direct naar inhoud van Regels
Plan: Oude Waalsdorperweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0292DOudeWaalswg-50VA van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bouwgrens:

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.8 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.11 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.13 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat functioneel ondergeschikt is aan, en ten dienste staat van een hoofdgebouw, en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bruto-vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.21 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, danwel een bouwkundige constructie van enige omvang die, hetzij direct, hetzij indirect, steun vindt in of op de grond.

1.22 cultuurhistorische waarden (van het beschermd stadsgezicht):

de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten, groen en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, de aanleg, de historische bebouwing, alsmede de aanleg en de bebouwing die structuur- en karakterbepalend is met betrekking tot de openbare ruimte.

1.23 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.24 dakopbouw:

een vergroting van een gebouw welke een onzelfstandige uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning of andere daar gevestigde rechtmatige functie, en daarvan deel uitmaakt.

1.25 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.26 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 geluidgevoelige functies:

functies zoals bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.29 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

1.30 hoofdgebouw:

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, noodzakelijk voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst.

1.31 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.32 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.33 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.

1.34 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.

1.35 natuurgebied:

door het rijk aangewezen Natura 2000 gebieden, Natuurmonumenten en Habitatrichtlijngebieden waaraan ook het rijkscompensatiebeginsel is verbonden.

1.36 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.37 natuurwetenschappelijke waarde:

botanische, faunistische en morfologische waarden.

1.38 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.39 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

1.40 ondergeschikte bouwdelen:

delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- of kroonlijsten, liftkokers en installatieruimten.

1.41 overbouwing/onderdoorgang:

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.42 overkragende bebouwing:

bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.

1.43 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.44 pand:

(deel van een) gebouw met een eigen toegang, welke door de wijze van gebruik als zelfstandige entiteit functioneert.

1.45 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.

1.46 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. in de gevallen waarin de bowhoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.
1.47 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.48 plankaart:

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg.

1.49 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.50 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting, een erotische massagesalon en een seksclub.

1.51 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.52 stedelijke groene hoofdstructuur:

de gebieden die vanuit stedelijk, provinciaal, nationaal of Europees opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden; een duurzame Stedelijke Groene Hoofdstructuur, met alle daarin vervatte functies, is van groot belang voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad.

1.53 straat met doorgaande rijbaan:

doorgaande rijbanen voor verkeer in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten.

1.54 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.55 verblijfs-/woonstraten:

rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen.

1.56 voorgevelrooilijn:

De voorgevelrooilijn is:

  • 1. voor bouwstroken, bouwvlakken en bouwblokken, welke reeds geheel of ten dele zijn bebouwd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • 2. voor andere terreinen dan onder 1:
    • a. voor zover gelegen binnen de bebouwde kom: de grens van de weg;
    • b. voor zover gelegen buiten de bebouwde kom: de lijn gelegen op 20 meter uit de as van de weg.
1.57 weg:

alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.58 windturbine:

windmolen, voorzien van een turbine ten behoeve van het opwekken van elektriciteit.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 bouwhoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 hoogte van een windturbine:

vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.10 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoor- en onderzoeksdoeleinden ten behoeve van defensie en aan defensie gelieerde instellingen,
  • b. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - waterwingebied': de winning van en tevens de bescherming van de kwaliteit van het grondwater,
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting' : uitsluitend de ontsluiting op de openbare weg van de in deze bestemmingsvlakken gelegen gebouwde parkeerplaatsen en/of parkeerterreinen;
  • d. ter plaatse van de functieaanduiding 'openbaar vervoer': uitsluitend een bushalte;
  • e. ter plaatse van functieaanduiding 'parkeergarage': uitsluitend gebouwde parkeerplaatsen ten behoeve van de bestemming als bedoeld in dit artikel;
  • f. ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend ongebouwde parkeerplaatsen ten behoeve van deze bestemming als bedoeld in dit artikel;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd:
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het op de verbeelding aangeduide bouwvlak;
  • c. ter plaatse van het bouwvlak met een maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag de grondoppervlakte van het bijbehorend maatvoeringsvlak tot het op de verbeelding aangedudied bebouwingspercentage met gebouwen worden bebouwd;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen wordt gemeten ten opzichte van N.A.P.;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangeduid in de maatvoeringsvlakken;
  • f. in uitzondering op het bepaalde in artikel 3.2.1.e mag in het bouwvlak met de functieaanduiding 'parkeergarage' de bouwhoogte met maximaal 2 meter verhoogd worden ten behoeve van borstweringen, ontluchtingsmiddelen en soortgelijke bouwwerken;
  • g. ter plaatse van functieaanduiding 'parkeergarage' mogen uitsluitend gebouwde parkeerplaatsen met een onderdoorgang, toegangsportalen voor voetgangers, ontluchtingsmiddelen en soortgelijke bouwwerken, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
  • h. ter plaatse van functieaanduiding 'parkeergarage' mogen niet minder dan 527 parkeerplaatsen worden gebouwd;
  • i. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' dient een onderdoorgang ter breedte van de aanduiding in stand te worden gehouden en mogen geen gebouwen worden opgericht tot de onderkant van de vloer van de eerste verdieping.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • b. in uitzondering op het bepaalde in artikel 3.2.2.a mag de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer dan 15 meter bedragen;
  • c. het aantal vlaggenemasten in de bestemming en de bestemming "Tuin"mag niet meer dan 40 bedragen;
  • d. in uitzondering op het bepaalde in artikel 3.2.2.a mogen er geen lichtmasten en/of lichtarmaturen worden gebouwd;
3.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde:

in artikel 3.2.2.d voor het bouwen van lichtmasten en/of lichtarmaturen met dien verstande dat:

  • de bouwhoogte niet meer dan 7 meter mag zijn en
  • hun lichtinval neerwaarts gericht en gebundeld is en de lichtkleur amberkleurig is.
3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting' mogen de gronden uitsluitend gebruikt worden voor de ontsluiting op de openbare weg van de in het bestemmingsvlak gelegen gebouwde parkeerplaatsen en/of parkeerterreinen;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' mogen de gronden uitsluitend gebruikt worden voor het parkeren van motorvoertuigen;
  • c. In de bestemming mogen op de kavel aan Oude Waalsdorperweg 61D-1 buiten de bouwvlakken en de functieaanduiding 'parkeerterrein' maximaal 12 ongebouwde parkeerplaatsen worden ingericht.

3.5 Afwijken van gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde:

in de artikelen 3.1.c, 3.1.d en 3.1.f voor het verwijderen van de betreffende aanduidingen met dien verstande dat:

  • de hantering van de veiligheidszone dit noodzakelijk maakt en
  • de verkeerveiligheid niet onevenredig wordt benadeeld en
  • de verwerkelijking van de rotonde in het plangebied wordt bevorderd.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het ontwikkelen van natuur- en landschappelijke waarden in het gebied, zijnde onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur als bedoeld in artikel 2.3.4.1 van de Verordening Ruimte 2014, zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland;
  • b. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied': de bescherming van de kwaliteit van het grondwater;
  • c. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - waterwingebied': de winning van en tevens de bescherming van de kwaliteit van het grondwater;
  • d. extensief recreatief medegebruik;

een en ander zoals nader bepaald in artikel 4.4 met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, fiets-, wandel- en ruiterpaden, groen, water en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Natuur' bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag afgegeven omgevingsvergunning de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
  • d. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • e. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
  • f. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
  • g. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
4.3.2 Uitzonderingen

De onder 4.3.1 genoemde verboden gelden niet:

  • a. indien en voor zover de onder 4.3.1 genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
  • b. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
  • c. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
4.3.3 Beperkingen

De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 4.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:

