direct naar inhoud van 5.4 Toelichting op de regels
Plan: Rivierenbuurt 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0248ERivierenbrt-50VA

5.4 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 20) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel tot21 en met 27) bevatten voor alle bestemmingen geldende bepalingen: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingssregels en algemene procedureregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 28, de slotregel in artikel 29.
5.4.1 Bestemmingsregels
5.4.1.1 Enkel bestemmingen

De bestemming Bedrijf is gegeven aan positief bestemde bedrijven die niet binnen een gemengde bestemming vallen.

De bestemming Cultuur en Ontspanning is gegeven aan een instelling waar bij wijze van ontspanning kooklessen gegeven worden.

Er is een tweetal gemengde bestemmingen, Gemengd - 1 en Gemengd - 2, opgenomen. Hierbinnen is de bestemming wonen toegestaan. Daarnaast zijn de bestemmingen detailhandel, dienstverlening, maatschappelijk, horeca-inrichtingen, kantoren en bedrijven binnen de verschillende gemengde bestemmingen opgenomen. Afwijkende bestemmingen en horeca-inrichtingen zijn middels een aanduiding op de plankaart aangegeven.

Gebieden met de bestemming Groen zijn bestemd voor grasvelden, gazons en plant- en boomvakken, speelvoorzieningen en uitingen van kunst.

De bestemming Horeca is gegeven aan positief bestemde horeca-inrichtingen, i.c. een hotel, die niet binnen een gemengde bestemming valt.

De bestemming Kantoor is gegeven aan positief bestemde kantoorbestemmingen die niet binnen een gemengde bestemming vallen.

De bestemming Maatschappelijk is breed opgezet zodat alle soorten maatschappelijke voorzieningen zich kunnen vestigen in de gebouwen die hiervoor zijn bestemd en ook geschikt zijn: buurt- en wijkcentra, overheidsvoorzieningen als een stadsdeelkantoor en een politiebureau, kerken en moskeeën, scholen, en centra voor buitenschoolse opvang en kinderopvang. De ene maatschappelijke voorziening is uitwisselbaar met een andere maatschappelijke voorziening. Zo kan een school gebruikmaken van de ruimte die een buurtcentrum achterlaat, en omgekeerd.

Particulieren en niet openbare stukken groen die behoudenswaardig zijn, hebben de bestemming Tuin gekregen.

In het plan is onderscheid gemaakt tussen woongebieden en gebieden met een gemengde bestemming. De percelen in de woongebieden hebben (grotendeels) de bestemming Wonen gekregen. Afwijkende bestemmingen zijn middels een aanduiding op de plankaart aangegeven.

Wegen met de bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg zijn in hoofdzaak bedoeld voor de afwikkeling van het doorgaande verkeer en vormen de hoofdontsluiting van wijken en grote delen van de stad en zijn tevens de verbinding met het Rijkswegennet. De intensiteiten van het verkeer zijn relatief hoog. De toegestane maximum snelheid is in de meeste gevallen 50 km/uur, incidenteel 70 of 100 km/uur. Vaak zijn deze wegen ook onderdeel van het openbaarvervoer netwerk van tram- en busbanen in de stad en onderdeel van de routes voor brandweer en andere hulpdiensten. Het langzame verkeer wordt op eigen voorzieningen, gescheiden van het gemotoriseerde verkeer, afgewikkeld en de directe ontsluiting van aanliggende bestemmingen via in- en uitrit(ten) dient net als het langs parkeren, te worden vermeden. Parallelwegen kunnen onderdeel zijn de bestemming hoofdverkeersweg.

Wegen met de bestemming Verkeer - Straat zijn bestemd voor de afwikkeling van lokaal, gebiedsgebonden verkeer en dienen voor de ontsluiting van buurten. Deze wegen zijn niet bedoeld voor het doorgaande verkeer over grotere afstanden. Wel zijn openbaar vervoersvoorzieningen binnen deze bestemming toegestaan.

Wegen met de bestemming Verkeer - Verblijfsstraat zijn bestemd voor de afwikkeling gebiedsgebonden verkeer en dienen voor de ontsluiting van buurten en de direct aangelegen bestemmingen. Deze wegen zijn niet bedoeld voor het doorgaande verkeer.

De intensiteiten en de snelheden van het verkeer (maximaal 30 km/uur) zijn laag. Vrijliggende openbaar vervoervoorzieningen zijn niet uitgesloten maar maken slechts bij uitzondering deel uit van het profiel. Fietsers maken gebruik van de normale rijweg; fietspaden komen slechts voor indien ze ook onderdeel zijn van langere, doorgaande routes. Voetpaden en parkeervoorzieningen maken deel uit van het wegprofiel. In de bestemmingen zijn tevens bepalingen opgenomen omtrent de woonschepen en de omvang van de bebouwing op de kades ten behoeve van die schepen.

Gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied zijn bestemd voor voetgangers. De bestemming maakt de aanleg van fietspaden mogelijk. Voor de openbare gebieden zijn de hiervoor gebruikelijke bestemmingen opgenomen.

Aan een parkeerterrein is de bestemming Verkeer gegeven.

Tot slot is aan de vaarwegen in het gebied de bestemming Water gegeven.

5.4.1.2 Dubbelbestemmingen

Op de plankaart zijn de grenzen van het archeologisch waardevol gebied aangeduid (zie paragraaf 4.9. Gronden die tegelijk zijn aangewezen voor, bijvoorbeeld Wonen en Waarde - Archeologie zijn bestemd voor wonen én het behoud van archeologische waarden. Als men binnen dit gebied de grond wil roeren en men daarbij mogelijk het terrein verstoort, bijvoorbeeld door de aanleg van een fundering, is een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning nodig. Het artikel dat betrekking heeft op deze dubbelbestemming stelt voorwaarden aan de verlening ervan.

5.4.2 Algemene Regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 25.

Artikel 23 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep:

  • De activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn.

Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingplichtige activiteiten passen uiteraard niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.

  • De activiteiten mogen naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning.

Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.

  • De activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen.

Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in woongebied niet zonder meer passend wordt geacht.

  • De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

Dit betekent dat wanneer de beroepsuitoefening een te grote verkeersaantrekkende werking heeft, deze niet is toegestaan. Wanneer dit het geval is, is niet op voorhand aan te geven. Dit hangt mede af van de stedenbouwkundige en verkeerskundige situatie ter plaatse. Ter illustratie: wanneer in de praktijk dagelijks gedurende langere tijd meer dan twee parkeerplaatsen benodigd zijn in verband met de uitoefening van een beroep aan huis, kan reeds sprake zijn van parkeerproblemen. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de bestaande parkeerdruk in de omgeving. In voorkomende gevallen zal in overleg met gemeente en omwonenden naar een passende oplossing moeten worden gezocht.

  • De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maar een deel van de bebouwde oppervlakte mag bedragen.

Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 25.

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval. Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Artikel 27 Algemene procedureregels

De algemene procedureregels regelen de procedure die het bevoegd gezag moet volgen als zij wil afwijken.

Overgangs- en slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 29 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Rivierenbuurt 2013'