecttype   Mogelijk effect   Relevan-
tie  
bouw/aanleg   sloop bestaande bebouwing   verdwijnen bebouwing   aantasting aanwezige dieren/nesten   -  
      verdwijnen bebouwing als biotoop   -  
  sloop-, bouw- en aanlegwerkzaam- heden (inclusief inzet machines, vrachtwagen enzovoorts)   visuele verstoring: aanwezigheid/ beweging van personeel en of materieel   afname gevoelige soorten (vogels)   +  
    verstoring: geluidsemissie   afname gevoelige soorten (vogels)   +  
    verstoring: lichtemissie   afname gevoelige soorten (vleermuizen)   +  
    stikstofemissie   aantasting habitats/ leefgebieden soorten   +  
  kap bomen   verdwijnen bos/bomen   afname areaal boshabitattypen   -  
      afname bossoorten   -  
      beïnvloeding vliegroutes vleermuizen   +  
  (tijdelijk) opslag materialen, grond   ruimtebeslag   (tijdelijk) verdwijnen habitats/ leefgebieden soorten   -  
    verstoring   tijdelijk) verdwijnen habitas/ leefgebieden soorten   -  
  bronbemaling   verlagen grondwaterstand   verdroging vochtgebonden habitats   -  
gebruik   aanwezigheid bebouwing   beschaduwing   afname warmte/ zonafhankelijke planten/ dieren   -  
  aanwezigheid bebouwing en dergelijke   aanwezigheid visueel storende elementen   aantasting landschap   -  
  verlichting gebouw, terrein, parkeergarage   verstoring: lichtemissie   afname gevoelige soorten (vleermuizen)   +  
  verkeer gebruikers, bezoekers   visuele verstoring   afname gevoelige soorten (vogels)   +  
    verstoring: geluidsemissie   afname gevoelige soorten (vogels)   +  
    stikstofemissie   aantasting habitats/ leefgebieden soorten   +  
  aanwezigheid extra boomaanplant   aanwezigheid bomen   beïnvloeding vliegroutes vleermuizen   +  
  verwarming   stikstofemissie stookinstallatie   aantasting habitats/ leefgebieden soorten   +  

Nader onderzoek

Van deze effecten dienden een aantal nader onderzocht te worden, daar negatieve effecten niet op voorhand uit te sluiten waren. Dat had voor de bouwfase betrekking op:

  • verstoring van de meervleermuis (door licht),
  • aantasting habitats/leefgebieden door extra stikstofemissie/depositie,
  • beïnvloeding van migratieroutes van de meervleermuis door de kap van bomen en
  • verstoring vogels (visueel, geluid).

In de gebruiksfase had het betrekking op:

  • verstoring vogels (visueel, geluid),
  • verminderde aantasting habitat/leefgebieden door extra stikstofemissie/depositie,
  • verstoring meervleermuis (door licht),
  • beïnvloeding van migratieroutes van de meervleermuis door aanplant/aanwezigheid bomen.

Mitigerende maatregelen

Op basis van dit onderzoek is gebleken dat voor (de mitigatieroutes van) de meervleermuis en de stikstofbalans mitigerende maatregelen getroffen moeten worden.

Ten behoeve van de meervleermuis worden de volgende maatregelen getroffen:

  • tussen het (verlichte) terrein annex parkeerplaats worden bomen geplant die zorgen voor filteringen van het restlicht dat naar de omgeving uitstraalt;
  • gebruik van emissiearme verlichting op het hele buitenterrein;
  • toepassen van naar het terrein gerichte armaturen;
  • beplanten van de gehele zone tussen terrein en Oude Waalsdorperweg met (in soort en omvang) opgaande, inheemse loofboomsoorten;
  • beperken van de straatverlichting op de Oude Waalsdorperweg;
  • geen straatverlichting toevoegen langs de noordwestelijke en noordelijke tak van de Oude Waalsdorperweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA_0020.png"

Afbeelding 5.1: Migratieroutes volgens de verleende Nbw-vergunning.

Ten behoeve van de stikstofbalans wordt door eenmalig 1.500 m2 duinbos en –struweel te verwijderen in het Natura2000-gebied een hoeveelheid stikstof afgevoerd die overeenkomt met de extra toevoer tijdens de bouwfase en gedurende enkele honderden jaren gebruiksfase.

Met het treffen van deze maatregelen zullen geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen of de natuurlijke kenmerken van het Natura2000-gebied optreden.

  • Om de gehele zone tussen terrein en Oude Waalsdorperweg te benutten voor de aanplant van opgaande, inheemse loofboomsoorten en het planten van bomen die zorgen voor filteringen van het restlicht naar de omgeving worden deze gronden bestemming "Tuin" aangewezen.
  • In de regels wordt bepaald dat armaturen op particuliere gronden terreingericht dienen te zijn en voorzien te zijn van emissiearme verlichting.

De Natuurbeschermingswetvergunning werd op 27 juli 2015 (kenmerk (kenmerk DGAN-NB/15078435) door het ministerie van Economische Zaken verleend. Het constateert de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dit gebied door deze ontwikkelingen niet verslechteren en geen significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Het leidt tot de conclusie dat de ruimtelijke ontwikkeling gezien het voorgaande geen mer-verplichting in zich draagt.

5.2.8 Ecologische Hoofd Structuur- verantwoording effectbeperking en compensatie

  Voorwaarde   Afweging  
a.   Artikel 2.3.4.1 Verordening Ruimte: Een bestemmingsplan in de Ecologische Hoofdstructuur (verder EHS) mag geen bestemmingen aanwijzen die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden.   De uitbreiding van de NCIA-kavel is gelegen in het onderdeel 'Bestaande en nieuwe natuur' van de EHS.
 
b.   Artikel 2.3.4.5 biedt de gelegenheid om in geval van een significante vermindering van de oppervlakte, samenhang en kwaliteit van de wezenlijke kenmerken en waarden deze vermindering op een andere plek te compenseren. Daarvoor dient Gedeputeerde Staten dan een ontheffing te verlenen.   De EHS wordt met de uitbreiding van de NCIA-kavel met 7.375 m2 verkleind. Daar staat een compensatie van 12.652 m2 tegenover, een toename met 5.277 m2 . De uitbreiding vindt plaats in de groenvoorziening ten Zuiden van de NCIA-kavel. Uit de in de bijlage 1 opgenomen 'Nulmeting' blijkt dat er geen sprake is van een significante vermindering van de kenmerken en waarden. Bij aanleg van een rotonde ten behoeve van de busverbinding en de verkeersveiligheid is rekening gehouden met een leidingenstroook. De rotonde is daarmee het EHS-compensatiegebied ingeschoven. De compensatie neemt daarmee met 201 m2 af tot 5.076 m2 .  
  Bij de verlening van de ontheffing gelden op grond van artikel 3.2.2.b de volgende voorwaarden:   -  
c.1   de compensatie leidt niet tot een nettoverlies van areaal, samenhang en kwaliteit van de wezenlijke kenmerken en waarden;   Er is geen sprake van een nettoverlies van areaal (zie rij b). De samenhang van de groenvoorziening met het sportveldencomplex gaat verloren. Beeldbepalende bomen daarin worden in de groenzone rond de parkeerlaag en het parkeerdek gespaard en opgenomen.
Het compensatieterrein sluit aan op de EHS ten zuidoosten van de NCIA-kavel. Het kent geen ecologische of landschappelijke waarden en wordt als EHS ingericht.
De gronden in de uitbreiding van de NCIA-kavel kennen weinig wezenlijke kenmerken en waarden die op de EHS terug te voeren zijn, stelt de Nulmeting. De te compenseren uitbreidingslocatie maakt wel deel uit van een bosstructuur.
De beeldbepalende bomen daarvan worden behouden, worden aangevuld en verder wordt in het compensatiegebied op korte afstand een nieuw groot element aan de bosstructuur toegevoegd. Het wordt verdubbeld in omvang. Verder wordt op de uitbreidingslocatie de noordelijke route van de meervleermuis niet onderbroken. De soortenrijkdom zal naar verwachting toenemen omdat het nieuwe element onderdeel uitmaakt van de zuidelijke route van de meervleermuis.  
  de compensatie vindt plaats:    
c.2   aansluitend aan of nabij het aangetaste gebied, met dien verstande dat een duurzame situatie ontstaat.   Het compensatieterrein ligt nabij het aangetaste gebied. Aan de betreffende gronden werd eerder de bestemming “Natuur” aangewezen. Verder wordt Gedeputeerde Staten verzocht Provinciale Staten het voorstel te doen om overeenkomstig artikel 2.3.4.2 dit compensatiegebied op te nemen in de EHS door wijziging van de begrenzing.  
  (artikelen 2.3.4.6 en 3.2..2.c) de Toelichting bij het bestemmingsplan bevat hierover een 'verantwoording effectbeperking en compensatie' met:   -  
  een verantwoording over de aard van de effect beperkende of compenserende maatregelen,   -  
  c.2.1: de begrenzing van het compensatiegebied,   De begrenzing van dat gebied vormt tevens de begrenzing van de bestemming “Natuur” op de verbeelding  
  c.2.2: de wijze waarop die compensatie duurzaam is verzekerd.   Er is door het ministerie van Defensie een bruikleenovereenkomst ondertekend met enerzijds de gemeente en anderzijds Gedeputeerde Staten, waarin de invulling van de bestemming “Natuur” is vastgelegd en daarmee verzekerd.  
  c.2.3: artikel 3.2.2.a) er zijn geen reële alternatieven;   De EHS strekt zich in de omgeving van de NCIA-kavel over nagenoeg alle gronden buiten de bebouwde kom uit, het compensatieterrein vormde daarop de uitzondering, en vormde daarmee het enige alternatief. De samenhang van de EHS wordt hiermee versterkt.  
  c.2.4: (artikelen 3.2.2.b) de negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden , oppervlakte, kwaliteit en samenhang van de ecologische hoofdstructuur worden beperkt;   Er is geen sprake van een nettoverlies van areaal. De samenhang met het sportveldencomplex gaat verloren. Het compensatieterrein sluit aan op de EHS ten zuidoosten van de NCIA-kavel. Het wordt als EHS ingericht. De te compenseren locatie kent weinig wezenlijke kenmerken en waarden die op de EHS terug te voeren zijn, zoals de Nulmeting aantoont, de compensatielocatie echter wel. Bijlage 2 bij de Toelichting bevat het compensatieplan.  
  c.2.5: (artikelen 3.2.2.c. en 2.3.4.5) de overblijvende effecten worden gelijkwaardig gecompenseerd.   De kwaliteit van de compensatie behoeft een nadere toelichting, die in de bijlage1
'Nulmeting' is opgenomen. Verder zijn bestemmingen daartoe aangewezen met de daarbij behorende regels.  

