direct naar inhoud van 3.3 Sectoraal beleid
Plan: Loosduinsekade
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0228BLoosduinsek-70OH

3.3 Sectoraal beleid

3.3.1 Openbare ruimte

De Kadernota Openbare Ruimte Den Haag (2004) fungeert als beleidskader voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte. Met deze nota wordt een samenvattend kader gegeven voor tactische doelen voor de inrichting (eenvoud, harmonie en ruimte), het onderhoud (schoon, heel en veilig) en het gebruik (functioneel, veelzijdig en flexibel). Op stedelijk niveau wordt een aantal gebieden en locaties onderscheiden die op bijzondere wijze bijdragen aan de ruimtelijke identiteit. Deze identiteitsdragers moeten zorgvuldig worden gekoesterd en versterkt. Dit geldt voor:

  • Beschermde Stadsgezichten;
  • Lange Lijnen;
  • Pleinen en plaatsen;
  • Stedelijke ecologische hoofdstructuur

De nota schets een drietal kwaliteitsstandaards voor de openbare ruimte:

  • Residentie Kwaliteit: standaard- of basiskwaliteit
  • Hofstad Kwaliteit: bijzondere kwaliteit
  • Maatwerk Kwaliteit: geeft marktpartijen gelegenheid een hogere kwaliteit na te streven, in een publiekprivate samenwerking (PPS)

Afhankelijk van de functies in een gebied, de cultuurhistorische waarde en betrokkenheid van private partijen geldt een bepaalde kwaliteitsstandaard.

Voor het bestemmingsplangebied geldt de kwaliteitsstandaard Residentiekwaliteit. Residentiekwaliteit is een genormeerde wijze van inrichting en onderhoud van de openbare ruimte die in beginsel geldt voor alle woongebieden. Hiermee creëert Den Haag een herkenbare en duurzame kwaliteit die op peil wordt gehouden met sterk geïntensiveerd onderhoud.

3.3.2 Verkeer en parkeren
3.3.2.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de “Regionale Nota Mobiliteit” vastgesteld, en in 2008 is het verkeersbeleid geactualiseerd. De nota richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er in de komende jaren veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer in 2020, meer gebruik van de fiets, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat. Verder wil het stadsgewest bevorderen dat mensen bewuster kiezen voor het juiste vervoermiddel bij de juiste verplaatsing.

3.3.2.2 Verkeersplan algemeen

Het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag is op hoofdlijnen gericht op het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen en het verbeteren en in stand houden van een verkeersveilige en een leefbare stad. Dit gebeurt onder andere door het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, het benutten en realiseren van goede doorstroom routes voor het autoverkeer in de vorm van samenhangende netwerken en het uitvoering geven aan het parkeerbeleid. Tussen het verkeer- en vervoersbeleid en de ruimtelijke ordening en inrichting van de stad bestaat een nauwe samenhang die ondermeer zijn vertaling vindt in bestemmingsplannen.

3.3.2.3 Openbaar vervoer: 'stelsel van verbindende en ontsluitende OV-lijnen'

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar- vervoerlijnen moet ervoor zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten op een goede aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Paragraaf 2.2.2 noemt de openbaarvervoerlijnen die het plangebied ontsluiten en met de rest van Den Haag verbinden.

Het Haagse tramnetwerk wordt uitgebreid en verbeterd in het kader van Randstadrail 2de fase.In dat kader wordt lijn 2 opgewaardeerd.

3.3.2.4 Autoverkeer: 'concentratie op een stelsel van hoofdverkeerswegen'

Gemeente Den Haag wil in het Verkeersplan het gemotoriseerd verkeer zoveel mogelijk concentreren op een stelsel van hoofdverkeerswegen met voldoende capaciteit. Een goede, veilige doorstroming van het verkeer is nodig om de economische en ruimtelijke ontwikkeling van de stad mogelijk te maken. Het is van belang voor de bestrijding van geluidsoverlast, de uitstoot van schadelijke stoffen of andere vormen van hinder, het voorkomen van sluipverkeer en vermindering van het aantal verkeersslachtoffers.

