direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Landgoed Ockenburgh e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0210ALGOckenbrgh-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De gemeente Den Haag heeft een bestemmingsplan voor het landgoed Ockenburgh en haar omgeving opgesteld en in procedure gebracht. Een aantal redenen geven daartoe aanleiding.

Verouderd bestemmingsplan

Dit gebied kent een geldend bestemmingsplan dat in 1978 door de gemeenteraad werd vastgesteld. In de door de gemeenteraad in haar vergadering van 14 december 2006 vastgestelde 'Nota Bestemmingsplannen in relatie tot het actualiseringprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020' heeft de herziening van het geldend bestemmingsplan 'Ockenburgh' prioriteit 2, waaraan wordt toegevoegd dat het - gelet op zijn leeftijd - gescand dient te worden op zijn actualiteitswaarde. Verder bepaalt artikel 3.1. van de Wet ruimtelijke ordening dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen moet vaststellen. De bestemming van de gronden, gerekend binnen een periode van tien jaar vanaf de vaststelling van het bestemmingsplan, dient telkens opnieuw te worden vastgesteld.

Met de vaststelling van het bestemmingsplan wordt aan deze verplichting voldaan.

Natuurbeschermingswet 1998

Om de biologische diversiteit te behouden en daarvoor maatregelen te treffen ten behoeve van bedreigde habitats en soorten heeft de Raad van Europese Gemeenschappen op 21 mei 1992 de richtlijn 92/43/EEG vastgesteld. Begin januari 2007 is de procedure gestart tot implementatie van deze richtlijn in de Natuurbeschermingswet 1998 door de aanwijzing tot Natura2000-gebied. Het betreft de publicatie van de ontwerpbeschikking onder de naam 'Solleveld & Kapittelduinen'. Sinds 30 september 2011 is de aanwijzing definitief.

De juridische regeling in het geldend bestemmingsplan is niet op deze aanwijzing afgestemd. In dit bestemmingsplan vindt deze afstemming plaats.

Herinrichting van het landgoed

Middels een brief van 20 maart 2007 hebben de portefeuillehouders voor Stedelijke ontwikkeling en Ruimtelijke Ordening en voor Verkeer, Milieu en Leefomgeving de respectievelijke raadscommissies op de hoogte gebracht van het besluit van Burgemeester en Wethouders inzake het projectdocument landgoed/landhuis Ockenburgh ((RIS 144657). In dit document wordt herontwikkeling van het landhuis Ockenburgh en haar dienstwoning van jeugdhotel naar hotel met congresvoorzieningen, de herinrichting van het Chalet Ockenburgh tot theehuis en ruimte voor exposities en dergelijke, de inrichting van een bezoekersparkeerterrein buiten het park en de herinrichting van de overige gronden - het landgoed - tot een natuurgebied met parkelementen aangekondigd.

Met de vaststelling van dit bestemmingsplan worden deze wijzigingen juridisch geregeld.

Via een projectbesluitprocedure is reeds voorzien in een planologische titel voor de verbreding van de brug die vanuit het landgoed aansluit op de Monsterseweg.

In het plan wordt bij deze wijzigingen rekening gehouden met de gevolgen die het heeft op de instandhoudingsdoelstelling voor het Natura2000-gebied, de zogenaamde plantoetsing. Het bestemmingsplan is om deze reden als een plan als bedoeld in artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 te beschouwen.

Stedelijk park

Het landgoed kent door haar ligging aan de rand van de bebouwde kom een aantal functies, die in een stadsrand voorkomen. De regeling daartoe ontbreekt in het geldende bestemmingsplan.

Daar waar deze inpasbaar zijn in de kwaliteiten van het landgoed en de natuurwaarden, worden deze juridisch geregeld.

Archeologie

Op 23 september 2010 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Parapluherziening Archeologie vastgesteld. Ten behoeve van de herinrichting van het landgoed zijn nadere onderzoeken gepleegd – zie de bijlagen. Daaruit is gebleken dat een aantal gronden niet meer voor de bescherming van archeologische monumenten in aanmerking komen. Dit bestemmingsplan stelt regels voor de bescherming van de archeologische waarden.

Naast de wijzigingen als hiervoor genoemd wordt de bestaande ruimtelijke structuur in het plan zodanig geregeld dat zij wat betreft functie, verschijning- of bouwvorm en ligging in een goede ruimtelijke ordening wordt ondergebracht.

1.2 Ligging plangebied

Het bestemmingsplangebied van '' ligt in het zuidwesten van Den Haag, onder Kijkduin. Aan de noordzijde grenst het landgoed aan de Algemene begraafplaats Westduin. Aan de oostzijde grenst het landgoed aan het crematorium Ockenburgh en de Ockenburghstraat. De hoofdingang van het park ligt aan de zuidzijde aan de Monsterseweg. Tussen de Monsterseweg en het landgoed ligt aan de oostzijde van de ingang een agrarische enclave met een tuincentrum en aan de westzijde een woonwijk. De westzijde wordt begrensd door het Hyacintenbos en een kampeerterrein. De ligging van het plangebied is als bij deze toelichting opgenomen.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het plangebied was tot de vaststelling van dit bestemmingsplan gelegen in het werkingsgebied van drie bestemmingsplannen.

Het gedeelte van het plangebied ten noorden van de Monsterseweg, was gelegen in het bestemmingsplan 'Ockenburgh', dat op 18 april 1978 door de gemeenteraad werd vastgesteld en op 3 juli 1979 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland werd goedgekeurd.

De uitbreiding van de brug naar de Monsterseweg was gelegen in het bestemmingsplan.'Ockenburgh, 1e Herziening (Monstersestraat)', dat op 30 januari 1997 door de gemeenteraad werd vastgesteld en op 23 september 1997 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland werd goedgekeurd.

Het bestemmingsplan Parapluherziening Archeologie dat op 23 september 2010 door de gemeenteraad werd vastgesteld.

Een overzicht van de vigerende bestemmingsplannen is opgenomen in bijlage 3 bij deze toelichting.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het gebied bestaat uit de als zeewering fungerende strook jonge duinen, de afgegraven en ontgonnen veenzandpolder Westzegbroek en de zandruggen van de oude duinen. Tussen deze oude duinen zijn lager gelegen kleine veengebieden. Het landgoed Ockenburgh en omgeving kent een zeer oude bewoningsgeschiedenis. In de omgeving van het landgoed zijn bewoningssporen uit de Bronstijd en uit de Romeinse tijd gevonden.

De Monsterseweg maakte deel uit van de middeleeuwse weg tussen 's-Gravenhage, Loosduinen en 's-Gravenzande. Aan weerszijden van deze weg zijn in de Middeleeuwen boerderijen gevestigd op de rand met de veengebieden. De boerderijen aan de noordzijde van deze weg hadden hun landbouwgronden op de veengebieden tussen de oude duinen. Het natuurgebied Solleveld vindt zijn oorsprong in een van deze landerijen.

In de 17de eeuw ontwikkelden zich langs de Monsterseweg buitenplaatsen, deels ter plaatse van de genoemde boerderijen. De belangrijkste in dit gebied is het buiten Ockenburgh. Waar de naam Ockenburgh vandaan komt is niet bekend. Sommige bronnen spreken van een landgoed "Ockenberghe" dat in de 15e eeuw in de buurt van Wateringen zou hebben gelegen, maar aan het begin van de 80 jarige oorlog is ontruimd.

Jacob Westerbaen bouwde, omstreeks 1650, zijn huis, genaamd Kleyn Paleys, en liet het landgoed Ockenburgh aanleggen. Het landgoed werd in classicistische landschapsstijl aangelegd met afwisselend bos en gazons en een weide. Het werd omgeven en doorsneden met waterlopen met kleine bruggen. Verspreid over het park werden een prieeltje, een bedrijfs- en een portierswoning gebouwd. Na de dood van Westerbaen kwam Ockenburgh in handen van Maarten Pauw, bewindhebber van de V.O.C. en burgemeester van Delft. Zijn kleinkinderen lieten het Kleyne Paleis omstreeks 1720 ingrijpend verbouwen.

In de geschiedenis van het landgoed zijn twee belangrijke fasen te onderscheiden, de formele periode en de periode gekarakteriseerd door de landschapsstijl. De formele periode liep van omstreeks 1650 tot aan ca. 1800. Rond 1840 werd de formele aanleg vervangen door de vroege landschapsstijl. De rechte lijnen en de strakke perken uit de formele aanleg werden omgevormd naar vloeiende lijnen met glooiende gazons. De eigenlijke reconstructie naar de landschapsstijl, zoals nu nog te zien is, dateert van 1889.

Van de Classicistische landschapsstijl is niet veel meer terug te vinden in het bos. Na 1700 is het landgoed enkele keren aangepast. Alleen de kaarsrechte oprijlaan vanaf de Monsterseweg herinnert nog aan het grondplan van 1650. Die oprijlaan loopt naar het witte landhuis.

In 1931 werd het landgoed door de gemeente Den Haag aangekocht en opengesteld voor het publiek. De cultuurhistorische waarde van het landgoed wordt voornamelijk ontleend aan de nog aanwezige elementen uit de Engelse landschapsstijl, ontworpen door Groenewegen, het landhuis, de drie zichtlijnen van en naar het huis en de open plekken in het landschap.

Van 1946 tot 2004 is het in de 19e eeuw witgepleisterde landhuis als jeugdhotel gebruikt. Om aan de groeiende vraag naar accommodatie en de hogere eisen van de bezoekers te kunnen voldoen, werd de villa begin jaren zeventig uitgebreid met een vleugel. Deze was met een brede sluis verbonden met het oude landhuis. Het ontwerp van de uitbreiding is gemaakt door de bekende Nederlandse architect Frank van Klingeren. Het gebouw van Van Klingeren is geheel als staalskelet uitgevoerd en recentelijk verplaatst. Voor het onderhoud van het groen, was in het park een gemeenteloods opgericht die recentelijk werd afgebroken. Het prieeltje werd omgebouwd tot een chalet met horecabestemming. In de zestigerjaren werden bij de ingang van het landgoed kindertuinen aangelegd die eind tachtiger jaren in een parkeerterrein zijn omgezet.

2.2 Bestaande situatie

2.2.1 Ruimtelijke hoofdstructuur en verbindingen

Het gebied bestaat uit een parkachtig groengebied (landgoed) gedomineerd door de oprijlaan vanaf de entree aan de Monsterseweg met enkele belangrijke zichtassen. Daarnaast wordt het park doorsneden door een netwerk van wandel- en fietspaden. Achter het landhuis bevindt zich nog een tweede ontsluiting die aansluiting geeft op de Wijndaelerweg. Aan de zijde Ockenburghstraat ten noorden van het crematoriumterrein bevindt zich eveneens een ingang tot het park

De panden Monsterseweg 2, 8f en 8g liggen buiten het plangebied, maar vinden via routes in het plangebied hun verkeersontsluiting op de Monsterseweg.

Het landgoed is vrij toegankelijk.

2.2.2 Bebouwingsbeeld, stedebouwkundige en architectonische kenmerken, monumentale ensembles e.d.

Verspreid over het landgoed liggen een viertal gebouwen. Het belangrijkste daarvan is het van oorsprong zeventiende-eeuwse landhuis met hieraan verbonden de langgerekte vleugel (de voormalige paardenstallen). De daaraan gekoppelde stalen uitbreiding uit de zeventiger jaren is inmiddels gedemonteerd. Daarnaast staan er in het park een chalet (horecavoorziening) een portierswoning en een dienstwoning. Direct grenzend aan het plangebied (doch geen deel ervan) zijn een crematorium, een agrarisch bedrijf met bedrijfswoning, een tuincentrum en een woonwijk (Ockenrode), die in 1998 is gereedgekomen, gelegen.

Bij de aanwijzing van een groot deel van het landgoedbos als Natura2000-gebied zijn de tuinen rondom de bestaande bebouwing geexclaveerd (zie afbeelding 1). De aangewezen erven maken hierdoor geen deel uit van het Natura2000-gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0210ALGOckenbrgh-50VA_0001.jpg"

afbeelding 1 exclaveringsgebieden

2.2.3 Archeologie en monumenten

Archeologie

Het plangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk gelegen in het strandwallengebied. Binnen het plangebied zijn in de ondergrond een tweetal strandwallen aanwezig, van elkaar gescheiden door een smalle strandvlakte die grofweg van west naar oost loopt en het plangebied doormidden deelt. Strandwallen zijn zandruggen die evenwijdig aan de kustlijn liggen en die enige duizenden jaren voor Christus door natuurlijke processen zijn gevormd. Tussen de verschillende strandwallen in de strandvlakte bleef het oppervlak laag en vochtig: daar ontstond in de loop der eeuwen een soms vrij dik pakket veen.

Strandwallen hebben altijd archeologische potentie. Al vanaf de late Steentijd (ca. 2500 v. Chr.) waren ze geschikt voor menselijke bewoning. Op veel plekken binnen de gemeentegrenzen (en daarbuiten) zijn er vondsten gedaan en resten van nederzettingen op teruggevonden, zowel uit de prehistorie als uit de Romeinse tijd of Vroege Middeleeuwen. Ook de laat-middeleeuwse dorpskernen, zoals Den Haag en Loosduinen, zijn op de strandwallen ontstaan, evenals boerenhoeves en landgoederen uit de nieuwe tijd.

Strandvlaktes waren minder geschikt om te bewonen, maar konden, als ze niet te nat waren, vaak dienst doen als akkerland, terwijl ze altijd heel geschikt waren voor het weiden van het vee dat men had.

Binnen het plangebied zijn geen vindplaatsen bekend uit de pre- en vroeghistorische perioden. Dat ze wel mogelijk zijn toont de nabijgelegen zuidpunt van de voormalige camping Ockenburgh aan: daar zijn, op een afstand van nog geen 100 meter van de westelijke rand van het bestemmingsplangebied, vondsten gedaan uit de late ijzertijd (200 v. Chr. - 0).

Bekende archeologische waarden uit de nieuwe tijd zijn binnen het plangebied daarentegen wel aanwezig. Het gaat daarbij om het landhuis Ockenburgh. Dit werd in het midden van de 17de eeuw door Jacob Westerbaen gebouwd. Waarschijnlijk moest daar een oudere boerderij voor wijken. De sporen daarvan zijn onder en rond het huidige landhuis nog aanwezig, zoals onderzoek heeft aangetoond.

In het kader van plannen voor de herontwikkeling van het terrein rond het landhuis en op grond van bovenstaande is in 2008 archeologisch vooronderzoek uitgevoerd om de daadwerkelijke archeologische waarde van dit deel van het bestemmingsplangebied te bepalen. Daarbij is komen vast te staan dat ter plekke van de in de jaren zeventig gerealiseerde nieuwbouw voor de jeugdherberg de bodem dusdanig is afgezand en verstoord, dat archeologische waarden daar niet meer aanwezig kunnen zijn. Voor dit deel van het terrein kan zonder verdere archeologische voorwaarden een aanlegvergunning worden afgegeven. Het archeologisch rapport 'Landgoed Ockenburgh' is als bij deze toelichting gevoegd.

Dat geldt niet voor de binnenplaats van het landhuis. Onderzoek heeft laten zien dat zich in dat deel funderingen bevinden.

Op 15 maart 2010 heeft de afdeling Archeologie van de dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag gemeld dat zij onderzoek naar de mogelijkheid voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen ter plaatse van de dienstwoning en het chalet heeft verricht. Daarbij zijn geen aanwijzingen gevonden dat zich hier archeologische monumenten in de ondergrond bevonden. Het archeologisch rapport 'Monsterseweg 8 en 8b' is als bij deze toelichting gevoegd.

Rijks- en gemeentelijke monumenten

Het landhuis op het adres Monstersestraat 4-6 is opgenomen in het register ingevolge art. 6 van de Monumentenwet 1988 als beschermd rijksmonument. Het landhuis is van architectuurhistorisch en cultuurhistorisch belang als goed voorbeeld van laat neo-classicistische landhuisarchitectuur en als onderdeel van het voormalige 19e-eeuwse landgoed, dat restanten van de oorspronkelijk 17e-eeuwse aanleg heeft behouden.

2.2.4 Groen

Het landgoed Ockenburgh behoort tot één van de grote gemeentelijke groengebieden. Op het landgoed zijn verschillende monumentale bomen aanwezig. Voor de horecavoorziening (Monstersestraat 8b) staat een monumentale beuk. Tegenover de brug bij het weiland staat een meerstammige beuk en aan de noordzijde van het weiland staat een zomereik. Naast het pad bij het crematorium staat als laatste een Hollandse linde die als monumentale boom is aangewezen.

2.2.5 Water

Het Landgoed Ockenburgh is omgeven door brede waterlopen. Deze waterlopen begrenzen het landgoed van het omliggende gebied tevens ter hoogte van de Monsterseweg. Ook rondom de Zwitserse Partij, het bosgebied gelegen in het oostelijk deel van het landgoed, ligt een waterloop. Het in het plangebied aanwezige water behoort tot het tertiare boezemwater als bedoeld in de Keur van het Hoogheemraadschap Delfland. Het stelsel van sloten is om visueel-landschappelijke redenen aangelegd. Het plangebied herbergt geen waterkeringen.

In noordelijke helft van het plangebied, waarin het landhuis is gelegen, bevindt zich een gemengd rioolstelsel. De zuidkant van het plangebied, waarin het chalet gelegen is, grenst aan een gebied waarin zich een gescheiden rioolstelsel bevindt.

Langs de grens van het plangebied, ten zuiden van de Monsterseweg is een afvalwatertransportleiding aanwezig. Deze voert afvalwater onder druk naar het pompgemaal op de hoek van de Monsterseweg en de Kijkduinsestraat. Van daaruit wordt dit water naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Houtrust gepompt om daar gezuiverd te worden. Het plangebied kent geen waterlichaam, waarop de Europese Kaderrichtlin water van toepassing is.

2.2.6 Functies

Het plangebied bevat geen educatieve, religieuze, sport of welzijnsfuncties. Tot omstreeks 1998 is het landhuis met aanbouw in gebruik geweest als jeugdhotel. De voormalige locatie van de schooltuinen ligt sinds enkele jaren braak. Aan de noordzijde van het landhuis is een hondentrainingcentrum gevestigd van de politie. Daarbij behoort een naastgelegen omvangrijke hondentrainingsbaan. Het deel van het plangebied rond het crematorium vormt een hondenloslaatgebied.

2.2.7 Verbindingen

Het landgoed is via de ingang aan de Monsterseweg en Wijndaelerweg te bereiken voor zowel langzaam verkeer als voor gemotoriseerd verkeer. De Monsterseweg is opgenomen in het stadsgewestelijke fietsnetwerk. In het park ligt een doorgaande recreatieve fietsroute die via de oprijlaan achterlangs het landhuis het landgoed verlaat.

Voor de ingang van het park is een bushalte gevestigd. Het eindpunt van Randstadrail 3 ligt op ongeveer 750 meter van de ingang van het landgoed.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk gaat in op het beleidskader dat voor het plangebied van toepassing is.

3.1 Ruimtelijk beleid

3.1.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 14 juni 2011 heeft het kabinet het ontwerp van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) aan de Tweede Kamer gestuurd met daarbij een ontwerp Algemene maatregel van bestuur (Amvb) Ruimte (Barro).

In de structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn. Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in de Amvb Ruimte. Deze Amvb wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Bij de inwerkingtreding van de SVIR en het Barro zullen de Nota Ruimte en de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid komen te vervallen.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en deze treedt begin 2012 (datum nog niet bekend gemaakt) in werking. Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden.

In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van:

  • Rijksvaarwegen;
  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • Elektriciteitsvoorziening;
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Ecologische hoofdstructuur;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de bepalingen omtrent de Ecologische Hoofdstructuur van belang. Die zijn er nog niet. Het Barro zal naar verwachting medio 2012 worden aangevuld met voorschriften ten aanzien van dit onderwerp. Tot die tijd is dit rijksbelang geborgd via de aanwijzing als Natura2000-gebied en de bepalingen daaromtrent in de Natuurbeschermingswet 1998.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 

Om de uitvoering van het ruimtelijke beleid door burgers te vergemakkelijken is op 1 oktober 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder Wabo) in werking getreden. Deze wet beoogt de voor een project noodzakelijke vergunningen, ontheffingen en meldingen op grond van vele wetten samen te brengen in één gezamenlijke vergunning op grond van de Wabo, de zogenaamde Omgevingsvergunning. Voor een vervangend bouwwerk als project bijvoorbeeld betekent dat de activiteit slopen en de activiteit bouwen in een Omgevingsvergunning geregeld wordt.

Om dit doel te bereiken zijn uit vele wetten de procedures bij vergunnings-, ontheffings- en meldingstelsels naar de Wabo overgebracht, ook de Wet ruimtelijke ordening (verder: Wro). De procedures zijn in de Wabo gestandaardiseerd.

Wat betreft de procedures voor vergunningen heeft dat in de Wro betrekking op de aanlegvergunning ( voor werken, geen bouwwerken zijnde; artikel 3.3.a. Wro) en de sloopvergunning( artikel 3.3.b. Wro). Wat betreft de procedures voor ontheffingen komt in de Wro alleen de bevoegdheid tot het verlenen van een afwijking van de bij het plan te geven regels (artikel 3.6.c. Wro). In de Wabo is de ontheffing als zelfstandig rechtsmiddel vervallen en de daarvoor in de plaats gekomen afwijking gekoppeld aan een vergunning. Overeenkomstig de Wabo wordt deze bevoegdheid in de Wro dan als volgt omschreven:'bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bij het plan aan te geven regels'.

De Wabo geeft ook het toetsingskader voor de vergunningverlening of ontheffingsbevoegdheid aan. Ze sluit daarbij aan op de bestaande toetsingsgronden in de verschillende wetten die die vergunningsplicht opleggen of ontheffingsbevoegdheid bieden. In het geval van de Woningwet neemt zij deze echter nagenoeg over.

Met de Wabo wordt niet alleen het aantal vergunningen teruggebracht tot één, het project waarvoor de vergunning verleend wordt kan een zodanige omvang hebben dat niet Burgemeester en Wethouders, maar een andere overheid de eindverantwoordelijkheid voor deze gezamenlijke vergunning heeft. Vooraf is dat niet eenduidig te bepalen. In de formulering in de wet wordt daarom de term 'bevoegd gezag' gehanteerd.

Om een goede afstemming ten behoeve van de Omgevingsvergunning tot stand te brengen bepaalt de Wabo ook welke activiteiten in aanmerking komen voor vergunningverlening op grond van verschillende wetten. Voor de uitzondering op deze regel kent de Wabo het bijbehorende Besluit omgevingsrecht (afgekort: Bor).

In een bestemmingsplan worden over het algemeen bouwregels gesteld. Indien een bepaalde bouwactiviteit op grond van de Bor niet vergunningsplichtig is, dan kan deze niet aan deze bouwregels getoetst worden. Bij het bouwen hoeft daar geen rekening mee gehouden te worden. Dit Besluit omgevingsrecht wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan dan beschouwd als een medebewindsregeling. Het bestemmingsplan is erop afgestemd.

Het Besluit omgevingsrecht heeft onder meer betrekking op het bouwen van bijgebouwen en aanbouwen.

Om de inhoud van een bestemmingsplan te kunnen handhaven bij de verlening van Omgevingsvergunningen kent de Wabo een specifieke regeling. Voor de gevallen waarin de mogelijkheid tot afwijking door een omgevingsvergunning niet in het plan is opgenomen levert artikel 7.2 Wro een verboden gebruiksregeling.

Ook de verplichte overgangsregels uit het Besluit ruimtelijke ordening hebben als gevolg van het van kracht worden van de Wabo een verandering ondergaan.'

3.1.2 Provinciaal beleid
3.1.2.1 Provinciale Structuurvisie

Onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening keurde de provincie alle gemeentelijke bestemmingsplannen aan wet- en regelgeving, inclusief provinciaal beleid. In de nieuwe Wro is die goedkeuring vervallen. Wel kan de provincie vooraf in een ruimtelijke structuurvisie aangeven aan welke zaken van provinciaal belang gemeentelijke bestemmingsplannen moeten voldoen. Op 2 juli 2010 is de de Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" vastgesteld. Hiermee vervallen het Streekplan Zuid-Holland West en de nota Regels voor Ruimte.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
  • stad en land verbonden

Ook de instrumenten die de provincie inzet, komen in de structuurvisie aan de orde. De provincie ordent op kaarten en , ontwikkelt programma's en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.'

Op de functiekaart heeft het plangebied de functie Natuurgebied met een arcering van Natura 2000gebied gekregen. Daarnaast valt een het deel rondom het crematorium in de functie Stedelijk park. De hoofdfunctie van het gebied is Natuur. Daarnaast is, mits niet in strijd met de hoofdfunctie, recreatief medegebruik mogelijk. Het Natura2000-gebied geniet door hoge natuurwaarden een internationale bescherming. De functie Stedelijk park is een groengebied van tenminste 5 ha binnen of in aansluiting op bestaand stedelijk gebied met als hoofdfunctie recreatie waaronder park en sportvoorzieningen. Zij vormen een onderdeel van het landschappelijke netwerk.

Op de kwaliteitskaart heeft het plangebied de kwaliteit Duinlandschap en het deel rondom het crematorium wederom Stedelijk park. De kwaliteit van het duinlandschap wordt omschreven als een reliefrijk, overwegend niet gecultiveerd zandlandschap van jonge duinen. Een belangrijke kwaliteit is de ruimte voor natuurlijke processen, zoals verstuiving, vernatting en bosvorming. Duinlandschap is overwegend kleinschalig en afwisselend besloten tot halfopen landschap.

3.1.2.2 Verordening Ruimte

In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten regels kunnen stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, afwijkingsbesluiten en beheersverordeningen. De provinciale ruimtelijke verordening voorziet hierin. Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijke niveau.

Artikel 2 lid 1 stelt dat bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren bestemmingen uitsluiten die uitbreiding van stedelijke functies mogelijk maken. Onder stedelijke functies worden woonfuncties en daaraan verbonden functies verstaan. In artikel 2, lid 3, wordt gesteld dat in bestemmingsplannen met bestaande stedelijke functies in het gebied buiten de bebouwingscontouren bepalingen dienen te bevatten waarbij niet-agrarische bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 10% van de inhoud.

In artikel 2 lid 2 onder g. wordt gesteld dat nieuwe kleinschalige bebouwing passend en ondersteunend aan de recreatieve functie, zoals een café of een centrum voor natuureducatie ook mogelijk is.

Op grond van artikel 5, lid 1, dienen bestemmingsplannen in de Ecologische Hoofdstructuur bestemmingen aan te wijzen, die de natuurfunctie rechtstreeks mogelijk maken en beschermen tegen significante aantastingen van de wezenlijke kenmerken en waarden. Bestaande bebouwing, erven, tuinen en wegen met een gesloten verharding kunnen overeenkomstig het huidige gebruik worden bestemd.

In artikel 3 van de Verordening Ruimte zijn ontheffingen opgenomen die bouwen buiten de contouren mogelijk maken. Artikel 3 lid 2 is de ontheffing 'rood voor groen'. Bij een substantiele verbetering van in de directe omgeving aanwezige kwaliteiten van natuur, water of landschap of de recreatieve mogelijkheden van de omgeving door investeringen kan ontheffing worden verleend. Ook geldt de voorwaarde dat voor genoemde substantiële verbetering niet meer woningen of andere functies dan noodzakelijk zijn toegestaan.

Artikel 14 in de Verordening Ruimte beschrijft het instrument landgoedbiotoop. Ockenburgh is in de lijst opgenomen waarop historische buitenplaatsen en landgoederen zijn beschreven. Een bestemmingsplan dat ontwikkelingen mogelijk maakt in een in de lijst genoemde landgoedbiotoop dient een beeldkwaliteitsparagraaf te bevatten waarin omschreven wordt op welke wijze de kenmerken van het landgoed beschermd worden. Het gaat hierbij om de buitenplaats zelf en daaromheen, de koppeling van het landgoed aan een structuur, het panorama van het landgoed, het blikveld en de mogelijk aanwezige zichtlijnen.

3.1.3 Regionaal beleid

Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP)

Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor de regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals bestemmingsplannen. Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

In het RSP worden de ambities samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De negen regiogemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt.  De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het stadsgewest en de betrokken gemeenten. Voor dit bestemmingsplan zijn drie prioriteiten van de tien van toepassing. Het uitbouwen van de Internationale Zone en in het bijzonder het World Forum in Den Haag tot hart van de World Legal Capital. Het verrijken van het leisure- en (top)sportaanbod voor toeristen en recreanten en het versterken, verbinden en ontsluiten van groene landschappen voor een concurrerende Zuidvleugel.

In de structuurvisie Haaglanden zijn hoofdlijnen opgenomen voor het cultuurhistorisch beleid. De landgoederenzones worden belangrijk gevonden als cultuurhistorisch erfgoed en vanuit recreatieve en ecologische waarden. Een van de hoofdlijnen van het beleid is het verbinden van landgoederen. Het doel is de Zuid-Hollandse landgoederen te bewaren, te verbinden en in te bedden in een robuuste groenstructuur.

3.1.4 Gemeentelijk beleid
3.1.4.1 Structuurvisie Den Haag 2020

De 'Structuurvisie Den Haag 2020' (vaststelling gemeenteraad d.d. 17 november 2005) is de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie, te benutten. In de visie zijn vijf kansenzones benoemd waar kansen liggen om de 'Wereldstad aan zee' gestalte te geven. In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot zijn recht komt. De kansenzones en ontwikkelingsgebieden worden uitgewerkt in masterplannen.

Het plangebied ligt in de Schakelzone Lozerlaan en in de nabijheid van de kansenzone Internationale kust. Ambitie voor de Lozerlaan is een schakelfunctie tussen Den Haag en het Westland. Er dienen goede verbindingen tussen beide gemeenten aanwezig te zijn. De kansen liggen met name in een verbetering van de verkeersdoorstroming en het opwaarderen van het openbaar vervoer.

De Westlandse zoom, de geplande groene recreatieve verbinding tussen de kust en Midden-Delfland, kan ontwikkeld worden tot een hoogwaardig groen- en recreatiegebied. Door landschapsontwikkeling langs de Lozerlaan ontstaat een nieuwe aantrekkelijke entree van de stad. Op de kaart van de Structuurvisie is de Monsterseweg als 'stadsweg ' en de Ockenburghstraat als 'regionale autoweg' aangeduid.

