direct naar inhoud van Regels
Plan: Landgoed Ockenburgh e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0210ALGOckenbrgh-50VA

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BP0210ALGOckenbrgh-50VA met de bijbehorende regels.

1.2 plan:

het bestemmingsplan Landgoed Ockenburgh e.o. van de gemeente Den Haag.

1.3 verbeelding:

de plankaart, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BP0210ALGOckenbrgh-50VA van het bestemmingsplan Landgoed Ockenburgh e.o. van de gemeente Den Haag.

1.4 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aan huis verbonden bedrijf:

een aan huis verbonden beroep of ambacht.

1.8 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.9 ambacht:

het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook - als ondergeschikte activiteit - het verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het ambacht.

1.10 archeologische monumenten:

alle vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, die zich naar verwachting in de ondergrond bevinden.

1.11 archeologische waarde

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige danwel te verwachten archeologische monumenten.

1.12 bebouwingsgrens:

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.13 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van prostitutie-inrichtingen, escortbedrijven of seksclubs.

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat architectonisch en functioneel ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 congrescentrum:

horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering is gericht op het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen, in combinate met het verstrekken alcoholhoudende dranken en/of al dan niet ter plaatse bereide etenswaren.

1.26 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.27 extensief recreatief medegebruik:

wandelen, lopen, fietsen, het paardrijden op daartoe aangewezen paden, verwijlen of activiteiten die naar aard en mate daarmee vergelijkbaar zijn.

1.28 gebouw:

wandelen, lopen, fietsen, het paarijden op daartoe aangewezen paden, verwijlen of activiteiten die naar aard en mate daarmee vergelijkbaar zijn.

1.29 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.30 horeca-inrichting:

een inrichting gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het bieden van vermaak;

horeca-inrichtingen gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum en een hotel, waaronder bed & breakfast maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling.

1.31 hotel:

horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van tijdelijke huisvesting met gehele of gedeeltelijke verzorging.

1.32 (beperkt) kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.33 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.

1.34 lichte horeca-inrichting:

Er is geen sprake van vermaak.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij het accent ligt op:

het verstrekken van niet-alcoholische dranken;

1.35 maatvoeringsvlak

een op de verbeelding aangeduide begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak middels op de verbeelding aangeduide matrixsymbolen voor maximum en/of minimum hoogten en/of bebouwingspercentages markeert.

1.36 middelzware horeca-inrichting

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij het accent ligt op:

  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken;
  • het verstrekken van alcoholische dranken, voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur;
  • vermaak, voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.
1.37 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.38 nutsvoorzieningen:

voorzieningen voor gas, water en energie, telecommunicatie, mobiele communicatie, (gescheiden) inzamelen van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, beveiliging van opstallen, volksgezondheid en daarmee gelijk te stellen voorzieningen van openbaar nut.

1.39 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.40 recreatief medegebruik:

wandelen, lopen, fietsen, verwijlen   of activiteiten die naar aard en mate daarmee vergelijkbaar en schaatsen.

1.41 rijstrook:

wandelen, lopen, fietsen, verwijlen   of activiteiten die naar aard en mate daarmee vergelijkbaar en schaatsen en/of het uitlaten van honden.

1.42 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.43 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 het bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de verbeelding, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.2 de goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot dan wel de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 peil:

voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;

voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;

in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld

in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.

2.6 het vloeroppervlak

binnenwerks, op de vloer van ruimten, die worden of kunnen worden gebruikt voor de betreffende bestemming.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Groen 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
  • c. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het landgoed;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. op de gronden op de plankaart met de functieaanduiding 'brug' is in en op de brug het bepaalde in artikel 3.1.f van toepassing en daaronder het bepaalde in artikel 11.1.a, 11.1.b en 11.1.c;
  • f. ontsluiting ten behoeve van het bestemmingsverkeer van de buiten het plangebied gelegen woningen aan de Monsterseweg 8e en 8f;
  • g. de ontsluiting van het bestemmingsvlak in de bestemming ''Verkeer - Verblijfsstraat" met de functieaanduiding 'parkeerterrein';

ten behoeve van deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 3.2 worden gebouwd; de bestemming laat tevens paden en voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik toe;