Gelet op de afwegingen is een ontheffing voor de compensatie noodzakelijk. De ontheffing is verleend op 2 november 2015 (kenmerk DOS 2015 0005607 en PZH 2015 526164593).

5.2.9 Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur

Met de vaststelling van dit bestemmingsplan neemt door de uitbreiding van de NCIA-kavel het aandeel 'overige bestaand groen' af en wordt een deel van de verbindingszones als zodanig ingericht en naar het noorden toe uitgebreid. Per saldo wordt deze vergroot. Bovendien moet rekening gehouden worden met de omstandigheid dat binnen de vergrote NCIA-kavel de groene delen specifiek bestemd worden tot "Tuin".

5.2.10 Bomenbestand

Op grond van de verleende kapvergunningen van 5 december 2014 en 12 december 2014 zullen 33 respectievelijk 136 bomen worden gekapt, in totaal 169 bomen. Als mitigerende maatregel zullen maximaal 30 bomen in het Natura2000-gebied worden gekapt. Ten slotte worden op de compensatiekavel een tiental bomen gekapt en zo'n 3.000 aangeplant. Bijlage 2 bij de Toelichting bevat het compensatieplan.

5.2.11 Aanvoer van drinkwater

Het plangebied ligt voor een groot deel in het waterwingebied Den Haag - Katwijk en voor een klein deel in een grondwaterbeschermingsgebied. Deze gebieden dienen beschermd te worden. Voor de verlegging van de Oude Waalsdorperweg heeft het Ministerie van Defensie een ontheffing aangevraagd bij Gedeputeerde Staten. Uit de aanvraag, ingediend op 24 februari 2015, blijkt dat door de verlegging dit wegdeel 164 m2 groter wordt. Ook hierbij wordt getoetst aan de belangen van het ligging op een waterwingebied en de daartoe strekkende aanvullende regels, die in genoemde verordening vermeld staan. De ontheffing is op 1 mei 2015 verleend.

  • Het bestemmingsplan wijst de bestemming "Maatschappelijk" aan. Dat kent bouwvlakken. In het belang van waterwinning worden de delen van de NCIA-kavel die worden gebruikt voor transport, laden en lossen en het parkeren in de open lucht ook in deze bestemming opgenomen. Ze kunnen daarmee worden verhard en voorzien van kolken en buizen voor de afvloeiing van het hemelwater.
  • Verder worden het grondwaterbeschermingsgebied en het waterwingebied elk middels een gebiedsaanduiding op de verbeelding weergegeven.

5.2.12 Waterkwantiteit en - bescherming

In het plangebied bevindt zich geen regionale waterkering als bedoeld in artikel 1.1 Waterwet waaromtrent de Verordening Ruimte specifieke eisen stelt.

Een van de drie belangrijkste strategische pijlers van de visie 'Toekomstbestendig Haags watersysteem' betreft het voorkomen of compenseren van negatieve effecten op de waterhuishouding, zodat het watersysteem goed blijft functioneren, het zogenaamde standstill-beginsel.

In het geldende bestemmingsplan "Noordelijke Randweg - Benoordenhout" laten de bestemmingen voor de bestaande NCIA-kavel en de bestaande noordelijke tak van de Oude Waalsdorperweg in principe verhardingen toe.

In dit bestemmingsplan worden de verhardingen buiten de grens van het bestemmingsplan "Noordelijke Randweg - Benoordenhout" vergroot. Aldaar geldt het bestemmingsplan "Oostduinen" waarvan de bestemming in principe geen verhardingen toelaat. De verlegde noordelijke tak van de Oude Waalsdorperweg en de projectie van de parkeerlaag met daarop een parkeerdek leiden tot een toename van de verhardingen van respectievelijk 2.120 m2 en 2.110 m2, tezamen 4.230 m2. Met de compacte uitbreiding van het kantorencomplex en de concentratie van de parkeerplaatsen in één gebouwde en gestapelde parkeervoorziening, wordt de grondoppervlakte efficiënt ingericht. Onnodige verharding wordt daarmee voorkomen en de mogelijkheid tot inzijging van hemelwater neem toe.

Mede gezien het belang van de compensatie van de negatieve effecten op de waterhuishouding worden in de bestaande NCIA-kavel in dit bestemmingsplan een negental delen onverhard ingericht, omdat zij de bestemming "Tuin" worden aangewezen. Tezamen een oppervlakte van 9.800 m2 . In het landschapsontwerp waren deze delen voor groenvoorzieningen en een waterpartij ingericht. De compensatie laat daarmee een toename aan onverharde gronden met een oppervlakte van 5.570 m2 zien.

Daarmee wordt aan het standstill-beginsel voldaan. Overigens wordt in de uitbreiding van de NCIA-kavel 3.145 m2 de bestemming "Tuin" aangewezen.

5.2.13 Parkeernorm

De gemeentelijke beleidregels omtrent de bepaling van de parkeerbehoefte bevat de parkeernorm. Bij een ruimtelijke ontwikkeling bestaande uit kantoren geldt de parkeernorm dat een geprojecteerde toevoeging van 100 m2 bruto vloeroppervlakte  tot 2,2 parkeerplaats extra leidt. Hier is sprake van een toevoeging van 11.110 m2 , wat leidt tot een toevoeging van afgerond 244 parkeerplaatsen.

In samenhang met het bestaande aantal parkeerplaatsen ontstaat het volgende beeld, dat in onderstaande tabel is weergegeven.

  bruto vloeroppervlakte in m2   aantal parkeerplaatsen (afgerond)   parkeercapaciteit  
bestaande gebouwen   12.730   280   354  
geprojecteerde gebouwen   11.100   244   -  
totaal   23.830   524   -  
geprojecteerde gebouwde parkeercapaciteit   -   -   527*  
surplus   -   3   -  
*Overeenkomstig de stedenbouwkundige uitgangspunten wordt de capaciteit van de bestaande parkeerterreinen en de geprojecteerde parkeercapaciteit geconcentreerd in één gebouwde en gestapelde parkeervoorziening met een capaciteit van 527 parkeerplaatsen.  

Het aantal van 527p arkeerplaatsen voldoet aan de gemeentelijke parkeernorm.

  • Het parkeerdek met parkeerlaag wordt binnen de bestemming "Maatschappelijk" op de verbeelding met de functieaanduiding 'parkeergarage' aangeduid.
  • De gronden tussen de ingang van het parkeerdek en de ontsluiting met openbare weg worden op de verbeelding met de functieaanduiding 'ontsluiting 'aangegeven.
  • In de regels wordt de regel opgenomen: ' in het bouwvlak met de functieaanduiding 'parkeergarage' mogen niet minder dan 527 gebouwde parkeerplaatsen worden gebouwd'.
  • Voor minder validen en vip's worden 12 parkeerplaatsen op maaiveld ingericht. Verder kent het terrein nog breng en ophaalbusjes, waarvoor enige ruimte is geserveerd. Samen leverteen en ander zo'n 560 plaatsen op.
5.2.14 Kantoren
  Voorwaarde   Afweging  
a.   Artikel 2.1.2 Verordening Ruimte: Een bestemmingsplan kan voorzien in nieuwe kantoren op gronden als verbeeld op 'kaart 1' bij de Verordening.   Er is geen sprake van een nieuwe kantoorvestiging. Het betreft hier een herinrichting en uitbreiding van een bestaande kantoorvestiging.
De uitbreiding van het bestaande kantoorgebouw met 11.100 m2, die al opgenomen was in het geldend bestemmingsplan, vormt een voorkeurslocatie in de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit.  

De ontheffing is verleend op 2 november 2015 (kenmerk DOS 2015 0005607 en PZH 2015 526164593).