De unieke ligging van Den Haag aan zee kan verder verstevigd worden met het creëren van een aantrekkelijker milieu voor wonen, voorzieningen en recreatie. In de binnenduinrand wordt ruimte gereserveerd voor nieuwe internationale instellingen. Kijkduin is één van de drie ontwikkelgebieden.

Kijkduin moet ontwikkeld worden tot een comfortabele hoogwaardige familiebadplaats waar de nadruk ligt op luxe en zorg, een versterking van het huidige profiel van beachresort Kijkduin. In Scheveningen wordt een meer mondaine badplaats te ontwikkeld.

3.1.4.2 Masterplan Kijkduin

Het door de gemeenteraad op 10 december 2009 vastgestelde Masterplan Kijkduin is een uitwerking van de kansenzones uit de structuurvisie. De integrale gebiedsvisie voor Kijkduin bevat een drievoudige opdracht:

  • de versterking van de landschappelijke en ecologische kwaliteit,
  • de versterking van de recreatieve waarde van het gebied en
  • het realiseren van maximaal 1.000 woningen in unieke woonmilieus met een landschappelijke setting.


Het Masterplan gaat, wat betreft de eerste opdracht, uit van het creëren van een 'groene grens'. Dit betekent een duidelijke scheiding tussen bebouwing (rood) en landschap (groen), waarbij de bebouwing aan de Kijkduinsestraat wordt gerealiseerd en de duinen door een landschappelijke zone aan de Westlandse Zoom worden verbonden. In het gebied wordt wel een recreatief netwerk aangelegd met sport-, cultuur- en wellnessvoorzieningen.

De versterking van de recreatieve waarde van het gebied, de tweede opdracht, leidt tot de doelstelling dat Kijkduin wordt ontwikkeld tot een hoogwaardig vier-seizoenenbadplaats. Het moet leiden tot activiteit buiten de zomerse piekdagen en daarmee seizoensverlenging. Kijkduin is gelegen aan zee, strand en duinen met direct aansluitend enkele bijzondere landgoederen. Hierdoor biedt het voor wellness al een omgeving van rust, ontspanning en gezonde zeelucht. Met de komst van het hotel op het landgoed Ockenburgh is het bereiken van de doelstelling van de verblijfsrecreatie naderbij gebracht.

De derde opdracht uit het Masterplan is niet van toepassing op het plangebied.

Het Masterplangebied onderscheidt vijf zones, waarvan één de accommodatiedriehoek. Hierin zijn Hotel Atlantic en Bungalowpark Kijkduin gelegen en in de toekomst het hotel op het landgoed Ockenburgh. Ze hebben elk op kleinschalig niveau wellnessvoorzieningen in hun pakket.'

De herontwikkeling van het landgoed Ockenburgh is als lopende ontwikkeling opgenomen in het Masterplan.

3.1.4.3 Bestemmingsplan Ockenburgh

In het geldende bestemmingsplan 'Ockenburgh' wordt het plangebied in de toelichting als een natuurgebied omschreven en worden zeven bestemmingen toegekend.

Wat betreft de bebouwing kenden het landhuis en het chalet met hun erven elk een eigen bestemming. Het landhuis droeg een bestemming voor een jeugdhotel, het chalet de bestemming voor horeca. Het betrof café-restaurants, muziek- of dansgelegenheden. In beide bestemmingen was de totale oppervlakte aan gebouwen gerelateerd aan de omvang van het bestemmingsvlak. Bij het jeugdhotel mocht niet meer dan 25%, en bij het chalet niet meer 35% van de respectievelijke bestemmingsvlakken bebouwd worden met gebouwen. In het bestemmingsvlak van het chalet mocht met ontheffing ook een bedrijfswoning met een inhoud van 350 m3 gebouwd worden. Het bestemmingsvlak van het chalet strekte zich voor eenderde over een bosperceel uit. De naast het jeugdhotel gelegen woning en de woning bij de ingang van het landgoed waren in de bestemming voor het landgoed opgenomen, te weten 'Bospark'. Deze bestemming liet in totaal vier bedrijfswoningen, elk met een inhoud van 500 m3, toe evenals een gemeenteloods - gelegen achter de woning nabij de ingang - met een inhoud van 50 m3.

Buiten de bebouwde gedeelten lagen vijf bestemmingen voor de overige terreinen. De waterpartijen waren in de bestemming 'Water ' ondergebracht. De gronden kenden drie bestemnmingen. Een groot deel kende de bestemming 'Bospark'. Dit was gericht op bos en het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden, het wandelpark en toegangswegen daarvan. Ze kenden een aanlegvergunningplicht voor het aanleggen of verharden van wegen, het veranderen van het reliëf van gronden,en het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties of apparatuur en het maken van infiltratiebekkens. Ook kende het een verbod op specifieke gebruiksvormen. Het gebruik van de koeweide als afwisselend ijsbaan of weiland was toegestaan. Aan de zijde van de Ockenburghstraat kende de gronden de bestemming 'Vogelreservaat'. Dit was eveneens voor bos bestemd en ook voor het behoud en de uitbreiding van de vogelstand en het verrichten van hiermee verband houdend wetenschappelijk onderzoek. Ook gold het eerdere vermelde aanlegvergunningstelsel en de verboden gebruikregeling. Het kende een bouwverbod.

De gronden bij het begin en ten zuiden van de oprijlaan tot aan de sloot kenden de bestemming 'School- en Kindertuinen'. Deze bestemming kende bouwmogelijkheden.

3.1.4.4 Nota parkeernormen Den Haag

De gemeente Den Haag heeft op 10 november 2011 een nieuwe parkeernota vastgesteld. Deze nota is op 25 januari 2012 in werking getreden.

In het huidige parkeerbeleid is onderscheid gemaakt naar drie verschillende zones in de stad. Deze zones kunnen als concentrische cirkels gezien worden, waarbij iedere zone een eigen norm kent. Uit onderzoek is gebleken dat het autobezit daalt naarmate de stedelijkheidsgraad stijgt (hogere bebouwingsdichtheid per oppervlakte). Dit verband blijkt sterker dan bij andere factoren die betrekking hebben op de locatie van de woning, zoals de nabijheid van OV-knooppunten. Onderzoek heeft weliswaar uitgewezen dat het aantal OV-knooppunten óók samenhangt met de mate van stedelijkheid, maar dat het autobezit niet verklaard kan worden aan de hand van de nabijheid van het Openbaar Vervoer.

Op basis van een combinatie van het gemiddelde autobezit per buurt en de indeling naar woonmilieus, is een begrenzing van drie zones bepaald: Centrum, Stad en Rand. De parkeernormen zijn per zone bepaald. Het gebied ligt binnen de zone 'Rand' (zone 3). Daarvoor kan de navolgende berekening van de parkeerbehoefte worden uitgevoerd.

Tabel: parkeerbalans

Functie   Norm  
Hotel   0,5 pp's / kamer  
Conferentiezalen*   4,5 pp's / 100 m² bvo  
Restaurant   5 pp's / 100 m² bvo  

Voor conferentiecentra zijn in de nota geen aparte normen opgenomen. In het hiervoor geldende beleid valt deze in dezelfde categorie met theaters. In bovenstaande tabel is dan ook de nieuwe norm behorend bij theaters gebruikt.

Dubbelgebruik 

De parkeernorm wordt berekend voor de momenten waarop de parkeerbehoefte van een functie het grootst is. Als binnen een ontwikkeling meerdere functies worden gebouwd, vallen de hoogtepunten in parkeerbehoefte van die functies niet altijd op hetzelfde moment. Bij woningen is de behoefte aan parkeercapaciteit bijvoorbeeld ’s avonds en ’s nachts het grootst; bij een bedrijf of kantoor zal die behoefte vooral overdag zijn. Dit noemen we de maatgevende momenten voor de parkeerbehoefte van die functies.

Door het combineren van verschillende functies kan (een deel van) de benodigde parkeercapaciteit wellicht dubbel gebruikt worden. In dergelijke gevallen zijn daarom meestal minder parkeerplaatsen nodig dan de complete optelsom van de parkeerbehoeftes.

Het bepalen van de mate waarin het ‘rechtvaardig’ is om dubbelgebruik toe te passen hangt vooral af van de maatgevende momenten van de betreffende functies. Het CROW heeft hiervoor een tabel ontwikkeld waarin aanwezigheidspercentages zijn opgenomen per functie. Op het maatgevende moment is het aanwezigheidspercentage is het hoogst (100%). Deze tabel wordt gehanteerd bij de nadere beschouwing van de parkeerbehoefte en is daarom overgenomen in De Nota.

De parkeerbehoefte van de hotelfunctie is het grootst in de avonduren en overnacht. Voor de restaurantfunctie is dat in de avond en congressen en conferenties vinden daarentegen voor een groot deel (niet altijd) overdag plaats, zodat dubbelgebruik mogelijk is. Van de in de CROW publicatie 182 gehanteerde aanwezigheidspercentages zijn de volgende percentages afgeleid:

  Werkdag   Koop   Zaterdag   Zondag  
  overdag   middag   avond   avond   middag   avond   middag  
Hotel   50   60   100   90   60   60   70  
Congres   100   100   5   10   5   0   0  
Restaurant   30   40   90   95   70   100   40  

Zaterdagavond is volgens voorgaande tabel de parkeerbehoefte het grootst.

3.1.4.5 Projectdocument Landgoed/landhuis Ockenburgh

Op 20 maart 2007 hebben Burgemeester en wethouders de Commissies Stedelijke Ontwikkeling en Ruimtelijke ordening en Verkeer, Milieu en Leefomgeving van de gemeenteraad op de hoogte gebracht van hun besluit om het Landgoed en landhuis Ockenburgh duurzaam in stand te houden. De commissies konden zich met het BenW besluit verenigen. Zowel beleidsmatig als vanuit programmatische overwegingen wordt de vestiging van een luxe hotel met congresfunctie als een goede invulling van landhuis en landgoed gezien. De opbrengsten van de uitgifte van het landhuis voor de realisatie van bovengenoemde functie worden geïnvesteerd in de kwaliteitsverbetering en de duurzame instandhouding van het landgoed. Tevens blijft daarmee de historische eenheid bestaan. In de brief wordt aandacht besteed aan de stedenbouwkundige, programmatische, financiële en uitvoeringstechnische uitgangspunten voor:

  • de herontwikkeling van het landhuis Ockenburgh tot een luxe hotel met congresfunctie en wellnesscentre en een restaurant en
  • de renovatie en het beheer van de overige gronden van het landgoed Ockenburgh.

Ad 1)

De afweging als bedoeld onder punt 1 was al eerder besproken in een gecombineerde vergadering van de raadscommissies ROSV en LMP in 1998 en later in een vergadering van de raadscommissie SRO op 13 december 2006.

Het beleidskader voor deze afweging werd in dit collegebesluit gevormd door vier vastgestelde nota's en een convenant.

De eerste nota, het groenbeleidsplan "Groen kleurt de stad", wenste op landgoederen het gebruik en beheer van de gebouwen af te stemmen op de karakteristiek van het gebied en bij de herontwikkeling en herstructurering ruimte te reserveren voor de groenrecreatieve verbinding Kijkduin - Midden - Delfland. In de tweede nota, de nota "Roomservice", was het landhuis aangewezen als een hotellocatie, waarin de gewenste uitbreiding van de hotelcapaciteit plaats kon vinden en die een prachtige locatie bood en een opzet die kleinschalige (bedrijfs- of corporate)congressen toeliet. Den Haag kende in dat verband geen vergelijkbare locatie, waardoor de diversiteit van het congresaanbod toenam. Tevens kon deze hotellocatie het karakter van het gebied versterken en het functioneren van het gebied verbeteren. De derde nota, de "Leisurenota 2004-2010" stuurde voor Kijkduin en omgeving aan op een verdere "health en wellness" invulling. Een congreshotel kon hieraan op het gebied van verblijfstoerisme een bijdrage leveren. De vierde nota, de 'Structuurvisie Den Haag 2020 Wereldstad aan Zee' en het "convenant Westlandse Zoom" stelden dat de verbetering van de Westlandse Zoom Den Haag als internationale stad en het internationale vestigingklimaat kon versterken. De bouw van luxe villawijken in deze zone was toegesneden op de eisen van de internationale doelgroep. Het werd gevat in een groen raamwerk van recreatieve verbindingen, de 'groene ladder' genaamd. Uit de opbrengsten van de woningbouw werd de aanleg van deze groenvoorzieningen ten dele gefinancierd. Het werd van belang geacht het gewenste hoogwaardige woonmilieu te ondersteunen met op de behoefte van de doelgroep toegesneden voorzieningen, zoals een luxe hotel met congresfunctie.

Ad 2)

In het besluit werd het voorlopige ontwerp Landgoed Ockenburg vastgesteld waarin verbeteringsvoorstellen voor het landgoed Ockenburgh waren opgenomen dat voorzag in de aanpassing van de padenstructuur, het herstel van historische zichtlijnen en structuren en vernieuwing van verlichting en parkmeubilair. Het ontwerp was gericht op de duurzame instandhouding en kwaliteitsverbetering van het landgoed en waarmee bij uitvoering invulling gegeven werd aan de eisen van de Natuurbeschermingswet 1998.

Opzet herontwikkeling van het landhuis

Na uitgebreide studies was een ontwikkelingsplan gemaakt dat respectvol omging met het monumentale landhuis en de cultuurhistorische en landschappelijke waarde van het landgoed als geheel.

De opzet van het congreshotel ter plaatse van het landhuis zou gaan bestaan uit drie parallel gelegen rechthoekige vleugels.

De zuidelijke vleugel omvat het monumentale landhuis met daarin de lounge en eromheen het terras, een gebouw met het restaurant en een gebouw met de daarbij behorende keuken. Met name het monumentale deel ligt op een terp.

De middenvleugel kende de entree aan de oostzijde en conferentieruimten. Tevens was deze vleugel met een gang op de zuidelijke vleugel en met een luchtbrug op de noordelijke vleugel aangesloten.

De noordelijke vleugel bestond uit het logiesgebouw met daaronder gepland de wellness-voorzieningen.

De drie vleugels werden gescheiden door twee stroken met binnentuinen en of erven, die niet hoger dan 3 meter boven het maaiveld stijgen.

Het programma van het luxehotel bevatte een topklasse congreshotel met circa 170 kamers, circa 1.700 m² vergaderruimte, wellness-voorzieningen, een restaurant en een parkeergarage met 107 plaatsen.

Begrenzing herontwikkeling landhuis en de Natuurbeschermingswet 1998

Uitsluitend de huidige bebouwingscontour met bijbehorende parkeerplaats en erven zou voor de herontwikkeling in aanmerking komen. In de bouwhoogte en bouwmassa voor de nieuwbouw is rekening gehouden met de monumentale status van het landhuis en de voorwaarden voor landschappelijke inpassing van de nieuwbouw. Het hoogste gebouw - het logiesgebouw - ligt daarom op grote afstand van het Rijksmonument.

Door het hanteren van deze afstanden en de nivellering van de bouwhoogten ontstaat de situatie dat een klein deel van het bouwplan - circa 275 m² bebouwing op circa 340 m² terreinoppervlakte) niet binnen de bestaande landhuislocatie kan worden ontwikkeld. Dat geldt ook voor een aantal verhardingen zoals vóór de entree aan de oostzijde van de middenvleugel, de in- en uitrit van de parkeergarage en een laad- en loszone voor leveranciers. Het geheel overziend wordt zowel aan de westelijke als de oostelijke zijden van de noordelijke vleugel, de westelijke en de oostelijke zijden van de middenvleugel en aan de westelijke zijde van de zuidvleugel de grens van de bestaande landhuislocatie overschreden. Hierbij gaat geen bos verloren, wel verspreid gelegen houtopstanden.

Het aangrenzende terrein geniet de status van beschermd natuurmonument en valt onder de werking van Natuurbeschermingswet 1998.

Het projectdocument stelt dat voor de overschrijding van gronden die onder de werking van Natuurbeschermingswet 1998 vallen een vergunning op grond van deze wet dient te worden aangevraagd. Daarvan is hier sprake. Hierbij moet worden opgemerkt dat het landhuis met bijbehorend erf, twee voormalige dienstwoningen met bijbehorend erf en de horeca-inrichting 'chalet Ockenburgh', evenals de verhardingen ten behoeve van paden en wegen buiten de werking van deze wet vallen. Wel dienen de ruimtelijke ontwikkelingen op hun effect op het omliggende habitat-richtlijngebied onderzocht te worden.

Opzet renovatie landgoed

De renovatie van het landgoed was gericht op het herstel van de kenmerken van de Engelse landschapsstijl, zoals deze in het oorspronkelijke ontwerp van Groenewegen uit 1889 waren opgenomen (zie ). De drie kenmerkende zichtlijnen van het park zullen worden hersteld, paden en parkmeubilair worden vernieuwd en vervangen en het gazon wordt daar waar nodig opgeknapt. Door herstel van de zichtlijn op het landhuis en herinrichting van de oprijlaan krijgt de oprijlaan weer een monumentale uitstraling - en een allure passend bij een hotel van een dergelijk niveau. De sfeer en belevingswaarde zullen nog verder worden verbeterd door het onmogelijk maken van het parkeren langs de oprijlaan. Ook de verlichting zal hierop worden afgestemd. De oppervlakte aan verhardingen van de oprijlaan neemt dientengevolge sterk af. Het ruiterpad wordt verlegd, waardoor minder conflicten en kruisingen met de overige parkgebruikers optreden. Ook wordt momenteel het met het wandelen samenhangend (on)aangelijnd uitlaten van honden beter gereguleerd dan wel gestuurd. De totale lengte van de wandelpaden wordt aanzienlijk beperkt. Voor het overige dienen in het bosgedeelte onderhoudswerkzaamheden te worden uitgevoerd ter verbetering van de ruimtelijke structuur. Vanuit een oogpunt van duurzame instandhouding van het landgoed als cultuurhistorisch erfgoed heeft het gemeentebestuur er al eerder voor gekozen het beheer van het landgoed in principe op te dragen aan een daarvoor deskundige organisatie.

Voor de herinrichting van het landgoed is een aanvraag voor een vergunning op grond van de natuurbeschermingswet 1998 nodig.

Chalet Ockenburgh

De horeca-inrichting "Chalet Ockenburgh" maakt geen deel uit van de cultuurhistorische bebouwing van Landgoed Ockenburgh en heeft geen historische- of monumentale betekenis. Het chalet is oorspronkelijk gebouwd als paviljoen/theehuis uitsluitend voor de bezoekers van het landgoed. De activiteiten zijn echter uitgegroeid tot horeca/restaurant/partycentrum. De activiteiten en uitstraling als partycentrum passen niet bij het gewenste kwaliteitsniveau na renovatie van landgoed en vestiging van een hoogwaardig congreshotel. De mogelijkheden worden onderzocht om de functie van het chalet terug te brengen tot de functie theehuis/lichte horeca en bezoekercentrum.

Overige gebouwde objecten

Binnen het landgoed zijn een voormalige dienstwoning en een voormalige portierswoning gelegen. De dienstwoning wordt in stand wordt gehouden, maar het gebruik wordt gewijzigd in normaal 'wonen' (burgerwoning).

De voormalige portierswoning is niet bij de herinrichting van landhuis en landgoed betrokken.

Verkeer

De belangrijkste ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer van het landgoed is via de Monsterseweg en de oprijlaan naar het landhuis. De aansluiting op deze weg functioneert in zijn huidige vorm niet goed. Door de smalle brug (ong. 5,50 meter) aan het einde van de oprijlaan en de beperkte opstelruimte voor het afslaande verkeer kunnen opstoppingen en/of gevaarlijke verkeerssituaties ontstaan. Om dit te kunnen oplossen dient de brug te worden verbreed tot 7 à 10 meter (afhankelijk van de technische mogelijkheden). Een breedte van 10,00 meter is optimaal om voldoende ruimte te bieden voor auto-, fiets-, en voetgangersverkeer; een breedte van 7,00 meter is minimaal. Het autoverkeer kan zich dan op de brug opstellen om de Monsterseweg op te rijden, waardoor het zicht op het overige verkeer wordt verbeterd. Tevens kan daarbij de toelaatbare verkeersklasse op de brug worden verhoogd tot de nu gebruikelijke normen. Met de aanleg van aparte doorsteken voor de fiets wordt ook de verkeersveiligheid voor de fiets verbeterd. Ten slotte is het van belang dat middels duidelijke en heldere wegmarkering en/of bebording de verkeerssituatie wordt verduidelijkt. De Monsterseweg wordt van een middenberm en aparte oversteken voor fietsers en voetgangers voorzien. De bevoorrading van het hotel vindt ook via de Monsterseweg plaats. Verder zal de doorgaande fietsroute die deel uitmaakt van het recreatieve fietspadennet worden gehandhaafd en daar waar nodig verbeterd. Daarbuiten wordt het gebruik van wandelpaden als fietsroute niet toegestaan.

Parkeren

Ten behoeve van de realisering van het hotel en renovatie van het landgoed zal de monumentale allure van de oprijlaan worden hersteld en zal het parkeren langs de oprijlaan onmogelijk worden gemaakt. Op de locatie van de voormalige schooltuinen, ten zuiden van de oprijlaan, is een nieuw parkeerterrein van totaal 120 plaatsen ingericht voor de recreatieve bezoekers van het landgoed, waarmee het autoverkeer op de oprijlaan wordt beperkt tot het verkeer voor het hotel. Deze locatie ligt op gronden die buiten de werking van de Natuurbeschermingswet 1998 vallen. Het bouwplan dient te voldoen aan de bij de indiening van de bouwaanvraag geldende parkeernormen (zie paragraaf ). Het plan voldoet hieraan omdat wordt uitgegaan van de aanleg van tenminste 87 plaatsen op eigen terrein.

Monumentenwet 1988

Voor het restaureren en verbouwen van die onderdelen die behoren tot het rijksmonument (voormalig landhuis met vroegere stalgebouwen) is een omgevingsvergunning nodig voor de activiteiten Bouwen, Monument en Sloop. Zodra verleende omgevingsvergunning onherroepelijk is, kan tot uitvoering worden over gegaan.
Op grond van artikel 16 in samenhang met artikel 11 van de Monumentenwet 1988 heeft de minister van OCW op 2 september 2009 positief geadviseerd over de op 12 juni 2009 ingediende aanvraag. Het aangepaste plan dat uitgangspunt vormt voor dit bestemmingspan betreft eveneens een ingrijpende wijziging. Daarom is de uitgebreide procedure van toepassing en zal via de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de minister wederom om advies gevraagd worden.

Flora & Fauna wet

Ten aanzien van het onderdeel flora wordt opgemerkt dat voor verplaatsing van de plantensoort daslook, die op twee plaatsten langs aan te passen paden/oprijlaan voorkomt, een ontheffing nodig is.

Ten aanzien van het onderdeel fauna wordt opgemerkt dat voor vleermuizen vooralsnog geen ontheffing van de Flora & Faunawet nodig is. Wel dienen, zodra duidelijk is welke bomen gekapt moeten worden, alle bomen door een vleermuisdeskundige te worden gecontroleerd. De oprichting van het hotel zal naar verwachting geen verstoring van de vleermuizen tot gevolg hebben; de parkrenovatie kan wel verstoring van koloniebomen en vliegroutes tot gevolg hebben. Van groot belang hierbij is de vraag welke bomen precies worden geveld en hoe nieuwe voorzieningen worden uitgerust (denk bijv. aan verlichting). Bij de opstelling van het renovatieplan en uitvoering van de werkzaamheden zullen de daarvoor in de onderzoeken geformuleerde aanbevelingen zorgvuldig worden gevolgd. Verder is een ontheffing nodig voor de boomklever en boomkruiper. Tevens dient voor de werkzaamheden aan het landgoed voor vogels met het broedseizoen rekening te worden gehouden. Voor het totaal van de planuitwerking en -uitvoering zal een ecologisch werkplan worden opgesteld.

APV-Kapvergunning/ Boswetvergunning

Ten behoeve van het kappen van bomen in beschermd natuurgebied dient naast een omgevingsvergunning voor het kappen een vergunning in het kader van de Boswet te worden aangevraagd. In het plan voor renovatie van het landgoed zal rekening worden gehouden met de eisen die gelden voor compensatie van te kappen bomen.

3.1.4.6 Voorlopig ontwerp

In een brief van de Wethouder Burgerschap, Deconcentratie, Leefbaarheid en Media aan de Commissie Verkeer, Milieu en leefomgeving van 7 juli 2009 meldt deze dat voor de renovatie van landgoed Ockenburg een ontwerp is gemaakt is voor zowel het landgoed als het landhuis. De ontwikkeling van het landhuis tot congreshotel en de renovatie van het landgoed worden in onderlinge samenhang aangepakt. Het park wordt opnieuw ingericht, zodat het minder intensief wordt gebruikt en dientengevolge de natuurwaarden toenemen. Zo wordt het areaal aan verhardingen, waaronder wandelpaden, met omstreeks 3.300 m2 beperkt en voor natuurontwikkeling aangewend. Het voorliggende voorlopig ontwerp geeft uitwerking aan eerdere besluitvorming van het college op respectievelijk 29-11-2005, 28-11-2006 en 20-3-2007. Het voorlopig ontwerp dient als uitgangspunt dienen voor de toetsing - door de provincie Zuid-Holland - aan de Natuurberschermingswet en Natura 2000-wetgeving. Daarnaast vormt het de basis voor het op te stellen beheerplan en de (inmiddels plaatsgevonden) overdracht van het beheer aan de Stichting Zuid-Hollands Landschap.

In maart 2011 is het Definitief Ontwerp Landgoed Ockenburgh ten behoeve van de renovatie van het landschapspark verschenen. De inrichting van de vooormalige bedrijfswoning, het chaletterrein en de Franse Tuin zijn daarin verduidelijkt. Zij is in bij de Toelichting opgenomen.

3.1.4.7 Herorientatie

Het in paragraaf 3.1.4.5 vermelde Projectdocument beoogde de opbrengsten van de uitgifte van het landhuis voor de realisatie van een luxe hotel met congresfunctie te investeren in de kwaliteitsverbetering en de duurzame instandhouding van het landgoed. Het betrof daarbij de aanpassing van de padenstructuur, het herstel van de historische zichtlijn van de oprijlaan, de herinrichting van de Koeweide tot tuin enerzijds en hondenlosloopgebied anderzijds, de aanleg van een parkeerterrein ter hoogte van de Monsterseweg, het herstel van bos- en kruidenvegetaties, het aanbrengen van voorzieningen voor vleermuizen en huismussen, de vernieuwing van verlichting en straatmeubilair en de verlegging van een ruiterpad. Tevens zou de realisatie van genoemde functie in en bij het landhuis er toe leiden dat achterstallig onderhoud aan dit Rijksmonument zou worden gepleegd en ook gerestaureerd zou worden. De vroegere stalgebouwen behoren eveneens tot dit monument.

De commissiebrief van 18 december 2012 (RIS255720) meldde dat de beoogde projectontwikkelaar zich uit het project had teruggetrokken. Daarmee verviel de financieringswijze van de verbetering van het landgoed en van het Rijksmonument. Het ontwerp-bestemmingsplan werd aangehouden (RIS 270276). In de commissiebrief van 18 januari 2013 (RIS 256213) werd medegedeeld de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden aan het casco van het monumentale landhuis zou worden aangebracht, achterstallig onderhoud aan het landgoed was gepleegd en lopende of aanbestede werkzaamheden ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van het landgoed- zoals de Koeweide - werden voortgezet. De commissiebrief van 19 juli 2013 (RIS 260923) meldde een andere financieringswijze voor de verbetering van het landgoed en het landhuis. De verbetering van het landgoed zou voortgezet worden met behulp van gelden uit de versnellingsimpuls. Het landhuis zou middels een uit te schrijven tender voor een ander doel worden verkocht, waarmee haar verbetering door de koper verzorgd zou worden.

Volgens de brief hield een en ander verder in dat de procedure voor het ontwerp- bestemmingsplan voor het landgoed exclusief de opgenomen percelen voor het landhuis (plus uitbreiding), de dienstwoning en het chalet, zou worden voortgezet. De drie genoemde locaties zouden daarin wel worden meegenomen, maar alleen met conserverende bestemmingen. Uiteindelijk werd besloten om uit de opbrengst van de verkoop van de kavel met de voormalige bedrijfswoning de restauratie van het landhuis te bekostigen.

3.1.4.8 Hondenlosloopbeleid

Op het landgoed Ockenburgh wandelen al jaren burgers met hun hond. Daarnaast maakt een politiehondenvereniging gebruik van het landgoed voor het trainen van honden.

Vanaf 1990 wordt in de Hondenwijzer – later omgedoopt tot Hondenkaart - voor heel Den Haag aangegeven waar honden los mogen lopen, waar ze aangelijnd mogen lopen en waar ze verboden zijn. In de loop der jaren is de noodzaak van regulering toegenomen en is het areaal waar honden los mogen lopen binnen de gemeentegrenzen afgenomen. Deze ontwikkeling heeft zich ook op landgoed Ockenburgh voorgedaan.

Momenteel is de Hondenkaart 2009 van kracht. Op basis daarvan zijn enkele delen door het college van burgemeester en wethouders verboden voor honden (de speelweide ten zuiden van het landhuis, het speelterreinen ten westen van het landhuis en het Hyacintenbos) en mogen de honden loslopen in het gebied rondom het crematorium. Voor de overige delen van het landgoed geldt een aanlijnplicht.

De renovatie van het landgoed wordt benut om behoud en ontwikkeling van natuurwaarden beter in balans te brengen met de grote gebruiksvraag vanuit hondenbezitters. Daarvoor worden de volgende maatregelen getroffen om de schade aan (beschermde) natuurwaarden te verminderen:

  • verplaatsing van het hondenlosloopgebied van het kwetsbare gebied rondom het crematorium naar de Koeweide (oostelijk van het landhuis, geen aangewezen habitat);
  • bij de Koeweide worden omheiningen aangebracht om de overlast voor de overige terreindelen te minimaliseren en toezicht te vergemakkelijken;
  • aanpassing van de wandelroutes, waardoor de Zwitserse Partij minder in de loop ligt;
  • verplaatsing van de politiehondenvereniging naar een locatie buiten het landgoed;
  • met de nieuwe beheerder ZHL worden afspraken gemaakt over de aanlijn- en opruimplicht.