  • h. op de gronden, die op de plankaart de dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie" zijn aangewezen, zijn de daarin aangewezen gronden behalve voor de in de artikelen 3.1.a, 3.1.b, 3.1.c, 3.1.d, 3.1.e, 3.1.f en 3.1.g genoemde bestemmingen medebestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische waarde;
  • i. op de gronden in deze bestemming, die grenzen aan de bestemming ''Water" zijn de bepalingen van de keur van het Hoogheemraadschap Delfland van toepassing voor de oeverstroken;
  • j. op de gronden in deze bestemming is de Natuurbeschermingswet 1998 van toepassing.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming als genoemd in artikel 3.1, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  • b. er mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak gebouwd worden,
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;

op de gronden op de verbeelding met de functieaanduiding 'brug' mag uitsluitend een brug gebouwd worden.

3.3 Omgevingsvergunning voor de uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de op de verbeelding aangeduide gronden behorende bij deze bestemming, zonder een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.a Wro de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
  • 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
  • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 3. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
  • 4. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur.

  • b. De onder a. genoemde verboden gelden niet:
  • 1. indien en voor zover de onder a. genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
  • 2. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
  • 3. de aanleg van ondergrondse constructies installaties of apparatuur, indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering.

  • c. De onder a. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarden van het landgoed en/of natuurlijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 4 Groen 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Groen 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het landgoed;
  • c. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
  • d. een woning met bijbehorende tuin en bouwwerken binnen het bestemmingsvlak met de aanduiding 'wonen';
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. een brandgang aansluitend aan de gebouwen in de bestemming "Horeca";

ten behoeve van deze bestemming mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 4.2 worden gebouwd; de bestemming laat tevens paden en uitingen van kunst toe;

  • g. op de gronden, die op de verbeelding de dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie" zijn aangewezen, zijn de daarin aangewezen gronden behalve voor de in artikelen 4.1.a, 4.1.b, 4.1.c, 4.1.d, 4.1.e en 4.1.f genoemde bestemmingen medebestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische waarde;
  • h. op de gronden in deze bestemming is de Natuurbeschermingswet 1998 van toepassing.
4.2 Bouwregels
4.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de bestemming genoemd in artikel 4.1 gelden de volgende regels:

  • a. in het bestemmingsvlak met de functieaanduiding 'wonen' mag het bebouwingspercentage voor gebouwen niet meer dan 15% van het bestemmingsvlak bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 7 meter.
4.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming als genoemd in artikel 4.1, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  • b. er mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak gebouwd worden,
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
4.3 Omgevingsvergunning voor de uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de op de verbeelding aangeduide gronden behorende bij deze bestemming, zonder een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.a Wro de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren;
  • 1. het ontginnen bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
  • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden en het aanbrengenvan andere oppervlaktenverhardingen;
  • 3. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
  • 4. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties en apparatuur.
  • b. De onder a. genoemde verboden gelden niet:
  • 1. indien en voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met het normale beheer of onderhoud van de gronden;
  • 2. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
  • 3. de aanleg van ondergrondse constructies installaties of apparatuur, indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering.
  • c. De onder a. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarden van het landgoed en/of natuurlijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 5 Horeca

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Horeca" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een hotel;
  • b. het herbergen van vleermuizen;
  • c. het herbergen van huismussen;

ten behoeve van deze bestemming mogen bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 5.2 worden gebouwd; de bestemming laat tevens parkeren, het stallen van fietsen, laad- en losplaatsen, verhardingen, paden en beplantingen toe;

