Plan: | Beatrixkwartier (Monarch) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0220GBezuidenBea-50VA |
De beoordeling van het windklimaat met betrekking tot windhinder en windgevaar, is in Nederland vastgelegd in de norm NEN 8100 en deze wordt door de gemeente Den Haag gehanteerd (zie RIS 170509 d.d. 11 februari 2010). In de NEN 8100 wordt voor de beoordeling van het windklimaat derhalve onderscheid gemaakt tussen verschillende activiteitenklassen. Bij hogere windsnelheden kan tevens sprake zijn van gevaarlijke situaties zoals evenwichtsverlies bij het passeren van gebouwhoeken en dergelijke. Windhinder is iets wat in geen geval geheel te voorkomen is: als het stormt is de wind hinderlijk, wat voor maatregelen er ook getroffen worden. Het is daarom ook de kans op windhinder, die maatgevend gehouden wordt voor de beoordeling van het windklimaat. Voor windhinder wordt een drempelwaarde aangehouden van 5 m/s uurgemiddelde windsnelheid op loop- of verblijfsniveau. Afhankelijk van de activiteitenklasse wordt de waardering van het lokale windklimaat gekwalificeerd met 'goed', 'matig' of 'slecht'. Bij een goed windklimaat ondervindt men geen overmatige windhinder. In een situatie zonder overmatige windhinder heeft het merendeel van het publiek onder normale omstandigheden geen last van windhinder. Bij een matig windklimaat ervaart men af en toe overmatige windhinder. In een slecht windklimaat ervaart men regelmatig overmatige windhinder. In een dergelijke situatie heeft het merendeel van het publiek last van windhinder. Er wordt dan ook gestreefd om binnen de verschillende activiteitenklassen, een goed, eventueel nog matig windklimaat te realiseren.
Uit de resultaten van het onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
De bebouwing volgens het stedenbouwkundig plan geeft in de directe omgeving een verhoging van de optredende windsnelheden. Op een aantal plaatsen rondom de geplande bebouwing is hierdoor een als matig tot slecht te beoordelen windklimaat te verwachten. Dit betreft de noordgevel van Monarch fase III en de zuidelijke gevel van Monarch fase IV. Op twee meetpunten gaat dit samen met een beperkt risico op windgevaar. In de verdere omgeving zijn geen grote wijzigingen van het windklimaat te verwachten door realisatie van de onderzochte geplande bebouwing.
Bij de verdere planvorming dient rekening gehouden te worden met de te verwachten mate van windhinder. Dit door de nadere invulling van de bouwmassa aan te passen aan de te verwachten windsituatie, het treffen van lokale windafschermende maatregelen en rekening te houden met de windsituatie bij de positionering van entrees en terreininrichting.
Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning dient dit verder uitgewerkt te worden. In het bestemmingsplan wordt aan het college een bevoegdheid toegekend om nadere eisen te kunnen stellen aan de situering van gebouwen ter verbetering van het windklimaat. Daarnaast is een algemene afwijkingsregel opgenomen voor het treffen van bijvoorbeeld windschermen.
Het onderzoek is als bijlage bijgevoegd en maakt onderdeel uit van dit bestemmingsplan (zie bijlage 5).