5.2.15 Gebiedsgericht milieubeleid
Milieudoel   Ambitieniveau   Toetsing  
Bodem   Extra   De aanwezigheid van het waterwingebied onder een groot deel van het plangebied maakt een eventuele bodemsanering niet gericht op de geprojecteerde functie, maar op waterwinning. Het ambitieniveau wordt daarmee bereikt.  
Externe veiligheid   Extra   Er is geen bron die externe veiligheid van de geprojecteerde functies kan beperken. Het ambitieniveau wordt daarmee bereikt.  
Geluid   Extra   Omdat de wegen in het plangebied geen doorgaand verkeer kennen en een 30-km zone vormen is het verkeerslawaai als rustig te omschrijven. Het ambitieniveau wordt daarmee bereikt.  
Lucht   Extra   De ontwikkeling draagt verder niet in betekende mate bij aan de concentraties in de buitenlucht als bedoeld in de Wet milieubeheer.
De inspanning tot beperking van het bestaande niveau van uitstoot van stikstofoxide is gezocht in een verbeterde gevelisolatie van het NCIA-gebouwencomplex. Daarmee wordt omvang van de stook van aardgas en genoemde uitstoot aanmerkelijk beperkt. Verder wordt de verouderde grote stookinstallatie vervangen. Uit de aanvraag voor een Nbw-vergunning blijkt dat de toename van deze uitstoot (0,01mol/ha) als gevolg van een toegenomen automobiliteit te verwaarlozen is. De saldering van de uitstoot van de beide bronnen levert een positieve bijdrage, die het ambitieniveau 'extra' benadert.  
Mobiliteit   Maximaal   In het plangebied is het bestemmingsverkeer gericht op de beide kantorencomplexen in het plangebied het aangrenzende sportveldencomplex buiten het plangebied. Er is geen sprake van parkeren in de openbare ruimte, de parkeerplaatsen op eigen erf zijn in het bestemmingplan gewaarborgd. Een groot deel is in een parkeerlaag met parkeerdek ondergebracht. Laagdrempelig openbaar vervoer bereikt het plangebied. De busverbinding wordt verzorgd door op aardgas aangedreven autobussen. Teneinde de busverbinding te faciliteren en de verkeersveiligheid te vergroten, is gekozen voor een keerlus met bushalte in de openbare ruimte. Goede stallingsmogelijkheden voor fietsen zijn aanwezig. Het ambitieniveau wordt daarmee bereikt.  
Schoon   Extra   Voor de vermijding van zwerfvuil zijn afvalbakken aanwezig en is er voldoende ruimte voor veegwagens. Het ambitieniveau wordt daarmee bereikt.  
Water   Extra   De toename van de oppervlakte aan onverharde gronden zal na saldering 5.570 m2 bedragen. Het ambitieniveau wordt daarmee bereikt.  
Natuur   Maximaal   Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 worden twee aaneengesloten bomenrijen voor vleermuizen ingericht. De bestemming "Tuin" is aangewezen aan gronden met een omvang van 2.945 m2. Het ambitieniveau wordt daarmee bereikt. Ten zuiden van de locatie wordt de verkleining van de EHS ten behoeve van de uitbreiding van de NCIA-kavel gecompenseerd door de inrichting van gronden met een totale oppervlakte die een saldo van omstreeks 5.000 m² toont.  
Klimaat   Maximaal   Het groenareaal zal per saldo aanmerkelijk toenemen en daarmee ook de bindingscapaciteit van CO2 .  

5.2.16 Externe veiligheid

De aanwezigheid van mensen in kantoren en in een parkeerlaag met parkeerdek in de nabijheid van een risicobron brengt de kans op overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen met zich mee. Ten aanzien van de milieucomponent externe veiligheid kan worden opgemerkt dat alleen de hoge druk aardgas transportleiding aan de Van Alkemadelaan van betekenis kan zijn. Ten behoeve van het bestemmingsplan voor het Internationaal Strafhof is de externe veiligheidssituatie vanwege deze leiding onderzocht (bijlage 11 bij de toelichting bij dat bestemmingsplan). De leiding ligt op 600 meter van het plangebied. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van deze aardgas transportleiding.

Op het grootste deel van plangebied is de regeling als bedoeld in artikel 2.6.3.1 van het Barro niet van toepassing. Het deel dat er wel toe behoort zal binnen afzienbare termijn buiten het Barro gebracht worden.

5.2.17 Geluid

Kantoren vormen geen geluidgevoelige gebouwen als bedoeld in de Wet geluidhinder.

De wegen in het plangebied zijn niet zoneringsplichtig: er geldt een maximale rijsnelheid voor motorvoertuigen van 30 kilometer per uur. De aanwijzing van de bestemming "Verkeer - Verblijfsstraat" vertaalt dit in het bestemmingsplan.

5.2.18 Luchtkwaliteit

Wet milieubeheer

De ruimtelijke ontwikkeling draagt niet in betekende mate bij aan de concentraties in de buitenlucht als bedoeld in de Wet milieubeheer.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit de aanvraag voor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 blijkt dat aan de hand van berekeningen in tabel 5.4 de gemiddelde toename van de depositie van stikstofdioxide op alle habitattypen in grote lijnen gering is, ook in de bouwfase. De inspanning tot beperking van het bestaande niveau van uitstoot van stikstofoxide is gezocht in een verbeterde gevelisolatie van het NCIA-gebouwencomplex. Daarmee wordt omvang van de stook van aardgas en genoemde uitstoot aanmerkelijk beperkt. Verder wordt de verouderde stookinstallatie vervangen. Ook de intensivering van het terreinbeheer levert zijn bijdrage.

Uit de aanvraag voor een Nbw-vergunning blijkt verder dat de stijging van deze uitstoot als gevolg van een toegenomen automobiliteit te verwaarlozen is. De saldering van de uitstoot van de beide bronnen levert een positieve bijdrage.

De saldering van de uitstoot van stikstofoxide vindt in het kader van de Nbw-vergunning plaats. Na het onherroepelijk worden van het Bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg, zal deze ontwikkeling van de PAS lijst komen te vervallen. Daarmee hoeft er geen gebruik te hoeven gemaakt van de PAS.

Het groenareaal zal per saldo aanmerkelijk toenemen en daarmee ook de bindingscapaciteit van CO2 .

5.3 Keuze en verantwoording van bestemmingen

5.3.1 Het digitale bestemmingsplan

De Wet ruimtelijke ordening (verder Wro) bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • a. een digitale verbeelding en
  • b. regels.

Het gaat vergezeld van een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de verbeelding en de regels. De verbeelding is vervaardigd op een topografische ondergrond met een schaal van 1:1.000.

In het gebruik wordt de verbeelding en de regels en toelichting afgedrukt. De zogenaamde 'analoge' versie. Deze heeft geen juridische betekenis.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet op de site www.ruimtelijkeplannen.nl die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit. Dat gebeurt overeenkomstig de SVBP2012: Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 'van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan.

Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding.

  • De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de digitale verbeelding wordt de informatie in een aparte deel van het scherm zichtbaar, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Op deze wijze is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding aangegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel met regels in de regels.
  • De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan. Op de verbeelding zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.

Bij het bepalen van de daadwerkelijke bouwhoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.

5.3.2 Keuze en verantwoording van de bestemmingen

1) Voorgaande bestemmingsplannen   Vertaling in het bestemmingsplan  
1a) De Oude Waalsdorperweg werd in het bestemmingsplan "Noordelijke - Randweg - Benoordenhout" de bestemming 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen.   Deze bestemming is gelet op het vermijden van wegverkeerslawaai (par.5.2.16) opnieuw aan de Oude Waalsdorperweg aangewezen.  
1b) De NCIA-kavel en de TNO-kavel werden de bestemming 'Defensiedoeleinden III' aangewezen. De bestemmingsomschrijving noemt kantoor- en onderzoeksdoeleinden ten behoeve van defensie en aan defensie gelieerde instellingen   Op grond van de wettelijke regeling voor de keuze van bestemmingstitels wordt de bestemming "Maatschappelijk" aangewezen met de bestemmingsomschrijving: 'kantoor- en onderzoeksdoeleinden ten behoeve van defensie en aan defensie gelieerde instellingen'.  
1c) In het gezamenlijke bouwvlak mocht maximaal 80 % van de grondoppervlakte daarvan bebouwd worden.   Gezien de hantering van een veiligheidszone van 40 meter rondom het kantorencomplex op de NCIA-kavel is het gezamenlijk bouwvlak in tweeën gesplitst en op de rooilijnen van de bestaande NCIA - en TNO-gebouwen gelegd. De TNO-kavel behoudt de rest van het geldende bouwvlak. Het grondoppervlakte daarvan mag met maximaal 80% met gebouwen bebouwd worden.
De bouwgrenzen op de NCIA-kavel zijn in verband met de functionele begrenzing van de groeimogelijkheden, de waterkwantiteit, de EHS, Natura2000, de veiligheidszone en de veiligheidsstrook op de (geprojecteerde) rooilijnen gelegd.  
1d) De maximale bouwhoogte mocht 15 meter bedragen. De TNO-toren mocht een maximale bouwhoogte van 44 meter hebben.   Op beide kavels wordt een maximale bouwhoogte van 15 meter gehanteerd. Bij hantering is gebleken dat naast de TNO-toren een tweetal verhogingen boven deze maat uitsteken. Deze afwijkende bouwhoogte is met behulp van maatvoeringsvlakken aangeduid. Het geaccidenteerde terrein geeft aanleiding om de hoogten in NAP te meten. Het in het geldende bestemmingsplan gehanteerde peil aan de voet van de Oude Waalsdorperweg biedt geen soelaas. De bestaande voorgevelrooilijn van het kantorencomplex vormt tevens te scheiding tussen het hoger gelegen voorterrein en het lager gelegen achterterrein. De TNO-toren blijkt uit mering 51 meter hoog te zijn. Dart is in dhet plan gehanteerd.  
1e) In het bestemmingsplan "Oostduinen" werd aan het defensie-sportveldencomplex de bestemming “Maatschappelijk – 2” aangewezen.   Ingevolge de uitbreiding van de NCIA-kavel wordt deze bestemming aldaar niet meer aangewezen.  
1f) In het bestemmingsplan "Benoordenhout - Internationaal Strafhof" werd het gebied tussen de zuidelijke tak van de Oude Waalsdorperweg en de Landscheidingsweg de bestemming "Natuur" en de dubbelbestemming "Waarde- Archeologie" aangewezen. In het noordelijk deel ervan gold ook de gebiedsaanduiding "Milieuzone - Waterwingebied", die op de uitsnede met een groene arcering werd aangeduid.   De twee bestemmingen zijn opnieuw aangewezen. Verder is aan het aangrenzende grondwaterbeschermingsgebied in het zuidelijke gedeelte van het plangebied de gebiedsaanduiding "Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied", aangewezen.  
1g) Met de Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) werd aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.   De uitsluiting van seksnrichtingen is in het bestemmingsplan opgenomen. Meer bepaald in de algemene gebruiksregels en de begrippen.  
1h) De dubbelbestemming 'Waarde (archeologie)' bevat regels die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen en/of de activiteit werken.   De dubbelbestemming is opnieuw aangewezen.De archeologische waarden worden met deze bestemming beschermd. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een aanlegvergunning verplicht gesteld.  
 