  • d. op de gronden, die op de verbeelding de dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie" zijn aangewezen, zijn de daarin aangewezen gronden behalve voor de in artikelen 5.1.a, 5.1.b en 5.1.c genoemde bestemmingen medebestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische waarde;
  • e. op de gronden in deze bestemming is de Natuurbeschermingswet 1998 van toepassing.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bestemming als bedoeld in artikel 5.1 gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • b. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken gebouwd worden;
  • c. de goot- en/of bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid ter plaatse van het maatvoeringsvlak in meters NAP;
  • d. ter plaatse van het maatvoeringsvlak met een maximale goothoogte van 9 meter en een maximale bouwhoogte van 12 meter mag de totale grondoppervlakte aan bedrijfsgebouwen niet meer dan 1400 m2 bedragen.
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming als genoemd in artikel 5.1, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter NAP bedragen;
  • c. in uitzondering op het gestelde in artikel 5.2.2.b mag de bouwhoogte van masten en soortgelijke bouwwerken niet meer dan 4 meter NAP bedragen;
  • d. in uitzondering op het bepaalde in artikel 5.2.2.b mogen luifels rondom het maatvoeringsvlak met een maximale goothoogte van 13 meter en een maximale bouwhoogte van 19 meter gebouwd worden in een hoogte van niet meer dan 8 meter NAP;
  • e. lichtmasten en/of lichtarmaturen mogen worden gebouwd indien hun lichtinval neerwaarts gericht en gebundeld is en de lichtkleur amberkleurig is.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verenigingsleven, natuureducatie, buitenschoolse opvang en/of bijeenkomsten met aan hoofdfunctie gerelateerde horeca;
  • b. het herbergen van vleermuizen;

ten behoeve van deze bestemming mogen bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 6.2 worden gebouwd; de bestemming laat tevens verhardingen, paden, het stallen van fietsen, parkeerplaatsen en beplantingen toe;

  • c. op de gronden in deze bestemming is de Natuurbeschermingswet 1998 van toepassing.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bestemming als bedoeld in artikel 6.1 gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 300 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 meter.

6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming als bedoeld in artikel 6.1 gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
  • c. in uitzondering op artikel 6.2.2.b mag de bouwhoogte van masten en soortgelijke bouwwerken niet meer dan 4 meter bedragen;
  • d. lichtmasten en/of lichtarmaturen mogen worden gebouwd indien hun lichtinval neerwaarts gericht en gebundeld is en de lichtkleur amberkleurig is;
  • e. in uitzondering op artikel 6.2.2.b mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak niet meer dan 4,5 meter bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Het aanpal parkeerplaatsen voor motorvoertuigen mag niet meer dan 2 bedragen.

Artikel 7 Natuur 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Natuur 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het landgoed;
  • c. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
  • d. op de gronden op de verbeelding met de functieaanduiding 'brug' is in en op de brug het bepaalde in artikel 7.1 van toepassing en daaronder het bepaalde in artikel 11.1.a, 11.1.b en 11.1.c;
  • e. de ontsluiting ten behoeve van het bestemmingsverkeer van:
  • 1. de buiten het plangebied gelegen bedrijfswoning aan de Monsterseweg 2a;
  • 2. de bestemmingen ''Maatschappelijk", "Wonen" en ''Groen 2" met de aanduiding 'wonen';

ten behoeve van deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 7.2 worden gebouwd; de bestemming laat tevens paden en voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik toe;

  • f. op de gronden die op de verbeelding de dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie" zijn aangewezen, zijn de daarin aangewezen gronden behalve voor de in artikelen 7.1.a, 7.1.b, 7.1.c, 7.1.d en 7.1.e genoemde bestemmingen medebestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische waarde;
  • g. op de gronden in deze bestemming is de Natuurbeschermingswet 1998 van toepassing.
  • h. op de gronden in deze bestemming, die grenzen aan de bestemming ''Water" zijn de bepalingen van de Keur van het Hoogheemraadschap Delfland van toepassing voor de oeverstroken.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van bestemming als bedoeld in artikel 7.1 gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  • b. er mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak gebouwd worden,
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
  • d. op de gronden op de verbeelding met de functieaanduiding 'brug' mag uitsluitend een brug gebouwd worden.
7.3 Omgevingsvergunning voor de uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de voor ''Natuur 1" bestemde gronden zonder een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.a Wro de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
  • 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
  • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 3. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
  • 4. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • 5. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
  • 6. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
  • 7. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering.
  • b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
  • 1. indien en voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
  • 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
  • 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  • c. De onder a. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarden van het landgoed en/of natuurlijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 8 Natuur 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Natuur 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het landgoed;
  • c. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
  • d. extensieve beweiding;
  • e. recreatief medegebruik;

ten behoeve van deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 8.2 worden gebouwd en laat voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik toe;