De komende aanpassing van de Hondenkaart, zoals hiervoor omschreven, vormt één van de uitgangspunten van dit bestemmingsplan.

3.2 Natuur

3.2.1 Europees beleid

EG-Habitat-Richtlijn

In 1992 heeft de (toenmalige) Europese Gemeenschap besloten een juridisch raamwerk op te stellen waarmee de lidstaten zich verplichten om natuurlijke leefmilieus van internationale betekenis onder bescherming te stellen. Dit besluit is vervat in de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992, beter bekend als de EG-Habitat-Richtlijn, en is mede door Nederland ondertekend. Alle in deze richtlijn genoemde leefmilieus, waaronder de kust- en landduinen, maken nu deel uit van het Europese netwerk van speciale beschermingszones, het Natura 2000-netwerk genoemd.

In 1990 heeft de regering in het Natuurbeleidsplan besloten tot een duurzaam behoud, herstel en ontwikkeling van nationaal of internationaal belangrijke gebieden binnen een ruimtelijke stabiele Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In deze EHS zijn alle Nederlandse duingebieden als kerngebieden ondergebracht.

Kustduinen, zoals in Nederland worden aangetroffen, komen alleen tot ontwikkeling bij een aangroeiende kust waarbij netto aanvoer van zand plaatsvindt vanuit zee en vervolgens door de wind landinwaarts wordt verplaatst. De Nederlandse kustduinen behoren, wat omvang en samenhang betreft, tot de top vijf van de Europese duingebieden en worden daarom internationaal gezien van groot belang geacht. Vanwege de kwetsbaarheid van de duinen heeft de regering toen tevens besloten om alle duingebieden vóór het jaar 1998 als natuurmonument onder de werking van de Natuurbeschermingswet te brengen.'

In oktober 2005 is de Herziene Natuurbeschermingswet in werking getreden. In januari 2007 is de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is daarmee de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.

In het plangebied is de procedure gestart tot implementatie van bovengenoemde richtlijn in de Natuurbeschermingswet 1998 door de aanwijzing tot Natura2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen. Sinds 30 september 2011 is de aanwijzing definitief.

Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een aangewezen Natura2000-gebied dient een natuurtoets uitgevoerd te worden. Hierbij moet worden opgemerkt dat het landhuis met bijbehorend erf, twee voormalige dienstwoningen met bijbehorend erf en de horeca-inrichting 'chalet Ockenburgh', evenals verhardingen ten behoeve van wegen buiten de begrenzing uit het ontwerpbesluit tot aanwijzing van Natura2000-gebied vallen, maar dat hun externe werking op deze begrensde gebieden wel onder de werking van de Natuurbeschermingswet 1998 valt. In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden welke effecten op de natuur- en landschapwaarden in het plangebied, die gewaarborgd worden door de Natuurbeschermingswet, optreden. Daarbij moet worden bezien in hoeverre voor deze ontwikkelingen en activiteiten, die het bestemmingsplan beoogt, een vergunning op grond van deze wet kan worden verleend. Deze vergunningverlening bepaalt mede de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarin deze ontwikkelingen en activiteiten zijn opgenomen. Op voorhand dient daarom onderzocht te worden in hoeverre dit aannemelijk is. Daartoe is een onderzoek verricht, waarvan de resultaten in het rapport 'Ockenburgh – natuurtoets herontwikkeling' zijn opgenomen. In het plan wordt bij deze wijzigingen rekening gehouden met de gevolgen die het heeft op de instandhoudingsdoelstelling voor het Natura2000-gebied, de zogenaamde plantoetsing. Het bestemmingsplan is om deze reden als een plan als bedoeld in artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 te beschouwen.

Het rapport is opgenomen als (met errata in ) bij deze toelichting en de conclusies daaruit voor de vertaling in het bestemmingsplan worden besproken in paragraaf in de tweede tabel.

3.2.2 Rijksbeleid

Flora- en Faunawet

De op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. Zij legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt zij een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten, die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns), kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd. In het plangebied zijn de volgende streng beschermde soorten aanwezig: daslook, boomklever, boomkruiper.

De uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is derhalve ook afhankelijk va de beantwoording van de vraag of voor de ontwikkelingen en activiteiten in dit plan een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet noodzakelijk is, en zo ja, of deze ontheffing dan kan worden verleend. Op voorhand dient daarom onderzocht te worden in hoeverre dit aannemelijk is. Daartoe is een onderzoek verricht, waarvan de resultaten in het rapport 'Ockenburgh – natuurtoets herontwikkeling' zijn opgenomen. Het rapport is opgenomen als (met errata in ) bij deze toelichting.

Boswet

'In haar besluit van 24 februari 1998 heeft de gemeenteraad bij het landgoed Ockenburgh de grens van de bebouwde kom, als bedoeld in de Boswet, gewijzigd. Met dit besluit kwam dit park buiten deze bebouwde kom te liggen en werd aldaar de Boswet van kracht. Het besluit was een uitvloeisel van het Groenbeleidsplan 1996-2000.

Onder het begrip 'bos' verstaat deze wet een houtopstand van meer dan 10 hectare groot. Het gehele landgoed wordt met deze wijziging als bos beschouwd. Het raadsvoorstel verbindt twee voordelen aan deze wijziging. Allereerst wordt een duurzame instandhouding van de aanwezige bosopstanden bereikt. Ten tweede wordt het voor Rijk en provincie mogelijk om aan de instandhouding van deze opstanden een financiële bijdrage te leveren. Het besluit voor toepassing van de Boswet kwam tot stand nadat andere juridische middelen deze bescherming niet of niet op korte termijn konden waarborgen. De bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantplicht.

De meldingsplicht geldt voorafgaand aan een velling. Het areaal bos per locatie mag daarbij niet afnemen. Daarna geldt de herplantplicht. Gevelde opstanden moeten daarom binnen drie jaar worden herplant of natuurlijk verjongd, waardoor de duurzaamheid gehandhaafd blijft. Voor uitdunningen zijn deze plichten niet van toepassing. Buiten de bebouwde kom, als bedoeld in de Boswet, zijn zowel de Boswet als de gemeentelijke Bomenverordening van toepassing. De grens bebouwde kom Boswet kent geen relatie met de bebouwde kom Wegenverkeerswet noch met de gemeentegrens. De Boswet is niet van toepassing als gronden, vastgelegd in een goedgekeurd bestemmingsplan, een bestemming bevatten waarin houtopstanden niet zijn opgenomen.

3.2.3 Provinciaal beleid

Verordening Ruimte

Op grond van artikel 5, lid 1 van de Verordening Ruimte, dienen bestemmingsplannen in de Ecologische Hoofdstructuur bestemmingen aan te wijzen, die de natuurfunctie rechtstreeks mogelijk maken en beschermen tegen significante aantastingen van de wezenlijke kenmerken en waarden. Bestaande bebouwing, erven, tuinen en wegen met een gesloten verharding kunnen overeenkomstig het huidige gebruik worden bestemd.

3.2.4 Regionaal beleid

Groenbeleidsplan Haaglanden

In het Groenbeleidsplan Haaglanden (november 2009) wordt gesteld dat de plannen voor het stadsrandpark Westlandse Zoom moeten leiden tot een groene en recreatieve verbinding tussen de kust en Midden-Delfland. Net als het landschapspark Duin, Horst & Weide laat ook deze zone een rijke verscheidenheid van landschapstypen zien, voortvloeiend uit de bodemgesteldheid en de historie. Vanuit de kust ervaart men eerst het duingebied rond Kijkduin, vervolgens het bosrijke landgoed Ockenburgh, de recreatiegebieden Madestein en de Uithof en verder richting Midden-Delfland de waterrijke polders rond Kwintsheul. Voor de ontwikkeling van dit gebied is in 2003 door de provincie Zuid-Holland, het Stadsgewest Haaglanden en de gemeenten Den Haag en Westland een structuurvisie vastgesteld en een convenant gesloten. De bouw van luxe villawijken in deze zone wordt gevat in een groen raamwerk van recreatieve verbindingen, de 'groene ladder' genaamd. De aanleg van deze groenvoorzieningen worden ten dele gefinancierd uit de opbrengsten van de woningbouw.

De stuurgroep Westlandse Zoom, bestaande uit het Stadsgewest, de provincie en de gemeenten staat voor de uitvoering van het convenant. De groenopgave voor dit stadsrandpark is de uitvoering van de structuurvisie, met daarin de verbetering van de bestaande parken en de aanleg van fiets-en wandelroutes. De voorgenomen groenblauwe verbindingen tussen kust en Midden- Delfland zijn van regionale betekenis

3.2.5 Gemeentelijk beleid

Bomenverordening Den Haag

Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een ontheffing nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning of een ontheffing wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen. In het plangebied zijn drie bomen als monumentaal aangewezen.

Nota Groen kleurt de Stad

In de nota "Groen kleurt de stad", Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015, (Raadsbesluit d.d. 13 oktober 2005) is het groenbeleid van Den Haag weergegeven.

Dit beleid is verwoord in een tweetal doelstellingen:

1. het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker.

2. het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige betekenissen en waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de "Structuurvisie 2020" in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten.

Op landgoederen dient het gebruik en beheer van gebouwen te zijn afgestemd op de karakteristiek van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0210ALGOckenbrgh-50VA_0002.jpg"

Afbeelding 4: Stedelijk Groene Hoofdstructuur

Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018

Op 15 januari 2009 heeft de Gemeenteraad de nota Ecologische verbindingszones in Den Haag vastgesteld. Deze nota geeft een tussenbalans op het stedelijke ecologische beleid voor de periode 2008-2015 en het beleid ten aanzien van de ecologische verbindingszones voor dezelfde periode. Onder andere vanwege de nota 'Groen kleurt de stad '2005, de Structuurvisie Den Haag 2020 en het door de raad beschikbaar stellen van extra middelen is een uitvoeringsprogramma vastgesteld voor inrichting en beheer en het oplossen van knelpunten. De nota stelt dat in dat verband de kansen in Kijkduin gelegen zijn in investeringen in de landschappelijke onderlegger en versterking van de groene structuur.'

Het plangebied maakt deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur als te verbinden gebied bij de ecologische verbindingszone Haagse Beek. De Haagse Beek vormt een verbinding tussen Westduinen en Oostduinen en een aantal in de stad gelegen kerngebieden waarvan Landgoed Ockenburgh er een is. De Haagse Beek dient zoveel mogelijk ingericht en beheerd te worden als duinverbinding met vochtige en droge duinvegetaties en als bosverbinding met humusrijk struweel en bosvegetaties van droge tot vochtige bodem.

3.3 Cultuurhistorie en archeologie

3.3.1 Rijksbeleid

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg gepubliceerd en in werking getreden als hoofdstuk V van de Monumentenwet. Daarin is bepaald dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan archeologische waarden in acht moeten worden genomen. Nieuw ten aanzien van de archeologische monumentenzorg is de bepaling dat "de verstoorder betaalt": initiatiefnemers van projecten die schade aan archeologische waarden zullen veroorzaken zijn verantwoordelijk voor de kosten van het noodzakelijk archeologisch onderzoek.

De wet op de archeologische monumentenzorg maakt onderdeel uit van de Monumentenwet 1988.

Monumentenwet 1988

In de Monumentenwet wordt de aanwijzing en het behoud van Rijksmonumenten geregeld. De villa en vroegere stalgebouwen van het landgoed Ockenburgh zijn rijksmonument. Het interieur kent behalve oude bouwmuren vrijwel geen monumentale onderdelen meer. Uitzondering hierop zijn de negentiende-eeuwse trap en de twee zeventiende-eeuwse moer- en kinderbintenplafonds waarvan een nog de oorspronkelijke beschilderingen bezit.

3.3.2 Provinciaal beleid

Archeologische monumenten

De provinciale structuurvisie stelt dat bij alle ontwikkelingen waarbij (potentiële) archeologische waarden bedreigd kunnen worden per situatie onderzocht moet worden hoe hiermee dient te worden omgegaan.

Landgoedbiotoop

De Verordening Ruimte toont dat Ockenburgh is opgenomen in de lijst met historische buitenplaatsen en landgoederen. Een bestemmingsplan dat ontwikkelingen mogelijk maakt in een in de lijst genoemde landgoedbiotoop dient een beeldkwaliteitsparagraaf te bevatten waarin omschreven wordt op welke wijze de kenmerken van het landgoed beschermd worden (zie afbeelding 5). Het gaat hierbij om de buitenplaats zelf en daaromheen, de koppeling van het landgoed aan een structuur, het panorama van het landgoed, het blikveld en de mogelijk aanwezige zichtlijnen. De beeldkwaliteitsparagraaf is in paragraaf 4.2 in de vierde tabel in de eerste kolom opgenomen onder de omschrijving: 'analyse Cultuurhistorische kwaliteiten.' De conclusies daaruit voor de vertaling in het bestemmingsplan worden aldaar besproken in tweede kolom.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0210ALGOckenbrgh-50VA_0003.jpg"

afbeelding 5 Landgoedbiotoop Ockenburgh

3.3.3 Gemeentelijk beleid

Archeologische monumenten

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannnen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het gemeentelijk archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan Landgoed Ockenburg e.o.

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;

Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.

Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de aard en kwaliteit van de archeologische ondergrond vast te laten stellen. Als blijkt dat er sprake is van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer is gemandateerd als bevoegd gezag voor de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij*. (*De initiatiefnemer kan hiervoor naar keuze een beroep doen op de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag of op erkende (markt)partijen.)

In het kader van het beleid is een Archeologische en verwachtingenkaart opgesteld, waaruit blijkt dat het gehele plangebied een hoge verwachting kent. Voor de renovatie van het landhuis en bijbehorende nieuwbouw en voor de ontwikkelingen op de Monsterseweg 8 (voormalige bedrijfswoning) en 8b (voormalige chalet) zijn archeologische veldonderzoek en inventariserende veldonderzoek-boringen gedaan (zie en ). De resultaten staan vermeld paragraaf .

3.4 Economisch beleid

In de Economische Visie van Den Haag "De kracht van kwaliteit" (rv 126, DSO/2011.1274) is speerpunt tweede gericht op de eigen kracht van de stad in de zin van de 'quality of life' - aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers. De Economische Visie dient als toetsingskader voor belangrijke afwegingen in de stad.

In de visie van de gemeente ontwikkelt zich Kijkduin tot een hoogwaardige vier-seizoenen badplaats, met een sterk accent op wellness, ontspanning en gezondheid. Het wellness concept gaat uit van de bestaande kwaliteiten van Kijkdujin: zee strand, duinen, sport en recreatie. De ontwikkeling van Kijkduin als wellness locatie vergroot de economische vitaliteit van het gebied door het aantrekken van meer bezoekers die langer verblijven, herhalingsbezoek en een betere seizoensspreiding. Bovendien zorgt het voor werkgelegenheid.

Landgoed Ockenburgh als hotellocatie vooral gericht op de leisuremarkt met wellness voorzieningen past in deze visie. Ockenburgh hotel kan het karakter van het gebied versterken en het functioneren van het gebied verbeteren. Met beperkte vergaderruimte op een bijzondere locatie, voegt de ontwikkeling verder diversiteit toe aan het aanbod aan ruimten voor meetings in Den Haag. Het economische belang van de markt van 'meetings' in Den Haag is evident.

In de hotelnota (Roomservice 2000-2005) werd gestreefd naar uitbreiding van de hotelcapaciteit. Veel van de uitbreidingsmogelijkheden zijn inmiddels gerealiseerd of als plan bestempeld. Momenteel zijn het aantal hotelinitiatieven in Den Haag groter dan de marktruimte voor de komende 10 jaar. Er zal in de toekomst terughoudend omgegaan worden met bestemmingswijzigingen en met locaties. Daarvoor is momenteel een hotelstrategie in ontwikkeling. Deze zal gericht zijn op het vergroten van de diversiteit en onderscheidend vermogen. Het plan voor een hotel in landgoed Ockenburgh draagt bij aan de diversiteit van de hotelmarkt.

Op 4 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie Horeca 2010-2015 vastgesteld. Bij Den Haag als internationale stad van vrede en recht hoort ook dat men kan genieten van culinaire voorzieningen. Het gaat in deze visie niet alleen om het vastleggen van een nieuwe horecastructuur (exclusief Hotels). Deze toekomstvisie geeft ook de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen (segmenten, concepten, trekkers, locaties)? Horeca is een dynamische sector, dus hoe zorgt Den Haag op dit gebied voor flexibiliteit.

Ten aanzien van Kijkduin is het eigen karakter aangeven: als badplaats minder massaal dan Scheveningen waardoor het een grote aantrekkingkracht uitoefent op gezinnen en ouderen. Het Deltaplein en omgeving is het brandpunt voor horeca, kwaliteit en gezonde, eerlijke producten staan hier centraal. Concreet gaat het om toevoeging van een mengeling van (luxe) dagzaken, healthy fastfoodconcepten en juice bars. Daarnaast biedt het gebied ruimte voor de toevoeging van (solitair gelegen) restaurants in het betere segment. De ontwikkeling van horeca is niet gericht op toevoegen van een groot aantal vierkante meters, kwalitatieve doorontwikkeling staat voorop. Ingezet wordt op horeca tot en met de categorie Middelzwaar.

In dat kader is er in het gebied ruimte voor de toevoeging van solitair gelegen restaurants in het betere segment.

3.5 Verkeer en parkeren

3.5.1 Nationaal beleid

De Nota Mobiliteit 2006 geeft de volgende beleidsdoelen aan:

  • het verbeteren van de internationale bereikbaarheid;
  • het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden;
  • een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling;
  • het inzetten op proces- en technologische innovatie ter realisering van de beleidsdoelen.

De uitgangspunten bij het realiseren van de beleidsdoelen zijn betrouwbare reistijden, vlotte en veilige verkeersafwikkeling binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van milieu en leefomgeving. Deze nota bevat ook beleid voor verkeer, vervoer en veiligheid voor de decentrale overheden en is daarom voor het bestemmingsplan van belang.

3.5.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan (2002-2020)

Provinciale staten van Zuid-Holland hebben in 2005 het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan (PVVP), deel B vastgesteld. Het PVVP, deel B omvat de uitwerking van de provinciale visie en ambities op hoofdlijnen voor verkeer en vervoer, zoals die in de Nota Beheerst Groeien (PVVP, deel A) is vastgelegd. In deel B (de Beleidsagenda) wordt een eerste uitvoeringsprogramma geschetst. De algemene beleidslijnen zijn daarin omgezet in concrete maatregelen en geprogrammeerd in de tijd. Deel B geeft daarmee richting aan de provinciale investeringen en activiteiten voor verkeer en vervoer op de korte termijn. Het PVVP wordt tevens gebruikt om de (mobiliteits-)plannen van andere overheden en instanties te beoordelen en te beïnvloeden.

3.5.3 Verkeer en infrastructuur
3.5.3.1 Regionaal beleid

Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de "Regionale Nota Mobiliteit" (RNM) vastgesteld. Het verschijnen van het nieuwe Regionale Structuurplan en van de Nationale Nota Mobiliteit vormden vervolgens aanleiding om de RNM al snel weer te actualiseren. Dat is gebeurd door vaststelling van het 'supplement' op de RNM in 2008. De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er in de komende jaren veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat. Het uitvoeringsprogramma laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren. De Regionale Nota Mobiliteit is de regionale vertaling van de plannen uit de landelijke Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.5.3.2 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden. In de Structuurvisie Den Haag 2020 (Wéreldstad aan Zee) heeft de gemeenteraad de ambities voor de toekomst van de stad vastgesteld. Den Haag wil groeien en aantrekkelijk blijven als stad om in te wonen, werken en leven. Om al deze wensen te kunnen verenigen, is een toekomstgerichte visie op verkeer en vervoer noodzakelijk.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de ontwerpnota “Haagse Nota Mobiliteit”. Deze nota zal in de loop van 2011 ter behandeling en vaststelling aan de commissie en raad worden aangeboden. De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken. De maatregelen die genomen worden moeten voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.

Het parkeerbeleid is er op gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen met name ook binnen die woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de ontwerpnota Haagse Nota Mobiliteit.

In paragraaf 2.3.2 zijn de busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0210ALGOckenbrgh-50VA_0004.jpg"

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn.

Het stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen zorgt voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. De gewenste doorstroomsnelheid op de stedelijke hoofdwegen is 20-25 km/u. Voor de regionale hoofdwegen geldt binnen de stad een gewenste doorstroomsnelheid van 35-40 km/u. De stedelijke en regionale hoofdwegen hebben de bestemming Hoofdverkeersweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0210ALGOckenbrgh-50VA_0005.jpg"

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan” : wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. Aan de doorstroming van het autoverkeer op de wijkontsluitingswegen en de erftoegangswegen worden geen specifieke eisen gesteld. Hier geldt 'maatwerk', afhankelijk van de situatie.

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0210ALGOckenbrgh-50VA_0006.jpg"

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de beleidsnota: “Nota Parkeernormen Den Haag” (vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn.

Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Parkeernormen

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100m2 bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zullen binnen afzienbare tijd worden ingetrokken. De parkeernormen en het toepassingskader zijn daarom in dit bestemmingsplan opgenomen.

In de gebruiksregels van de voorschriften is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

3.6 Water

Hoogheemraadschap Delfland

Het Hoogheemraadschap Delfland is door Provinciale Staten van Zuid-Holland belast met de waterstaatkundige verzorging van het grondgebied van de gemeente Den Haag. Het betreft het beheer van de waterkwantiteit, het beheer van de waterstaatkundige structuur en de waarborging van de waterkwaliteit.

Waterplan Den Haag 1998-2012 en Waterbergingsvisie Den Haag

In 1999 hebben de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland het '' vastgesteld. Het is het gezamenlijk beleidsplan van de gemeente en het Hoogheemraadschap. In het plan is de visie beschreven voor het samenhangend beheer van de riolering, oppervlaktewater, watergebonden natuur en ondiep grondwater in Den Haag voor de middellange termijn.

De bestaat uit acht deelgebiedrapportages en een Samenvatting. In de Samenvatting staan de afspraken over de concrete uitvoering en financiering van de maatregelen, die nodig zijn om - in het belang van de waterkwantiteit - het bergingstekort in de deelgebieden op te lossen.

Zodra alle maatregelen zijn uitgevoerd, zijn er bij toekomstige plannen in de stad geen problemen meer met waterberging. Het plangebied ligt in boezemgebied. Binnen het boezemgebied is voldoende waterberging aanwezig.

Keur Delfland 2010

Het Hoogheemraadschap heeft in haar Delflands Reglement bepaald dat de Keur Delfland 2010 (verder Keur) van toepassing is. In de Keur zijn regels voor het beheer van dijken, kades en oppervlaktewateren opgenomen, daaronder zijn ook de oeverstroken bij de oppervlaktewateren begrepen. De Keur behelst een aantal ge- en verboden. In de keur zijn waterlopen in het plangebied als tertiaire waterlopen aangewezen, wat betekent dat een regeling voor het vrijhouden van de oeverstroken geldt. De Keur ziet ook op de aanwezigheid en het behoud van waterkeringen. In het plangebied zijn deze niet aanwezig.

Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water (verder KRW) is sinds 2000 van kracht. Zij richt zich op de waterkwaliteit. De gemeente Den Haag heeft in haar besluit omtrent de toepassing van de KRW van 21 oktober 2008 en de ondertekening van de regionale bestuursovereenkomst van 7 november van dat jaar haar inzet voor het behalen van de resultaten op grond van de KRW bepaald. Zij streeft in dat kader naar een verbetering van de water- en de ecologische kwaliteit. Waar ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden zullen de mogelijkheden voor ecologische inrichting van oevers nader worden verkend.

Reglement van Bestuur voor het Hoogheemraadschap van Delfland

Op grond van artikel 3 leden 1 en 2 is het hoogheemraadschap ook belast met waterkwaliteitsbeheer van oppervlaktewateren en met de zuivering van stedelijk afvalwater, waarop artikel 15a lid 1 van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren van toepassing is. Zij exploiteert daartoe rioolwaterzuiveringsinstallaties en daarop aangesloten hoofdleidingenstelsels aan ondergrondse afvalwaterbuizen. Onder en ten zuiden van de Monsterseweg is een hoofdleiding gelegen, die is aangesloten op de rioolwaterzuiveringsinstallatie in de Harnaschpolder.

Watertoets

Het Besluit ruimtelijke ordening verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop in het bestemmingsplan rekening gehouden is met de gevolgen voor de waterhuishouding. In de voorbereiding daartoe wordt de procedure van de watertoets gevolgd. Deze kan als volgt worden omschreven. In het op 2 juli 2003 door alle bestuurlagen ondertekende Nationaal Bestuurakkoord Water wordt geconstateerd dat klimaatveranderingen, zeespiegelstijging, bodemdaling en verstedelijking nopen tot een nieuwe aanpak in het waterbeleid met taakstellende afspraken over doelen en maatregelenpakketten, die nodig zijn om de waterhuishouding op orde te brengen en te houden. Daarbij wordt tevens omtrent lopende herzieningen van bestemmingsplannen afgesproken dat de deze bestuurlagen waar mogelijk anticiperen op de uitkomsten van bovengenoemde inspanningen. In het akkoord wordt dit de watertoets genoemd. Het Hoogheemraadschap Delfland heeft in dat verband een Handreiking Watertoets doen uitgaan. Zij behelst in eerste instantie het uitbrengen van een wateradvies door het Hoogheemraadschap.

3.7 Milieu

3.7.1 Inleiding

Milieubeleid en - kwaliteitseisen hebben uitsluitend op ruimtelijke ontwikkelingen betrekking, die in het plan geprojecteerd worden. Deze paragraaf schetst per milieucomponent enerzijds de milieukwaliteitseisen, die aan de effecten van deze ontwikkelingen worden gesteld, maar ook de effecten, die de omgeving van de locaties op deze ontwikkelingen heeft. Anderzijds worden de ruimtelijke ontwikkelingen getoetst aan het gemeentelijk gebiedsgericht milieubeleid en aan de beoordeling tot het uitvoeren van een milieueffectrapportage.

3.7.2 Milieucomponenten

Externe veiligheid

In het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) heeft het kabinet de lijnen uitgezet voor het externe veiligheidsbeleid. Dit veiligheidsbeleid wordt gehanteerd voor de risico's vanwege:

  • Inrichtingen als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer,
  • wegen die vallen onder de werking van de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen en
  • aardgastransportleidingen die genoemd worden in de ministeriele 'Circulaire zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen van 26 november 1984.

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

  • een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
  • een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.

De afweging voor de aanvaardbaarheid van het groepsrisico is gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen, hoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vervangt sinds kort de eerdergenoemde circulaire.

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

De Ockenburghstraat maakt deel uit van de door de gemeenteraad vastgestelde Route gevaarlijke stoffen. De route is voor het laatst in 2004 aangepast (raadsvoorstel 42, 24 februari 2004, vastgesteld door de gemeenteraad op 25 maart 2004). Binnen 200 m vanaf deze route zijn in het plangebied geen kwetsbare objecten gelegen. Het groepsrisico hoeft daarom bij de planbeoordeling niet te worden betrokken. Snelwegen bevinden zich op grote afstand van het plangebied.

Gasleiding

Evenwijdig aan de Monsterseweg bevindt zich een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie met een diameter van 12 inch en een werkdruk van 79,9 Bar. Deze aardgastransportleiding volgt het verloop van de Monsterseweg die overgaat in de Loosduinse Hoofdstraat tot het kruispunt met de Ockenburghstraat. Vanaf daar volgt de aardgastransportleiding de Lozerlaan in zuidelijke richting.

Op basis van berekeningen geldt voor deze leiding een plaatsgebonden risicocontour (PR-contour) van nul meter. Binnen het invloedsgebied van de leiding liggen het hotel en het chalet. Dat zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare bestemmingen waarvoor deze toetsingsafstand geldt. De ligging van de Gasleiding vormt daarmee geen planologische belemmering voor het uitvoeren van deze wijzigingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan.

Inrichtingen

In het plangebied bevinden zich geen inrichtingen waarvoor het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 van toepassing zijn.

Aan de Ockenburghstraat, buiten het plangebied, bevindt zich een LPG-tankstation. De geprojecteerde ontwikkelingen liggen ver buiten de veiligheidscontouren van dit LPG-tankstation (zie afbeelding 7).

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0210ALGOckenbrgh-50VA_0007.jpg"

afbeelding 7 Veiligheidscontouren externe veiligheid

Binnen een straal van 150 m vanaf het LPG-tankstation (inventarisatieafstand) voorziet het bestemmingsplan niet in het veranderen of uitbreiden van de bestaande functies. Het groepsrisico blijft daarmee ongewijzigd. Het LPG-tankstation staat de besluitvorming voor dit plangebied, in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening, niet in de weg.

Nabij het plangebied bevindt zich ook het zwembad Kijkduinpark. In deze inrichting wordt chloorbleekloog opgeslagen in een tank van 1.500 liter evenals zwavelzuur (ook in een 1500 liter-tank). Chloorbleekloog is een irriterende, niet-giftige stof. Voor de opslag ervan gelden geen wettelijke veiligheidsafstanden (PR-contour). Wel moet beoordeeld worden of er sprake is van 'verhoogd gevaar' voor de bevolking volgende de Leidraad Risico Inventarisatie Gevaarlijke Stoffen (LRI-GS). Volgens deze leidraad geldt een 1% letaliteitscontour van 75 meter. Het zwembad ligt op ruim 300 meter afstand van de dichtstbijzijnde geplande ontwikkeling (ontwikkeling A) en vormt daarmee geen belemmering voor het plan.

Luchtkwaliteit

In de artikel 5.16 van de Wet milieubeheer staat dat voor een bestemmingsplanonderzoek een luchtonderzoek uitgevoerd dient te worden. In het 'Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) staat dat ontwikkelingen doorgang mogen vinden als de uitvoering ervan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie NO2 (stikstofdioxide)en PM10 (fijn stof). Bij de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009 is volgens de 'Regeling niet in betekende mate bijdragen' (luchtkwaliteitseisen) de invloed van een woonwijk met 1500 woningen als zodanig aan te duiden. Het is te verwachten dat de ruimtelijke ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt veel minder verkeer zullen genereren dan een woonwijk. Het is dan ook aannemelijk dat de invloed van de voorziene ontwikkelingen kleiner zal zijn dan is toegestaan en niet in betekenende mate zal zijn. De luchtkwaliteit vorm geen belemmering voor deze ruimtelijke ontwikkelingen en daarmee voor dit bestemmingsplan.