2) Ruimtelijk beleid   Vertaling in het bestemmingsplan
 
2a) Het Besluit ruimtelijke ordening en de Verordening Ruimte hanteren de ladder voor de duurzame verstedelijking (paragraaf 5.2.2.rij d2)   Ter plaatse van de parkeerlaag met parkeerdek geldt de veiligheidszone niet, maar zorgt de veiligheidsstrook daarvoor.  
2b) idem   Bij de projectie van de parkeerlaag met parkeerdek in de uitbreiding van de kavel, maar ook bij uitbreiding van het gebouw is bij de bepaling van de bouwhoogten rekening gehouden met het geaccidenteerde terrein. In de regels is het peil daarom op het NAP afgestemd. Er zijn twee hoogten, de grens tussen beiden wordt gevormd door de voorgevelrooilijn van het bestaande NCIA-gebouw en het verlengde daarvan.  
2c) idem   De maximale bouwhoogte van het NCIA-gebouw en de parkeergarage is gelijk of lager dan de hoogte van de boomgrens van 25 meter.  
2d) idem   De veiligheidszone wordt - de laad- en losplaats en de interne wegenstructuur uitgezonderd - ingericht als duinlandschap door aanwijzing van de bestemming “Tuin”.  
3) Cultureel erfgoed   Vertaling in het bestemmingsplan  
3a) In het plangebied is sprake van archeologische waarden .   In de dubbelbestemming "Waard - archeologie" zijn de de standaardregels die de gemeenteraad hanteert opgenomen en vervallen de toevoegingen in de regels uit de Verordening Ruimte. Deze dubbelbestemming is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld .  
4) Groen   Vertaling in het bestemmingsplan  
4a) Natura2000-gebied - meervleermuizen   Om de gehele zone tussen terrein en Oude Waalsdorperweg te benutten voor de aanplant van opgaande, inheemse loofboomsoorten en het planten van bomen die zorgen voor filteringen van het restlicht naar de omgeving worden deze gronden bestemming "Tuin" aangewezen.  
4b) idem   In de regels in de bestemming “Maatschappelijk” wordt bepaald dat armaturen op particuliere gronden terreingericht dienen te zijn en voorzien te zijn van emissiearme verlichting.  
4c) Het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening en de Verordening Ruimte hanteren de Ecologische Hoofdstructuur (paragraaf 5.2.8 rijen c2.   -  
4d) Het compensatiegebied dient onderdeel te worden van de Ecologische Hoofdstructuur.   In de bestemming “Natuur” wordt in de doeleindenomschrijving opgenomen dat het een onderdeel vormt van de Ecologische Hoofdstructuur. Dit is een uitbreiding aangezien nooit compensatie in het kader van Natura 2000 noch stedelijke EHS heeft hoeven plaatsvinden.  
4e) idem   Verder wordt Gedeputeerde Staten verzocht Provinciale Staten het voorstel te doen om overeenkomstig artikel 2.3.4.2 dit compensatiegebied op te nemen in de EHS door wijziging van de begrenzing.  
4f) Amendement 'zicht op groen'   Gelet op het karakter van de veiligheidszone is het niet mogelijk om dit openbaar toegankelijk te maken. Wel mag het bouwen van hogere erfafscheidingen slechts na afwijking in het bestemmingsplan plaatsvinden. Dit gelet op de wens tot een vanaf de openbare weg zichtbare groene inrichting van de veiligheidszone of veiligheidsstrook. Een aanlegvergunningenstelsel in de bestemming “Tuin” reguleert het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, teneinde het tuinkarakter te bewaren. De regels uit de Verordening Ruimte zijn in de regels overgenomen.  

5) Waterhuishouding   Vertaling in het bestemmingsplan  
5a) Aanvoer van drinkwater   Het bestemmingsplan wijst de bestemming "Maatschappelijk" aan. Dat kent bouwvlakken. In het belang van waterwinning worden de delen van de NCIA-kavel die worden gebruikt voor transport, laden en lossen en het parkeren in de open lucht ook in deze bestemming opgenomen. Ze kunnen daarmee worden verhard en voorzien van kolken en buizen voor de afvloeiing van het hemelwater.  
5b) Aanvoer van drinkwater   Verder worden het grondwaterbeschermingsgebied en het waterwingebied elk middels een gebiedsaanduiding op de verbeelding weergegeven.  
6) Verkeer en infrastructuur   Vertaling in het bestemmingsplan  
6a) De Haagse Nota Mobiliteit hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie.   Alle straten in het plangebied vallen onder de bestemming “Verkeer-Verblijfsstraat”.  
6b) De nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” gaat mede in op het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte   In het plangebied wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein met een parkeerbehoefte.  
6c) idem   Het parkeerdek met parkeerlaag wordt binnen de bestemming "Maatschappelijk" op de verbeelding met de functieaanduiding 'parkeergarage' aangeduid.  
6d) idem   De gronden tussen de ingang van het parkeerdek en de ontsluiting met openbare weg worden op de verbeelding met de functieaanduiding 'ontsluiting 'aangegeven.  
6c) idem   In de regels wordt de regel opgenomen: ' in het bouwvlak met de functieaanduiding 'parkeergarage' mogen niet minder dan 527 gebouwde parkeerplaatsen worden gebouwd'.  

5.4 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (bouwhoogte, diepte en dergelijke) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 7) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 8 tot en met 14 ) bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingssregels en algemene procedureregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 15, de slotregel in artikel 16.

5.4.1 Inleidende regels


In Artikel 1 Begrippen' worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.

In Artikel 2 Wijze van meten is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.4.2 Bestemmingsregels

Een bestemmingsplan wijst aan gronden bestemmingen. Die staan ingetekend op een verbeelding. Bij die bestemmingen horen regels. De bestemmingen zijn alfabetisch gerangschikt. Om de bestemming op de verbeelding te vinden is achter elke bestemming de code op de verbeelding ingetekend.

"Maatschappelijk" [M] (artikel 3)

In de bestemming "Maatschappelijk" zijn de vestigingen van de NCIA als van TNO met hun erven ondergebracht evenals het parkeerdek met parkeerlaag. Ze zijn bestemd voor onderzoeksinstituten voor de landsverdediging. Gebouwen mogen alleen in de bouwvlakken gebouwd worden. In de legenda staat vermeld welke lijndikte de bouwvlakken kennen. Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen gelden de regels in het Besluit Omgevings Recht (verder Bor). Het parkeerdek met parkeerlaag kent de functieaanduiding 'parkeergarage'. Er mogen ook bouwwerken, geen gebouw zijnde gebouwd worden. Voor erfafscheidingen gelden speciale bouwregels.

"Natuur" [N] (artikel 4)

De bestemming "Natuur" is aan het terrein ten zuiden van de Oude Waalsdorperweg aangewezen. Deze bestemming kent als doeleinde het ontwikkelen van natuur- en landschappelijke waarden. Dit terrein compenseert de gronden die verloren zijn gegaan bij de uibreiding van de bestemming "Maatschappelijk". Er mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde gebouwd worden. Voor erfafscheidingen gelden speciale bouwregels. Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, geldt een vergunningsplicht.

"Tuin" [T] (artikel 5)

Op een deel van de NCIA-kavel zijn de gronden zo ingericht dat zij alleen maar begroeiingen mogen kennen. Deze bestemming legt dit vast.

"Verkeer - Verblijfsstraat" [V - VS] (artikel 6)

De bestemming "Verkeer - Verblijfsstraat" is aan de Oude Waalsdorperweg aangewezen. Deze gronden zijn bedoeld voor wegen en voet- en fietspaden.

"Waarde - Archeologie" [WR-A] (artikel 7)

De bestemming "Waarde - Archeologie" is aan het hele plangebied aangewezen en geldt naast de andere bestemmingen. Dit omdat verwacht wordt dat in de ondergrond archeologische waarden aanwezig zijn. Deze waarden moeten beschermd worden. Om deze waarden te beschermen zijn op bouwwerkzaamheden die de grond roeren aanvullende bouwregels van toepassing; voor werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een aanlegvergunning verplicht gesteld.

5.4.3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 12.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 12.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

In het plangebied geldt de Provinciale Milieuverordening, dat wil zeggen een deel is waterwingebied, het andere deel grondwaterbeschermingsgebied. Met de gebiedsaanduiding voor milieuzones is dat op de plankaart aangeduid.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval. Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels:

Een aantal bestemmingen of functieaanduidingen kunnen worden gewijzigd. Waarin ze gewijzigd kunnen worden en onder welke voorwaarden staat vermeld in artikel 13. De procedure tot wijziging staat in artikel 14.1 vermeld.