  • a. geen ingrijpende beletselen teweegbrengen voor een doelmatig gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden, of van de gronden elders in het plangebied, ingrijpend verstoren.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden mag geen afbreuk doen aan de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden in het gebied, zijnde onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemminsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;
  • b. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - waterwingebied': de winning van en tevens de bescherming van de kwaliteit van het grondwater;
  • c. ter plaatse van en aansluitend aan de zuidelijke rand van de bestemmingsvlakken die grenzen aan de bestemming “Verkeer – Verblijfsstraat”: een trottoir met een breedte van niet minder dan 1,5 meter;

een en ander zoals nader bepaald in artikel 5.4 met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wandelpaden, groen, water en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
  • b. in uitzondering op het bepaalde in artikel 5.2.1.a mag de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer dan 15 meter bedragen;
  • c. het aantal vlaggenemasten in de bestemming en de bestemming "Maatschappelijk" aan de Oude Waalsdorperweg 61D-1 mag niet meer dan 40 bedragen;
  • d. in uitzondering op het bepaalde in artikel 5.2.1.a mogen er geen lichtmasten en/of lichtarmaturen worden gebouwd.
5.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde:

  • a. in artikel 5.2.1.a voor het bouwen van erfafscheidingen met een bouwhoogte van niet meer dan 2,5 meter indien blijkt dat:
    • 1. het vereiste veiligheidsniveau bij de bestemming "Maatschappelijk" anders onvoldoende kan worden gegarandeerd en
    • 2. het zicht op de beplantingen in deze bestemming vanaf de openbare weg gewaarborgd blijft;
  • b. in artikel 5.2.1.d voor het bouwen van lichtmasten en/of lichtarmaturen met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van niet meer dan 7 meter mag zijn en
    • 2. hun lichtinval neerwaarts gericht en gebundeld is en de lichtkleur amberkleurig is.

5.4 Specifieke gebruiksregel

Het gebruik van de gronden mag geen afbreuk doen aan hun ontwikkeling tot tuin.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsstraat

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voet- en fietspaden;
  • b. wegen;
  • c. ongebouwde parkeerplaatsen;
  • d. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - waterwingebied': de winning van en tevens de bescherming van de kwaliteit van het grondwater;

een en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels
  • 1. Op de gronden mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • 2. in uitzondering op het bepaalde in artikel 6.2.1 mogen geen lichtmasten en/of lichtarmaturen worden gebouwd.
6.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 voor het bouwen van lichtmasten en/of lichtarmaturen met dien verstande dat:

  • 1. de bouwhoogte niet meer dan 7 meter mag bedragen en
  • 2. hun lichtinval neerwaarts gericht en gebundeld is en de lichtkleur amberkleurig is.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachting.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming "Waarde - Archeologie" als bedoeld in artikel 7.1, geldt dat indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering met een totale grondoppervlakte van meer dan 50 m2 en een diepte van meer van 0,5 meter, waarvoor een vergunning is vereist, hieromtrent vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoek verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

7.3 Nadere eisen-regeling

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten behoeven van:

  • a. het archeologisch onderzoek;
  • b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Vergunningsplicht
  • a. Het is verboden op of in de voor "Waarde - Archeologie" bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag afgegeven omgevingsvergunning de hieronder te noemen werkzaamheden of werken geen bouwwerken zijnde met een totale grondoppervlakte van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 meter, uit te voeren:
    • 1. het wijzigen van het maaiveldniveau door middel van het verlagen, afgraven of egaliseren van grond waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
    • 2. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.
7.4.2 Uitzonderingen

Het vereiste van het verkrijgen van een omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale beheer of onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de terinzagelegging van dit plan.
7.4.3 Nadere eisen
  • 1. De aanvrager van een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 7.4.1, kan bij het indienen van de aanvraag door afdeling Archeologie verzocht worden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • 2. Aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van archeologische monumentenzorg voorwaarden worden verbonden. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op:
    • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • b. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