De ontwikkelingen, die het bestemmingsplan mogelijk maakt, hebben een geringe omvang, waarvan geen relevante toename van emissies te verwachten valt.

De instandhoudingsdoelstelling, zoals deze voortvloeit uit de aanwijzing tot Habitatrichtlijn- en tot Natura2000-gebied, stelt eveneens eisen aan de toename van de depositie van stikstof op de in het plangebied gelegen Habitatsoorten als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen. Dit is onderzocht. Uit dat onderzoek (DHV, kenmerk LW-AF20110608/WNR van 14 maart 2011) blijkt dat deze ontwikkelingen een toename van de stikstofdepositie als gevolg van de vergroting van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg hebben. De bestaande depositie van stikstof is veel groter. Door de handhaving van de opruimplicht kan deze grote uitstoot aanmerkelijk verminderd worden en uiteindelijk de toegenomen depositie van stikstof door de vergroting van verkeersbewegingen teniet doen. Het rapport vormt bij deze Toelichting.

Het is daarom onwaarschijnlijk dat de kwaliteit van het habitattype Duinbos negatief wordt beïnvloed door de extra verkeersbewegingen.

Geluidhinder

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de Wet geluidhinder (Wgh) in acht te worden genomen. In deze wet worden onder andere regels gesteld omtrent het geluid afkomstig van wegverkeer, spoorwegverkeer en/of gezoneerde industrieterreinen. voor nieuwe geluidsgevoelige gebouwen. De ruimtelijke ontwikkelingen betreffen geen geluidsgevoelige bestemmingen.

Bodembescherming

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is, dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van een plangebied dan wel projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is sinds de wijziging functiegericht bepaald. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende drie uitgangspunten overheersen.

  • Het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik.
  • Het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging.
  • Het treffen van beheersmaatregelen.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's, die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat de risico's voldoende worden beheerst. Met dit bestemmingsplan wordt de bouw van gebouwen mogelijk gemaakt.

Bodem

Het plangebied is gelegen in de buurt Ockenburgh van stadsdeel Loosduinen. Het gebied wordt grofweg begrensd door Hanso Idzerdapad, Hyacintenbos, het kampeerterrein van vakantiepark Kijkduinpark, algemene begraafplaats Westduin, crematorium Ockenburgh, Ockenburghstraat en Loosduinse Hoofdstraat.

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om glastuinbouw. Er zijn in het gebied geen ondergrondse olietanks bekend.

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Daaruit zijn ter plaatse van het plangebied geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging naar voren gekomen. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume).

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen worden de bodemonderzoeken geactualiseerd.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat in het plangebied is gelegen in bodemkwaliteitszone 6. Hier is de bovengrond (0,0-0,5 m-maaiveld) gemiddeld licht verontreinigd met cadmium en kwik. De ondergrond (0,5-2,0 m-mv.) is gemiddeld licht verontreinigd met kwik. In de Woningwet is de verlening van omgevingsvergunningen voor het bouwen mede afhankelijk van de toetsing van de mate van verontreiniging van de bodem ter plaats van het te bouwen bouwwerk aan het gestelde in de Wet bodembescherming.

3.7.3 Milieubeleid

Gebiedsgericht milieubeleid

Tien voor milieu, Contourennota voor milieubeleid 2006-2010

Op 2 juni 2006 heeft de gemeenteraad deze nota vastgesteld. De nota is het richtinggevend document voor de hoofdlijnen van het milieubeleid van de gemeente Den Haag in de periode 2006-2010. In deze nota zijn ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing op milieudoelen opgenomen. De nota onderstreept de ambitie om Den Haag te ontwikkelen tot een duurzame weréldstad aan zee. Het gebiedsgericht milieubeleid is daarbij hét instrument om de hoofdlijnen van het milieubeleid in te brengen in de dynamiek van ruimtelijke ontwikkeling. In het plangebied is van dynamiek sprake.

Gebiedstype

In de handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid (vastgesteld in de gemeenteraad in september 2005) is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieuthema. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben.

Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd, te weten Wonen, Werken, Gemengd wonen, Gemengd werken, Infrastructuur en tot slot Groene hoofdstructuur en water. Het plangebied behoort tot het gebiedstype Groene hoofdstructuur en water.

Ambitieniveaus

Per thema zijn drie oplopende ambitieniveaus geformuleerd:

  • Milieu Basis: de milieuambitie voor een thema die aansluit bij de bestaande wet- en regelgeving.
  • Milieu Extra: de milieuambitie voor een thema die een stuk verder gaat dan het wettelijk minimum.
  • Milieu Maximaal: is de maximaal praktisch haalbare milieuambitie voor een thema.

Het gebiedstype leidt in dit plangebied per milieuthema tot het volgende ambitieniveau en milieuambitie.

Milieuthema   ambitieniveau   milieuambities  
Bodem   Extra   bij kwaliteit grond: functiegerichte verwijdering, één niveau hoger saneren dan noodzakelijk; bij kwaliteit grondwater: functiegerichte verwijdering in plaats van functiegericht beheer, saneringsoplossing op noodzakelijk trede min één.  
Externe Veiligheid   Maximaal   zeer klein plaatsgebonden risico, bestuurlijk aanvaardbaar groepsrisico. geen transport over route gevaarlijke stoffen, ontheffing over korte afstand mogelijk, buisleidingen: wettelijke afstand houden.  
Geluid   Extra   Rustige en stille plekken: stand still beginsel; binnenniveau als gevolg van geluid buiten 35 dB(A)-etmaalwaarde; verkeerslawaai: rumoerig tot rustig tot stil; horecalawaai: rumoerig tot rustiggeen verruimingsmogelijkheden.  
Lucht   Extra   NO2 : handhaving van bestaande niveau, concentratie lager dan 38 µg/m3;
PM10: maximaal 35x overschrijding van het 24-uurs gemiddelde, jaargemiddelde lager dan 38 µg/m3  
Mobiliteit   Extra   autoverkeer: alleen bestemmingsverkeer, grootschalige autovrije gebieden; parkeren: geen parkeren in de openbare ruimte; vrachtverkeer: geen zwaar of vrachtverkeer; bereikbaarheid openbaar vervoer: ontsloten door meerdere vormen van openbaar vervoer, gebruiksvriendelijk openbaar vervoer; langzaam verkeer: optimale voorzieningen voor fietsers en voetgangers; verdichten routes langzaam verkeer tot buurtniveau; wegnemen barrières en conflicten op routes langzaam verkeer; goede stallingsmogelijkheden bij alle functies.  
Schoon   Extra   Zwerfvuil vermijden; onkruid  
Water   Water dat behaagt   waterkwaliteit voldoende; ecologische kwaliteit: Stowa klasse II; riooloverstorten: overstorten alleen op grote watergangen met goede doorstroming: Waterbeheer: beperkte inlaat van uitlaat van water, berging van water gewenst; lozingen: slechts enkele puntlozingen; waterbeheersstrategie: beperken inlaat van water, vasthouden van water en interne circulatie van water; inrichting en beheer wateren: natuurvriendelijke oevers; rioleringsmaatregelen: optimaliseren stelsel, bergbezinkbassins; afkoppelen: 20 % oppervlak afgekoppeld; drinkwaterverbruik: stimuleer gebruik regenwater, voorlichting en educatie  
Natuur   Extra   algemene omschrijving: natuur hoofdfunctie en leidend bij ontwikkelingen; Plantsoenen, parken en groengebieden: groen kwalitatief en kwantitatief in stand houden; behoud en versterking van de aanwezige waarden en betekenissen, uitplaatsen functies die niet aan het gebruik van het groen zijn gerelateerd, versterken groene plekken in groene structuur; waterlopen: verbeteren van de natuurwaarde, ruimtelijke en landschappelijke betekenis van het growen langs waterlopen, aanleg van zachte oevers met een natuurlijke oevervegetatie; bomenstructuur: versterken bomenstructuur.  
Klimaat   Maximaal   CO2-neutraal d.m.v. stadsverwarming PV-zonnepanelen, zonneboilers, etcetera.; ten aanzien van verkeer 40 tot 60% emissiereductie van CO2 in 2030 ten opzichte van 1990; maatregelen als bedoeld bij milieuthema mobiliteit.  

De Handleiding stelt dat bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied bovengenoemde milieuambities richtinggevend zijn.

Milieu-effectrapportage

m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. In het besluit wordt onderscheid gemaakt in m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten en m.e.r.-plichtige activiteiten. Het aantal situaties waarvoor een m.er. verplicht moet worden uitgevoerd is verminderd. Er zijn nu meer situaties waar eerst beoordeeld kan worden of een m.e.r. moet worden uitgevoerd.

Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;

belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De diepgang van de vormvrije m.e.r.-beoordeling hangt af van:

  • de aard van de voorgenomen activiteit;
  • de (gevoeligheid van de) omgeving waarin de activiteit is gesitueerd;
  • de maatschappelijke aandacht voor de activiteit;
  • mate van beschikbaarheid van informatie, bijvoorbeeld over de gevoeligheid van gebieden.

De activiteit “aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen” is opgenomen in de D-lijst (D11.2). Het stedelijk ontwikkelingsproject is in de Memorie van Toelichting bij het Besluit milieueffectrapportage als volgt beschreven: “Bij een stedelijk ontwikkelingsproject kan het gaan om bouwprojecten als woningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan.” De onderhavige ontwikkeling kwalificeert hier voor. De m.e.r.-beoordelingsplicht voor deze activiteit geldt in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Oppervlaktes en aantal zoals hiervoor genoemd zijn voor de onderhavige ontwikkeling niet aan de orde. Echter, in artikel 2, vijfde lid onder b van het Besluit bepaalt dat een m.e.r.-beoordeling tóch nodig is wanneer onder de drempelwaarden wordt gebleven maar niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Dit geldt dus voor activiteiten die voorkomen op de D-lijst maar die onder de drempelwaarde blijven en dat is het geval voor de onderhavige ontwikkeling .

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan betrekking heeft op een ontwikkeling in een beschermd Narura2000-gebied is een zorgvuldige beoordeling aan de orde. Deze beoordeling hangt samen met de op grond van artikel 7.2a Wet milieubeheer verplichte milieu-effectrapportage in het geval er wegens de Natuurbeschermingswet een passende beoordeling nodig is. Daraom wordt hierna ingegaan.

Toetsing op grond van artikel 7.2a Wet milieubeheer

Het bestaande landhuis is van de aanwijzing tot Habitatrichtlijngebied geëxclaveerd. Echter om dit plan te kunnen realiseren, dient de grens van het Habitatrichtlijngebied op twee plaatsen te worden overschreden. Het betreft enerzijds circa 500 m2 ten behoeve van verkeersruimten voor het terras van het hotel, de toerit tot de parkeervoorziening en de laad- en loszone voor leveranciers en anderzijds circa 340 m2 ten behoeve van bebouwing voor de realisering van de hotelvleugel. Deze laatste ingreep, waarmee 339 m² habitattype "bosbeplanting, type 2180" verloren gaat, geeft de belangrijkste aantasting van het Habitatrichtlijngebied.

In het verlengde van het gestelde in paragraaf 3.2.1 moet nog worden opgemerkt dat voor de verlening van een vergunning op grond van Natuurbeschermingswet 1998 het noodzakelijk is, in geval van significante gevolgen voor de instandshoudingsdoelstelling, om daarvoor een passende beoordeling te maken en deze op te nemen in een milieueffectrapport als bedoeld in artikel 7.2a van de Wet milieubeheer. Middels het houden van een voortoets is onderzocht te worden in hoeverre op voorhand significante gevolgen uitgesloten kunnen worden, zodat van een passende beoordeling kan worden afgezien. Daartoe is een onderzoek verricht, waarvan de resultaten in het rapport 'Ockenburgh – natuurtoets herontwikkeling' zijn opgenomen. Het rapport is opgenomen als (met errata in ) bij deze toelichting en de conclusies daaruit voor de vertaling in het bestemmingsplan worden besproken in paragraaf 4.2 in de tweede tabel. Omdat blijkens deze voortoets significante gevolgen uitgesloten kunnen worden is geen passende beoordeling nodig en hoeft daarom ook geen milieueffectrapportage opgesteld te worden.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

Om de keuze van bestemmingen bij de ruimtelijke ontwikkelingen te bepalen, worden eerst in paragraaf 4.2 de resultaten van hun toetsing aan hoofdstuk V van de Monumentenwet, Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet, hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer, het milieubeleid en de Verordening Ruimte vermeld. Indien maatregelen in het bestemmingsplan nodig zijn, wordt daarvan in paragraaf 4.3 melding gemaakt

4.2 Toetsing ruimtelijke ontwikkelingen

De toetsing aan het hoofdstuk V van de Monumentenwet geeft aanleiding tot de volgende maatregelen in het plan.

1) Hoofdstuk V van de Monumentenwet   Maatregel in plan  
Uit het onderzoek van 2008 (zie paragraaf 2.1.3) blijkt dat het booronderzoek heeft aangetoond dat het terrein van het congreshotel voor een groot deel afgezand is en dat het daarom geen archeologische waarde meer bevat. Een uitzondering daarop vormt de zuidwesthoek van het terrein op de binnenplaats van het landhuis, op de plaats van de te bouwen keuken. Hier zijn – vrij dicht onder het maaiveld – op circa 50 centimeter diepte puinconcentraties en de beperkte overblijfselen van een lichte, niet gemetselde fundering aangetroffen. Deze objecten zijn zonder twijfel in verband te brengen met voorgangers van het huidige landhuis en hebben daarom wel enige archeologische waarde. De voormalige bedrijfswoning en het chalet kennen geen archeologische waarde.   'De locaties van het chalet, de voormalige bedrijfswoning en het noordelijke deel van de landhuislocatie behoeven geen regeling voor de bescherming van archeologische monumenten.  

De toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998, Flora- en Faunawet, hoofdstuk 7 Wet milieubeheer

geeft aanleiding tot de volgende maatregelen in het plan.

2) Natuurbeschermingswet 1998 artikel 19j, Flora- en Faunawet, hoofdstuk 7 Wet milieubeheer: voortoets   Maatregel in plan  
In het rapport 'Ockenburgh – natuurtoets herontwikkeling' en het daarbij behorend erratum, de toelichting op het natuurinclusief ontwerp en de memo stikstofbalans zijn de effecten beoordeeld van de voorgenomen renovatie op de natuur- en landschapswaarden die in Ockenburgh zijn beschermd middels de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet.
Op basis van de beschikbare gegevens is een effectanalyse uitgevoerd voor de verschillende natuurwetgevingsregimes.
Uit de effectanalyse blijkt dat de doelstelling tot oppervlaktebehoud van habitattype H2180A en Habitattype H2180C niet wordt geschaad als gevolg van oppervlakteverlies.
De ingreep leidt niet tot verslechtering in vergelijking met de begintoestand van de specifieke structuur en functies die voor de instandhouding van het habitat op lange termijn noodzakelijk zijn. Hiervoor zijn meerdere redenen. Door het verkleinen van het hondenlosloopgebied en dit te beperken tot de Koeweide en de aanlijn- en opruimplicht elders op Ockenburgh vindt een kwaliteitsverbetering van het bos plaats, door een afname van vermesting, betreding en vergraven. Dit draagt bij aan de geformuleerde doelstelling voor het Natura 2000-gebied Solleveld & Kappitelduinen tot kwaliteitsverbetering van Habitattype H2180A en H2180C. Effecten van versnippering en verdroging treden niet op of zijn verwaarloosbaar. Negatieve effecten op typische soorten van habitattype H2180A en H2180C als gevolg van aantasting van habitat of verstoring, worden niet verwacht, omdat de verstoring gelijk of licht verminderd zal zijn.
Als gevolg van de ingreep zijn geen schadelijke effecten te verwachten op de natuurwetenschappelijke betekenis en het natuurschoon van het Beschermd Natuurmonument Solleveld. De ingreep zal juist bijdragen aan deze waarden.
Om overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van streng beschermde soorten (Daslook, huismus, vogels, verschillende soorten vleermuizen) te voorkomen worden maatregelen getroffen. Deze maatregelen worden opgenomen in het ecologisch werkprotocol. Door de maatregelen hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd in het kader van de Flora- en Faunawet.  
Uit het rapport blijkt dat geen significante negatieve effecten door de renovatie op de natuur- en landschapswaarden zullen optreden. Het rapport zal tevens gebruikt worden bij aanvraag voor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.Op basis van dit rapport is het aannemelijk dat deze vergunning verleend zal worden. Daarmee wordt de uitvoerbaarheid van het plan ten aanzien van deze wet voldoende gewaarborgd.
Omdat er van significante gevolgen voor de instandshoudingsdoelstelling van de Natuurbeschermingswet 1998 geen sprake zal zijn vervalt de noodzaak om een passende beoordeling te maken en deze op te nemen in een milieueffectrapport. Door de maatregelen in het ecologisch werkprotocol hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd in het kader van de Flora- en Faunawet. Ook ten aanzien van deze wet is daarmee de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan gewaarborgd.  

De toetsing aan de Verordening Ruimte. De toetsing geeft aanleiding tot de volgende maatregelen in het plan.

3) Verordening Ruimte   Maatregel in plan  
Artikel 2 lid 1 stelt dat bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren bestemmingen uitsluiten die uitbreiding van stedelijke functies mogelijk maken. Onder stedelijke functies worden woonfuncties en daaraan verbonden functies verstaan. In artikel 2, lid 3, wordt gesteld dat in bestemmingsplannen met bestaande stedelijke functies in het gebied buiten de bebouwingscontouren bepalingen dienen te bevatten waarbij niet-agrarische bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 10% van de inhoud.   De woonbestemming in de voormalige portierswoning (bestemming '"Wonen'"en bedrijfswoning (bestemming ''Groen 2" met de functieaanduiding 'wonen') wordt niet uitgebreid en valt daaronder.
De uitbreiding van de hotelbestemming op het bestemmingsvlak ''Horeca" is groter qua inhoud, maar niet groter dan de omvang van het genoemde bestemmingsvlak. Hier voldoet het bestemmingsplan niet aan de verordening. De Verordening biedt de mogelijkheid een ontheffing aan te vragen.  
De verordening kent een ontheffing op artikel 2, lid 1, in artikel 3, lid 2, waarbij een substantiële verbetering van in de directe omgeving aanwezige kwaliteiten van natuur, landschap of recreatieve mogelijkheden door investeringen als voorwaarde wordt gesteld. Ook geldt de voorwaarde dat voor genoemde substantiële verbetering niet meer woningen of andere functies dan noodzakelijk is toegestaan.   Uit deze Toelichting blijkt dat er sprake is van een substantiële verbetering van deze drie elementen. Daarbij neemt het aantal woningen af en andere functies behalve de functie van centrum van natuureducatie. Voor de vaststelling van dit bestemmingsplan is de verlening van deze ontheffing nodig.
Bij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland is een verzoek tot ontheffing ingediend.  
In artikel 2 lid 2 onder g. wordt gesteld dat nieuwe kleinschalige bebouwing passend en ondersteunend aan de recreatieve functie, zoals een café of een centrum voor natuureducatie, ook mogelijk is.   Het chalet betreft een centrum voor informatievoorziening, exposities en dergelijke en lichte horeca. Daarenboven is in het bestemmingsplan bepaald dat de bebouwde oppervlakte van het gebouw waarin beide geprojecteerd zijn, niet groter mag zijn dan de huidige maximaal toegelaten oppervlakte.
 
In artikel 14 van de Verordening Ruimte is vastgelegd dat voor nieuwe ontwikkelingen op gronden gelegen binnen een landgoedbiotoop de waarden van het landgoed beschermd dienen te worden en waar mogelijk gericht te zijn op verbetering en versterking van de kwaliteit van het landgoed en zijn biotoop. Het landhuis met park heeft een landgoedbiotoop toegewezen gekregen.   Zie onderstaande tabel 'toetsing aan artikel 14 Verordening Ruimte'




 

De toetsing aan artikel 14 uit de Verordening Ruimte: beeldkwaliteitsparagraaf

4) Analyse Cultuurhistorische kwaliteiten   Maatregel in Plan  
Landgoed Ockenburgh kent een lange geschiedenis. In 1650 stichtte Jacob Westerbaen het landgoed en bouwde een buitenshuis op de plek van een oude hofstede. De bijbehorende Franse tuin (de huidige koeweide) is waarschijnlijk maar gedeeltelijk aangelegd. Tussen die tijd en 1890 (de aanleg van het landschapspark door Groenwegen) is het landgoed gewijzigd, uitgebreid en aangepast aan de smaken van de verschillende bewoners en heersende modes.
Voor het landschapspark is het ontwerp van Groenewegen bepalend. Van de Franse tuin zijn alleen de ruimtelijke contouren nog herkenbaar. De opvattingen uit voorgaande perioden hebben hun sporen nagelaten. Natuurlijke en cultuurlijke elementen wisselen elkaar af. In de laatste deccenia is echter een grote 'verwatering' opgetreden. Verschillen zijn weggepoetst, nieuwe paden ontstaan, oude opgeheven en doorzichten dicht geplant.  
Met het definitief voorlopig ontwerp wordt het karakter als landgoed versterkt en het gebruik als stedelijk park daarin ondergebracht, zodat het een landgoed is dat mede als stedelijk park gebruikt kan worden. De bestemmingen onderscheiden daarbinnen drie landschapstypen: de gazons rondom de bebouwing (bestemming 'Groen 2'), het weiland (bestemming 'Natuur 2') en het landgoed (bestemmingen 'Natuur 1' en 'Groen 1'). Deze laten extensief recreatief medegebruik toe dat uit een stedelijk park voortvloeit, maar hier ingepast wordt in het landgoed.  
Het landhuis zelf is aan gewezen als beschermd rijksmonument. De oudste bouwdelen dateren uit 1650. Het huidige huis dateert uit 1851 en is in 1998 verbouwd en uigebreid in de laat neo-classisitische stijl van 1851. Door de verschillende en in de vorige eeuw ook ingrijpende verbouwingen lijken veel historische onderdelen verdwenen. Recent bouwhistorisch onderzoek heeft laten zien dat het gebouw echter nog veel geschiedenis bevat die grotendeels verstopt is achter pleisterwerk, voorzetwanden en verlaagde plafonds.   Het landhuis zal gerestaureerd worden overeenkomstig de Monumentenwet 1998. Het bestemmingsplan kent aan dit te restaureren complex een bouwtitel toe.  
In de, op 2 juli 2010 vastgestelde, Verordening Ruimte is vastgelegd dat voor nieuwe ontwikkelingen op gronden gelegen binnen een landgoedbiotoop de waarden van het landgoed beschermd dienen te worden en waar mogelijk gericht te zijn op verbetering en versterking van de kwaliteit van het landgoed en zijn biotoop.   Het ensemble van huis met park zal door de verbouw van het landhuis niet worden aangetast. De structuur van waterlopen en de ligging ten opzichte van de Monsterseweg blijft hetzelfde. Er is rekening gehouden met de monumentale waarde van het landhuis door het logiesgebouw op enige afstand van het landhuis te plaatsen en het laag en breed te houden zodat het niet boven het landhuis uitsteekt.

De verbetering en versterking van het landgoed zijn met name gericht op de status van Natura 2000 gebied. Bij de herstructurering van het omliggende park zal een deel minder makkelijk toegankelijk zijn (minder paden, verplaatsing bruggen) waardoor de natuurwaarden kunnen toenemen. Maar ook de cultuurhistorische waarden worden met het renoveren van het padenstelsel van het ontwerp van Groenwegen uit 1890 weer versterkt. Hierbij is naast het oorspronkelijke ontwerp ook gekeken naar de huidige situatie en gebruik.
Bij landgoed Ockenburgh is geen sprake (meer) van het blikveld waarbij het landschap als buitenplaats herkenbaar is in het omringende landschap. Door de ligging in de stadsrand zijn de aangrenzende gebieden ingenomen door stedelijke functies (woonwijk, crematorium, begraafplaats). Ook is hier geen sprake meer van een panorama (open ontworpen zichtrelatie tussen het hoofdhuis en een deel van de openbare ruimte buiten de buitenplaats).

Bij de aanleg van het park is het oorspronkelijke duingebied afgegraven. Het landhuis is echter op het hoger liggende duinniveau gebouwd. Als gevolg hiervan ligt het landhuis op een karakteristieke, twee meter hoge grasterp. De hotelentree ligt op het lagere parkniveau. Hierdoor heeft het lager liggende voorplein weinig impact op het aangrenzende park. De maatvoering van het plein is afgestemd op de bebouwing.
De terrassen aan de parkzijde van het hoofdgebouw krijgen een begrenzing van laageschoren hagen die de zichtassen op het landhuis vrijhouden en accentueren. De grasvelden in het park lopen door tot aan het terras.
De logeervleugel is gesitueerd in de bestaande bosrand. Aan de achterzijde wordt het bos hersteld en aangevuld. In de ruimte tussen de logeervleugel en het congrescentrum is de inrichting en sfeer van het bos doorgetrokken. Er worden bosbomen geplant en een bosvloer met klimop en hyacinten omarmt het gebouw.
Aan de achterzijde van het complex vindt een deel van de bevoorrading plaats. Hiervoor is gebruik gemaakt van het bestaande fietspad, dat iets wordt verbreed.

Het plangebied ligt geheel binnen de in de verordening opgenomen landgoedbiotoop Ockenburgh. Alleen het gebied rondom het crematorium en het Hyancintenbos is niet in dit bestemmingsplan opgenomen.  
In de landgoedbiotoop is de rechte toegangsweg van de Monsterseweg tot het hoger gelegen landhuis als zichtlijn aangegeven.   Deze zichtlijn vanaf de oprijlaan wordt in stand gehouden en versterkt. Parkeren langs deze weg is in de nieuwe situatie niet meer mogelijk. Dit versterkt de zichtlijn en het beeld dat een oprijlaan in een landgoed dient te hebben. Hieraan is de bestemming '' Verkeer - Verblijfsstraat"aangewezen, die niet breder is dan twee rijstroken. Deze beperkte breedte lijdt ertoe dat de lantaarnpalen in de bestemming '' Natuur 1" geprojecteerd zijn.
Het parkeren wordt geconcentreerd bij het begin van de oprijlaan, buiten gebied dat in de werking van de Natuurbeschermingswet 1998 is betrokken

Voor de benodigde parkeerplaatsen wordt een nieuwe parkeerplaats aangelegd nabij de ingang van het park. Naast de in de landgoedbiotoop opgenomen zichtlijn langs de oprijlaan wordt bij de herinrichting van het park de zichtlijn door de voormalig Franse tuin versterkt door nieuwe boomgroepen en haagbeplating. De zichtlijn door het landschapspark ten zuiden van het landhuis wordt eveneens gehandhaafd.  

Tien voor milieu, Contourennota voor milieubeleid 2006-2010 en Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid. De milieuambities ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen geven aanleiding tot onderstaande maatregelen in het plan.

5) Milieuambities   Maatregel in plan  
(Bodem; Extra) Functiegerichte verwijdering; één niveau hoger saneren   Bij de geprojecteerde bouwprojecten zal op grond van de Wabo de bodemgesteldheid onderzocht moeten worden. Op grond van de Wet Bodembescherming kan - als het bodemonderzoek daartoe aanleiding geeft - verklaard worden dat er sprake is van een ernstige bodemverontreiniging. De volgende stap is het opstellen van een saneringsplan met nadere beschermingsbepalingen bij het gebruik van de betreffende gronden. Het bestemmingsplan hoeft ten behoeve van deze ambitie daarom geen regels te bevatten.  
(Externe Veiligheid; Extra) Zeer klein plaatsgebonden risico en bestuurlijk aanvaardbaar groepsrisico. Geen transport gevaarlijke stoffen over de route gevaarlijke stoffen, ontheffing over spoor en water; buisleidingen: wettelijke afstand handhaven;
geen vestiging bedrijven met extern veiligheidsrisico.  
Er vindt transport van gevaarlijke stoffen over de belendende Ockenburghstraat en transport per ondergrondse buisleiding bij de Monsterseweg plaats. Deze laatste transportvorm is beter controleerbaar dan wegverkeer en kent een persoonsgebonden risicocontour op 0 meter.
De ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied liggen buiten het invloedsgebied van deze weg en deze leiding.
Ze liggen ook buiten de veiligheidscontour van een belendend LPG-tankstation aan de Ockenburghstraat. De vestiging van BEVI-inrichtingen is uitgesloten. Detailhandel en daarop gerichte opslag van vuurwerk zijn eveneens uitgesloten.  
(Geluid; Extra) Rustige en stille plekken: stand still beginsel; binnenniveau als gevolg van geluid buiten 35 dB(A)-etmaalwaarde; verkeerslawaai: rumoerig tot rustig tot stil; geen verruimingsmogelijkheden.   De ruimtelijke ontwikkelingen betreffen geen geluidsgevoelige bestemmingen. Het verkeerlawaai dat samenhangt met het bezoekersverkeer voor het landgoed, het chalet en de woningen is beperkt tot de zijkant van het landgoed doordat het kort bij de Monsterseweg moet parkeren op een parkeerterrein. Ook het verkeerlawaai vanwege het verkeer - waaronder het vrachtverkeer - ten behoeve van het hotel wordt beperkt, omdat een van de twee ontsluitingsroutes vervalt, dit een 30 kilometerzone vormt en het parkeren uitsluitend inpandig in het hotelcomplex kan plaatsvinden.  
(Lucht; Extra) NO2 : handhaving van bestaande niveau, concentratie lager dan 38 µg/m3;
PM10: maximaal 35x overschrijding van het 24-uurs gemiddelde, jaargemiddelde lager dan 38 µg/m3  
De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt hebben een geringe omvang, waarvan geen relevante toename van de emissies te verwachten valt. De toename van de uitstoot van NO2 door het loslopen van honden is ernstiger en daarop zal toezicht worden uitgeoefend.  
(Mobiliteit; Maximaal) Alleen bestemmingsverkeer, grootschalige autovrije gebieden; geen parkeren in de openbare ruimte; geen zwaar of vrachtverkeer; ontsloten door meerdere vormen van openbaar vervoer, gebruiksvriendelijk openbaar vervoer; optimale voorzieningen voor fietsers en voetgangers; verdichten routes langzaam verkeer tot buurtniveau; wegnemen barrières en conflicten op routes langzaam verkeer; goede stallingsmogelijkheden bij alle functies.   Met uitzondering van de Monsterseweg mag het autoverkeer op het landgoed slechts van één 30 km-zone ontsluitingsroute gebruikmaken. De rest van het landgoed is autovrij. Er is sprake van vrachtverkeer, maar uitsluitend ten behoeve van het hotel. Er is een doorgaand provinciaal fietspad in het plangebied gelegen. De overige paden zijn voor voetgangers gereserveerd.
De mogelijkheid tot het inrichten van parkeerplaatsen geldt voor twee locaties. Het hotel en het parkeerterrein ter hoogte van de Monsterseweg.  
(Schoon; Extra) Zwerfvuil vermijden; onkruid   Een bestemmingsplan kent geen instrumenten om deze milieuambitie na te streven.  
(Water; Water dat behaagt) Voldoende waterkwaliteit; ecologische kwaliteit stowa klasse III; overstorten alleen op grote watergangen met goede doorstroming; beperkte inlaat en uitlaat van water, bergen van water gewenst; slechts enkele puntlozingen; beperken inlaat van water; vasthouden van water en interne circulatie van water, natuurvriendelijke oevers; optimaliseren stelsel van rioleringsmaatregelen; bergbezinkbassins; 20% oppervlak afgekoppeld;. Stimuleren gebruik regenwater.   het plangebied laat inzijging toe en zal met dit bestemmingsplan in nog grotere mate onverhard zijn. Het plan maakt de aanleg van natuurlijke oevers mogelijk.  
(Natuur; Extra) Versterken bomenstructuur   De herinrichting van het landgoed is onder meer daarop gericht.  
(Klimaat; Maximaal) CO2-neutraal d.m.v. stadsverwarming PV-zonnepanelen, zonneboilers, etc.; ten aanzien van verkeer 40 tot 60% emissiereductie van CO2 in 2030 ten opzichte van 1990.   Een bestemmingsplan kent geen instrumenten om deze milieuambitie na te streven.  