Artikel 14 Algemene procedureregels

De algemene procedureregels regelen de procedure die het bevoegd gezag moet volgen als zij van de wijzigingsbevoegdheid gebruik willen maken.

5.4.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 16 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg'

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan kent als doel een juridisch-planologische regeling voor een bestaande situatie vast te leggen, maar biedt daarnaast op een aantal locaties nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden. Het betreft de volgende nieuwe ontwikkelingen:

  • a. de uitbreiding van bestaande gebouwen van het NCIA;
  • b. de veiligheidszone rondom het NCIA-complex;
  • c. de verlegging van de Oude Waalsdorperweg naar het westen op een klein deel van het militaire sportcomplex en de bouw van een nieuw gebouw (parkeerlaag met parkeerdek) aldaar,
  • d. mitigerende maatregelen in verband met de natuurbescherming en;
  • e. de herinrichting van een groenzone ten zuiden van het complex tot natuurgebied in verband met de ecologische hoofdstructuur;
  • f. de aanleg van een rotonde ter vervanging van de splitsing in de Oude Waalsdorperweg en daaraan aansluitend een nieuw bushalte in te richten mede ter verbterering van de verkeersveiligheid.

Kostenverhaal

Voor deze gevallen is er beoordeeld of er sprake is van een bouwplan als bedoeld in art. 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:

  • 1. de bouw van een of meer woningen;
  • 2. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • 3. de uitbreiding van een gebouw met ten miste 1.000 m² bruto vloeroppervlakte met één of meer woningen;
  • 4. de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • 5. de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt;
  • 6. de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1.000 m².

Bron: Afdeling 6.2 Grondexploitatie, Artikel 6.2.1 Bro

De ontwikkelingen onder b., d., e. en f. betreffen geen bouwplannen. De uitbreiding van bestaande gebouwen onder a betreft een bouwtitel die in het geldende bestemmingsplan al was opgenomen en is derhalve ook geen bouwplan.

De bouw van een nieuwe parkeerlaag met parkeerdek onder c betreft een nieuw hoofdgebouw, waarvan het oostelijk deel een bouwtitel kent omdat deze in het geldende bestemmingsplan was opgenomen. Het westelijk deel, met een grondoppervlakte van 4.627 m2 en een vloeroppervlakte van 9.254 m2, kent geen bouwtitel.

Voor dit westelijke deel is er bij deze locatie sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel. 6.2.1 Bro, waardoor de gemeente in beginsel verplicht is om een exploitatieplan op te stellen. De raad kan op basis van art. 6.12, tweede lid Wro echter besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen wanneer:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in art. 6.13, eerste lid, onder c, 4º en 5º, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels als bedoeld in art. 6.13, tweede lid onder b., c. en d. niet noodzakelijk is.

Het kostenverhaal onder het eerste punt kan worden verzekerd via:

  • 1. een gemeentelijke grondexploitatie, de gemeente is eigenaar van de te ontwikkelen gronden;
  • 2. meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  • 3. een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling.

Het bouwplan wordt volledig gerealiseerd op gronden die in eigendom zijn van het ministerie van Defensie. De kosten die door de gemeente Den Haag worden gemaakt om dit bouwplan mogelijk te maken worden verhaald middels een anterieure overeenkomst tussen deze twee partijen. Daarbij is er aan gemeentelijke zijde slechts sprake van plankosten, alle investeringen in het gebied komen voor rekening van de initiatiefnemer. Overigens is er met betrekking tot ontwikkeling e. tevens sprake van twee bruikleenovereenkomsten. Het kostenverhaal is hiermee verzekerd.

Financiële uitvoerbaarheid

Het bouwplan wordt volledig voor rekening en risico van het Ministerie van Defensie ontwikkeld. Het plan is daarmee financieel uitvoerbaar. Het ministerie heeft al veel voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd, zoals het laten maken van een voorlopig ontwerp voor de uitbreiding van de bestaande NCIA-gebouw. Tevens is er een Omgevingsvergunning voor activiteit bouwen aangevraagd voor het portiergebouw, zijn er kapvergunningen aangevraagd en verleend en is er een aanvraag voor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 aangevraagd.Ook die vergunning is verleend. De EHS-compensatie gronden zijn begin juni2016 ingezaaid.

Voorts is het niet noodzakelijk om een tijdvak of fasering te bepalen als bedoeld in art. 6.13 eerste lid onder c, 4º en 5º, noch om eisen, regels of een uitwerking van regels te stellen als bedoeld in art. 6.13 tweede lid onder b, c en d van de Wro. Op grond van artikel 6.12 tweede lid Wro wordt besloten om geen exploitatieplan vast te stellen.

De uitvoering van de voorzieningen onder f. kan niet gefinancierd worden middels een anterieure overeenkomst. Met name beide bedrijven hebben er baat van, NCIA bij haar uitbreding en TNO bij haar verbouwing van haar bestaande gebouwen en herinrichting van het erf. In overleg is afgesproken dat de uitvoering van de voorzieningen wordt medegefinancierd.

Conclusie

Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar. Omdat het kostenverhaal voor de direct bestemde ontwikkelingen anderszins is verzekerd en aanvullende eisen niet noodzakelijk zijn wordt – op grond van artikel 6.12 tweede lid Wro – besloten geen exploitatieplan vast te stellen. De anterieure overeenkomst is getekend.

Verwerving

De ontwikkeling onder e. heeft betrekking op gronden van de gemeente en de provincie Zuid-Holland. Middels bruikleenovereenkomsten met het Ministerie van Defensie wordt het gebruik van de gronden van de gemeente overeenkomstig de bestemming gestalte gegeven. De strook grond van de provicncie is door het betreffende ministerie verworven. Ook hiervoor geldt een beheersovereenkomst.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg op 28 juli 2015 aan de volgende instanties toegezonden:

  • 4. Provincie Zuid-Holland
  • 5. Ministerie EL&I
  • 6. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
  • 7. Ministerie van Defensie
  • 8. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • 9. RVOB (Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf)
  • 10. Metropoolregio Den Haag Rotterdam (MRDH)
  • 11. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • 12. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 13. Dunea
  • 14. Politie Haaglanden
  • 15. Veiligheidsregio Haaglanden (VRH)
  • 16. Staatsbosbeheer
  • 17. Burgemeester en wethouders van Wassenaar Cluster Ruimte 1 Sectie Beheer & Omgevingsmanagement
  • 18. TNO
  • 19. HTM Personenvervoer N.V.
  • 20. Veolia Transport Haaglanden
  • 21. Stedin B.V.
  • 22. TenneT Regio West
  • 23. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 24. Kamer van Koophandel Haaglanden
  • 25. Omgevingsdienst Haaglanden
  • 26. Het bestuur van de Wijkvereniging Duttendel en De Wittebrug
  • 27. Het bestuur van de Wijkvereniging Benoordenhout
  • 28. Het bestuur van de Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's-Gravenhage e.o.
  • 29. Stichting Haags Milieucentrum
  • 30. Het bestuur van de Fietsersbond enfb
  • 31. Bestuur Haagse Vogelbescherming
  • 32. Het bestuur van de Stichting Duinbehoud
  • 33. Stichting Het Zuid-Hollands Landschap

Van de instanties onder nummer 1, 12, 16, 22, 24 en 25 zijn reacties ontvangen. Bij reactie 25 was de op 27 juli 2015 verleende vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 toegevoegd (kenmerk DGAN-NB/15078435). Deze is weggelaten.

De instanties onder nummer 5 en 9 hebben aangegeven met het concept in te kunnen stemmen. Van de overige genoemde instanties zijn geen reacties ontvangen.

De ontvangen brieven zijn in reacties opgesplitst. De nummers zijn vet afgedrukt. Na de reactie is zij ie voorzien van een afweging. Ook deze is vet afgedrukt.

1. Provincie Zuid-Holland

“Inleiding

Op 29 juli 2015 hebt u ons het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan toegezonden in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Hierbij bericht ik u dat het plan aanleiding geeft tot een reactie inzake de vraag hoe het plan zich verhoudt tot de provinciale belangen die op basis van het provinciaal ruimtelijk beleid relevant zijn. Dit beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (hierna: VRM) en de Verordening ruimte 2014 (hierna: de verordening). De VRM en de verordening zijn op 9 juli 2014 door Provinciale Staten vastgesteld en op 1 augustus 2014 in werking getreden. In de verordening zijn regels opgenomen voor de borging en bescherming van provinciale belangen en het onderhavige plan is op één of meerdere punten niet conform dit beoordelingskader. Deze reactie vervangt niet een eventueel benodigde provinciale verklaring van geen bedenkingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Opmerkingen

1.1) Gelet op het lopende ontheffingsverzoek voor onderhavige ontwikkeling zijn de onderstaande opmerkingen deels reeds bij u bekend, maar in verband met behoud van rechten geven wij deze opmerkingen nog mee in het kader van het bestemmingsplan.

Kantorenlocatie en ladder voor duurzame verstedelijking

De beoogde uitbreiding van kantorenoppervlak is strijdig met artikel 2.1.2 lid 1 en 2 van de verordening, nu de nieuwe kantoren niet worden gerealiseerd op de in dit artikel aangegeven locaties. Verder dient de locatie voor vaststelling te zijn opgenomen in een actuele kantorenvisie in het kader van de benodigde onderbouwing voor de ladder van duurzame verstedelijking, gelegen in artikel 2.1.1 van de verordening.

EHS

De ontwikkeling is in strijd met artikel 2.3.4 lid 1 van de verordening nu dit artikel geen nieuwe ontwikkeling toestaat in de EHS. In het kader van uw ontheffingsverzoek ex artikel 3.2 lid 1 en lid 2 wordt momenteel bezien door GS of hier van afgeweken kan worden.