In het verkeersplan wordt de volgende rangorde gehanteerd ten aanzien van de wegenstructuur:

  • a. Hoofdverkeerswegen: de intensiteit van het verkeer op hoofdverkeerswegen is relatief hoog. De maximumsnelheid is in de meeste gevallen 50 km/h, incidenteel 70 km/h. De directe ontsluiting van aanliggende bestemmingen via in- en uitritten wordt evenals het langsparkeren zoveel mogelijk vermeden. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten).
  • b. Buurtontsluitingswegen: dit zijn straten met doorgaande rijbanen voor (gemotoriseerd en niet-gemotoriseerd) verkeer die in hoofdzaak dienen voor de ontsluiting van wijken en buurten en het verkeer tussen deze wijken en buurten. Het aandeel doorgaand verkeer en de intensiteit van het verkeer zijn lager dan bij hoofdverkeerswegen. De maximumsnelheid is 50 km/h, in een enkel geval 30 km/h. Net als hoofdverkeerswegen zijn straten onderdeel van de routes voor de brandweer en andere hulpdiensten, wat bijzondere eisen stelt aan de (her)inrichting van de weg. Parkeren direct langs de weg is mogelijk en in- en uitritten ten behoeve van de ontsluiting van direct aanliggende bestemmingen zijn niet uitgesloten.
  • c. Erfontsluitingswegen: deze wegen zijn verblijfs- en woonstraten die bestaan uit rijbanen voor alle lokaal, gebiedsgebonden verkeer, ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen. De intensiteit en de snelheid van het verkeer – maximaal 30 km/h – zijn laag. Fietsers maken gebruik van de rijweg; aparte fietspaden komen slechts voor als ze ook onderdeel zijn van langere, doorgaande routes. Voetpaden en parkeerplaatsen maken deel uit van het wegprofiel
  • d. Verblijfsgebied is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie.
3.3.2.5 Fietsverkeer: 'stelsel van (hoofd)fietsroutes'

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een fijnmazig netwerk van veilige fietsstroken en fietspaden wordt het gebruik van deze vervoerwijze gestimuleerd. De openbare voorzieningen voor de fiets (stallingen et cetera) maken integraal deel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

In het Meerjarenprogramma Fiets 2007-2010 is een herkenbaar stelsel van (hoofd)fietsroutes vastgelegd. De (hoofd)fietsroutes sluiten buiten de wijk aan op fietsroutes richting belangrijke bestemmingen in Den Haag. Op niveau van het stadsgewest wordt gestreefd naar een wijdmazig netwerk van doorgaande fietsroutes. De Loosduinsekade maakt deel uit van dit netwerk.

3.3.2.6 Parkeren: 'stellen van parkeereisen'

Het parkeren en stallen van auto's is een belangrijke sleutel in het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. De gemeente stelt parkeereisen om de schaarse (openbare) parkeergelegenheid in de stad zo goed mogelijk te verdelen, om het autogebruik zoveel mogelijk te beperken en ten slotte om een leefbare (woon)omgeving te bevorderen. Via een stelsel van parkeernormen wil de gemeente voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw creëren, naast uitnutting van bestaande parkeercapaciteit en bestaande bewonersgarages. Zo mogelijk worden bestaande parkeerproblemen aangepakt, vaak in combinatie met flankerend beleid zoals de (her)inrichting van een weg en met beheersmaatregelen zoals de invoering van betaald parkeren en de uitgifte van parkeervergunningen. De parkeersituatie in Leyenburg is geschetst in paragraaf 2.2.2.

De parkeerplaatsen die conform de parkeernormen in een (bouw)plan nodig zijn, moeten op eigen terrein worden gerealiseerd. De parkeernormen voor woningen zijn in beginsel behoeftevolgend en afhankelijk van de grootte, de aard en het type van de woningen. Bij commerciële en andere niet-woonfuncties worden de parkeernormen mede bepaald door ligging in de stad en bediening van het gebied door het openbaar vervoer. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wro zijn de stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke Bouwverordening vanaf 1 juli 2013 niet langer van kracht. De parkeernormen zijn daarom in dit bestemmingsplan opgenomen in Bijlage - 1 van de regels opgenomen.

