direct naar inhoud van 4.6 Groen
Plan: Mariahoeve
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0244GMariahoeve-50VA

4.6 Groen

Groen kleurt de stad

De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (2005) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:

  • 1. het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  • 2. het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • 1. ruimte voor groen in en om de stad;
  • 2. aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • 3. duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • 4. samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.

Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd is in de Structuurvisie 2020 in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten.

In het gebied zijn meerdere bomenrijen onderdeel van de stedelijke groenstructuur van de stad. Deze spelen een belangrijke rol in het behouden van deze structuur. Deze bomenrijen zijn gelegen aan:

  • de Reigersbergenweg;
  • de Hofzichtlaan;
  • het Finnenburg.

Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (2009) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen.

De Schenkstrook is een stedelijke ecologische verbindingszone. Deze groene verbindingzone bestaat uit een historische waterloop tussen stad en polder (Duivenvoordse en Veenzijdsepolder) met groene oevers, verbindt grote groengebieden en bomenrijen aan elkaar en draagt bij aan de Stedelijke groene Hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0244GMariahoeve-50VA_0015.png"

Figuur 13: Uitsnede uit 'ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones'

Herziene Natuurbeschermingswet 1998/Natura 2000-gebieden

Het gebied valt niet onder de Herziene natuurbeschermingswet of de Natura 2000-gebieden.

Kapvergunningen

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. In het plangebied zijn geen monumentale bomen aanwezig.

Boswet

In het plangebied zijn geen terreinen die onder de Boswet vallen

Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.

Ametisthorst

Voor deze ontwikkeling is een eco-effectscan uitgevoerd (212133/AQT301 FF/TG, Bijlage 6 van de toelichting). Conclusie van dit rapport is dat de ontwikkeling buiten de invloedssfeer van beschermde natuurgebieden of ecologische verbindingszones is gelegen en dat een nadere toetsing aan de Natuurbeschermingswet of de Ecologische Hoofdstructuur niet nodig is. Per (potentieel) aanwezige beschermde soortgroep wordt in het rapport de vervolgprocedure aangegeven. De hier genoemde maatregelen dienen uitgevoerd te worden.

Isabellaland

Voor deze ontwikkeling is een eco-effectscan uitgevoerd (120962, Bijlage 9 van de toelichting). Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Vogelrichtlijngebied (VR), Habitatrichtlijngebied (HR), Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of ecologische verbindingszone binnen de EHS. Op korte afstand van het plangebied ligt de Duivenvoordse en Veenzijdse Polder, die deel uitmaakt van de EHS. Indirecte effecten door licht, beweging en geluid zijn niet aannemelijk door de afstand tot de EHS en de bufferende/kerende werking van de hoge flatgebouwen en het geluidsscherm tussen EHS en plangebied. De voorgenomen herontwikkeling van het gebied valt onder ‘ruimtelijke ontwikkeling’. Voor de (vermoedelijk) aanwezige zoogdier- en amfibieënsoorten (allen tabel 1) is een algehele vrijstelling op het aanvragen van een ontheffing op de Flora- en faunawet. Er zijn geen beschermde planten-, reptielen-, vissen- of insectensoorten in het plangebied waargenomen en deze worden ook niet verwacht. De in het rapport genoemde maatregelen dienen uitgevoerd te worden.

Ursulaland

Voor deze ontwikkeling is een eco-effectscan uitgevoerd (212114/AQT301a FF/TG, Bijlage 13 van de toelichting). Conclusie van dit rapport is dat de ontwikkeling buiten de invloedssfeer van beschermde natuurgebieden of ecologische verbindingszones is gelegen en dat een nadere toetsing aan de Natuurbeschermingswet of de Ecologische Hoofdstructuur niet nodig is. Voor potentieel voorkomende vleermuizen dienen aanvullende maatregelen en onderzoek plaats te vinden. Per (potentieel) aanwezige beschermde soortgroep wordt in het rapport de vervolgprocedure aangegeven. De hier genoemde maatregelen dienen uitgevoerd te worden.

Naar aanleiding van de conclusies van de eco-effectscan is een vleermuisinventarisatieonderzoek uitgevoerd (212114/AQT302 FF/TG, Bijlage 14 van de toelichting). Uit het onderzoek blijkt dat in het projectgebied gewone vleermuizen aanwezig zijn. De aanwezigheid van 1 zomer-, paar-, en winterverblijfplaats van een gewone dwergvleermuis kan niet uitgesloten worden in de bebouwing. Overige verblijfplaatsen of functionele onderdelen zijn niet aanwezig in het projectgebied. Met het verwijderen van de bebouwing gaat een zomer-, paar-, en winterverblijfplaats van een gewone dwergvleermuis verloren. Het verwijderen, verstoren of beschadigen van verblijfplaatsen van vleermuizen is in strijd met de Flora- en Faunawet. Om overtreding van de Flora- en Faunawet te voorkomen, dienen maatregelen getroffen te worden om de functionaliteit van verblijfplaatsen voor vleermuizen te allen tijde te waarborgen. De maatregelen die in het rapport worden genoemd dienen derhalve getroffen te worden.

Parkeergarage Aegonplein

De gronden waar de parkeergarage gerealiseerd zal worden, zijn thans al in gebruik en ingericht als parkeerterrein (uitsluitend op maaiveld). Voor deze ontwikkeling is een eco-effectscan uitgevoerd (E01032.000072.0100, Bijlage 4 ). Uit dit onderzoek blijkt dat de uitbreiding van de parkeerruimte geen effect op de heeft op de dichtstbijzijnde Natura 2000- en EHS-gebieden. Op de planlocatie komen uitsluitend algemeen beschermde soorten voor, waarvoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Tijdens het veldbezoek is één beschermd nest van een zwarte kraai aangetroffen. De effecten op beschermde soorten zijn te mitigeren wanneer aan de maatregelen die in het rapport worden genoemd voldaan worden. Deze maatregelen dienen derhalve getroffen te worden.

Stadsbelevingstuin Schenkzone

Voor deze locatie dient bij het aanvragen van omgevingsvergunningen nog nader onderzoek te worden gedaan. In de regels (Artikel 11 Recreatie) is daarom opgenomen dat bij het oprichten van gebouwen geen onevenredige aantasting van de zich daar bevindende flora en fauna mag worden toegebracht.