Conclusie

Op basis van de aangeboden gegevens heb ik geconstateerd dat het plan op bovengenoemde punten, onder voorbehoud van de eventueel te verlenen ontheffing van artikel 2.1.2 en 2.3.4, onvoldoende rekening houdt met de betrokken provinciale belangen. Het is daarom van belang de ontheffingsprocedure af te wachten en wanneer de ontheffing verleend is door ons college deze mede ter inzage te leggen bij het ontwerpbestemmingsplan. Indien ontheffing niet verleend wordt, verzoeken wij u het plan aan te passen.

Dit is een gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie.

Wij verzoeken u in uw correspondentie altijd het DOS-nummer te vermelden dat wij rechts bovenaan in deze brief hebben opgenomen.”

Afweging 1.1) Een ontheffing van de Verordening ruimte is door Gedeputeerde Staten verleend.

In vergelijking met het voorontwerp doet zich een tweede wijziging voor, die enige betekenis heeft voor de EHS-compensatie. Het plangebied kent een busverbinding, die haar eindhalte op het terrein van TNO heeft, alwaar de bus kan keren. In de komende planperiode gaat TNO rondom haar kantoren een veiligheidszone hanteren, zodat de bushalte zal komen te vervallen. Om haar en de andere gebruikers dan te faciliteren is gezocht naar een andere eindhaltelocatie. Er is voor gekozen een rotonde ter vervanging van de splitsing in de Oude Waalsdorperweg aan te leggen en daaraan aansluitend een nieuw bushalte in te richten. Dat betekent dat de EHS-compensatie zal afnemen met 200 m2.

5. Rijkswaterstaat Zuid-Holland

5.1) “ Hartelijk dank voor het toesturen van het voorontwerp bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg. Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid ziet geen aanleiding om te reageren op dit plan, aangezien het geen relatie heeft met het hoofd(vaar)wegennet en hoofdwatersysteem. Rijkswaterstaat blijft in de toekomst graag op de hoogte van relevante ruimtelijke plannen in uw gemeente.”

Afweging 5.1) Van deze reactie wordt kennis genomen.

9. Hoogheemraadschap van Delfland

“In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan.

9.1) Wel instemmen

Delfland kan met het voorontwerp van het bestemmingsplan instemmen. Aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding, is invulling gegeven.

Naast advisering in het kader van de watertoets over dit bestemmingsplan, kan het zo zijn, dat een watervergunning of melding nodig is. Voor meer informatie over deze watervergunning of melding verwijzen wij u naar https://www.hhdelfland.nl/watervergunning-aanvragen.

Voor meer informatie of vragen kunt u zich wenden tot de contactpersoon, vermeld onderaan deze brief.”

Afweging 9) Van deze reactie wordt kennis genomen.

Hierbij wordt vermeld dat aan te tekst in paragraaf 2.4.6 de zin wordt toegevoegd: 'Het grondwaterpeil van dit duingebied heeft echter een eigen dynamiek en fluctueert tussen + 0,7 meter NAP in natte tijden en - 0,3 meter NAP tijdens droogte'.

12. Veiligheidsregio Haaglanden (VRH)

“U heeft de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) op 28 juli 2015 verzocht om advies uit te brengen over de externe veiligheid omtrent het concept ontwerp bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg te Den Haag. In deze brief treft u het advies aan.

Het bestemmingsplan ligt in het noordwesten van de gemeente Den Haag en wordt begrensd door de Oude Waalsdorperweg grenzend aan Oostduinen in het noorden, de gemeentegrens met Wassenaar in het oosten, de zuidelijke tak van de Oude Waalsdorperweg en de Landscheidingsweg in het zuiden en de naar het westen verlegde Oude Waalsdorperweg bij het militaire sportcomplex in het westen.

Het bestemmingsplan maakt o.a. de herinrichting en uitbreiding van de bestaande NAVO vestiging aan de Oude Waalsdorperweg 61D-1 mogelijk, inclusief een vrijliggende bovengrondse parkeergarage. Daarnaast maakt het bestemmingsplan de verlegging van de Oude Waalsdorperweg naar het westen op een klein deel van het militaire sportcomplex en de bouw van een nieuw gebouw aldaar mogelijk. De overige ontwikkelingen zijn in het kader van externe veiligheid niet relevant.

Risicobronnen

12.1) In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn het plangebied en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen met de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Geconstateerd is dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

De uitvoering van dit bestemmingsplan leidt daarom niet tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico's. De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis hiervan besloten om in het kader van externe veiligheid geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan.

Incidentbestrijding door hulpdiensten

In verband met de ruimtelijke inrichting van het plangebied is het voor de hulpdiensten van belang dat voor de bereikbaarheid' en bestrijdbaarheid2 van incidenten, de toegankelijkheid, opstel plaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn.

Daarom wordt uw aandacht gevraagd voor het toetsen van bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten conform het standaard programma van eisen inrichting openbare ruimte uit het Handboek openbare ruimte.

Voor wat betreft de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten zijn de toegankelijkheid, opstel plaatsen en bluswatervoorziening(en) nu voldoende, dit dient wel geborgd te worden voor de toekomst.

Afweging 12.1) Met dit bestemmingsplan wordt het wegennet in het plangebied gewijzigd. Het plan borgt de toegankelijkheid, opstelplaatsen en laat de plaatsing van bluswatervoorzieningen toe. 

16. HTM Personenvervoer N.V.

“Naar aanleiding van het vooroverleg ex art 3.1.1. Bro, over het bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg wil ik graag het volgende opmerken.

16.1) De ontsluiting van het gebied per openbaar vervoer gebeurt met spitsbus 22, die op werkdagen in de ochtend- en avondspits tussen Centraal Station en de Oude Waalsdorperweg (TNO) rijdt. De reguliere bus 22 heeft zijn eindpunt in Duinzigt (en rijdt via CS naar Duindorp vv).

In de toelichting van het bestemmingsplan staat nu een andere, niet geheel correcte, tekst.

Afweging 16.1) De tekst is dienovereenkomstig gewijzigd.

16.2) Op de Oude Waaldsdorperweg is geen ruimte voor de bus om te keren. Daarom keert en heeft de bus zijn halte op het parkeerterrein van TNO. Hier staat ook een haltepaal. Hierover zijn in het verleden afspraken gemaakt tussen HTM en TNO, maar het in bestemmingsplan, in de bestemming 'Maatschappelijk', is niet opgenomen dat de bus(halte) hier is toegestaan. De vraag is of dat nodig is.

Ik hoor graag of en hoe dit geregeld moet worden.”

Afweging 16.2) De bushalte is tevens eindhalte van de lijn. De halte bedient niet alleen reizigers die naar TNO gaan of er vandaan komen, ze is tevens de enige keerlusmogelijkheid voor een buslijn in het plangebied. Als zodanig is het een algemene voorziening, het dient het een algemeen nut. Het behoeft een regeling in het bestemmingsplan met de functieaanduiding 'openbaar vervoer' en de vermelding in de bestemmingsomschrijving.

Ook ontbreekt de route van de uitrit van de buslijn op de verbeelding en wordt ze in de bestemmingen "Maatschappelijk" en "Groen" met de functieaanduiding 'ontsluiting' aangegeven.

22. Omgevingsdienst Haaglanden

“Het plan is beoordeeld op de volgende thema's:

Hoofdstuk 4.4 van de toelichting wijzigen in;

22.1) Geluid

De Wet geluidhinder (verder Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting op geluidgevoelige objecten. Als geluidgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn aangewezen:

a. woningen;

b. een onderwijsgebouw m.u.v. gymnastieklokalen;

c. een ziekenhuis en verpleegtehuizen;

d. een verzorgingstehuis;

e. een psychiatrische inrichting;

f. kinderdagverblijf;

g. woonwagenstandplaatsen;

h. een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.

Afweging 22.1) De in de Toelichting gehanteerde lijst is inderdaad verouderd. Zij wordt overeenkomstig deze reactie vervangen.

22.2) Artikel 1.28 van de regels wijzigen in;

1.28 geluidgevoelige functies:

functies zoals bedoeld in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder.

Afweging 22.2) De in de regels van het plan gehanteerde lijst is inderdaad verouderd. Zij wordt overeenkomstig deze reactie vervangen.

Externe Veiligheid:

22.3) In hoofdstuk 5.3 wordt het wettelijk kader en het gemeentelijk beleid geschetst. Een verantwoording ontbreekt. In of in de omgeving van het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig waarmee rekening dient te worden gehouden. Dit moet wel als zodanig in de toelichting worden verwoord.

Afweging 22.3) Die conclusie is al in subparagraaf 2.5.16 getrokken. Daar vindt de toetsing plaats aan beleidsnota's en wet- en regelgeving. Het aldaar aangerhaalde artikel betrteft een artikel uit het Barro.

Lucht:

In het document wordt de Wet milieubeheer en de Natuurbeschermingswet 1998 niet duidelijk gescheiden. Advies is om duidelijk onderscheid te maken. In het document wordt geschetst hoe luchtkwaliteit volgens de Wet milieubeheer dient te worden meegenomen. In het bestemmingsplan is dit echter niet nader uitgewerkt in conclusies, onderbouwingen en/of berekeningen. Geadviseerd wordt dit als nog te doen.