4.3 Keuze van bestemmingen

De keuze bestemmingen is gebaseerd op afwegingen in het het hoofdstuk met de beschrijving van het plangebied (hoofdstuk 2), beleidsuitspraken uit hoofdstuk 3 en met het beleidskader en paragraaf 4.2.

1) Algemeen beleidskader   Vertaling in het bestemmingsplan  
De Nota Ruimte wenst de borging en ontwikkeling van belangrijke internationale waarden te weten de huidige Habitatrichtlijn- en de Natura2000-gebieden. Daarin geldt dat een ruimtelijke ingreep pas doorgang kan vinden als zeker is dat geen waarden worden aangetast, het zogenaamde 'nee, tenzij-regime'.   Bij de herontwikkeling van het landhuis is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van het van de van het toekomstige Natura2000-gebied geëxclaveerde gronden rond de bestaande gebouwen. Het effect van de aanwending van een klein deel van het Natura2000-gebied op de doelstelling van dit gebied is onderzocht. De effecten zijn gering. Een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 kan op grond van dit onderzoek worden verleend.  
De Provinciale Structuurvisie onderscheidt in het plangebied enerzijds de functie natuur – waaronder Natura2000 – en anderzijds – rond het crematorium – de functie stedelijk park. De kwaliteit van het gebied geeft haar aanleiding enerzijds duinlandschap en anderzijds rondom het crematorium stedelijk park te onderscheiden.
 
De geldende aanwijzingen van een groot deel van het plangebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 geven aanleiding dit functionele onderscheid aldaar niet te hanteren. Dat deel wordt in zijn geheel een natuurbestemming aangewezen. Het deel dat niet in de begrenzing van Natura2000 ligt – westelijk van de oprijlaan - wordt een groenbestemming aangewezen. Zowel de functionele als kwalitatieve waarden van het stedelijke park beperken zich niet tot het gebied rondom het crematorium. Zij zijn gedoseerd in het plangebied aanwezig en worden – afgestemd op de landschapstypen en passend binnen genoemde verplichtingen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 – ingepast.  
Verordening Ruimte
 
De afweging van de van belang zijnde artikelen in de Verordening in paragraaf 4.2 leidt tot de conclusie dat voor de ruimtelijke ontwikkeling van het landhuis en bijbehorende voormalige bedrijfswoning een ontheffing van de Verordening op grond van artikel 3, lid 2 wordt aangevraagd.  
Het Regionaal Structuurplan Haaglanden bevat de ambitie om de versterking van groene landschappen met hun cultuurhistorische, recreatieve en ecologische waarden als onderdeel te zien van de versterking van de concurrentiepositie van Haaglanden als internationaal, op recht en vrede gericht en recreatiebiedend gebied, waarbinnen verblijfs- en leisurevoorzieningen mogelijk zijn
 
Bij het beschouwen van de groene landschappen als onderdeel van de grotere doelstelling van het gebied Haaglanden waarbij voorzieningen getroffen kunnen worden, dienen de geldende aanwijzingen van een groot deel van het plangebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 het kader te vormen waarbinnen deze voorzieningen gesitueerd kunnen worden. Vooral de daarvan geëxclaveerde terreinen met bebouwing en tuinen of erven en hun directe omgeving bieden mogelijkheden om verblijfs- en leisurevoorzieningen te situeren.  
De Structuurvisie stelt omtrent het ontwikkelingsgebied Lozerlaan dat dit door landschapsontwikkeling langs de Lozerlaan een aantrekkelijke entree voor de stad ontstaat   Naast de betekenis in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 kan met deze doelstelling ook de cultuurhistorische betekenis van dit gebied, zijnde een landgoed, in een ruimtelijke ontwikkeling betrokken worden.  

2) Geldend bestemmingsplan Ockenburgh   Vertaling in het bestemmingsplan  
1) Het landhuis droeg een bestemming voor een jeugdhotel, het chalet de bestemming voor horeca. Het betrof café-restaurants, muziek- of dansgelegenheden.   Het landhuis kent de bestemming “Bedrijfsdoeleinden – Jeugdherberg”. Op grond van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (verder SVBP) komt het voor de functieaanduiding 'hotel' in aanmerking en daarmee voor de bestemmingsnaam "Horeca". Dat wordt de bestemmingsnaam. In de bestemmingsomschrijving wordt het gebruik als hotel verplicht gesteld. Het chalet kent de bestemming “Bedrijfsdoeleinden – Horeca”, waarin meerdere horeca categorieën toegelaten kunnen worden. Gezien de verleende ontheffing van de Verordening ruimte en Natuurbeschermingswetvergunning, ligt de toelating van verenigingsleven, natuureducatie, buitenschoolse opvang en/of bijeenkomsten met aan hoofdfunctie gerelateerde horeca meer voor de hand. Dat betekent dat alsnog de bestemming “Maatschappelijk” aan het chalet wordt aangewezen. De bestemming “Horeca- 2” vervalt daarmee. Nu geen telling meer nodig is wordt de bestemmingstitel “Horeca – 1” in “Horeca” veranderd.  
2) In beide bestemmingen was de totale oppervlakte aan gebouwen gerelateerd aan de omvang van het bestemmingsvlak. Bij het jeugdhotel mocht niet meer dan 25%, en bij het chalet niet meer 35% van de respectievelijke bestemmingsvlakken bebouwd worden met gebouwen. In het bestemmingsvlak van het chalet mocht met ontheffing ook een bedrijfswoning met een inhoud van 350 m3 gebouwd worden. Het bestemmingsvlak van het chalet strekte zich voor eenderde over een bosperceel uit.   Het monument is ingetekend en kent een rechtstreeks bouwrecht. Gelet op de bebouwingspercentages en de grondoppervlakte van het monument mag naast het landhuis een grondoppervlakte van 1400 m² binnen het bouwvlak bebouwd worden met gebouwen. Bij het chalet mag gelet op het bebouwingspercentage 300 m² van het bestemmingsvlak met gebouwen bebouwd worden. Het bosperceel valt buiten het bouwvlak. De mogelijkheid van een bedrijfswoning heeft geen betekenis en vervalt.
Het bestaande landhuis is gelet op haar vier verschillende maximale hoogtematen in vier maatvoeringsvlakken ondergebracht. De maximale bouwhoogte in de rest van het bouwvlak is uit het geldende bestemmingsplan afkomstig.
De gronden tussen het monument en de oprijlaan zijn de bestemming “Groen – 2” aangewezen, om de zichtbaarheid van het monument te waarborgen en haar te omzomen met een tuin. Ook de stroken tussen de geldende bestemmingsgrens en het exclaveringsgebied aan de west- en noordzijde zijn de bestemming ”Groen – 2” aangewezen. De bestaande verlenging van de oprijlaan naar het landhuis toe is in de bestemming “Verkeer – Verblijfsstraat” ondergebracht.'  
3) De naast het jeugdhotel gelegen woning en de boswachterwoning bij de ingang van het landgoed is in de bestemming voor het landgoed opgenomen, te weten 'Bospark'. Deze bestemming liet in totaal vier bedrijfswoningen, elk met een inhoud van 500 m3, toe evenals een gemeenteloods - gelegen achter de boswachterwoning - met een inhoud van 50 m3.   Deze voormalige dienstwoning kent geen organisatorische binding met het landhuis meer en de Natuurbeschermingswetvergunning het gebruik als woning toelaten. Gekozen is voor de woonfunctie Hen wordt de bestemming “Woningen” aangewezen en daarmee in de bestaande bestemming “Woningen” gevoegd, waarin de voormalige portierswoning al is ondergebracht. De geldende maximale bouwhoogten en inhoud zijn in deze bestemming opgenomen. Voor elk van de tweebestemmingsvlakken gelden om reden van uniformiteit dezelfde regels. Op elk bestemmingvlak mag één woning gebouwd worden. De exclaveringsgebieden vormen het erf. De loods is gesloopt en wordt niet meer bestemd.  
4) Buiten de bebouwde gedeelten lagen vijf bestemmingen voor de overige terreinen. De sloten waren in de bestemming 'Water ' ondergebracht. De gronden kenden drie bestemmingen. Een groot deel kende de bestemming 'Bospark'. Dit was gericht op bos en het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden, het wandelpark en toegangswegen daarvan.
 
De bestemming 'Bospark' is globaal van opzet. Daar waar de landschappelijke waarde als park prevaleert boven het boskarakter is in dit bestemmingsplan de bestemming ''Natuur - 1" aangewezen.
De omschrijving van de toegangswegen is afwezig en laat meerdere wegen toe. Dit bestemmingsplan beperkt het tot de route in de bestemming '' Verkeer - Verblijfsstraat" en aansluitend daarop ''Verkeer - Verblijfsgebied".  
5) De aanlegvergunningsplicht is nu ook van toepassing op in het geldend plan niet genoemde werken, die eveneens hun betekenis hebben voor de natuurlijke en landschappelijke waarden.   Ze kenden een aanlegvergunningplicht voor het aanleggen of verharden van wegen, het veranderen van het reliëf van gronden,en het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties of apparatuur en het maken van infiltratiebekkens.  
6) Ook kende het een verbod op specifieke gebruiksvormen. Het gebruik van de koeweide als afwisselend ijsbaan of weiland vormde geen verboden gebruik.   Omdat dit gebruik slechts in een deel van het plangebied plaatsvindt en daarbuiten ongewenst is, is daartoe een specifieke bestemming ''Natuur - 2" in het plan opgenomen. Deze geldt als concentratiegebied voor het uitlaten van honden.  
7) Aan de zijde van de Ockenburghstraat kende de gronden de bestemming 'Vogelreservaat'. Dit was eveneens voor bos bestemd en ook voor het behoud en de uitbreiding van de vogelstand en het verrichten van hiermee verband houdend wetenschappelijk onderzoek. Ook gold het eerdere vermelde aanlegvergunningstelsel en de verboden gebruikregeling. Het kende een bouwverbod.   In dit deel van het plangebied zijn de natuurlijke waarden ruimer gesorteerd en is het gebied onder de bestemming '' Natuur - 1" gebracht.  
8) De gronden bij het begin en ten zuiden van de oprijlaan tot aan de sloot kenden de bestemming 'School- en Kindertuinen'.   Deze bestemming is vervallen. Een deel vormt een parkeerterrein, de rest is onder de bestemming ''Groen 1" ondergebracht. Beide kennen geen bouwtitels.  

3) Projectdocument landgoed/landhuis Ockenburgh/bouwaanvraag   Vertaling in bestemmingsplan  
De opzet van het congreshotel ter plaatse van landhuis zou gaan bestaan uit drie parallel gelegen vleugels.   De in het Projectdocument beoogde ruimtelijke ontwikkeling wordt niet vertaald in het bestemmingsplan.  
Het chalet   De in het Projectdocument beoogde ruimtelijke ontwikkeling wordt niet vertaald in het bestemmingsplan.  
De voormalige bedrijfswoning
 
De in het Projectdocument beoogde ruimtelijke ontwikkeling wordt niet vertaald in het bestemmingsplan.  
De portierswoning   Deze verliest haar functie en wordt een burgerwoning.  
De brug bij de Monsterseweg wordt verbreed.   De proujectie van de verbrede brug is in de bestemming "Verkeer - Verblijfsstraat" ondergebracht. De aansluitende Monsterseweg wordt aldaar verlegd, zodat het afslaan naar het landgooed middels een voorsorteervak plaatsvindt.  
Voor de bezoekers van het landgoed wordt een parkeerterrein ingericht   Het parkeerterrein is in de bestemming '"Verkeer - Verblijfsstraat" onder de functieaanduiding 'parkeerterrein' ondergebracht.  

4) Voorlopig ontwerp   Vertaling in het bestemmingsplan  
Het park wordt opnieuw ingericht met een vermindering van de verhardingen en het schrappen van enkele voetgangersbruggen, waardoor de natuur meer kansen krijgt.
Op 22 februari 2011 is het Definitieve Ontwerp verschenen. De inrichting van de voormalige bedrijfswoning, het chaletterrein en de Franse Tuin zijn daarin verduidelijkt.  
Het landschapstype gazon rond het landhuis en op het terrein van de voormalige bedrijfswoning is als zodanig in de specifieke bestemming ''Groen 2" ondergebracht. Het landschapstype weide – de Koeweide – kent de bestemming ''. Hierin is ook een schaatsbaan en een hondelosloopgebied toegelaten. De overige delen van het landgoed zijn grotendeels bebost, afgewisseld met gazons. Het gedeelte daarvan in de begrenzing van het ontwerpbesluit tot aanwijzing van Natura2000-gebied, wordt onder de bestemming '' gebracht, het kleine deel dat daar buiten ligt onder de bestemming ''. Het ontwerp in bij de Toelichting zal zijn beslag krijgen onder voorbehoud dat de strakke haag ter afscheiding van het uitloopgebied voor honden wordt vervangen door een lage greppel en de dubbele haag van het ruiterpad door een enkele haag en een laag hekwerk.  

5) Sectorbeleidskader natuur   Vertaling in het bestemmingsplan  
1) Op grond van artikel 5, lid 1 van de Verordening Ruimte, dienen bestemmingsplannen in de Ecologische Hoofdstructuur bestemmingen aan te wijzen, die de natuurfunctie rechtstreeks mogelijk maken en beschermen tegen significante aantastingen van de wezenlijke kenmerken en waarden. Bestaande bebouwing, erven, tuinen en wegen met een gesloten verharding kunnen overeenkomstig het huidige gebruik worden bestemd.   Met uitzondering van de bestemmingen voor bebouwing en de verkeersbestemmingen zijn alle gronden voor natuurontwikkeling bestemd. Het rechtstreeks mogelijk maken en beschermen van de natuurfunctie is middels de omschrijving 'behoud en herstel van de natuurlijke waarden' ook in de bestemmingsomschrijvingen verwoord.  
2) Verspreid over het landgoed liggen een 4-tal gebouwen, het landhuis, de voormalige dienstwoning, het chalet en de voormalige portierswoning.   Om natuurlijke en landschappelijke redenen kunnen in het plangebied gebouwen en overkappingen uitsluitend in de bestemmingen voor deze gebouwen worden gebouwd.  
3) Het besluit tot aanwijziging op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.   Genoemde aanwijzing vormt een
medebewindsregeling, die een specifiek doel dient en haar rechtskracht buiten dit
bestemmingsplan vindt. In het plan is ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening op de ruimtelijke aspecten van deze regeling ingespeeld.
Zo is de bescherming en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied in de daarvoor in aanmerking komende bestemmingen als doeleind opgenomen. Met het
bestemmingsplan worden geen van de
aanwijzing afwijkende nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor de toelating van gebouwen en overkappingen zijn bouwvlakken of bestemmingsvlakken ingetekend. Wat betreft de regels zijn met name bouwregels gesteld. Gelet op de medebewindsregeling is het aanlegvergunningenstelsel gericht op het behoud van de landschappelijke waarden.

Op landgoederen dient het gebruik en beheer te zijn afgestemd op de karakteristiek van het gebied. De Haagse Beek vormt een verbinding tussen Westduinen en Oostduinen en een aantal in de stad gelegen kerngebieden, waarvan landgoed Ockenburgh er een is.' In de tweede kolom wordt ingevoegd de zin: 'De herinrichting van het gebied leidt tot het behoud van het landgoed en maakt middelen vrij om het beheer te garanderen. Dat waarborgt tevens de functie van ecologisch kerngebied van het plangebied.'  
4) Op landgoederen dient het gebruik en beheer afgestemd te zijn op de karakteristiek van het gebied. De Haagse Beek vormt een verbinding tussen Westduinen en Oostduinen en een aantal in de stad gelegen kerngebieden, waarvan landgoed Ockenburgh er een is.   De herinrichting van het gebied leidt tot de herinrichting van het landgoed en het beheer. Dat waarborgt tevens de functie van ecologisch kerngebied van het plangebied.  

6) Sectorbeleidskader cultuurhistorie en archeologie   Vertaling in het bestemmingplan
 
Ter plekke van de in jaren zeventig gerealiseerde nieuwbouw voor de jeugdherberg is de bodem zodanig afgezand en verstoord dat archeologische monumenten daar niet meer aanwezig kunnen zijn. Dat geldt niet voor de binnenplaats van het landhuis. Onderzoek naar de mogelijkheid voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen ter plaatse van de dienstwoning en het chalet gaf geen aanwijzingen daartoe of werd anderszins geregeld.
 
De bestemmingen voor het chalet, de voormalige dienstwoning en de plek bij het landhuis waarop de jeugdherberg gebouwd was, zijn van de regelgeving ten behoeve van archeologische monumenten uitgesloten.
 
Het landhuis is aangewezen als beschermd rijksmonument.

 
Het bestemmingsplan maakt de verbouw van het landhuis en nieuwbouw voor het congrescentrum mogelijk. De in het bestemmingsplan vastgelegde hoogten en bouwvlakken beschermen het bestaande landhuis van ontwikkelingen die de cultuurhistorische waarden kunnen verminderen of teniet kunnen doen.
 
Het landgoed heeft geen beschermde status maar herbergt wel een hoge cultuurhistorische waarde. Met name het ontwerp van het landgoedpark uit 1890 van Groenewegen en de omtrekken van de Franse tuin zijn nog zichtbaar.

 
Het bestemmingsplan maakt de renovatie van het landschapspark met als inspiratie het ontwerp van Groenewegen mogelijk.
De Franse tuin heeft een afwijkende bestemming '' gekregen zodat hier, naast de natuurfunctie, ook het gebruik als schaatsbaan tijdens vorstperiodes en als hondenuitlaatplaats mogelijk is. Het parkeren is gereguleerd en alleen mogelijk bij de aanduiding parkeerterrein. De watergangen zijn onderdeel van de aanleg van het park en zijn apart bestemd.
 
De Verordening Ruimte toont dat Ockenburgh is opgenomen in de lijst met historische buitenplaatsen en landgoederen Een bestemmingsplan dat ontwikkelingen mogelijk maakt in een in de lijst genoemde landgoedbiotoop dient een beeldkwaliteitsparagraaf te bevatten waarin omschreven wordt op welke wijze de kenmerken van het landgoed beschermd worden. Het gaat hierbij om de buitenplaats zelf en daaromheen, de koppeling van het landgoed aan een structuur, het panorama van het landgoed, het blikveld en de mogelijk aanwezige zichtlijnen.
 
In het bestemmingsplan is de zichtlijn op de oprijlaan door de verkeersbestemming gegarandeerd. De cultuurhistorische landschappelijke waarde van het landgoed is beschreven in de Toelichting en in de bestemmingsomschrijving opgenomen.  
Aan de omschrijvingen 'stedelijk park' en 'duinlandschap' in de Provinciale Structuurvisie zijn in de Verordening Ruimte geen speciale regels gewijd.
 
De betreffende gronden zijn in de geest van de omschrijvingen bestemd.  

7) Sectorbeleidskader economisch beleid   Vertaling in het bestemmingsplan  
Het Masterplan Kijkduin onderscheidt een accommodatiedriehoek waartoe het plangebied behoort.
 
Op de plek van het jeugdhotel is een hotel geprojecteerd.  
In de Toekomstvisie Horeca 2015/2015 wordt in het kader van de ontwikkeling van een hoogwaardig vierseizoenenbadplaats in en rond Kijkduin mogelijkheden tot meerdaags verblijf noodzakelijk geacht.
 
Het geprojecteerde hotel komt aan die noodzaak tegemoet. Het hotel krijgt een specifieke bestemming.  
De nota 'Roomservice' zag nog mogelijkheden voor een hotel met congresfaciliteiten en wellness.
 
De congresfaciliteiten zijn in de bestemmingsomschrijving 'congrescentrum 'ondergebracht, de wellness wordt als bijbehorende voorziening in de bestemming vermeld.
 
De Toekomstvisie Horeca 2010/2015 kent een nieuwe indeling van categorieën.
 
Deze indeling is gevolgd. Het chalet is een 'lichte horeca-inrichting', het restaurant bij het hotel is een 'middelzware horeca-inrichting'.
 

8) Sectorbeleidskader verkeer en parkeren   Vertaling in het bestemmingsplan  
Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaarvervoerlijnen.   Dit landgoed vormt een gesloten geheel, dat alleen op de ontsluiting van het landhuis gericht was en blijft. Dat biedt geen kans voor doorgaand openbaar vervoer. Wel bevindt zich een bushalte van een lijn van het streekvervoerbedrijf bij de aansluiting van de oprijlaan aan de Monsterseweg. De ingang van het landgoed bevindt zich op 750 meter van het eindpunt Randstadrail 3.  
Het gemotoriseerde verkeer tracht de gemeente zoveel mogelijk te concentreren op een stelsel van hoofdroutes met voldoende capaciteit.   De ontsluiting van het plangebied voor gemotoriseerd verkeer wordt geconcentreerd op de hoofdroute Monsterseweg. In het belang van de doorstroming van het verkeer wordt de brug verbreed en het belendende kruispunt gereconstrueerd. Deze reconstructie en verbreding zijn in het plan opgenomen. De ontsluiting met Wijndaelerweg wordt voor langzaam verkeer ingericht.  
Door het aanbrengen van een fijnmazig netwerk van veilige fietsstroken wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd.   De verbreding van de brug naar de Monsterseweg en de reconstructie van het belendende kruispunt zullen doorgaande fietsroutes worden aangelegd. Deze verbreding en reconstructie zijn in het plan opgenomen. Het landgoed laat slechts in beperkte mate fietsverkeer toe: voor de ontsluiting en voor de doorgaande recreatieve fietsroute. De recreatieve fietsroute is door middel van specifieke verkeersbestemmingen gewaarborgd. Wel wordt de oprijlaan, die van de route deel uitmaakt, versmald door het weglaten van de parkeerhavens met het doel parkeren te concentreren op het met dit bestemmingsplan aan te leggen parkeerterrein naast de brug met de Monsterseweg. De ontsluiting op de Wijndaelerweg wordt voor langzaam verkeer ingericht.  
Uitgangspunt is dat de benodigde parkeerplaatsen in een (bouw)plan ook daadwerkelijk op eigen terrein worden gerealiseerd.   Bij het parkeren wordt een onderscheid tussen de gebruikers van het landhuis en de bezoekers van het landgoed gemaakt. Voor de eerste is het minimum aantal gebouwde parkeerplaatsen vermeld in de regels bij de bestemming 'Horeca'. Voor het parkeerterrein is in de bestemming '' de functieaanduiding 'parkeerterrein' opgenomen.
Bij de bouwaanvraag kan van gemeentelijke zijde de wens ontstaan om het aantal parkeerplaatsen te verhogen. Daartoe is een nadere eis in de regels gesteld. In het geval het gestelde aantal parkeerplaatsen te hoog is omdat op een andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien en/of nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of de parkeernormen tot een verlaging van de normen leidt. Dit laatste is in een afwijkingsregel opgenomen. Het biedt de mogelijkheid tot maatwerk bij de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.  

9)Sectorbeleidskader water   Vertaling in het bestemmingsplan  
Het beheer van de waterkwantiteit   Het plangebied is gelegen in het boezemgebied en daarin is voldoende waterberging aanwezig. Dit behoeft geen regeling in het bestemmingsplan.
Uit de Natuurtoets blijkt dat het verhard oppervlak met circa 3.324 m2 afneemt en rondom het landhuis met 3.000 m2 toeneemt. Het verhard oppervlakte neemt daarmee af, zodat van een verplichte watercompensatie kan worden afgezien.  
Het beheer van de waterstaatkundige structuur   In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig. De tertiaire waterkeringen kennen de bestemming ''. ” In de bestemmingen die grenzen aan deze bestemmingen is bepaald dat op de oeverstroken de Keur van het Hoogheemraadschap van toepassing is.
 
De waarborging van de waterkwaliteit.   In het plangebied bevinden zich geen waterlopen, waarop de Europese Kaderrichtlijn Water van toepassing is. Dit behoeft geen regeling in het bestemmingsplan.
 
Het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop in het bestemmingsplan rekening gehouden is met de gevolgen voor de waterhuishouding.   Hiertoe is deze tabel opgesteld. Zij wordt in het vooroverleg als onderwerp van het uitbrengen van een wateradvies voorgelegd aan het hoogheemraadschap.
 
Het in het plangebied aanwezige water behoort tot het tertiare boezemwater als bedoeld in de Keur van het Hoogheemraadschap Delfland.
 
De oeverstroken rond de waterlopen kennen een regeling in de Keur van het Hoogheemraadschap, die het onderhoud van de waterlopen garandeert.  

4.4 Juridische aspecten

In het belang van een goede ruimtelijke ordening wijst het bestemmingsplan voor een bepaald gebied bestemmingen aan. Deze zijn op de verbeelding ingetekend. De verbeelding is verbindend in haar digitale vorm, de papieren verbeelding is dat niet. De digitale vorm is te vinden op Den Haag.nl/bestemmingsplannen en ruimtelijke plannen.nl.

De bestemmingen omschrijven de functie van grond en opstallen, oppervlaktewater inbegrepen. De bestemmingsomschrijving staat in de regels vermeld.

Op de verbeelding staat ook een dubbelbestemming. Op de gronden waar zo'n dubbelbestemming geldt, geldt ook een andere bestemming. In dit bestemmingsplan betreft dat de bescherming van archeologische waarden (artikel 13).

De naast elkaar gelegen terreinen, waarop éénzelfde bestemming gelegen is wordt een bestemmingsvlak genoemd.

Naast de bestemmingen worden op de verbeelding ook functieaanduidingen, bouwvlakken, bouwaanduidingen en maatvoeringaanduidingen ingetekend

Een functieaanduiding geeft aan dat binnen een bestemming op een bepaalde plaats een bepaalde functie van toepassing is. Er ligt binnen het bestemmingsvlak bijvoorbeeld ergens een brug, of een parkeerterrein of er mag ook een horeca-inrichting gevestigd worden.

Twee bestemmingen kennen bouwvlakken. In deze bestemmingen mogen alleen binnen deze vlakken gebouwen of hoofdgebouwen gebouwd worden. Een bestemmingsvlak kan meerdere bouwvlakken herbergen. Bouwaanduidingen geven aan dat op een bepaalde plaats alleen een bepaalde bouwvorm gebouwd mag worden bijvoorbeeld een onderdoorgang. In maatvoeringvlakken geldt een maximum voor de bouwhoogte en/of de nokhoogte of het bebouwingspercentage van gebouwen.

Met het oog op de bestemmingen worden op grond daarvan regels gesteld. In de regels worden de bouwvormen, ligging, afmetingen en gebruik van de terreinen, waarop de bestemming rust, mogelijk gemaakt binnen daarbij omschreven grenzen.

Het gebruik van de gronden en de bouwwerken in een bepaalde bestemming mag niet van het doel of doeleind van die bestemming afwijken, zo wordt in artikel 7.2 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder Wabo) gesteld. Bij enkele bestemmingen zijn specifieke gebruikregels gesteld voor bepaalde gebruiksvormen.

Bij de formulering van het doel of doeleind van de bestemming en de regels, die daarbij gegeven zijn, worden begrippen gehanteerd. Deze begrippen worden in artikel 1 omschreven. In de regels worden afmetingen gehanteerd. De wijze van meten van deze afmetingen wordt in artikel 2 omschreven. Ook de omvang van de lijnen op de verbeelding wordt daarin nader omschreven. Het bestemmingsplan of bepaalde bestemmingen bieden de mogelijkheid om af te wijken van de bouwregels of een bestemming te wijzigen. De procedure die Burgemeester en Wethouders bij een wijziging van het bestemmingsplan moeten volgen staat vermeld in artikel 3.9a Wro.

In dit bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen onderscheiden.

Groen 1 (artikel 3)

Het kleine gedeelte van het landgoed dat niet tot het weiland of de gazons rond het landhuis of rond de voormalige bedrijfswoning behoort is de bestemming “Groen – 1”aangewezen' . Zij ligt in de zuidzijde van het plangebied. In deze bestemming kunnen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak gebouwd worden. Omdat het bestemmingsvlak buiten de begrenzing van Natura2000 ligt, geldt in het belang van de landschappelijke én natuurlijke waarden voor de uitvoering van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, in deze bestemming een verbod. Voor de uitvoering van deze werken dient door het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verstrekt te worden afgegeven.