Leyenburg wordt gerekend tot de woongebieden met hoge intensiteit. Het parkeerbeleid is gericht op het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. In de woongebieden met hoge intensiteit zet het straatparkeren voor bewoners de ruimtelijke kwaliteit onder druk. Het autobezit onder bewoners is te hoog voor de beschikbare ruimte, waardoor vooral in de avond en nacht een tekort aan parkeercapaciteit optreedt. Het beleid richt zich op het strategisch toevoegen van parkeerclusters voor bewoners. Voor nieuwe woningbouw in deze gebieden geldt als uitgangspunt dat het parkeren op eigen terrein moet worden opgelost.

3.3.3 Welzijn en spelen
3.3.3.1 Welzijn

Welzijn in de wijk

Met het raadsbesluit Welzijn in de wijk is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt;
  • bewoners in staat te stellen om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt;
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt;
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wij- en buurtniveau en wordt in Den Haag door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

Kinderopvang

Sinds de invoering van de Wet kinderopvang (Wk) in januari 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. Hoewel de buitenschoolse opvang wettelijk niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt denkt de gemeente mee met schoolbesturen en instellingen voor kinderopvang om de vraag van ouders zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden.

In paragraaf 5.2 is uitgewerkt hoe dit beleid in het bestemmingsplan is geregeld.

3.3.3.2 Spelen

Uitgaande van de onderstaande tabel kunnen bij nieuwe woningbouwlocaties prognoses gemaakt worden wat de openbare buiten speelruimtebehoefte is. Bijvoorbeeld bij een nieuwbouwvariant Stadsrand. De gemiddelde bezetting is hier 2.996 personen per nieuwbouwwoning. Uitgaande van een tweeoudergezin betekent dit dat er 0.996 kind per woning is. Stel dat er 150 woningen worden gebouwd, dan is de prognose 149 inwonende kinderen. Afhankelijk van de verwachte leeftijdsopbouw en het huidige omgevingsaanbod kan bepaald worden hoe groot de behoefte is aan buiten speelruimte voor de komende jaren.

Woonmilieu   Gemiddelde woning bezetting in deze nieuwbouw  
Centrum stedelijk   2,742  
Stedelijk vooroorlogs   2,260  
Groen stedelijk   1,779  
Stedelijk naoorlogs   2,160  
Stadsrand 20e eeuw   2,152  
Stadsrand modern   2,996  
Werkgebieden   2,245  
Totaal   2,702  

Daar waar in de richtlijn van 3% niet haalbaar is, maar wel nodig is gezien de bevolkingsopbouw, dient de volgende mogelijkheden te worden geïnventariseerd: het autoluw/vrij maken van een primair woongebied, samenwerken met scholen en sportverenigingen, om het potentieel aan speelruimte te vergroten.

In paragraaf 5.2 is uitgewerkt hoe dit beleid in het bestemmingsplan is geregeld.

3.3.4 Groen
3.3.4.1 Groen kleurt de stad

Op 13 oktober 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de nota 'Groen kleurt de stad - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015' vastgesteld. Het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker. Het beleidsplan biedt ook een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen. Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • a. ruimte voor groen in en om de stad;
  • b. aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • c. duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • d. samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.

Aan het plangebied grenzen twee bomenrijen die onderdeel zijn van de stedelijke groenstructuur van de stad. Deze spelen een belangrijke rol in het behouden van deze structuur. De bomenrijen in kwestie zijn:

  • de Loosduinsekade;
  • de Volendamlaan.
3.3.4.2 Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018

In de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.

De bomenlanen aan de Loosduinsekade en de waterloop langs de Loosduinsekade maken deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur. De bomenlanen hebben een functie als verbindende structuren voor kleine zoogdieren, vogels en vleermuizen. Op de kades van de watergangen kunnen bijzondere muurvegetaties aanwezig zijn. Ook vormen de watergangen een verbinding voor soorten van natte omstandigheden, zoals vissen en watervogels.