Afweging 22.4) In paragraaf 4.5 worden beiden niet duidelijk gescheiden. Er worden daarom twee subparagrafen (wet milieubeheer en Natuurbeschermingswet 1998) gehanteerd. In paragraaf 5.2.18 zijn conclusies getrokken. Dat geldt alleen voor het deel dat betrekking heeft op de Natuurbeschermingswet 1998. Voor het gedeelte dat betrekking heeft op luchtkwaliteit op grond van de Wet milieubheer wordt het aangevuld met de mededeling dat de ontwikkleing niet in betekende mate bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.

 

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (verder Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van het plangebied of de projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im )mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;

b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;

c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

22.5) Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bodem bedreigende activiteiten plaatsgevonden. Het plangebied betreft een voormalig defensieterrein, met onder andere een militair oefenterrein en schietbanen. Daarnaast is een ondergrondse dieseltank bekend op het TNO-terrein (Oude Waalsdorperweg 63), deze is nog in gebruik. In 2013 heeft een calamiteit plaatsgevonden, de ontstane olieverontreiniging is in het kader van de zorgplicht volledig verwijderd.

Bodem:

In en direct aangrenzend aan het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hierbij is in het plangebied één geval van ernstige bodemverontreiniging aangetroffen. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume ). Het betreft de locatie Hubertustunnel, kleine Alexanderkazerne (geval EU 4420004). De verontreiniging met minerale in grond en grondwater is volledig gesaneerd en er zijn geen gebruiksbeperkingen.

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, moet bodemonderzoek worden uitgevoerd en moet er eventueel gesaneerd worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien er voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn moeten de bodemonderzoeken geactualiseerd worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m-maaiveld) grotendeels is gelegen in zone B2 en gemiddeld licht verontreinigd is met kwik en PCB. Het resterende deel van de bovengrond is gelegen in zone B6 en is gemiddeld licht verontreinigd met PAK. De ondergrond (0,5-2,0 m-mv.) is geheel gelegen in zone O2 en is gemiddeld licht verontreinigd met PCB.

Het plangebied is gelegen in een drinkwater wingebied. Vanuit de Provinciale Milieu Verordening kan dit voor alle activiteiten leiden tot restricties.

Conclusie:

De behandelde thema's behoeve nog enige aandacht ten planvorming te vervolgen.”

Afweging 22.5) De aangedragen tekst wordt in de Toelichting opgenomen.

24. Het bestuur van de Wijkvereniging Benoordenhout

24.1) “Hieronder de reactie van de wijkvereniging Benoordenhout op het concept bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg. Mochten er naar aanleiding van deze reactie vragen van uw kant zijn, dan zijn wij ten allen tijde bereid onze standpunten mondeling uit te leggen.

De landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl geraadpleegd 19-8-2015 15:00, hier echter geen informatie beschikbaar (zie hieronder), terwijl een reactie voor 31 augustus verwacht wordt. Ook is geprobeerd met de verantwoordelijke ambtenaar in contact te komen. De verantwoordelijke ambtenaar is tot 28 augustus met vakantie en daarmee ook niet aanspreekbaar.

Eerste reacties op het concept bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg.

Afweging 24.1) Bij het begin van de inzagetermijn heeft de overlegpartner een uitnodiging voor vooroverleg ontvangen. Het bevatte een link voor het downloaden van het voorontwerp middels 'we transfer'. Van publicatie op 'ruimtelijke plannen.nl' was geen sprake. Nadien heeft de overlegpartner contact gezocht en zijn hem twee papieren exemplaren ter beschikking gesteld. De aanmaakkosten van de papieren exemplaren hoefde hij daarbij niet te vergoeden.

Voor de wijkvereniging zijn de volgende drie kwesties belangrijk.

24.2) 1. De wijkvereniging heeft de gemeente reeds tijdens de aanleg van het Strafhof gevraagd om een in- en uitgang naar de Hubertustunnel ter hoogte van TNO. Dit omdat een groot deel van de circa 1200 werknemers van het ICC hun weg moeten zoeken door het Benoordenhout. Destijds was er nog geen sprake van de uitbreiding van NCIA, nu komen daar de extra werknemers van NCIA bij. Dit probleem is niet beperkt tot het areaal van dit bestemmingsplan; het heeft repercussies in het gehele Benoordenhout.

Afweging 24.2) In paragraaf 3.6.2 is aangegeven (RIS 181586) dat de uitvoering van het voorstel technisch onmogelijk is. Eerder al werd door de aanleg van de Hubertustunnel het omvangrijke doorgaande verkeer in de wijk Benoordenhout aanmerkelijk verminderd, zie paragraaf 3.6.2. Daarmee is de neemt de bestaande verkeersdruk sterk af en is er ruimte voor het verkeer van NCIA.

24.3) 2. In het bestemmingsplan staat dat een gedeelte van NCIA elders in Den Haag gehuisvest wordt. Ook dit brengt extra verkeer tussen de beide vestigingen met zich mee. Het is bovendien onduidelijk waar die tweede vestiging gehuisvest wordt, om hoeveel werknemers het gaat en of daar ook specifieke veiligheidseisen gesteld worden. Op dit ogenblik gebruikt of tot voor kort gebruikte NCIA een gedeelte van het TNO gebouw; kan dat gebruik niet voortgezet worden?

Afweging 24.3) Het onderdeel van de NCIA dat verplaatst wordt staat op zichzelf. Van uitbebreide verkeersbeweingen tussen beide NAVO-vestigingen zal daarom geen sprake zijn.

24.4) 4. Een risicoanalyse voor terroristische aanslagen ontbreekt. Consequenties van zo'n aanslag voor de omgeving, met name doorgang van het verkeer van de A44 naar het Benoordenhout (Bronovo) en naar Scheveningen zouden gespecificeerd moeten worden?

Afweging 24.4) Een schatting van het risico richt zich op de instantie die het risico loopt. Die instantie is het kantorencomplex van de NCIA. Deze is voorzien van een veilghiedszone. Dat vermindert de kans op enig succes bij een terroristische aanval. Het omliggend wegennnet is niet in die schatting betrokken.

Verder volgen hieronder een aantal specifieke reacties:

24.5) Blz 13, Het bestemmingsplan laat na te vermelden dat op de plaats waar nu NCIA gevestigd is, eerst Shape Technical Centre (STC) en daarna het NATO Command, Control en Consultation Agency (NC3A) gevestigd waren.

Afweging 24.5) De tekst van de ontstaansgeschiedenis wordt met beide punten aangevuld.

24.6) Blz 13 [Voorlaatste alinea] De spoorlijn werd eerst opgeheven en pas lang daarna werd de politiehondenschool gesloopt.

Afweging 24.6) Dat klopt. Daarom is vermeld dat de spoorlijn in de vijftiger jaren al afgebroken werd.

24.7) Blz 14, Archeologie. Hier gaat men uit van mogelijke vindplaatsen maar men vermeldt niet of er daadwerkelijk archeologische resten gevonden zijn.

Afweging 24.7) Dat klopt. Aan de hand van de geomorfologische ontwikkeling is de archeologische vewachting bepaald. Dat is de gebruikelijke werkwijze.

24.8) Blz 20, In de tweede alinea wordt gesteld: “De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk, dat op orde is en de reiziger en vervoerder keuzemogelijkheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkelingen te reageren op maatschappelijke initiatieven.” Onze vraag is hoe dit zich verhoudt tot het afwijzen van ons initiatief om een ingang en een uitgang ter hoogte van TNO naar de Hubertustunnel te verwezenlijken (zie ons commentaar op blz 41).

Afweging 24.8) Provinciale Staten van Zuid-Holland menen dat de Hubertustunnel voldoende zekerheid biedt over een mobiliteitsnetwerk, dat op orde is en de reiziger en de vervoerder voldoende keuzemogelijkheid biedt en voldoende flexibiliteit bevat om in de ruimtelijke ontwikkelingen te reageren op maatschappelijke initiatieven.

24.9) Blz 22, para 3.2.4.1 laatste alinea. Ook hier de zin “De bereikbaarheid en leefbaarheid krijgen een krachtige impuls door een goed ontworpen, deels ondertunnelde, rondweg met ongelijkvloerse kruisingen”. Dit is allemaal prachtig gesteld maar heeft geen zin als men die rondweg slechts via drukke woonwijken kan bereiken (zie commentaar op blz 41).

Afweging 24.9) Het betreft een citaat uit de Structuurvisie Den Haag 2020.

24.10) Blz 23, “Nieuwe ontwikkelingen moeten in maat en schaal zorgvuldig worden afgestemd op het aangrenzende duingebied van de Waalsdorpervlakte” Wij vragen ons af hoe dat gebeurd is met het Internationale Strafhof.

Afweging 24.10) Kortheidshalve wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State - kenmerk dat 201104670/1/R4 - waarin deze over besluit van de gemeenteraad over de opvang van de parkeerbehoefte van het ICC concludeert dat 'de raad er in redelijkheid van heeft kunnen uitgaan dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare parkeeroverlast in de omgeving'.

24.11) Blz 24 para 3.2.4.4 tweede alinea. De hier aangegeven periode voor de bouw moet bijgesteld worden.

Afweging 24.11) Het betreft een citaat uit het Collegebsluit met het RIS-nummer 274480.

24.12) Blz 24 [Vierde alinea] Ook hier, met verwijzing naar ons commentaar op blz 41, aandacht voor de zin: “De gemeentelijke inzet is dan ook om de toegankelijkheid en representativiteit van dit cluster te vergroten, ….”.

Afweging 24.12) Het vergroten van de toegankelijkheid en representativiteit van dit cluster is een uitgangspunt dat in geen verband staat met de vermeende vele verkeersbewegingen in Benoordenhout.

24.13) Blz 24 [Direct onder het plaatje 3.2] De vestiging heet nu al NCIA.