Groen 2 (artikel 4)

Deze bestemming kent één bestemmingsvlak. Ze is aangewezen aan de gazons rondom het landhuis. Hier mogen geen gebouwen worden gebouwd. Omdat een deel van dit bestemmingvlak buiten de aanwijzing tot Natura2000-gebied ligt, geldt in het belang van de landschappelijke én natuurlijke waarden voor de uitvoering van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, in deze bestemming een verbod. Voor de uitvoering van deze werken dient het bevoegd gezag een omgevingsvergunning te hebben verstrekt'

Horeca (artikel 5)

Voor het te restaureren landhuis en het bouwvlak direct ten noorden daarvan is de bestemming “Horeca” aangewezen. Het laat een hotel toe.

Maatschappelijk (artikel 6)

Aan de locatie van het chalet wordt de bestemming Maatschappelijk” aangewezen, de locatie is aangewezen voor verenigingsleven, natuureducatie, buitenschoolse opvang en/of bijeenkomsten met aan hoofdfunctie gerelateerde horeca.

Natuur 1 (artikel 7)

Het grote gedeelte van het landgoed dat niet tot het weiland of de gazons rond het landhuis of rond de voormalige bedrijfswoning behoort en dat valt onder de werking van de Natuurbeschermingswet 1998 is de bestemming '' aangewezen. In deze bestemming kunnen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak gebouwd worden. Omdat ze ligt in het Natura2000-gebied, geldt in het belang van de landschappelijke waarden voor de uitvoering van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, in deze bestemming een verbod.

Natuur 2 (artikel 8)

Deze bestemming is aangewezen aan de Koeweide. Het is een wei. Er mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak gebouwd worden. Het bestemmingsvlak ligt in de begrenzing van het ontwerpbesluit tot aanwijzing van Natura2000-gebied, zodat de Natuurbeschermingswet 1998 hier van toepassing is voor activiteiten in het vlak zelf. In het belang van de landschappelijke waarden geldt voor de uitvoering van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, in deze bestemming een verbod. Voor de uitvoering van deze werken dient door het bevoegd gezag een omgevingsvergunning te worden afgegeven.

Verkeer – Verblijfsgebied (artikel 9)

De route tussen de Wijndaelerweg ten westen en ten zuiden van het landhuis en dat aansluit op de weg naar het landhuis is de bestemming “Verkeer – Verblijfsgebied” aangewezen en laat alleen langzaam verkeer toe.

Verkeer – Verblijfsstraat (artikel 10)

Zowel voor de oprijlaan als de parkeerplaats bij de aansluiting op de Monsterseweg is deze bestemming aangewezen.

Water (artikel 11)

De aanwezige watergangen zijn de bestemming '' aangewezen. In en op de bruggen gelden andere bestemmingen.

Omdat de Natuurbeschermingswet 1998 hier van toepassing is, geldt in het belang van de landschappelijke waarden voor de uitvoering van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, in deze bestemming een verbod. Voor de uitvoering van deze werken dient door het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verstrekt te hebben.

Wonen (artikel 12)

De voormalige portierswoning en de voormalige bedrijfswoning zijn niet meer betrokken bij het landhuis. Ze worden als burgerwoning gebruikt. Om die reden zijn ze de bestemming “Wonen” aangewezen. Het laat een hoofdgebouw toe. Bijbehorende bouwwerken zijn - mits voldaan wordt aan de daartoe gestelde criteria en kenmerken - vergunningvrij toegestaan op grond van het Besluit omgevingsrecht, waarin ook de van toepassing zijnde maximale afmetingen zijn geregeld.

Waarde – Archeologie (artikel 13)

De regels in dit artikel worden gehanteerd in de bestemming die de bescherming van de archeologische waarden in de bestemmingsomschrijving kent. Er gelden aanvullende bouwregels en een aanlegvergunningstelsel. Het vaststellen van de daadwerkelijke archeologische waarde vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen. Voor zover deze stappen gevolgd moeten worden, dienen deze in dat rapport opgenomen te worden met vermelding van de resultaten. Teneinde onnodige procedures te vermijden wordt de initiatienemer verzocht vooraf contact op te nemen met de Afdeling Archeologie van de gemeente.

Uitvoering van archeologisch (voor)onderzoek is in Nederland voorbehouden aan daarvoor vergunninghoudende bedrijven of instanties. De Afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag is daar één van.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

Voor uitvoering van de herinrichting van het landgoed is een krediet ter beschikking gesteld uit de Versnellingsimpuls. Het landgoed is inmiddels in erfpacht uitgegeven aan de stichting het Zuidhollands Landschap. Deze stichting heeft het beheer van het landgoed van de gemeente overgenomen.

Het bestemmingsplan actualiseert de geldende bestemmingsregelingen, zodat van ruimtelijke ontwikkelingen geen sprake is en een verhaal van kosten als bedoeld in artikel 6.12 Wro niet noodzakelijk is.

De gemeente Den Haag is eigenaar van de gronden in het plangebied. Gelet hierop hoeft geen exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12 Wro te worden opgesteld. Verder is een grondreserveringsovereenkomst gesloten met de afnemers van het landgoed en het chalet.

Hoofdstuk 6 Vooroverleg

Het voorontwerp-bestemmingsplan is op 8 november 2010 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Provincie Zuid-Holland
  • 2. Veiligheidsregio Haaglanden, afdeling Risicobeleid en Planontwikkeling
  • 3. VROM Inspectie Regio Zuid-West
  • 4. Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Den Haag
  • 5. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • 6. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 7. Dunea
  • 8. Het bestuur van de Fietsersbond enfb, Afdeling Den Haag
  • 9. Kamer van Koophandel Haaglanden
  • 10. Staatsbosbeheer
  • 11. Het bestuur van de Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's Gravenhage e.o.
  • 12. Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging
  • 13. Stad en Milieu Haags Milieucentrum
  • 14. IVN, Vereniging voor natuur- en milieueducatie Den Haag
  • 15. Het bestuur van de Stichting Duinbehoud
  • 16. Stadsgewest Haaglanden
  • 17. Veolia Transport
  • 18. Stichting Haags Milieucentrum
  • 19. Haagse Vogelbescherming
  • 20. Stichting Het Zuid-Hollands Landschap
  • 21. Haags Monumentenplatform
  • 22. Het bestuur van de Stichting Wijkberaad Kom Loosduinen
  • 23. Stedin B.V.
  • 24. Tennet BV
  • 25. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 26. Stichting BOOG
  • 27. Het bestuur van de Wijkvereniging Bohemen, Waldeck en Kijkduin

Van de onder 1, 2, 3, 6, 9, 11, 12, 15, 16, 23, 24 en 25 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen. Hieronder zijn de reacties vermeld, afgewogen en afgedaan.

1. Provincie Zuid-Holland

Ik heb kennis genomen van het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan. Het plan geeft aanleiding tot de volgende reactie.

Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte. Het voorliggende plan is op het navolgende punt niet conform het voornoemde beleid.

Provinciale Structuur Visie (PSV) en verordening Ruimte

Een deel van het bestemmingsplan, rondom het crematorium, is in de PSV en op de functiekaart aangeduid als 'stedelijk groen buiten de contour'. Het landgoed en landhuis zijn gelegen binnen de aanduiding 'natuur', 'Ecologische Hoofdstructuur' (EHS) en 'Natura 2000', zoals dit in de PSV en op de functiekaart is aangegeven. Het totale gebied is een onderdeel van een groot natuur- en recreatiegebied ten zuiden van Den Haag en is gelegen in het regiopark “Delflandse Kust”. De EHS is beschermd door het 'nee-tenzij-beleid'. In deze gebieden zijn geen ontwikkelingen toegestaan die een significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied tenzij daarmee een groot openbaar belang gediend is en er geen reële alternatieven voorhanden zijn. In dat geval moet de schade zoveel mogelijk beperkt worden door het treffen van mitigerende maatregelen en moet de resterende schade gecompenseerd worden.

Het bestemmingsplan is voor wat betreft de uitbreiding van het landhuis met hotel en congresvoorzieningen in strijd met artikel 2, lid 1 van de verordening Ruimte. In dit artikel staat aangegeven dat bestemmingsplannen voor gronden die gelegen zijn buiten de bebouwingscontouren, bestemmingen dienen uit te sluiten die nieuw vestiging of uitbreiding van stedelijke functies, intensieve recreatiefunctie of bebouwing voor extensieve recreatieve functies mogelijk maken. In dit artikel onder lid 3 (a) wordt in afwijking van lid 1 de mogelijkheid geboden om bestaande niet agrarische bedrijven eenmalig uit te breiden met ten hoogste 10% van de inhoud. De geplande uitbreiding van het landhuis met een conferentieoord en hotelfaciliteiten is beduidend groter.

De verordening Ruimte kent de mogelijkheid om in bijzondere gevallen af te wijken van voornoemde beleidsuitgangspunten. Voor toepassing van deze ontheffingsmogelijkheid dient een apart gemotiveerd verzoek aan ons college te worden voorgelegd.

1.1) Het verzoek is ingediend, zoals ook blijkt uit deze vooroverlegreactie waarin de provincie Zuid-Holland stelt dat zij op 9 december 2010 het ontheffingsverzoek ex artikel 3 lid 2, van de verordening heeft ontvangen.

Natuur

De in het bestemmingsplan opgenomen onderdelen inzake 'natuur' zijn onderling maar ook met de bij het plan gevoegde natuurtoets, niet altijd consistent.

Het één en ander zou aanleiding kunnen zijn voor frustratie van het verdere planproces. Hieronder vermeld ik enkele belangrijke onderdelen die mij zijn opgevallen.

De in het plan opgenomen notitie van DHV was niet eerder bij mij bekend. De inhoud van deze notitie maakt een 'passende beoordeling' voor het bestemmingsplan in het kader van de plantoetsing art. 19j Nbwet, de uitvoerbaarheidstoets Bro en Nbwet-vergunning nu wel noodzakelijk. Terwijl dit op basis van eerdere gegevens niet het geval was. Dit leidt enerzijds tot een gebrek in de uitvoerbaarheidtoets waardoor het bestemmingsplan niet kan worden vastgesteld en anderzijds tot een plan-mer-verplichting.

1.2) Zie 1.5 

Het verzoek om vergunning in het kader van de Nbwet, die noodzakelijk is voor herinrichting van het landgoed, is tot op heden nog niet ontvangen.

1.3) Zie 1.5. 

De overige opmerkingen zullen via de ambtelijke weg aan u kenbaar worden gemaakt.

1.4) De bedoelde aanvullende opmerkingen zijn hieronder vermeld, afgewogen en afgedaan.

Ik adviseer u om op korte termijn in contact te treden met onze afdeling Natuur om de geconstateerde omissies in het plan inzake onder andere de Natuurbeschermingswet zo snel mogelijk op te lossen.

Conclusie

Het plan houdt op bovengenoemd punt onvoldoende rekening met het provinciale belang.

Ik verzoek u daarom het plan aan te passen.

1.5) In een ambtelijk overleg op 13 januari 2011 zijn de opmerkingen aangaande de DHV-notitie 'ekologische gevolgen van stikstofdepositie' vanwege de in het bestemmingsplan geprojecteerde ontwikkelingen (parkeerlaag, parkeerterrein, hondenlosloopgebied) en de Natuurtoets door de provincie Zuid-Holland naar voren gebracht.

Het heeft geleid tot het opstellen van een erratum bij de Natuurtoets (bijlage bij de Toelichting), een toleichting op het natuurinclusief ontwerpen (bijlage bij de Toelichting) en de memo 'Stikstofbalans Ockenburgh'.(bijlage bij de Toelichting) van het ontwerpbestemmingsplan.

Op 22 februari 2011 is het Definitieve Ontwerp verschenen. De inrichting van het chaletterrein en de Franse Tuin zijn daarin verduidelijkt. Zij is in bijlage bij de Toelichting opgenomen.

Het ontwerpbestemmingsplan zal een aanvulling vormen op het het verzoek tot ontheffing van de Verordening Ruimte. Verder zullen ze gebruikt worden als bijlage bij de aanvraag voor de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, die onlangs is ingediend.

Overgangsrecht toepassing artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening

Op 26 juni 2008 hebben Gedeputeerde Staten u ter gelegenheid van de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening een brief gestuurd waarin nader is ingegaan op de rol van de provincie onder de nieuwe wet. Daarin is ook aangegeven dat u, gelet op het overgangsrecht, voor verzoeken om vrijstelling ex artikel 19 WRO (oud) die bij u zijn ingediend voor 1 juli 2008 nog gebruik kunt maken van de mogelijkheden voor toepassing van artikel 19 lid 2 WRO (oud) die GS bij hun besluit van 9 oktober 2007 daartoe hebben geboden. Met het oog daarop bericht ik u dat u, indien u over dergelijke verzoeken beschikt, vrijstelling kunt verlenen voor de planonderdelen waarover geen opmerkingen zijn gemaakt, voor zover die onderdelen ook de instemming hebben van de Inspecteur voor de Ruimtelijke Ordening.

1.6) In dit bestemmingsplan is van aanvragen waarop het bovenstaande van toepassing is geen sprake.

Wij wijzen op het volgende.

Op 9 december 2010 hebben wij uw ontheffingsverzoek ex artikel 3 lid 2, van de verordening Ruimte, inzake onderhavige ontwikkeling ontvangen. Voordat op dit verzoek een reactie kan worden gegeven verzoek ik u om in nader overleg te treden met onze afdeling Ruimte en Wonen.

1.7) Verwezen wordt naar de afdoening onder 1.2

Dit is een gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie.

Additioneel:

Ten eerste kan ik u mededelen dat onze reactie op het bovenvermelde plan vandaag, 22 december, wordt verzonden.

In die reactie zijn enkele opmerkingen over Natuur en de Provinciale Structuur Visie opgenomen.

Onze afdeling Natuur heeft tevens enkele aanvullende opmerkingen. Deze zijn niet in de brief vermeld maar wel als bijlage aan deze mail zijn gekoppeld.

Graag uw aandacht hiervoor. Mijn collega's van Natuur hebben inmiddels al contact opgenomen met uw collega, Jacco Schuurkamp, om in januari het één en ander te bespreken. Dit blijkt noodzakelijk te zijn.

Niet in de brief, maar wel in deze mail, nog een opmerking over de waterparagraaf.

In de in het plan opgenomen waterparagraaf wordt niet of onvoldoende inzicht gegeven over de toegenomen verharding en de verplichte watercompensatie. Wilt u hierover bij het ontwerpplan duidelijkheid verschaffen.

1.8) Uit de Natuurtoets blijkt dat het verhard oppervlak met circa 3.324 m2 afneemt en rondom het landhuis met 3.000 m2 toeneemt. Het verhard oppervlakte neemt daarmee af, zodat van een verplichte watercompensatie kan worden afgezien. Deze zinsnede is opgenomen in paragraaf 4.3, 9e paragraaf 1e rij onder de kop.

Ik hoop u in voldoende mate te hebben geïnformeerd.

p. 20 en p 55

Er wordt gesteld dat landhuis met bijbehorend erf, etc…. evenals verhardingen t.b.v. paden en wegen buiten de werking van de Natuurbeschermingswet vallen. Dit klopt niet. Het is weliswaar zo dat deze onderdelen buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied / Beschermd Natuurmonument vallen, maar dat laat de werking van de Natuurbeschermingswet, vanwege de externe werking, onverlet. Een dergelijke formulering kan de indruk wekken dat voor deze onderdelen niet meer naar de Nbwet gekeken zou hoeven worden.

1.9) De nuancering klopt. De tekst in paragraaf 3.2.1 is geciteerd uit een B&W-besluit dat als zodanig niet kan worden aangepast. In de tekst over het beleidskader natuur echter – paragraaf 4.4 - kan de nuancering verwerkt worden. Na de zinsnede 'uitgevoerd te worden' is de zin ingevoegd: 'Hierbij moet worden opgemerkt dat het landhuis met bijbehorend erf, twee voormalige dienstwoningen met bijbehorend erf en de horeca-inrichting 'chalet Ockenburgh', evenals verhardingen ten behoeve van wegen buiten de begrenzing uit het ontwerpbesluit tot aanwijzing van Natura2000-gebied vallen, maar dat hun externe werking op deze begrensde gebieden ook onder werking van de Natuurbeschermingswet 1998 valt.'

In paragraaf zijn de teksten bij de "Groen - 2 '',"Natuur -1''en ''Natuur-2" de werking van en de begrenzing van de Natuurbeschermingswet 1998 door elkaar gebruikt en dient ook hier genoemde nuancering aangebracht te worden. De gebieden binnen de begrenzing van Natura2000-gebied wordt een natuurbestemming aangewezen, die erbuiten liggen een groenbestemming.

Bij '' (voorheen 'Natuur 2') is de zinsnede: 'en dat van de werking van de Natuurbeschermingswet 1998 in buitengesloten…' vervangen door: en dat buiten de begrenzing van het ontwerpbesluit tot aanwijzing van Natura2000-gebied valt….'

Bij '' wordt de zinsnede: 'Omdat de Natuurbeschermingswet 1998 hier van toepassing is….' vervangen door: 'Omdat een groot deel van de bestemmingsvlakken buiten de begrenzing van het ontwerpbesluit tot aanwijzing van Natura2000-gebied ligt is hier de Natuurbeschermingswet 1998 niet van toepassing voor activiteiten in de vlakken zelf en…'

Bij '' is de zinsnede: 'en dat valt onder de werking van de Natuurbeschermingswet 1998' vervangen door: 'en dat valt in de begrenzing van het ontwerpbesluit tot aanwijzing van Natura2000-gebied….'

Bij '' (eerder 'Groen 1') wordt de zin: 'In het bestemmingsvlak is ook Natuurbeschermingswet 1998 hier van toepassing' vervangen door: 'Het bestemmingsvlak ligt in de begrenzing van het ontwerpbesluit tot aanwijzing van Natura2000-gebied, zodat de Natuurbeschermingswet 1998 hier van toepassing is voor activiteiten in het vlak zelf.'

In de regels is in de bestemming '', '' , '' en '' is een artikel ingevoegd luidende: 'op de gronden in deze bestemming is de Natuurbeschermingswet 1998 van toepassing'.

Vraag is ook hoe dit doorwerkt in de vertaling in het bestemmingsplan met het onderscheid naar bestemming Natuur 1 en Natuur 2.

1.10)

In paragraaf zijn in de vierde tabel in de kolom 'Vertaling in het bestemmingsplan'

- het woord 'Groen 1' vervangen door 'Natuur 2';

- de zinnen: 'De overige delen van het landgoed zijn vooral bebost. Het gedeelte daarvan waarop de Natuurbeschermingswet 1998 van toepassing is, wordt onder de bestemming 'Natuur 1' gebracht, het kleine deel dat daar buiten ligt onder de bestemming 'Natuur 2'.' vervangen door: 'De overige delen van het landgoed zijn grotendeels bebost, afgewisseld met gazons. Het gedeelte daarvan in de begrenzing van het ontwerpbesluit tot aanwijzing van Natura2000-gebied, wordt onder de bestemming 'Natuur 1' gebracht, het kleine deel dat daar buiten ligt onder de bestemming 'Groen 1'.'

p. 21

De renovatie van het landgoed is enerzijds gericht op het herstel van de Engelse landschapsstijl, anderzijds op herstel en onderhoud van de Natura2000-waarden waarvoor het als Natura 2000-gebied is aangewezen. Dit laatste onderdeel is essentieel voor de beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet, maar komt nu niet aan de orde. In dit kader de eerste alinea opnemen zoals vermeld in de Natuurtoets, onder paragraaf 4.1 'Het landgoed….Natura 2000-gebied.'

1.11) De tekst op bladzijde 21 is geciteerd uit een B&W-besluit, dat als zodanig niet kan worden aangepast. In de tekst over het beleidskader natuur echter – paragraaf 3.2.1 - wordt verwezen naar de aanwijzing tot Natua2000-gebied en naar het rapport 'Ockenburgh – natuurtoets herontwikkeling. Ter verduidelijking is daar de zin: 'Het rapport vormt een van de bijlagen bij deze toelichting' vervangen door: 'Het rapport is opgenomen als (met errata in ) bij deze toelichting en de conclusies daaruit voor de vertaling in het bestemmingsplan worden besproken in paragraaf 4.2 in de tweede tabel.'

Daarnaast is het ook van belang expliciet te vermelden dat het hondenlosloopgebied wordt verplaatst en verkleind.

1.12) Het B&W-besluit ging daar niet op in. De tekst in paragraaf 3.1.4.7 over het hondenlosloopbeleid vermeldt deze voorgenomen verplaatsing.

Ook t.a.v. Nbwet geldt dat voor het totaal van de planuitwerking en –uitvoering er een ecologisch werkplan zal worden opgesteld.

1.13) De tekst in paragraaf 4.2 in de tweede tabel vermeldt het ecologisch werkprotocol. De wet verplicht het niet.

Een Nbwet vergunning is nodig, niet alleen de aanvraag.

1.14) De tekst waaraan gerefereerd wordt is afkomstig uit een B&W-besluit, dat als zodanig niet kan worden aangepast. In de tekst over het beleidskader natuur – paragraaf 3.2.1 – wordt de vergunningplicht expliciet genoemd. En ook in paragraaf 4.3 in de vijfde tabel.

T.a.v. Chalet Ockenburgh: in de natuurtoets wordt in paragraaf 4.5 melding gemaakt dat het toekomstige gebruik in geringe mate zal afwijken van het bestaande (kleinschalige horeca), maar niet meer als partycentrum. Dit komt niet overeen met wat er hier wordt gesteld nl. dat er mogelijkheden worden onderzocht tot theehuis en bezoekerscentrum.

1.15) De beperking komt niet voldoende tot uitdrukking in de Toelichting en het bestemmingsplan. In de bespreking van het geldend bestemmingsplan in paragraaf 3.1.4.3 staat dat het chalet de bestemming horeca kent, met een omschrijving van café-restaurants en muziek- of dansgelegenheden. In paragraaf 3.1.4.4 staat dat deze activiteiten en uitstraling niet passen bij het gewenste kwaliteitsniveau na renovatie van landgoed en vestiging van een hoogwaardig congreshotel.

In paragraaf in de tweede tabel is daarom na 'chalet' de zin uit paragraaf opgenomen dat: 'De mogelijkheden worden onderzocht om de functie van het chalet terug te brengen tot de functie theehuis, vergelijkbare lichte horeca en bezoekerscentrum.' In tweede kolom is toegevoegd dat: 'De omschrijving theehuis valt in de omschrijving 'lichte horeca'. Het bezoekerscentrum is een te ruim begrip voor de beperkte omvang van het chalet en dient anders omschreven te worden. Het betreft een ruimte voor informatievoorziening, educatie, vergaderingen, bijeenkomsten en exposities.' In paragraaf vervalt in de omschrijving '' de zinsnede; ' een bezoekersinformatiecentrum met'

In de regels is in artikel .1.a een 'bezoekersinformatiecentrum met gelegenheid voor vergaderingen, educatie en exposities' vervangen door: 'een ruimte voor informatievoorziening, educatie, vergaderingen, bijeenkomsten en exposities.'

p. 25

De formele aanwijzing is in januari 2007 gestart (i.p.v. 2006). Het gebied Solleveld valt inmiddels binnen de in de Natuurbeschermingswet, gegeven de wettelijke definitie van Natura 2000-gebied. Er is geen sprake van een voorlopige aanwijzing (deze term ook niet gebruiken want dit heeft juridisch gezien een hele andere betekenis) er ligt wel een ontwerp aanwijzingsbesluit.

1.16) In paragraaf 3.1.1 vervalt het woord 'toekomstige'; in paragraaf 3.2.1 is het jaartal '2006' veranderd in '2007'. Inmiddels is de aanwijzing definitief, zodat de tekst daarop is aangepast.

Verbeteringen t.a.v. tekst 'Indien ontwikkelingen…… het rapport vormt een van de bijlagen bij deze toelichting ':

- het gebied Solleveld valt inmiddels binnen de in de Natuurbeschermingswet gegeven definitie van Natura 2000-gebied. Er is geen sprake van een voorlopige aanwijzing (zie hiervoor).

1.17) In paragraaf 3.2.1 is de term 'voorlopig' vervallen.Inmiddels is de aanwijzing definitief, zodat de tekst daarop is aangepast.

- Voor het voorliggende project is een natuurtoets uitgevoerd (niet een habitattoets) en deze dient uitgevoerd te worden indien een handeling of een project negatieve effecten op een Natura 2000-gebied kan hebben. (Zie hiervoor ook opmerking onder p. 41)

1.18) In paragraaf 3.2.1 is de term 'habitattoets' vervangen door 'natuurtoets'. De verplichting is verwoord in de laatste alinea van paragraaf 3.2.1. In de paragrafen 1.1 en 3.2.1 wordt ingevoegd: 'In het plan wordt bij deze wijzigingen rekening gehouden met de gevolgen die het heeft op de instandhoudingsdoelstelling voor het Natura2000-gebied, de zogenaamde plantoetsing. Het bestemmingsplan is om deze reden als een plan als bedoeld in artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 te beschouwen.'

- volgens art. 19 j Nbwet dient bevoegd gezag dat een plan vaststelt (i.c bestemmingsplan) een plantoetsing uit te voeren. Inhoudelijk is deze plantoetsing vergelijkbaar met die voor de vergunningverlening.

In deze paragraaf is wel melding gemaakt van de uitvoerbaarheidstoets (Wro/bro spoor: aannemelijk maken dat de Nbwet vergunning kan worden verleend) maar niet dat de plantoetsing heeft plaatsgevonden (Nbwet-spoor). Indien dit voor de rechter wordt gebracht dan leidt het ontbreken hiervan tot vernietiging van het besluit!

1.19) In de reactie wordt het plan in het woord 'plantoetsing' in eerste instantie gerelateerd aan het bestemmingsplan en daarna aan de Natuurbeschermingswetvergunning.

Aan de vergunningsplicht op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 is in de tekst in paragraaf 3.2.1 aandacht besteed.

De term 'Natuurbeschermingswet' is vervangen door 'Natuurbeschermingswet 1998'.

Tot het moment van ontvangst van deze Bro-reactie is het vergunningsverzoek nog niet verstuurd. Zij moest worden aangepast aan de opmerkingen aangaande de DHV-notitie omtrent de stikstofoxide-uitstoot en deze overige opmerkingen. De stukken die ten grondslag liggen aan het concept ontwerpbestemmingsplan, het ontheffingsverzoek en het vergunningsverzoek zijn gelijkluidend. Dat laat onverlet dat een beoordeling op grond van genoemd wetsartikel van het concept ontwerpbestemmingsplan niet gekoppeld mag worden aan de vergunningverlening of ontheffing. Gelet op de gelijkvormigheid van stukken die de verzoeken tot verlening of verkrijging voor de verschillende rechtsvormen begeleiden, is dat ook in praktische zin niet van belang.

p. 41

Het voormelde (art. 19j plantoetsing) ontbreekt ook in paragraaf 4.2 onderdeel 'toetsing aan de Natuurbeschermingswet, Flora- en Faunawet…

Essentie is in deze paragraaf de argumentatie dat er geen planmer gemaakt hoefde te worden. Vanuit het Wm/Nbwet-spoor is een planmer is bij een plan aan de orde als een passende beoordeling nodig is. Een passende beoordeling is niet nodig als 'op voorhand significante gevolgen uitgesloten kunnen worden'. Gemeente Den Haag heeft aan de hand van de natuurtoets onderbouwd dat dit laatste aan de orde is.

Door de huidige formulering blijft het een open vraag welke status de natuurtoets heeft, het oordeel geen significante gevolgen kan nl. ook op grond van een passende beoordeling tot stand zijn gekomen.

Bovenstaande gearceerde formulering maakt duidelijk dat de natuurtoets de status van voortoets heeft en niet die van een passende beoordeling (gangbare jurisprudentie).

1.20) Dat de natuurtoets naast haar betekenis voor de toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 ook de status van voortoets heeft en niet die van passende beoordeling op grond van de Wet milieubeheer is juist. Dit dient verduidelijkt te worden.

In paragraaf 3.7.3 is in de subparagraaf 'Milieu-effectrapportage' na 'verschaffen' ingevoegd de zin: 'Middels het houden van een voortoets dient daarom onderzocht te worden in hoeverre op voorhand significante gevolgen uitgesloten kunnen worden, zodat van een passende beoordeling kan worden afgezien. Daartoe is een onderzoek verricht, waarvan de resultaten in het rapport 'Ockenburgh – natuurtoets herontwikkeling' zijn opgenomen. Het rapport is opgenomen als (met errata in ) bij deze toelichting en de conclusies daaruit voor de vertaling in het bestemmingsplan worden besproken in paragraaf 4.2 in de tweede tabel.' In de aankondiging van de tweede tabel in paragraaf 4.2 is na 'Faunawet' ingevoegd: 'voortoets'.

In de kop van de tweede tabel is na het woord 'Natuurbeschermingswet 1998 toegevoed 'artikel 19j'.

p. 50

Bestemming Natuur 1 wordt omschreven als het gedeelte waarop de Nbwet van toepassing is. Echter dit is niet consistent met de Koeweide, deze valt ook binnen de aanwijzing Beschermd Natuurmonument / Natura 2000-gebied waardoor de Nbwet van toepassing is, maar krijgt de bestemming groen (zie ook p.54).

De bestemming Natuur 2 is de bestemming voor gronden die buiten die werking van de Nbwet vallen. Onder p. 20 al aangegeven dat dit geen juiste formulering is.

Onduidelijk is nu welke gronden al dan niet terecht welke bestemming krijgen. Dit ook in relatie tot de wijzigingsbevoegdheid (p. 96) en daarbij de vraag waarom de wijzigingsbevoegdheid pas in gaat na de aanwijzing conform art. 10a Nbwet, en niet per direct omdat de het gebied al onder de wettelijke definitie van Natura 2000-gebied valt.

1.21) In paragraaf 4.3 in de vierde tabel met het voorlopig ontwerp wordt in de vertaling naar de bestemming het park opgedeeld in de landschapstypen: gazon, weide en landgoed. Daarmee wordt een consistentie in de landschappelijke kwaliteit aangebracht, die geschikt is als grondslag voor een bestemmingsaanwijzing. De Verordening sluit dit niet uit.