  • f. op de gronden die op de verbeelding de dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie" zijn aangewezen, zijn de daarin aangewezen gronden behalve voor de in artikelen 8.1.a, 8.1.b, 8.1.c, 8.1.d en 8.1.e voorkomende bestemmingen medebestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische waarde;
  • g. op de gronden in deze bestemming, die grenzen aan de bestemming ''Water" zijn de bepalingen van de keur van het Hoogheemraadschap Delfland van toepassing voor de oeverstroken;
  • h. op de gronden in deze bestemming is de Natuurbeschermingswet 1998 van toepassing.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming als genoemd in artikel 8.1 gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  • b. er mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak gebouwd worden,
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
8.3 Omgevingsvergunning voor de uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de voor ''Natuur 2" bestemde gronden zonder een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.a Wro de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
  • 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
  • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 3. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
  • 4. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • 5. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
  • 6. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
  • 7. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
  • 1. indien en voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
  • 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
  • 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  • c. De onder a. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarden van het landgoed en/of natuurlijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten en direct aangelegen bestemmingen;
  • b. op de gronden op de verbeelding met de functieaanduiding 'brug' is in en op de brug het bepaalde in de artikelen 9.1.a van toepassing en daaronder het bepaalde in artikel 11.1.a, 11.1.b en 11.1.c;

ten behoeve van van deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 9.2, worden gebouwd; de bestemming laat rijbanen en verkeersgeleidende voorzieningen toe; tevens laat de bestemming verhardingen, beplantingen, nutsvoorzieningen en uitingen van kunst toe;

  • c. op de gronden die op de verbeelding de dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie" zijn aangewezen, zijn de daarin aangewezen gronden behalve voor de in artikelen 9.1.aen 9.1.c genoemde bestemming medebestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische waarde;
  • d. op de gronden in deze bestemming is de Natuurbeschermingswet 1998 van toepassing.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van bestemming als bedoeld in artikel 9.1, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  • b. er mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • d. in uitzondering op het gestelde in artikel 9.2.c mag de bouwhoogte van erf- of erfperceelsafscheidingen niet meer dan 1 meter bedragen.

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsstraat

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Verkeer - Verblijfsstraat" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten en de daarbij behorende uitwegen;
  • b. in het bestemmingsvlak met de functieaanduiding 'parkeerterrein' zijn parkeerplaatsen en het stallen van fietsen toegestaan;
  • c. op de gronden op de verbeelding met de functieaanduiding 'brug' is in en op de brug het bepaalde in artikel 10.1.a van toepassing en daaronder het bepaalde in artikel 11.1.a, 11.1.b en 11.1.c;

ten behoeve van van deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 10.2, worden gebouwd; de bestemming laat een rijbaan en verkeersgeleidende voorzieningen toe; tevens laat de bestemming verhardingen, beplantingen, nutsvoorzieningen en uitingen van kunst toe;

  • d. op de gronden die op de verbeelding de dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie" zijn aangewezen, zijn de daarin aangewezen gronden behalve voor de in artikelen 10.1.a, 10.1.b en 10.1.c genoemde bestemmingen medebestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische waarde;
  • e. op de gronden in deze bestemming is de Natuurbeschermingswet 1998 van toepassing;
  • f. op de gronden in deze bestemming, die grenzen aan de bestemming ''Water" zijn de bepalingen van de keur van het Hoogheemraadschap Delfland van toepassing voor de oeverstroken.
10.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van bestemming als bedoeld in artikel 10.1, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  • b. er mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak worden gebouwd;
  • c. op de gronden op de verbeelding met de functieaanduiding 'brug' mag uitsluitend een brug worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • e. in uitzondering op het gestelde in artikel 10.2.d mag de bouwhoogte van erf- of erfperceelsafscheidingen niet meer dan 1 meter bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels

Ten behoeve van het parkeren, als bedoeld in artikel 10.1, betreft het parkeren op ongebouwde parkeerplaatsen op gronden met de functieaanduiding 'parkeerterrein' niet minder dan 126 parkeerplaatsen

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen met hun betekenis voor de waterhuishouding en de waterberging;
  • b. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de watergang;
  • c. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke waarden van de watergang;

ten behoeve van van deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 11.2, worden gebouwd; tevens laat de bestemming beplantingen toe;

  • d. op de gronden in deze bestemming is de Natuurbeschermingswet 1998 van toepassing.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van bestemming als genoemd in 11.1, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  • b. er mogen geen bruggen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • d. in uitzondering op het gestelde in artikel 11.2.c mag de bouwhoogte van erf- of erfperceelsafscheidingen niet meer dan 1 meter bedragen.
11.3 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden behorende bij deze bestemming zonder een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.a Wro de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
  • 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
  • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlaktenverhardingen;
  • 3. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
  • 4. de aanleg van oeverbeschoeingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • 5. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken en taluds;
  • 6. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
  • 7. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur.

  • b. De onder a. genoemde verboden gelden niet;
  • 1. indien en voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met het normale beheer en onderhoud van de gronden;
  • 2. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooing van werken die op het moment van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
  • 3. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering.

  • c. De onder a. genoemde omgevingsvergunning kan slecht worden verleend voor zover door de uitvoering van de werken en werkzaamhden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. het herbergen van vleermuizen;

ten behoeve van deze bestemming mogen hoofdgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 12.2, worden gebouwd; de bestemming laat tuinen, verhardingen, parkeerplaatsen en het stallen van fietsen en beplantingen toe en het door de bewoners medegebruiken van de hoofdgebouwen voor een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf;

  • c. op de gronden die op de verbeelding de dubbelbestemming ''Waarde -Archeologie" zijn aangewezen, zijn de daarin aangewezen gronden behalve voor de in artikel .12.1.a genoemde bestemming medebestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische waarde;
  • d. op de gronden in deze bestemming is de Natuurbeschermingswet 1998 van toepassing.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van de bestemming bedoeld in artikel 12.1 gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak mag slechts één hoofdgebouw gebouwd worden;
  • c. de inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer dan 500 m3 bedragen, indien de inhoud van het hoofdgebouw groter is, dit gebouw op rechtmatige wijze is opgericht en bestond op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan is deze grotere omvang toelaatbaar;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen.
12.2.2 Aan- en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen ten behoeve van de bestemming bedoeld in artikel 12.1 gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen aan- en bijgebouwen worden gebouwd;
  • b. aan- en bijgebouwen, die op rechtmatige wijze zijn opgericht en die bestonden op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, zijn toegestaan.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming genoemd in artikel 12.1 gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  • b. er mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak gebouwd worden;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. in uitzondering op het bepaalde in artikel 12.2.3.c mag de bouwhoogte van erfscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen voor zover gelegen achter de voorgevel en het verlengde daarvan;
  • e. lichtmasten en/of lichtarmaturen mogen worden gebouwd indien hun lichtinval neerwaarts gericht en gebundeld is en de lichtkleur amberkleurig is.
12.3 Specifieke gebruiksregels
  • f. in uitzondering op het bepaalde in artikel 12.2.3.c mag de bouwhoogte van erfscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen voor zover gelegen achter de voorgevel en het verlengde daarvan;
  • g. in uitzondering op het bepaalde in artikel 12.2.3.c mag de bouwhoogte van erfscheidingen niet meer dan 1 meter bedragen voor zover gelegen voor de voorgevel en het verlengde daarvan.
  • a. door zijn omvang in het hoofdgebouw met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend,
  • b. niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw inneemt,
  • c. de ruimtelijke uitstraling als woning handhaaft en
  • d. de parkeer- en verkeerssituatie niet onevenredig belast.