Afweging 24.13) Dat klopt. Overeenkomstig deze reactie wordt de zin gewijzigd.

24.14) Blz 26 para 3.2.4.5 [ Derde puntje] Typo parkeerlaag

Blz 27 para 3.3.1 Typo archeologisch

Blz 30 Typo 3e regel van onder Landscheidingsweg

Afweging 24.14) De woorden zijn overeenkomstig aangepast.

24.15) Blz 32 en 33: Er staat: “op de terreinen ten zuiden van de Landscheidingsweg tot aan de wijk Duinzigt ecologisch eveneens van betekenis ze vormen een `ecologische verbindingszone`, gereserveerd voor huisvesting van internationale instellingen, het vormt een kans voor dit gebied”. Onze vraag: wordt hiermee het Bospark bedoeld?

Afweging 24.15) De opmerking betreft het terrein waar in dit plan de EHS-compensatie plaatsvindt.

24.16) Blz 36 Hier wordt gesproken over voorspelbare reistijden. Reistijden zijn nergens gekwantificeerd. Het zou zinvol zijn om reistijden van en naar verschillende wijken in Den Haag aan te geven.

Afweging 24.16) Het betreft een citaat uit de Regionale Nota mobiliteit.

24.17) Blz 41 Verbinding Oude Waalsdorperweg Hubertustunnel. Ons bezwaar destijds betrof niet zo zeer de capaciteit van de wegen rondom de rotonde maar juist de capaciteit van de wegen in het Benoordenhout, i.e. de Waalsdorperweg, de Oostduinlaan en de Carel van Bylandtlaan, die vooral tijdens spitsuren een deel van het aantal werknemers van ICC en NATO moeten verwerken. Verder zijn wij van mening dat er op de A44 voldoende ruimte is om in- en uitrijstroken naar het Hubertus tracé te realiseren. De gemeente zegt toe de gevolgen van de bouwontwikkelingen te monitoren en indien nodig maatregelen te treffen. Onze vraag aan de gemeente om dit inderdaad zorgvuldig na te gaan.

Afweging 24.17) De verstrekte gegevens tonen een daling van het aantal verkeersbewegingen. Ook indien het aantal zou gaan stijgen met de uitbreiding van de NCIA dan zal het aantal aanvaardbaar te noemen zijn.

24.18) Blz 42, para 3.7.2.1 [Laatste alinea]: Hier wordt gesproken van een onderdeel van NCIA dat naar elders in Den Haag wordt verplaatst. Welk onderdeel, waarheen en om hoeveel mensen gaat het? Komt dat onderdeel in het Benoordenhout?

Afweging 24.18) De verplaatsing betreft niet de locatie waarvoer dit vooroverleg gepleegd wordt, zodat hier verder niet op wordt ingegaan.

24.19) Blz 43 2e alinea, Typo Aanpassing.

Afweging 24.19) Het woord is overeenkomstig deze reactie aangepast.

24.20) Blz 47, 4.3 Wij missen iedere kwantificatie van het risico van terroristische aanslagen. Hoe is de veiligheid hiertegen geborgd en welke norm wordt hier gehanteerd. Impact van een mogelijke terroristische aanslag op het doorgaande verkeer van de A44 naar het Benoordenhout (ihb Bronovo), naar Scheveningen en via de Hubertustunnel naar het centrum?

Afweging 24.20) Verwezen wordt naar de afweging op de reactie 24.4.

24.21) Blz 53 5.2.2.c In de afweging wordt ook hier gesproken over een deel van NCIA “worden” ipv wordt verplaatst. Graag meer uitleg.

Afweging 24.21) Het woord 'worden' wordt door 'wordt' vervangen.

24.22) Blz 55 onderaan Typo geeftalsnog ipv geeft alsnog.

Afweging 24.22) Het woord is overeenkomstig deze reactie aangepast.

24.23) Blz 60 Eerste alinea vereist nadere verklaring; vooral de honderden jaren gebruiksfase.

Afweging 24.23) De gebruiksfase is de fase waarin de aangevraagde ruimtelijke ontwikkeling geraliseerd is. De betreffende terreinen zijn dan voor onbepaalde tijd daartoe heringericht. Het betreft een bepaald taalgebruik dat bij vergunningverlening van Nbw-vergunningen voor komt. De betreffende terreinen liggen niet in het plangebied.

24.24) Blz 67 2e en 3e alinea. Het concept bestemmingplan is nog niet gepubliceerd op de website www.openbareruimte.nl. Van muisklikken is nog geen sprake.

Afweging 24.24) Bij het begin van de inzagetermijn heeft de overlegpartner een uitnodiging voor vooroverleg ontvangen. Het bevatte een link voor het downloaden van het voorontwerp middels 'we transfer'. Van publicatie op 'ruimtelijke plannen.nl' was geen sprake. Nadien heeft de overlegpartner contact gezocht en zijn hem twee papieren exemplaren ter beschikking gesteld. De aanmaakkosten van de papieren exemplaren hoefde hij daarbij niet te vergoeden.

24.25) Onder Parkeren vragen wij ons af hoe de dienst-vrachtauto's van NATO en bussen voor bezoekers geparkeerd worden?”

Afweging 24.25)  De dienst-vrachtauto's worden op het achterterrein geparkeerd en de bussen met bezoekers op het voorterrein van NCIA.

25. Het bestuur van de Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's-Gravenhage e.o.

“Hieronder de reactie van de Haagse natuurvereniging AVN op het concept bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg. Mochten er naar aanleiding van deze reactie vragen van uw kant zijn, dan zijn we te allen tijde bereid onze standpunten mondeling uit te leggen.

Inleiding

25.1) Via het bestuur van de Wijkvereniging Benoordenhout hebben we het concept bestemmingsplan ter inzage gekregen. Op de landelijke website www.Met gebruikmaking van die link was plannen.nl is geen informatie beschikbaar, terwijl we van de wijkvereniging begrepen hebben dat een reactie voor 31 augustus verwacht wordt.

Afweging 25.1) Bij het begin van de inzagetermijn heeft de overlegpartner een uitnodiging voor vooroverleg ontvangen. Het bevatte een link voor het downloaden van het voorontwerp middels 'we transfer'. Van publicatie op 'ruimtelijke plannen.nl' was geen sprake.

Eerste reacties op het concept bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg.

Voor de AVN zijn de volgende kwesties belangrijk.

25.2) 1. Op pagina 59 staan mitigerende maatregelen die ten behoeve van de bescherming migratie route vleermuizen getroffen moeten worden. Dit is een incomplete lijst van maatregelen van de voorschriften vermeldt in de Vergunning NB-wet 1988, herontwikkeling NCIA-vestiging Meijendel & Berkheide afgegeven op 27 juli 2015 door het Ministerie van Economische Zaken (DGAN-NB / 1507835) op pagina

Afweging 25.2)  De toelichting bij een bestemmingsplan bevat een verantwoording van de in het plan gemaakte keuzes van bestemmingen. Bij die keuze wordt kennis vergaard omtrent relevante feiten en af te wegen belangen. In dat verband wordt in paragraaf 5.2.2.7 een toestsing van de ruimtelijke ontwikkeling aan de natuurdoeleinden van het omliggende Natura2000-gebied uitgevoerd. Het is niet de Natuurbeschermingswetvergunning en hoeft dat ook niet te zijn.

25.3) 4, 5, 6 en 7, punten 11 t/m 31, waarbij de punten 21 t/m 31 betrekking hebben op de gebruikssituatie. (Zie bijlage.) Gaarne zien we dat al deze punten in het bestemmingsplan opgenomen worden.

Afweging 25.3) De rechtsmiddelen in een bestemmingsplan, zijn wat betreft de natuurbescherming de bestemmingsomschrijving en de bouwvoorschriften. Slechts enkele maatregelen komen voor bouwvoorschriften in aanmerking.

25.4) 2. Herstelproject ten behoeve van afvoer stikstof. In de aanvraag NB-wet vergunning 1998 geeft bijlage 5.5 (pag. 93 t/m 95) een beschrijving herstelproject ten behoeve van afvoer van stikstof uit te voeren in de winter 2015/2016. Hiervan staat niets in het concept bestemmingsplan.

Afweging 25.4) De mitigerende maatregelen ten aanzien van de afvoer van stikstof in een Nbw-vergunning lenen zich niet voor een rechtsmiddel in een bestemmingsplan.

25.5) 3. Vorig jaar is vergunning afgegeven voor een tijdelijk parkeerterrein t.b.v. NCIA werknemers tussen rotonde en achteringang ICC tijdens de bouwfase van de uitbreiding NCIA met de toezegging dat na afloop van de bouw hier bosplantsoen aangeplant zal worden. Hiervan is niets in het concept bestemmingsplan terug te vinden. In het concept bestemmingsplan is wel een compensatieplan voor de uitbreiding NCIA binnen huidige EHS en compensatiegebied EHS aan de andere kant van de rotonde opgenomen.”

Afweging 25.5)  In dit bestemmingsplan heeft de verkleining van de EHS een definitief karakter, maar de compensatie daarvan ook. De benutting van een deel van het ICC-terrein echter heeft een tijdelijk karakter. Met de projectie van een parkeerlaag en parkeerdek wordt het parkeren definitief op het eigen terrein van de NCIA mogelijk. Mede daartoe is dit bestemmingsplan opgesteld. Als het plan is vastgesteld kan die parkeervoorziening worden gerealiseerd en wordt terrein van het tijdelijke partkeerterrein weer voor zijn definitieve natuurfunctie ingericht.

7.2 Inspraak- en participatieverordening