In afdoening 1.3 is de tekst 'De overige delen van het landgoed zijn vooral bebost. Het gedeelte daarvan waarop de Natuurbeschermingswet 1998 van toepassing is, wordt onder de bestemming 'Natuur 1' gebracht, het kleine deel dat daar buiten ligt onder de bestemming 'Natuur 2'.' vervangen door: 'De overige delen van het landgoed zijn grotendeels bebost, afgewisseld met gazons. Het gedeelte daarvan in de begrenzing van het ontwerpbesluit tot aanwijzing van Natura2000-gebied, wordt onder de bestemming 'Natuur 1' gebracht, het kleine deel dat daar buiten ligt onder de bestemming 'Groen 1'.' Hieruit kan worden afgeleid dat het landschapstype 'landgoed' bebossing afgewisseld met gazons is. Het gedeelte daarvan dat in de begrenzing van de aanwijzing tot Natura2000-gebied gelegen is, is de bestemming 'Natuur 1'aangewezen. Dat in de Koeweide bestemmingsomschrijving natuurontwikkeling van toepassing is, is in paragraaf 4.3 over het voorlopig ontwerp vermeld.

Onder sectorbeleidskader natuur, vertaling in bestemmingsplan: alle gronden zijn voor natuurontwikkeling bestemd. Vanwaar enkel natuurontwikkeling, het gaat hier met name om natuurbehoud en herstel?

1.22) Gelet op de herinrichting van de terreinen die aangewezen zijn tot Natura2000-gebied en het huidige gebruik van de gronden die ook voor deze herontwikkeling in aanmerking komen en gelegen zijn in de bestemming 'Groen 1', is met name 'natuurontwikkeling' een passende bestemmingsomschrijving. In de regels wordt ook het behoud en herstel van natuurlijke waarden vermeld, hetgeen in de beoordeling van een bestemmingsplan geen aanleiding voor zorg of voor bezwaar kan zijn. De Verordening Ruimte noemt 'het rechtstreeks mogelijk maken' en 'beschermen' van de natuurfunctie als gewenst bestemmingsdoel. Ter verduidelijking is daarom in de tweede kolom na 'bestemd' de zin opgenomen: 'Het rechtstreeks mogelijk maken en beschermen van de natuurfunctie is middels de omschrijving 'behoud en herstel van de natuurlijke waarden' ook in de bestemmingsomschrijvingen verwoord.'

'Gelet op de medebewindsregeling is het aanlegvergunningsstelsel gericht op het behoud van de landschappelijke waarden'. Waarom alleen gericht op landschappelijke waarden? Hier is ook 'de natuurschoonbeoordeling' van het Beschermd natuurmonument onder de Nbwet van toepassing.

1.23) In het plangebied zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Natuurbeschermingswet van kracht. Zij dienen een specifiek doel en activiteiten dienen daarin te passen. Het heeft geen nut om de toetsing daarvan ook in het kader van het bestemmingsplan te laten plaatsvinden. Daarom zijn vooral bouwregels gesteld. Echter vanuit het belang van een goede ruimtelijke ordening is een toetsing van werken, geen bouwwerken zijnde, op hun landschappelijke toelaatbaarheid wel wenselijk. Het betreft een gemeentelijke beleidskeuze, die buiten reikwijdte van het provinciaal belang gelegen is.

P. 55

Bestemming Groen 2: 'Op de grond waaronder de wellness voorziening komen mag één gebouw gebouwd worden'. Onduidelijk is waar dit vandaan komt, hier is bij de natuurtoets (bijv. op het aspect natuurschoon) niet op getoetst.

1.24) Het aanvankelijke voornemen om onder de grond een wellnesvoorziening te realiseren is verlaten en niet langer in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. De bestaande woonfunctie wordt in stand gehouden, maar dan als normale woonfunctie (burgerwoning).

2. Veiligheidsregio Haaglanden, afdeling Risicobeleid en Planontwikkeling

Naar aanleiding van uw verzoek d.d. 8 november 2010 om een advies uit te brengen in het kader van externe veiligheid over het ontwerp bestemmingsplan Landgoed Ockenburgh e.o. te Den Haag heeft de Veiligheidsregio Haaglanden het bestemmingsplan op een aantal veiligheidsaspecten gescand. Op basis daarvan kan ik het volgende berichten.

Plangebied Landgoed Ockenburgh

Dit bestemmingsplan maakt voornamelijk de herontwikkeling mogelijk van het jeugdhotel (een landhuis en de bijbehorende dienstwoning) tot een hotel met congresvoorzieningen. Daarnaast is er de mogelijkheid tot herinrichting van het Chalet Ockenburgh tot theehuis en bezoekerscentrum en herinrichting van enkele verkeersvoorzieningen.

Risicobronnen

In en rond het plangebied bevinden zich een aantal risicobronnen die van invloed zijn betreffende externe veiligheid.

Door de aanwezigheid van een hoge druk aardgastransportleiding (80 bar en 12,75 inch), langs het plangebied onder de Monsterseweg, is op het bestemmingsplan het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb) van toepassing.

Op het bestemmingsplan is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' uit 2010 van toepassing, vanwege de transportroute gevaarlijke stoffen Lozerlaan / Ockenburghstraat. Daarbij valt op te merken dat naar aanleiding van dit bestemmingsplan geen bebouwing wordt geprojecteerd binnen het invloedsgebied van de transportroute gevaarlijke stoffen (op meer dan 200 m), en zodoende alleen de risico's van de aardgastransportleiding (aan de toegangsweg van het terrein) worden meegenomen en de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid belicht worden.

Scenariobeschrijving

Het meest waarschijnlijke en meest voorkomende ongeval bij de hoge druk aardgastransportleiding is beschadiging van de buisleiding door grondwerkzaamheden. Hierbij zal een beperkte hoeveelheid aardgas uitstromen, maar aangenomen wordt dat door snel en accuraat optreden van alle betrokkenen (o.a. Gasunie, brandweer) deze gaswolk niet tot ontbranding zal komen. Omdat het hierbij gaat om een reukloos gas (er is nog geen geurtoegevoegd) zal een lekkage door omwonenden moeilijk ontdekt worden. Pas als men de lekkage ziet of hoort zal men actie ondernemen.

Het ergst denkbare scenario is een breuk in de aardgastransportleiding die explosief tot ontbranding komt. Bij dit scenario is tot in de wijde omgeving de explosie merkbaar en zullen er vele slachtoffers vallen. Daarnaast zullen er verschillende secundaire branden ontstaan door de vrijgekomen hitte.

2.1) De beschadiging van de buisleiding door grondwerkzaamheden wordt enerzijds ondervangen door de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken, die het mechanisch grondroeren reguleert en anderzijds door dit bestemmingsplan het bouwverbod en het verbod voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, zonder Omgevingsvergunning op en rond de leiding. Verder zal in geval er sprake is van mechanisch grondroeren, de leidingbeheerder toezicht houden.

Kans – en effectreducerende maatregelen

De Veiligheidsregio Haaglanden is zich bewust dat hier voornamelijk sprake is van een uitbreiding van faciliteiten buiten het invloedsgebied van risicobronnen op het gebied van externe veiligheid. De aardgastransportleiding ligt echter juist bij de hoofdtoegangsweg van het terrein. In het advies wordt hier rekening mee gehouden.

A. Met name doordat de hoge druk aardgastransportleiding reukloos gas bevat, is alertheid om aardgaslekkage te voorkomen van belang. Geadviseerd wordt bewoners van de dienstwoning en personeel van het chalet en het hotel goed voor te lichten (zowel mondeling als schriftelijk) dat er geen grondwerkzaamheden uitgevoerd of bijvoorbeeld borden of hekken geplaatst mogen worden nabij de aardgastransportleidingen zonder dit deze vooraf en tijdig gemeld worden aan de beheerder van de aardgastransportleiding. De beheerder (Gasunie) dient in staat te worden gesteld maatregelen te nemen, zodat eventuele beschadigingen kunnen worden voorkomen. Iedereen is wettelijk verplicht grondwerkzaamheden vooraf te melden (de zogenoemde Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten, Wion).

2.2) Er is hier sprake van de uitbreiding van faciliteiten. De hoge druk aardgastransportleiding ligt niet in gronden, die eigendom zijn van de eigenaar van de dienstwoning of de eigenaar van de chalet en het hotel. Ook de bewoners of exploitanten van de gebouwen hebben er geen binding mee. Desalniettemin moeten (bouw)werkzaamheden op het maaiveld enerzijds van te voren aangevraagd worden op grond van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken wat betreft het mechanisch grondroeren en anderzijds voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, een Omgevingsvergunning aangevraagd worden op en rond de leiding op grond van dit bestemmingsplan. Verder geldt daar in het bestemmingplan een bouwverbod. De leiding ligt net onder of naast openbare wegen.

B Geadviseerd wordt de wettelijke belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijdenvan de aardgastransportleiding in het bestemmingsplan, de regels en de verbeelding correct op te nemen.

2.3) De betreffende leiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook liggen niet langer binnen het bestemmingsplangebied, nu bij het ontwerpbestemmingsplan de Monsterseweg buiten het plangebied is gehouden.

Maatregelen t.b.v. de hulpverlening

Voor het bestrijden van de hiervoor beschreven scenario's dienen preparatief een aantal maatregelen te worden genomen ten behoeve van een goede hulpverlening.

C. Op dit moment is er onvoldoende bluswatercapaciteit. Er moet voldoende bluswater zijn. Daartoe wordt geadviseerd een bluswatercapaciteit van 60 m aan te leggen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een bluskraan aansluiting op het drinkwaternet, het aanleggen van een opstelplaats voor bluswatervoorziening, of het aanleggen van een geboorde put.

2.4) De oppervlaktewateren langs en in het plangebied bieden bluswater. De bestemming voor de Monsterseweg laat ook nutsvoorzieningen toe, waartoe ook bluswatervoorzieningen gerekend kunnen worden.

D. De bereikbaarheid van het plangebied is op dit moment onvoldoende. De bereikbaarheid voor de hulpdiensten dient goed te zijn. Om dit te borgen dient een tweede aanrijdroute naar het hotel en chalet toegankelijk te zijn voor de hulpdiensten. Dit kan bijvoorbeeld door de aansluiting op de Wijndaelerweg op te waarderen naar een brug met draagkracht van 45 t.

2.5) De locaties van de ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied liggen buiten het invloedsgebied van de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, de hogedruk aardgastransportleiding en het belendend verkooppunt van motorbrandstoffen, waaronder LPG. De oprijlaan vanuit de Monsterweg kent twee rijstroken, geen aanliggende parkeerhavens en een aansluiting op de monsterweg met een voorsorteervak en een brede brug. Het maakt het plangebied goed en snel bereikbaar. Vanuit de Wijndaelerweg kan lichter materieel tot 3,5 ton van de aldaar gelegen brug gebruik maken.

De genoemde maatregelen worden in het kader van de externe veiligheid geadviseerd, deze kunnen ook een positief effect hebben op de (brand)veiligheid. Wel is het belangrijk dat in de verdere uitwerking van de bouwplannen ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn.

2.6) Rondom de geprojecteerde gebouwen is ruimte vrijgelaten voor de bereikbaarheid voor de hulpdiensten in de bestemming 'Groen 2. Voor het congreshotel zal tevens een gebruiksvergunning moeten worden aangevraagd.'

Ik verwacht u hiermee voldoende van advies te hebben voorzien om maatregelen te kunnen treffen en een verantwoording groepsrisico op te kunnen stellen ten behoeve van dit ruimtelijke besluit.

2.7) Gelet op het feit dat de afstanden tot de bronnen van externe veiligheid vrij groot zijn evenals de afstand tot de omliggende woongebieden en daarenboven de ruimtelijke ontwikkelingen op beperkt kwetsbare objecten betrekking hebben, wordt van een groepsrisicoberekening afgezien.

3. VROM Inspectie Regio Zuid-West

Op 15 november 2010 heb ik uw verzoek ontvangen om advies op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening over het voorontwerp van het bestemmingsplan “Landgoed Ockenburgh”.

In de brief van 26 mei 2009 aan alle colleges van burgemeester en wethouders heeft de minister van VROM aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1) gemeenten altijd vooroverleg moeten voeren met het Rijk. Gemeenten verzoeken zelf de afzonderlijke rijksdiensten om advies. De VROM-Inspectie coördineert vervolgens de rijksreactie over voorontwerpbestemmingsplannen, -projectbesluiten en -structuurvisies richting gemeenten.

Het bovengenoemde plan geeft aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen, gelet op de nationale belangen zoals die zijn verwoord in de RNRB. Het nummer achter het nationaal belang verwijst naar het nummer in de RNRB.

Nationaal belang 19: Nationaal Cultureel Erfgoed

Het bestemmingsplan Landgoed Ockenburgh en omgeving voorziet in de herontwikkeling van het landhuis Ockenburgh en bijbehorende gebouwen en de herinrichting van het park.

In het bestemmingsplan krijgt de cultuurhistorie een belangrijke plaats. Het is echter merkwaardig dat het kaartmateriaal met betrekking tot de verschillende opeenvolgende inrichtingsperioden van het landgoed is opgenomen in , en niet bij het Schetsontwerp Buitenruimte. Deze kaarten geven namelijk aanleiding tot het maken van opmerkingen bij het Schetsontwerp Buitenruimte.

Op de topografische kaart uit 1892 zijn de strakke contouren van de franse tuin al niet meer herkenbaar.

Voor het renovatieplan zijn de huidige situatie en het gebruik, en het plan van Groenewegen uit 1890 leidend geweest. Het plan van Groenewegen is in het park nog steeds herkenbaar. De herinrichting van het park wordt op basis van het ontwerp van Groenewegen uit 1890 met de gekozen ingrepen weer versterkt. Ook wordt aangegeven dat van de Franse tuin, nu weiland alleen de ruimtelijke contouren nog herkenbaar zijn. Het wekt dan ook verbazing dat in tegenstelling tot de voornoemde uitgangspunten, die ik volledig kan onderschrijven, voor het herstel van de Franse tuin wordt gekozen voor een strakke begrenzing met als argument dat de strakke paden een mooi contrast geven met de slingerpaden in het landschapspark.

In het ontwerp wordt deze weide strak in een rechthoek begrensd, waardoor hier juist het landschappelijke karakter dat als leidraad bij de herinrichting van het overige deel van het park wordt gehanteerd, teniet wordt gedaan.

Dit betekent een ruimtelijke dissonant in het park. Voor de ruimtelijke eenheid van het park is het van belang dat ook voor dit deel van het park de bestaande situatie en het plan van Groenewegen als uitgangspunt wordt gehanteerd bij het renovatieplan. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) is gaarne bereid om met u hierover in overleg te treden.

3.1) Naar aanleiding van deze reactie op de herinrichting van de Koeweide als onderdeel van de herinrichting van het landgoed zijn op 11 januari en 8 februari jongstleden ambtelijke overleggen gepleegd met deze Rijksdienst. Van de zijde van de gemeente werd een aangepast ontwerp getoond waarbij het meer formele karakter - veroorzaakt door een strakke haag ter afscheiding van het uitloopgebied voor honden - een meer informeel uiterlijk kreeg. Tevens werd de dubbele haag van het ruiterpad vervangen door een enkele haag en een laag hekwerk besproken.

De RCE kan zich vinden in de aanpassingen waardoor aan de eerder geformuleerde bezwaren wordt tegemoet gekomen.

Het betreft elementen van de herinrichting, waaroor geen bestemmingswijziging hoeft plaats te vinden. Wel is geconstateerd dat duidelijker moet worden gemaakt welk toekomstig ontwerp uitgevoerd zal worden. Daarom is in de Toelichting in de vierde tabel in de tweede kolom van paragraaf 4.3 na 'Natuur 2' de zin toegevoegd: 'Het ontwerp in bij de Toelichting zal zijn beslag krijgen onder voorbehoud dat de strakke haag ter afscheiding van het uitloopgebied voor honden wordt vervangen door een lage greppel en de dubbele haag van het ruiterpad door een enkele haag en een laag hekwerk.'

6. Hoogheemraadschap van Delfland

In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp bestemmingsplan Ockenburgh e.o. in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland in een reactie kenbaar te maken of met het bestemmingsplan kan worden ingestemd.

Wel instemmen

Delfland kan met het bestemmingsplan instemmen. Aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding is invulling gegeven. Wel hebben wij nog een opmerking over het thema afvalwatertransportleiding.

Afvalwatertransportleiding

In Artikel 16 “Leiding-Water” van de planregels staat aangegeven dat er een strook van 4 meter ten weerszijden van het hart van de leiding is bestemd voor het transport van afvalwater. Er dient een strook van 5 meter ten weerszijden van het hart van de leiding bestemd te worden voor het transport van afvalwater.

6.1) De betreffende leiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook liggen niet langer binnen het bestemmingsplangebied, nu bij het ontwerpbestemmingsplan de Monsterseweg buiten het plangebied is gehouden.

Wij verzoeken u de bovenstaande opmerkingen in de planregels van het bestemmingsplan te verwerken en het definitieve bestemmingsplan aan Delfland te sturen via het digitale portaal (www.hhdelfland.nl/watertoetsportaal/). Daarna zal het Hoogheemraadschap van Delfland een watertoetsadvies ex Wro verstrekken.

9. Kamer van Koophandel Den Haag

In het kader van het bepaalde in art. 3.1.1. Bro ontvingen wij een exemplaar van het voorontwerp- bestemmingsplan Landgoed Ockenburgh e.o.

Voor de goede orde delen wij u mee dat dit voorontwerp ons geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

9.1) Hiervan wordt kennis genomen.

11. Het bestuur van de Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's Gravenhage e.o

De Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's Gravenhage e.o. (de AVN) maakt bij deze graag gebruik van de gelegenheid een zienswijze in te dienen op het concept Ontwerpbestemmingsplan Landgoed Ockenburgh e.o. (verder Bestemmingsplan genoemd). We waarderen dat om u bekende redenen de deadline van 17 december 2010 voor de AVN verschoven is naar 24 december 2010.

11.1) De overlegpartner bleek het concept ontwerpbestemmingsplan tijdig ontvangen te hebben, maar te zijn kwijtgeraakt. Gelet daarop is haar een exemplaar uitgeleend en haar dispensatie van de reactietermijn verleend. Het exemplaar werd geretourneerd.

In de jaren 1998/1999 heeft de AVN zich al positief uitgesproken over de ontwikkelingsvisie die toen ten grondslag lag aan de herontwikkeling van Landgoed Ockenburgh. Vanaf januari 2009 is de AVN via het Overleg Groene Organisaties nauw betrokken bij de besprekingen van de Natuurtoets die als aan dit Bestemmingsplan is toegevoegd. De Natuurtoets is een belangrijk onderdeel van dit plan omdat de bouwplannen die door dit Bestemmingsplan mogelijk moeten worden gemaakt, gepland zijn in een hoog beschermd natuurgebied.

De AVN heeft vertrouwen in de renovatie-plannen voor het landgoed. Daar draagt aan bij dat we als groene organisatie veel gelegenheid hebben gekregen, en gebruikt, om onze zorg over met name de kap van een groot aantal bomen rond het huidige landhuis goed met de gemeente en de projectontwikkelaar te kunnen doorspreken. Die ruimte was nodig voor de bouwplannen. We hebben dankzij het intensieve overleg een aantal vraagpunten over noodzaak en compensatie kunnen oplossen.

De AVN is verheugd dat de onderhandelingen over het toekomstig beheer van het landgoed inmiddels zijn afgerond. Het beheer gaat definitief naar het Zuid Hollands Landschap. Het is jammer dat dit zo lang heeft geduurd en dat een beheerplan niet in dit Bestemmingsplan kon worden opgenomen. Daardoor is er geen zicht op de mensen en middelen die voor onderhoud en handhaving beschikbaar komen en dus ook niet op de haalbaarheid van de doelstellingen.

11.2) In het met de stichting Zuid Hollands Landschap aangegane erfpachtcontract is bepaald dat zij het beheer over zal nemen.

De AVN wil in deze zienswijze een aantal punten uit het Bestemmingsplan nader aan de orde stellen:

1. De AVN gaat ervan uit dat het Bestemmingsplan Ockenburgh e.o. niet zal worden vastgesteld voordat de lopende vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet Natura 2000 gebieden en beschermde natuurmonumenten is goedgekeurd.

11.3) Voor deze verplichte opeenvolging bestaat geen wettelijke grondslag. De stukken die ten grondslag liggen aan het concept ontwerpbestemmingsplan en het vergunningsverzoek zijn gelijkluidend. Gelet op de gelijkvormigheid van stukken die de verzoeken tot verlening of verkrijging voor de verschillende rechtsvormen begeleiden, is dat ook in praktische zin niet van belang.

2. De basis voor bovenstaande vergunningaanvraag is de Natuurtoets Herontwikkeling Ockenburgh d.d. 21juli 2010 ( van dit Bestemmingsplan). In deze toets worden veel noodzakelijke aanvragen voor ontheffingen en andere vergunningen vooruit geschoven. Dat gebeurt ook in dit Bestemmingsplan.
Op blz. 41 en 42 van het Bestemmingsplan wordt echter wel gesteld dat “er op basis van dit rapport (bedoeld wordt de Natuurtoets) voldoende waarborg is dat vergunningen en ontheffingen zullen worden verleend”. Dat is wat de AVN betreft een premature stelling die niet in een Bestemmingsplan thuis hoort. Daar hoort de tekst gebaseerd te zijn op feiten die juridisch toetsbaar zijn. Ook het tekstgebruik met veel aannames maakt de bereikbaarheid van gestelde doelen niet meetbaar en dus twijfelachtig. Eerder in deze zienswijze wezen wij al op het ontbreken van een beheerplan waardoor de haalbaarheid van de beheer-doelstellingen niet inzichtelijk is. Een opeenstapeling van onduidelijke succesfactoren is het resultaat.

11.4) Zoals in paragraaf 3.1.4.4 van de Toelichting is vermeld zullen de opbrengsten van de uitgifte van het landhuis voor de realisatie van luxe hotel met een congresfunctie worden geïnvesteerd in de kwaliteitsverbetering en duurzame instandhouding van het landgoed. Omdat het geldend bestemmingsplan deze realisatie niet toelaat, dient het bestemmingsplan herzien te worden. Het gebied valt binnen de werking van de Natuurbeschermingswet 1998, zodat de doelen waaraan de ontwikkelingen moeten voldoen objectief zijn bepaald.

3. Voor de renovatie van het landgoed zullen 3 bomen gekapt gaan worden om de zichtlijn tussen het landhuis en de oprijlaan optimaal in te richten. De AVN gaat ervan uit dat het daar ook bij blijft en dat de herinrichting van de paden dus geen extra kap van bomen zal kosten. Dat is de afspraak in het Overleg Groene Organisaties. Omdat bij de Planbeschrijving in dit Bestemmingsplan niet wordt gesproken over aantallen bomen en de tekst in de Natuurtoets ook hierover vaag is (4.1.), hecht de AVN er aan deze afspraak expliciet in deze zienswijze op te nemen.

11.5) Uit de bestemmingsomschrijvingen kan worden afgeleid dat bij de herinrichting van het landgoed de waarborging van de landschappelijke en natuurlijke waarden overheersend is. Bij deze herinrichting zal het ontwerp in bij de Toelichting zijn beslag krijgen. Dat ontwerp gaat van een grote hoeveelheid bomen uit. Het hanteren van minimale aantallen bomen voegt aan deze waarborging niets toe.

4. Op blz. 16 onder 3.1.2.2. Verordening Ruimte wordt gesproken over de verplichting een beeldkwaliteitsparagraaf op te nemen in een Bestemmingsplan dat ontwikkelingen mogelijk maakt in een zogenoemde landbiotoop. Landgoed Ockenburgh behoort als historische buitenplaats en landgoed tot de onderscheiden landbiotopen. Een beeldkwaliteitsparagraaf ontbreekt echter in dit Bestemmingsplan.

11.6) In paragraaf 3.1.2.2 wordt in artikel 14 van de Verordening Ruimte een beeldkwaliteitsparagraaf voorgeschreven. In paragraaf 3.3.2 is de noodzaak van genoemde paragraaf vermeld, met een verwijzing naar paragraaf 4.2. Het betreft de vierde tabel. Daarmee is aan deze verplichting voldaan.

Om de overlegpartner tegemoet te komen is in paragraaf 3.3.2 de tekst '(zie paragraaf 4.2.)' vervangen door: “De beeldkwaliteitsparagraaf is in paragraaf 4.2 in de vierde tabel in de eerste kolom opgenomen onder de omschrijving: 'analyse Cultuurhistorische kwaliteiten.' De conclusies daaruit voor de vertaling in het bestemmingsplan worden aldaar besproken in tweede kolom.'

Verder is in paragraaf 4.2 in de vierde tabel in de aankondiging van deze tabel na 'Ruimte' ingevoegd: 'beeldkwaliteitsparagraaf '.

5. Op de digitale kaart van het plangebied (de kaart die juridisch bindend is) staan alle 3 ingangen ingetekend. In de tekst op blz. 8 onder 1.2. staat alleen de hoofdingang aan de Monsterseweg beschreven. De ingangen aan de Ockenburghstraat en de Wijndaelerweg ontbreken.

11.7) Dat is juist. In paragraaf 1.2 is het woord 'ingang' vervangen door: 'hoofdingang'. In paragraaf 2.2.1 is na 'Wijndaelerweg' ingevoegd: 'aan de zijde Ockenburghstraat ten noorden van het crematoriumterrein bevindt zich eveneens een ingang tot het park.'

6. Landgoed Ockenburgh is onderdeel van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) en de Stedelijke Groene Hoofdstructuur (SGH).
In de Natuurtoets zijn de effecten van de herinrichting van Landgoed Ockenburgh op de ambities van de EHS en de SGH niet getoetst. Daarvoor wordt verwezen naar het Bestemmingsplan.

11.8) De natuurtoets is opgesteld ter toetsing van het bestemmingsplan aan de Natuurbeschermingswet 1998, de Natuurbeschermingswet en de Wet milieubeheer. Deze wetten dienen een specifiek doel en activiteiten dienen daarin te passen. De Ecologische Hoofd Structuur (EHS) en de Stedelijke Groene Hoofdstructuur (SGH) echter zijn beleidsnota's die uitsluitend kaders stellen voor dit bestemmingsplan en daarmee niet voor de Natuurtoets.

In dit Bestemmingsplan wordt de herinrichting echter niet of nauwelijks getoetst op effecten voor de EHS c.q. de SGH. Het blijft bij 6 zinnen op blz. 28 in vrijblijvende bewoordingen. Dat vindt de AVN onvoldoende. Deze toets dient nader uitgewerkt te worden.

11.9) De voorwaarden die de EHS aan het bestemmingsplan stelt staan vermeld in paragraaf 3.1.1. De vertaling daarvan in het bestemmingsplan staat vermeld in paragraaf 4.3, eerste tabel eerste rij onder de kop en in de vijfde tabel op de eerste rij onder de kop. De voorwaarden die de Stedelijke Groene Hoofdstructuur (verder SGH) aan het bestemmingsplan stelt staan vermeld in paragraaf 3.2.5, maar zijn niet in de vijfde tabel van paragraaf 4.3 opgenomen. Daarom is in paragraaf 4.3 aan de vijfde tabel een rij toegevoegd met in de linkerkolom: 'Op landgoederen dient het gebruik en beheer te zijn afgestemd op de karakteristiek van het gebied. De Haagse Beek vormt een verbinding tussen Westduinen en Oostduinen en een aantal in de stad gelegen kerngebieden, waarvan landgoed Ockenburgh er een is.' In de tweede kolom wordt ingevoegd de zin:' De herinrichting van het gebied leidt tot het behoud van het landgoed en maakt middelen vrij om het beheer te garanderen. Dat waarborgt tevens de functie van ecologisch kerngebied van het plangebied'.

7. De AVN is tegen de aanwijzing van de Koeweide tot uitrengebied voor honden in dit Bestemmingsplan. Behalve het inhoudelijke argument dat de Koeweide in deze omgeving de enige plek is van het type natte duinweide en zich daar met een natuurbestendig beheer tot een waardevol landschapstype kan ontwikkelen, is de aanwijzing ook in strijd met de uitspraak van Gedeputeerde Staten Provincie Zuid Holland van 20 april 2009. Dit besluit is gebaseerd op artikel 10 van de Natuurbeschermingswet 1998. De gemeente Den Haag heeft tegen dit besluit bezwaar aangetekend maar het bezwaar is door de Provincie bij brief van 2 oktober 2009 ongegrond verklaard.
De AVN is geen brief of andere schriftelijke informatie bekend waarin de Provincie op haar besluit is terug gekomen.
Er zijn, voorzover bij de AVN bekend, ook geen nieuwe gegevens ten opzichte van 2009. Ook toen was het hondenbeleid van de gemeente Den Haag bij de Provincie bekend.

11.10) In het kader van de aanwijzing tot Natura2000-gebied is deze weide niet aangewezen als habittatype. Aan de typering door de overlegpartner kan geen speciale betekenis worden toegekend. De weide komt daarmee als hondenlosloopgebied in aanmerking. De aanvraag waaromtrent Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 een negatief besluit nam, betrof de uitbreiding van het hondenlosloopgebied met de Koeweide. In dit bestemmingsplan is alleen de Koeweide een hondenlosloopgebied. Een ander gebied, dat wel een habitattype is aangewezen, wordt nu gespaard.

De AVN erkent de behoefte aan uitrengebieden voor honden maar vindt dat beschermde natuurgebieden daarin ontzien moeten worden. De aanwezigheid van uitrengebieden trekt hondenbezitters aan. Honden brengen veel schade aan in deze gebieden In Ockenburgh heeft de gedoogvariant op de Koeweide ten onrechte een soort bestaand recht gecreëerd. De nabije Puinduinen en Madestein zijn reële alternatieven voor uitrenmogelijkheden in groengebieden.

De AVN betwijfelt bovendien zeer of het doel van de aanwijzing van de Koeweide als hondenuitrengebied de beoogde “vermindering van de schade aan beschermde natuur” (blz. 24) bereikt, in het bijzonder in het H2180 gebied langs de begraafplaats. Een eis van de Provincie in het kader van de Natura2000 wetgeving.

Bij de renovatie van het landgoed zullen paden worden verlegd om een strakker hondenbeleid te ondersteunen. Maar het meest essentiële pad bij de ingang c.q. parkeerterrein aan de Ockenburghstraat blijft bestaan. Het pad loopt op een afstand van ca 300 m. recht naar de Koeweide. Juist aan weerskanten van dit pad ligt het H2180 gebied dat al jaren losloopgebied is en beter beschermd moet gaan worden in de nieuwe plannen. De aanwijzing van de Koeweide als hondenuitrengebied zal daar naar de mening van de AVN geen oplossing voor bieden. Een afdoende oplossing voor meer bescherming van de natuurwaarde van dit H21 80 gebied, is het afsluiten van de ingang aan de Ockenburghstraat.