Artikel 13 Waarde - Archeologie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, medebestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden waarvan verwacht wordt dat zij een hoge archeologische waarde hebben.

13.2 Bouwregels

Bij het bouwen op gronden binnen de in artikel 13.1 genoemde bestemming geldt dat indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering waarvoor een vergunning is vereist en die een totale oppervlakte van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 50 cm hebben, hieromtrent vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag welke wordt verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld

13.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen als bedoeld in artikel 3.6.1.d Wro ten behoeve van het archeologisch onderzoek en/of het behoud en de bescherming van archeologische monumenten.

13.4 Omgevingsvergunning voor de uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.a Wro de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren van die een oppervlakte van meer dan 50 m2 beslaan en een diepte van 50 cm overschrijden ten behoeve van:
  • 1. het wijzigen van het maaiveldniveau door middel van het verlagen, afgraven of egaliseren van grond waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • 2. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.

  • b. Het verbod genoemd in artikel 13.4.a. is niet van toepassing voor zover de werken en werkzaamheden:
  • 1. het normale beheer of onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • 2. worden uitgevoerd in bestaande weg- en leidingcunetten;
  • 3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  • c. De aanvrager van een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 13.4.a, dient bij het indienen van de aanvraag een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.

  • d. Aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van archeologische monumentenzorg voorwaarden worden verbonden. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op:
  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

  • e. De in lid 13.4.a genoemde werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische monumenten in de desbetreffende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, balkons, koekoeken en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
  • b. Bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
  • 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
  • 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen.
  • c. Binnen de geometrisch bepaalde vlakken welke onderdeel uitmaken van dit plan is straatmeubilair toegestaan.
  • d. Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  • 1. indien de afmetingen van een parkeerruimte voor een personenauto ten minste 1,80 meter bij 5,00 meter en ten hoogste 3,25 meter bij 6,00 meter bedragen, uitgaande van langsparkeren en ten minste 2,40 meter bij 5,00 meter in geval van haaks parkeren;
  • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan trottoir grenst, ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedragen.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

  • a. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels, uitgaande van de normen voor 'rand' respectievelijk 'zone 3', ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  • b. Op het parkeren van fietsen en bromfietsen en voor het laden of lossen van goederen, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage(n) van de regels in deze behoefte zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

17.1 Afwijken van regels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in artikel 3.6.1.c Wro ten behoeve van:

  • a. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen voorzover betrekking hebbende op ondergeschikte bouwonderdelen zoals erkers, balkons, galerijen, buitentrappen, luifels, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke bouwdelen in geval de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 meter;
  • b. beneden peil gelegen ruimten in één laag;
  • c. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, die in het belang zijn voor een meer verantwoorde ruimtelijke of technische plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein tot een maximum van 3 meter;
  • d. geringe afwijkingen van maximale bouw- en goothoogten tot een maximum van 2 meter;
  • e. kunst- en reclameobjecten;
  • f. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijks beschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  • g. de parkeernormen die op grond van artikel gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
  • 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
  • 2. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage van de regels opgenomen parkeernormen en tabellen uit toetsingskader (parkeerdrukmatrix, de maximale loopafstanden en aanwezigheidspercentages);
  • 3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw.

Artikel 18 Algemene procedureregels

Indien in de regels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wetten, wetsbepalingen, algemene maatregelen van bestuur, verordeningen, richtlijnen van de Europese Unie of het EGverdrag betreft het de wetten, wetsbepalingen, algemene maatregelen van bestuur, verordeningen, richtlijnen van de Europese Unie of het EG-verdrag, zoals deze luiden op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overige en slotregels

Artikel 19 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

19.1

Een bouwwerk, dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan

  • aanwezig of
  • in uitvoering is,
  • dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan,

mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

19.2

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

19.3

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 20 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik

Behoudens voorzover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaand gebruik,

20.1 

mag het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkintreding van het plan en hiermee in strijd is, worden voortgezet;

20.2

is het verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de aard en afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

20.3

is het verboden indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, genoemd gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

20.4

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Landgoed Ockenburgh e.o.' van de gemeente Den Haag.