  • a. De in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  • b. overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, respectievelijk bebouwingspercentages is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter, respectievelijk 10% bedraagt. Voorwaarde daarbij is dat, indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 2,40 meter boven het maaiveld bevinden, of, voor zover deze bouwdelen boven een rijstrook zijn gelegen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 meter boven maaiveld bevinden;
  • c. een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is toegestaan voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft;
  • d. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan op gebouwen met een kantoor- of bedrijfsbestemming, en daarnaast op overige gebouwen die niet als rijks-, provinciaal-, of gemeentelijk monument zijn aangewezen en niet in een rijksbeschermd stadsgezicht zijn gelegen;
  • e. tenzij in de regels anders is bepaald, mag binnen een bouwvlak in één laag beneden peil worden gebouwd;
  • f. bouwwerken - ondergronds en bovengronds - voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, zijn toegestaan, mits niet hoger dan 2 meter en - indien bovengronds geplaatst - de grondoppervlakte niet meer dan 4 m2 bedraagt;
  • g. bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft: bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
  • h. een speeltoestel waarvan de bouwhoogte gemeten vanaf de voet niet meer dan 4 meter bedraagt;
  • i. een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 bij 5,00 m eter ;
    • 2. indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,80 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 bij 6,00 meter bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2,50 bij 5,00 meter bedraagt;

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken, op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
    • 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    • 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf of een belwinkel;
  • b. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage 1 van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's, fietsen en bromfietsen alsook voor het laden of lossen van goederen, ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort als het aantal verplichte gebouwde parkeerplaatsen niet in de regels is opgenomen.
  • c. tenzij in de regels anders is bepaald, is een webshop alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van goederen plaatsvindt;
  • d. speeltoestellen zijn toegestaan.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Gebiedsaanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' geldt de bescherming van de kwaliteit van het grondwater.

11.2 Gebiedsaanduiding 'Milieuzone - waterwingebied'

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - waterwingebied' geldt de winning van en tevens de bescherming van de kwaliteit van het grondwater.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten en perceelsgrensafstanden en bebouwingspercentages met maximaal 10%;
  • b. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken, maatvoeringsvlakken en functieaanduidingen tot een maximum van 3 meter;
  • c. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
  • d. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2 met dien verstande dat lichtarmaturen een bouwhoogte van niet meer dan 7 meter mogen hebben en hun lichtinval neerwaarts gericht en gebundeld is en de lichtkleur amberkleurig is;
  • e. speeltoestellen met een bouwhoogte van meer dan 4 meter.
12.2 Afwijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
    • 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
    • 2. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage van de regels opgenomen parkeernormen;
    • 3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
  • b. het bepaalde in artikel 10.a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
12.3 Afwijken overige regels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan;
  • b. bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  • c. bouwwerken ten behoeve van veiligheidvoorzieningen of verkeersregulering, zoals anti-ramkraakpaaltjes, verhoogde trottoirs en/of pollers.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Wijzigen Waarde - archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de van dit plan deel uitmakende gronden met de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" te wijzigen door middel van het laten vervallen van deze dubbelbestemming indien door middel van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden of verwachtingen (meer) aanwezig zijn.

13.2 Procedure

Voordat het bevoegd gezag overgaat tot wijziging, dient de procedure zoals opgenomen in artikel 14.1 te worden gevolgd.

Artikel 14 Algemene procedureregels

14.1 Algemene wijzigingsregels
  • a. Het ontwerp van het plan tot wijziging ligt gedurende zes weken ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in het "Gemeenteblad" dat door de gemeente wordt uitgegeven (zie: www.denhaag.nl) en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a. genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp;
  • d. burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na afloop van de termijn van de terinzagelegging omtrent de vaststelling van de wijziging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van artikel 15.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 15.1.1 met maximaal 10%;
  • 3. Artikel15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik

  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Artiikel 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan;

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Oude Waalsdorperweg.