De Zwitserse Partij, een gebied dat ook expliciet aangewezen is om beter beschermd te worden, zal mogelijk wel voordeel hebben van het verleggen van de paden maar ook daar is het een gegeven dat dit gebied direct aan de Koeweide ligt. Als dat een uitrengebied wordt, zal een groot beroep op handhaving nodig zijn.

11.11) Het plangebied functioneert door zijn ligging ook als stadsrandzone (paragraaf 1.1) die een aantal functie kent, die, waar deze inpasbaar zijn in de kwaliteiten van het landgoed en de natuurwaarden, juridisch geregeld worden. De Provinciale Structuurvisie bevestigt dat door het deel van het plangebied rondom het crematorium als 'stedelijk groen buiten de contour' aan te duiden. De Koeweide is niet aangewezen als habittatype en komt het meest in aanmerking om als hondenlosloopgebied te functioneren. Verder regulering vindt in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening plaats.

Tot slot merkt de AVN op dat het uiterst merkwaardig is dat de aanpassing van de Hondenkaart één van de uitgangspunten voor dit Bestemmingsplan is en dat daarvan afgeleid de Koeweide een hondenuitrengebied moet worden.

11.12) Dat de Hondenkaart wordt aangepast is een andere besluitvorming, die doorlopen moet worden. Dat laat onverlet dat een hondenlosloopgebied een gebiedsgewijs begrensde gebruiksvorm is in een gebied met natuurdoelen. Dan ligt opname in een bestemmingsplan voor de hand.

De AVN is van mening dat de aanwezige Natuurwaarden (zie 5.1.2. van de Natuurtoets) en de eisen van de Natuurbeschermingswet 1998 van een hogere orde zouden moeten zijn bij de totstandkoming van een Bestemmingsplan.

11.13) In dit bestemmingsplan is op grond van artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 aannemelijk gemaakt dat het geen significante nadelige effecten heeft voor de natuurdoelen, die deze wet beoogt te beschermen. De activiteiten, die in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden, mogen dan pas gestart worden als daarvoor een vergunning op grond van genoemde wet verleend is.

De AVN vraagt u rekening te willen houden met de bovenstaande opmerkingen en deze te verwerken in een volgende versie van het Bestemmingsplan.

11.14) De volgende versie is niet de goede omschrijving. Voor de inwerkintreding van het bestemmingsplan wordt een procedure gevolgd. In die procedure wordt na het volgen van vooroverleg een ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage gelegd. In dat ontwerp wordt een paragraaf gewijdt aan de vermelding van de vooroverlegreacties en afgewogen in hoeverre deze tot aanpassingen hebben geleid.

12. Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging

Dank voor het toesturen van het concept van het Ontwerp-bestemmingsplan Ockenburg. Ik heb het met genoegen gelezen en heb de volgende opmerkingen.

In de tekst wordt niet vermeld dat er een derde ingang van het park is, namelijk naast het Crematorium. Onder het hoofdstuk beleidskader staat in de paragrafen 3.1.4.3 t/m 3.1.4.5 de planbeschrijving. Waarom is dit niet in hoofdstuk 4 opgenomen. Dat lijkt me een betere plaats.

12.1) De beschrijving van de herinrichting staat globaal in de paragrafen 3.1.4.4 tot en met 3.1.4.7 omschreven. In de Leeswijzer (paragraaf 1.4) wordt vermeld dat in hoofdstuk 3 een selectie gemaakt is van relevante beleidsnota's, regelingen en milieukwaliteitseisen die op dit plangebied van toepassing zijn en daaruit beleidsuitspraken voor het plangebied zijn afgeleid. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 4 is aangegeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleiduitspraken zijn afgeleid voor de bestaande (hoofdstuk 2) en de te ontwikkelen situatie. In de tabellen in paragraag 4.2 staan deze beleidsuitspraken in linkerkolom vermeld.

Om tegemoet te komen aan de opmerking is in paragraaf 1.2 het woord 'ingang' vervangen door: 'hoofdingang'. In paragraaf 2.2.1 is na 'Wijndaelerweg' ingevoegd: 'aan de zijde Ockenburghstraat ten noorden van het crematoriumterrein bevindt zich eveneens een ingang tot het park.'

Op veel plaatsen wordt gezegd dat er een vergunning etc. wordt aangevraagd. Dat is nu wel zo, maar tegen de tijd dat het bestemmingsplan definitief is zijn de vergunningen of verleend of niet. Het bestemmingsplan hoort aan te geven dat er vergunningen c.q. ontheffingen zijn verleend. Dus moet er eigenlijk gewacht worden met het bestemmingsplan tot dat er duidelijkheid is.

12.2) In dit bestemmingsplan is op grond van artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 aannemelijk gemaakt dat het geen significante nadelige effecten heeft voor de natuurdoelen, die deze wet beoogt te beschermen en die vergunningsplichtig zijn.

In de tekst wordt aangegeven dat er een beeldkwaliteitsparagraaf moet zijn. Waar is die?

12.3) In paragraaf 3.1.2.2 wordt artikel 14 van de Verordening Ruimte vermeld die een beeldkwaliteitsparagraaf voorschrijft. In paragraaf 3.3.2 is de noodzaak van genoemde paragraaf vermeld, met een verwijzing naar paragraaf 4.2.Het betreft de vierde tabel. Daarmee is aan deze verplichting voldaan.

Om de overlegpartner tegemoet te komen is in paragraaf 3.3.2 '(zie paragraaf 4.2.)' vervangen door: “De beeldkwaliteitsparagraaf is in paragraaf 4.2 in de vierde tabel in de eerste kolom opgenomen onder de omschrijving: 'analyse Cultuurhistorische kwaliteiten.' De conclusies daaruit voor de vertaling in het bestemmingsplan worden besproken in tweede kolom.'

Verder is in paragraaf 4.2 in de vierde tabel in de aankondiging van de tweede tabel in paragraaf 4.2 na 'Ruimte' ingevoegd: 'beeldkwaliteitsparagraaf '.

Is er geen goed Nederlands woord voor “leisure”?

12.4) Gedacht kan worden aan de omschrijving ontspanningsmogelijkheden voor de vrijetijdsbesteding.

Krijgt het Zuid-Hollands Landschap de grond in erfpacht of gaat het alleen het beheer uitvoeren? Dit is niet helemaal duidelijk.

12.5) In het met de stichting Zuid Hollands Landschap aangegane erfpachtcontract is bepaald dat zij het beheer over zal nemen.

15. Stichting Duinbehoud

Namens de Stichting Duinbehoud en de stichting Westlandse Natuur reageer ik hierbij het concept ontwerpbestemmingsplan Landgoed Ockenburgh e.o.

Het Landgoed Ockenburgh maakt in zijn geheel deel uit van het Bescherm Natuurmonument Solleveld en is onderdeel van het toekomstig Natura2000 gebied Solleveld & Kapittelduinen. Bovendien is Landgoed Ockenburgh in zijn geheel, inclusief de zogenaamde schooltuinjes, onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur, hierna EHS genoemd. In het concept ontwerpbestemmingsplan wordt de EHS status van het Landgoed Ockenburgh en de zogenaamde schooltuintjes niet uitgewerkt. Binnen de EHS geldt echter dat bestemmingsplannen de natuurfunctie rechtstreeks mogelijk moeten maken en beschermen tegen significante aantastingen van de wezenlijke kenmerken en waarden. Wij missen in dit kader de beschrijving van de gevolgen op de EHS van de aanleg van de bezoekersparkeerplaatsen op de voormalige schooltuintjes en tevens de beschrijving van de gevolgen op de EHS van de volledige planvorming van Landgoed Ockenburgh voorzover dat valt binnen de N2000 begrenzing inclusief eventuele exclaveringen waar mogelijk externe werking speelt.

15.1) De natuurtoets is opgesteld ter toetsing van het bestemmingsplan aan de Natuurbeschermingswet 1998, de Natuurbeschermingswet en de Wet milieubeheer. Deze wetten dienen een specifiek doel en activiteiten dienen daarin te passen. De Ecologische Hoofd Structuur (EHS) en de Stedelijke Groene Hoofdstructuur (SGH) echter zijn beleidsnota's die uitsluitend kaders stellen voor dit bestemmingsplan en daarmee niet voor de Natuurtoets.

De gevolgen van de aanleg van de bezoekersparkeerplaatsen - op de voormalige schooltuintjes - en de beschrijving van de gevolgen van de volledige planvorming van Landgoed Ockenburgh voor zover dat valt binnen de Natura2000-begrenzing inclusief exclaveringen wordt onderzocht in de het onderzoek ecologische gevolgen van stikstofdepositie. Daarin is aannemelijk gemaakt dat het geen significante nadelige effecten heeft voor de natuurdoelen, die deze wet beoogt te beschermen en die vergunningsplichtig zijn.

Voor de herinrichting van het landgoed is een aanvraag voor een vergunning op grond van de Natuurbestermingswet 1998 nodig. Om te laten zien dat deze aanvraag haalbaar is is het rapport 'Ockenburgh – natuurtoets' van De Groene Ruimte (2010) bijgevoegd. Dit rapport geeft ons inziens geen goed beeld van de situatie v.w.b. aanwezige flora en fauna. Zo is Groene Specht wel degelijk een broedvogel van Landgoed Ockenburgh en heeft deze in 2010 nog op korte afstand van het landhuis gebroed. De Grote Bonte Specht (typische soort voor H2180 Duinbossen) is maar liefst met 12 territoria aanwezig in 2010 waarvan een aantal in het gebied dat ontwikkeld moet worden. Ook gegevens van recent onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen zijn bijvoorbeeld niet in het rapport verwerkt. De opmerkingen v.w.b. de onvolledigheid van dit rapport zijn al in 2009 gemaakt in de klankbordgroep zoals deze door de gemeente is georganiseerd. Sindsdien is het rapport nauwelijks aangepast. Het rapport is ons inziens dan ook niet volledig en geeft geen goed beeld van de situatie v.w.b. de aanwezige flora en fauna. De conclusie dat een vergunning op basis van de NB wet 1998 haalbaar is lijkt ons prematuur. Een vergunningaanvraag o.b.v. dit rapport is op goede gronden aanvechtbaar.

15.2) De overlegpartner maakt de beweringen omtrent de Groene Specht en de Grote Bonte Specht niet aannemelijk. Daarenboven veralgemeniseert zij aan de hand van die beweringen het tot een algemeen gebrek van de toets. In het geval van de vleermuizen gaat zij voorbij aan het gestelde op bladzijde 48 en verder in de toets. Ook hierover maakt zij haar bewering niet aannemelijk en aan de hand van die bewering veralgemeniseert zij dit tot een algemeen gebrek van de toets. De zorgvuldigheid die bij de herinrichting betracht zal worden - het ekologisch werkprotocol - keurt zij geen blik waardig. Als 'goede gronden' kan men deze houding niet omschrijven.

Tot onze verbazing wil de gemeente Den Haag opnieuw op een groot gedeelte van de Koeweide vrije hondenuitloop realiseren via bestemming Groen1. In deze willen wij verwijzen naar brief PZH-2009-130473966 'Bezwaarschrift ingevolge artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de weigering van de aangevraagde vergunning ex artikel 16/19d van de Natuurbeschermingswet 1998' van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Uit deze brief blijkt duidelijk dat een dergelijk gebruik vergunningplichtig is onder de Natuurbeschermingswet 1998 en dat plaatselijke verordeningen geen legitimatie zijn voor een dergelijke aanwijzing. Uit eerdere rapporten van De Groene Ruimte in het kader van de vergunningaanvraag waarover bovengenoemde brief gaat is duidelijk gebleken dat vrije uitloop tot significante negatieve effecten op beschermde habitats en doelen uit de aanwijzing tot Beschermd Natuurmonument leidt. Wij achten een dergelijke bestemming zonder een toetsing aan de NB wet 1998 dan ook niet mogelijk en verzoeken dit deel van de Koeweide ook tot Natuur1 te benoemen.

15.3) De aanvraag waaromtrent Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland volgens de overlegpartner op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 een negatief besluit nam, betrof de uitbreiding van het hondenlosloopgebied met de Koeweide. In dit bestemmingsplan is alleen de Koeweide een hondenlosloopgebied. Een ander gebied, dat wel een habitattype is aangewezen, wordt nu gespaard.

De situatie die het bestemmingsplan beschrijft voor Natuur1, Natuur2 en Groen2 t.a.v. de beheersing van het hondenuitlaten ligt zeer ver van de huidige (onvergunde) situatie. Nergens in het concept ontwerpbestemmingsplan wordt duidelijk hoe deze nieuwe situatie bereikt moet gaan worden. In het bestemmingsplan staan geen duidelijke en meetbare doelstellingen en wordt niet duidelijk hoeveel extra geld en middelen beschikbaar komen voor het Zuid-Hollands Landschap die moeten gaan beheren. Dit dient ons inziens aan het bestemmingsplan toegevoegd te worden om te kunnen beoordelen of er sprake is van reële doelstellingen.

15.4) In de Natuurtoets wordt dit verduidelijkt.

De bestemming Groen 2 bestaat voor zover wij kunnen overzien minimaal deels uit H2180 Duinbossen. Dit dient in de beschrijving opgenomen te worden en de bescherming van dit habitat dient conform de opgave die volgt uit de N2000 aanwijzing geregeld te worden.

15.5) In de bestemmingsomschrijving is het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke waarde opgenomen. Het van toepassing zijn van de Natuurbeschermingswet 1998 is daar eveneens vermeld.

In het concept ontwerpbestemmingsplan wordt voorzien dat er 3.000 m2 H2180 Duinbossen verdwijnt ten gunste van de uitbreiding van het Grand Hotel en de overige aanpassingen. De compensatie hiervoor bestaat met name uit het opheffen van verharde paden en de parkeerstroken. Ons is niet duidelijk wat de definitie van verharde paden is. In het stuk zelf wordt gesproken van 2.505 m2 (voet)paden die verdwijnen en het vervangen van asfalt voetpaden door halfverharding. Gesteld wordt dat de vrijgekomen gronden (ca. 3.300 m2) op termijn bij goed beheer en niet teveel betreding wellicht H2180 Duinbossen worden. Dit betekent dat de compensatie niet direct wordt geleverd waarmee niet voldaan wordt aan de regels voor mitigatie.

15.6) De grondslag voor het nemen van mitigerende maatregelen ontbreekt bij deze herinrichting. Daarenboven is het inherent aan een herinrichting dat - net als bij het bouwen van panden - ook natuurontwikkeling enige tijd in beslag neemt.

Ook is het verwijderen van de langsparkeerplaatsen langs de huidige oprit en die vervangen door een berm met ondergrondse ritterplaten wat ons betreft geen mitigerende maatregel.

15.7) De grondslag voor het nemen van mitigerende maatregelen ontbreekt bij deze herinrichting. Daarenboven verstevigen de ritterplaten de ondergrond van het aangeplante gras in de bermen van de oprijlaan.

Wij zijn echter van mening dat het verwijderen van deze voetpaden en berm niet tot extra H2180 oppervlakte leidt omdat het al H2180 Duinbossen is. De voetpaden zijn niet geëxlaveerd en kunnen dan ook niet tot natuurwinst leiden.

15.8) Het verwijderen van verharde voetpaden en de vrijkomende gronden voor een deel ter beschikking stellen voor natuurontwikkeling biedt mogelijkheden tot natuurontwikkeling. Dat is niet gerelateerd aan habitattypen. De paden zijn niet geëxclaveerd, de verharde wegen wel.

Overigens is uit de geleverde gegevens niet af te leiden waar nu precies wat wordt weggehaald en gecompenseerd. Een dergelijk gedetailleerd overzicht is essentieel om te kunnen beoordelen hoe de voorgestelde compensatie in elkaar zit en of inderdaad aan de vereiste compensatie opgave wordt voldaan.

15.9) De grondslag voor het nemen van compenserende maatregelen ontbreekt bij deze herinrichting. bij de toelichting en het Schetsontwerp Buitenruimte bieden voldoende informatie over de herinrichting van het landgoed.

De herinrichting tot de engelse landschapsarchitectuur kost een flink aantal bomen. Er wordt niet in detail uitgewerkt waar deze bomen sneuvelen of wat dat betekent voor het habitattype waar deze bomen deel van uit maken. Tevens vindt er geen analyse plaats van andere mogelijke effecten van de herinrichting zoals bijvoorbeeld een aantasting van Natuurschoon. Het verwijderen van onderbegroeiing wordt nauwelijks uitgewerkt terwijl ook dit potentieel een negatief significant effect heeft op het habitattype H2180 Duinbossen. Zonder deze detailuitwerkingen is geen overzicht te krijgen van het totaal aan effecten wat plaatsvindt. Er dient dan ook een goed overzicht van alle (cumulatieve) effecten te worden toegevoegd en niet slechts een nauwelijks uitgewerkt overzicht van m2 H2180 Duinbossen wat verdwijnt door de realisatie van het Grand Hotel en de compensatie die daar tegenover staat.

15.10) Zowel de toelichting als het Schetsontwerp Buitenruimte bieden voldoende informatie over de herinrichting van het landgoed.

In het stuk wordt gesteld dat het ruiterpad verplaatst wordt tot 'achter de boomrij'. Wat dat betekent voor N2180 Duinbossen wordt niet duidelijk gemaakt noch wordt de nieuwe locatie van het pad duidelijk gemaakt. Voor een effectbeoordeling is dat echter essentieel.

15.11) Bedoeld wordt de bomenrij ten oosten van de oprijlaan. De effectbeoordeling is in een bijlage vermeld.

Onderdeel van de aanwijzing tot Beschermd Natuurmonument is Natuurschoon. Wij zijn van mening dat de bouwhoogte en het bouwvolume van het Grand Hotel strijdig is met de aanwijzingsgrond Natuurschoon. Het voorliggende plan tast het karakter van het landgoedbos aan waarmee uit landschappelijke opzicht niet langer sprake is van een aantrekkelijk aangezicht vanuit alle hoeken van Ockenburgh. In het concept ontwerpbestemmingsplan wordt dit echter nergens uitgewerkt.

15.12) De aanwijzingsgrond Natuurschoon is onderdeel van de Natuurbeschermingswet 1998. Daaraan is uitgebreid getoetst. Het aanzicht vanuit alle hoeken van Ockenburgh is vertaald in de versterking van de drie historische zichtlijnen die hun focus hebben op de twee zijden van het historische landhuis. Het karakter van het landgoedbos wordt niet wezenlijk veranderd.

In de Toelichting is in de zesde tabel van paragraaf 4.3 aangegeven op welke wijze de cultuurhistorie is vertaald is in het bestemmingsplan.

16. Stadsgewest Haaglanden

Conform de Regeling Stadsgewest Haaglanden 1995 en artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) inzake het bestuurlijke vooroverleg in ruimtelijke plannen heeft gemeente Den Haag het voorontwerp bestemmingsplan “Landgoed Ockenburgh e.o.” naar ons toegestuurd. Het conceptbestemmingsplan beoogt de herontwikkeling van het landgoed Ockenburgh als een hotel met congresfaciliteiten en de verbetering van de groenelementen in het naastliggende park. Het plan werd bestudeerd met het Regionaal Structuurplan (RSP) als referentiekader. Het conceptbestemmingsplan beoogt de herontwikkeling van het landgoed Ockenburgh als een hotel met congresfaciliteiten en de verbetering van de groenelementen in het naastliggende park. Voornoemd landgoed ligt in de nabijheid van een recreatieve fietsroute.

In het RSP staat dat stad Den Haag zich op internationaal niveau profileert als centrum voor Justitie, Vrede en Veiligheid. De toevoeging van een hotel met congresfaciliteiten in een markant gebouw komt deze ambitie ten goede. Daarnaast hebben de verbetering van het groen en de toevoeging van een horecafunctie in de nabijheid van een fietsroute meerwaarde voor de dagrecreatie. Het plan past daarom binnen de planologische beleidskaders die in het RSP zijn verwoord. Er is daarom geen aanleiding tot het geven van commentaar. Wij stemmen in met het onderhavige voorontwerp.

16.1) Hiervan wordt kennis genomen.

23. Stedin BV

Naar aanleiding van uw brief met betrekking tot het Artikel 3.1.1 Bro overleg: Bestemmingsplan Landgoed Ockenburgh e.o.” kunnen wij u meedelen dat wij, voor zover dat betrekking heeft op de openbare gas- en elektriciteitsvoorziening, in principe geen bezwaar hebben tegen dit plan.

23.1) Hiervan wordt kennis genomen.

Mogelijk zou er voor de energiebehoefte binnen dit bestemmingsplan rekening gehouden moeten worden met het stichten van een transformatorstation c.q. gasstation t.b.v. distributie van elektriciteit en/of gas.

De situering van een transformatorstation en/of gasstation dient zodanig te zijn, dat deze zoveel mogelijk langs de openbare weg is geplaatst, zodat te allen tijde vanaf de openbare weg de bereikbaarheid gewaarborgd is voor personeel en materieel.

Onder gasleidingen wordt verstaan de lage- en hogedrukgasleidingen die samen het gasdistributienet vormen, waarop de gasaansluitleidingen worden aangesloten. Op de gasleidingen zijn van toepassing de NEN 7244 met de normatieve verwijzingen.

Mogelijk zou er voor de energiebehoefte binnen dit bestemmingsplan rekening gehouden moeten worden met het stichten van een transformatorstation c.q. gasstation t.b.v. distributie van elektriciteit en/of gas.

De gasleidingen en of elektriciteitskabels dienen te liggen in voor de openbare dienst bestemde grond. De bestemming van deze grond moet zijn: trottoir, fietspad of eventuele groenstrook langs de straten en wegen.

Bij gasleidingen en/of elektriciteitskabels in een groenstrook mag slechts laagblijvende, ondiep wortelende beplanting worden aangebracht. Bij het projecteren van diepwortelende, tot grote omvang uitgroeiende struiken en bomen, dient minimaal een afstand ten opzichte van gasleidingen en elektriciteitskabels van 1,50 meter in acht worden genomen. Wortelgroei binnen het tracé van gasleidingen en elektriciteitskabels moet te allen tijde worden voorkomen, waar nodig door het aanbrengen van een verticaal scherm.

De grondsamenstelling van de kabel- en leidingstroken moet zodanig zijn dat de aanwezige kabels en leidingen zonder gevaar van aantasting en beschadiging kunnen worden gelegd en beheerd.

In een trottoir en/of fietspad moet de gasleiding en/of elektriciteitskabel liggen in een zandbed onder eenvoudig opneembaar doorlatend wegdek. Fundatiemateriaal met een grove korrel en! of agressieve eigenschappen kan in de kabel- en leidingstrook niet worden toegestaan, evenals PS - platen boven leidingen en kabels.

23.2) Het bouwen van een transformatorstation dan wel gasstation ten behoeve van distributie van elektriciteit en/of gas is met behulp van de Wabo mogelijk.

24. Tennet BV

Met uw brief van 08 november 2010, kenmerk DSO JZ/2010.118, ontvingen wij in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening een exemplaar van het concept ontwerp-bestemmingsplan “Landgoed Ockenburgh e.o.”, van 4 oktober 2010 en bijbehorende verbeelding van uw gemeente.

In dit plangebied zijn geen eigendommen van ons bedrijf aanwezig.

24.1) Hiervan wordt kennis genomen.

25. N.V. Nederlandse Gasunie

Naar aanleiding van uw brief van 8 november 2010 waarmee u ons bovengenoemd voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, deed toekomen, hebben wij het plan bekeken. Gebleken is dat het plan ons aanleiding geeft tot het maken van de volgende opmerkingen.

Verbeelding

Uit de verbeelding is op te maken dat de ligging van de aardgastransportleiding niet in overeenstemming is met onze gegevens. Ter informatie doen wij u hierbij een digitaal bestand van de onderhavige aardgas toekomen. Wij verzoeken u de verbeelding dienovereenkomstig aan te passen.

25.1) De betreffende leiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook liggen niet langer binnen het bestemmingsplangebied, nu bij het ontwerpbestemmingsplan de Monsterseweg buiten het plangebied is gehouden.

Op de verbeelding is voor de hoofd aardgastransportleiding (A-617) een belemmeringen- strook opgenomen met een breedte van in totaal 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding. Een hoofd aardgastransportleiding heeft echter een belemmeringenstrook van 5 meter ter weerszijde van de hartlijn van de leiding. Deze strook is voor het waarborgen van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor goederen en personen in de directe omgeving van de leiding, en dient derhalve opstakel vrij te blijven. Wij verzoeken u de belemmeringenstrook op de verbeelding te verruimen naar 5 meter ter weerszijden van de hartlijn en dit tevens in artikel 14 'Leiding-Gas' te verwoorden.

25.2) De betreffende leiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook liggen niet langer binnen het bestemmingsplangebied, nu bij het ontwerpbestemmingsplan de Monsterseweg buiten het plangebied is gehouden.

Het zou de leesbaarheid van de verbeelding ten goede komen waarneer de hartlijn van de aardgastransportleiding wordt weergegeven met de aanduiding '-G-'. Met het weergeven van de hartlijn is het beter te bepalen of de belemmeringenstrook juist is opgenomen.

25.3) De betreffende leiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook liggen niet langer binnen het bestemmingsplangebied, nu bij het ontwerpbestemmingsplan de Monsterseweg buiten het plangebied is gehouden.

Planregels

In artikel 15 'Leiding-Gas' hebben wij diverse onvolkomenheden geconstateerd, zoals;

Het is niet verplicht, op grond van Wro en Bevb, om de leidinggegevens, zoals druk en diameter, op te nemen in de bestemmingsomschrijving. Wij zouden dan ook graag zien dat deze worden verwijderd.

25.4) De betreffende leiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook liggen niet langer binnen het bestemmingsplangebied, nu bij het ontwerpbestemmingsplan de Monsterseweg buiten het plangebied is gehouden.

Onder 15.la staat nog een onjuiste afstand van de belemmeringenstrook benoemd, dit dient '5 meter ter weerszijde van de hartlijn van de leiding' zijn.

25.5) De betreffende leiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook liggen niet langer binnen het bestemmingsplangebied, nu bij het ontwerpbestemmingsplan de Monsterseweg buiten het plangebied is gehouden.

Gelet op artikel 16 'Leiding-Water', is het opnemen van de dubbelbestemming 'Leiding- Water' onder 15.1b overbodig. Dit kan komen te vervallen.

25.6) De betreffende leiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook liggen niet langer binnen het bestemmingsplangebied, nu bij het ontwerpbestemmingsplan de Monsterseweg buiten het plangebied is gehouden.

Gezien de huidige wet- en regelgeving (Wabo) gaat het in 15.2a niet om een 'aanlegvergunning' maar om een 'omgevingsvergunning'.

25.7) Dat is juist. De formuleringen van een aantal juridische instrumenten, die sinds 1 oktober jongstleden onder de Wabo ressorteren, zijn daaraan aangepast.  

Wanneer er ontheffing wordt verleend op basis van de omgevingsvergunning, dient er schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

25.8) Verwezen wordt naar de afdoening bij punt 25.13.

De verbodsbepalingen welke zijn opgenomen onder 15.2a zijn onvoldoende om een veilige ligging van de gastransportleiding te kunnen waarborgen. Voor een volledige lijst met verbodsbepalingen, verwijzen wij u naar het bijgevoegde tekstvoorstel.

25.9) Verwezen wordt naar de afdoening bij punt 25.13.

De omschrijving 'het indrijven van voorwerpen in de bodem' ontbreekt.

25.10) Verwezen wordt naar de afdoening bij punt 25.13.

Onder 15.3 wordt er onjuist verwezen naar 'Leiding-Water';

25.11) Dat is juist. Verwezen wordt naar afdoening 25.6.

Er zijn geen bouwvoorschriften in het artikel opgenomen.

25.12) Dat is juist. Ze staan in de bestemmingen voor het maaiveld vermeld. Het betreft de artikelen 10.2.f en 11.2.g.

Het heeft onze voorkeur om de voorschriften die voor onze aardgastransportleidingen in bestemmingsplannen worden opgenomen, zoveel mogelijk gelijk te trekken.

Wij adviseren u dan ook om bij het opstellen van een artikel 'Leiding-Gas' gebruik te maken van ons bijgevoegd standaard artikel “Leiding-Gas”.

25.13) De betreffende leiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook liggen niet langer binnen het bestemmingsplangebied, nu bij het ontwerpbestemmingsplan de Monsterseweg buiten het plangebied is gehouden.

In artikel 16 'Leiding-Water' staan een aantal verwijzingen naar artikel 15 'Leiding-Gas' welke overbodig zijn.

25.14) De betreffende leiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook liggen niet langer binnen het bestemmingsplangebied, nu bij het ontwerpbestemmingsplan de Monsterseweg buiten het plangebied is gehouden.

De circulaire “Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen uit 1984” zal komen te vervallen, wanneer naar verwachting begin 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking zal treden. Wij verzoeken u, met betrekking tot de externe veiligheidsaspecten, op het toekomstige externe veiligheidsbeleid te anticiperen.

25.15) Met dit Besluit is rekening gehouden.

Bijlage in enkelvoud:

• CD-rom met leidinggegevens;

• Standaard artikel “Leiding-Gas”.

Tekstvoorstel

Artikel XX Leidingen (eventueel dubbelbestemming)

1. Doeleindenomschrijving

De in de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van:

een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een belemmerde strook ter breedte van 5 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;

2. Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel v66r de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

3. Bouwvoorschriften vanwege de bestemming “Leidingen”

Op of in de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringzekerheid.

4A. Aanlegvoorschriften

Het is verboden op of in de in lid 1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), ter plaatse van de in lid 1 bedoelde gronden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

- het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;

- het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

- het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;

- diepploegen

- het aanbrengen van gesloten verhardingen;

- het indrijven van voorwerpen in de bodem;

- het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;

- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

- het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

4B. Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in lid 4A, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

4C. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 4A zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen vermeld in 4B.

5.Uitzonderingsbepalingen

Het verbod als bedoeld in lid 4A is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

- voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;

- mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;

- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

- worden uitgevoerd t.b.v. van de instandhouding van de leiding(en).

25.16) Nu de leiding en haar belemmerde stroken niet meer in het plangebied zijn opgenomen, vervalt de grondslag om op dit onderdeel van de overlegreactie in te gaan.