4.8.1 Flora- en faunawet
De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De wet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door bij de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen rekening te houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen zodat dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.
In 2012 is door Tauw een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd in het plangebied (zie bijlage 4). Hieruit blijkt:
- Flora: Op basis van de hoge mate van voedselrijkdom en bodemverstoring in het totale plangebied van de Monarch, is de aanwezigheid van beschermde plantensoorten in het plangebied uitgesloten.
- Grondgebonden zoogdieren: Op basis van verspreidingsgegevens en het aanwezige biotoop is de aanwezigheid van beschermde grondgebonden zoogdieren in en rond het plangebied uitgesloten.
- Vleermuizen: de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen is in het totale plangebied uitgesloten.
- Vogels: De soortgroep vogels heeft in de Flora- en faunawet een bijzondere status: alle broedende vogels, de in functie zijnde nesten én de functionele omgeving hiervan zijn beschermd tijdens het broedseizoen (voor de meeste soorten globaal van maart tot augustus). Daarnaast is de vaste verblijfplaats (én functionele omgeving) van een aantal vogelsoorten jaarrond beschermd. Het plangebied biedt geen geschikte broedlocaties voor vogels met jaarrond beschermde verblijfplaatsen. Het plangebied en omgeving is wel een geschikte broedgebied voor verschillende algemene broedvogels binnen stedelijk gebied.
- Amfibieën: De aanwezigheid van beschermde soorten amfibieën nabij het plangebied beperkt zich tot de rugstreeppad. Deze soort komt voor in de duinen van het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide. Vanwege de grote afstand van het plangebied tot het duingebied en de geïsoleerde ligging vanwege infrastructuur en bebouwing, is de aanwezigheid van de rugstreeppad uitgesloten.
- Reptielen: Op basis van verspreidingsgegevens en het aanwezige habitat in het plangebied is de aanwezigheid van beschermde reptielen uitgesloten.
- Dagvlinders: Op basis van verspreidingsgegevens worden binnen of nabij het plangebied geen beschermde dagvlinders verwacht (hoewel een enkel zwervend exemplaar nooit is uit te sluiten). Gezien het karakter van de ingreep, en de afwezigheid van geschikt biotoop, is geen sprake van een negatief effect op populaties van beschermde dagvlinders.
- Libellen: Op basis van verspreidingsgegevens worden binnen of nabij het plangebied geen beschermde libellen verwacht (hoewel net als bij dagvlinders een enkel zwervend exemplaar nooit is uit te sluiten). Gezien het karakter van de ingreep, en de afwezigheid van geschikt biotoop, is geen sprake van een negatief effect op populaties van beschermde libellen.
- Overige ongewervelden: Naast dagvlinders en libellen zijn ook enkele kevers, weekdieren en een kreeftachtige beschermd door de Flora- en faunawet. Het plangebied en directe omgeving voorzien voor geen van deze soorten in een geschikt habitat. De aanwezigheid van deze soorten zijn uitgesloten.
De uitkomsten van het onderzoek staan de ontwikkeling die onderhavig plan mogelijk maakt, niet in de weg.
4.8.2 Herziene Natuurbeschermingswet 1998
De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen. Er bevinden zich geen Natura-2000 gebieden in of nabij het plangebied.
4.8.3 Omgevingsvergunning voor kappen
Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Er zijn in het plangebied geen monumentale bomen aanwezig.