direct naar inhoud van Artikel 10 Wonen
Plan: Bezuidenhout - Noord
Plannummer: BP0178GBezuidenNd
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0178GBezuidenNd-50VA

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. afwijkende functies op de begane grond voor zover de locatie en de functie in de 'lijst afwijkende functies' (bijlage 1 van de regels) zijn opgenomen en er in de lijst niet is vermeld dat het hier het hele pand betreft;
  • c. parkeervoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen moeten zich bevinden binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak.
  • b. uit- en aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen mogen worden gerealiseerd binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak en daarbuiten, met dien verstande dat:
  • gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht vanaf 3 m achter de voorgevelrooilijn;
  • de oppervlakte van de totale bebouwing niet meer mag bedragen dan 50% van het gedeelte van het bouwperceel dat achter het bouwvlak gelegen is, waarbij geldt dat de totale oppervlakte van alle op het bijbehorende erf aanwezige aanwezige aan- uit- en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 40 m²;
  • de diepte van een uitbouw niet meer mag bedragen dan 3 m gemeten vanuit de op de kaart aangegeven achtergevelrooilijn;
  • met betrekking tot de uit- en aanbouwen geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,25 m. boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • met betrekking tot de vrijstaande bijgebouwen geldt dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • met betrekking tot de vrijstaande bijgebouwen geldt dat de afstand tot het hoofdgebouw en de daarbij behorende aanbouwen niet minder mag bedragen dan 3 m.
  • c. op het dakvlak van het hoofdgebouw met de aanduiding ‘extra bouwlaag toegestaan’ mag een extra bouwlaag en terras gebouwd worden onder de volgende voorwaarden:
  • I. De oppervlakte van de extra bouwlaag mag niet meer bedragen dan het voor het desbetreffende gebouw in de als bijlage bij de regels opgenomen lijst "percentage extra bouwlagen" van het dakoppervlak van het desbetreffende hoofdgebouw;
  • II. Het maximale volume van de extra bouwlaag mag niet meer bedragen dan de op grond van het percentage als bedoeld onder I bepaalde oppervlakte vermenigvuldigd met de maximale gemiddelde hoogte van 3,5 m;
  • III. In de bepaling van het dakoppervlak wordt het oppervlak van dakkapellen,erkers, uitbouwen e.d. niet meegenomen;
  • IV. De hoogte van de terrasafscheidingen dient te voldoen aan het ter zake bepaalde in het Bouwbesluit.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag, voor zover gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer bedragen dan 3 m.
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag voor zover deze zich bevinden voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

10.3.1 Nadere eisen ten aanzien van een extra bouwlaag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in verband met de bezonning en om reden van de stedenbouwkundige inpasbaarheid nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de opbouw van het volume van de dakopbouw. Ten aanzien van deze aspecten is de hiernavolgende uitwerking van toepassing.

Ten aanzien van bezonning

  • I. De situering van de extra bouwlaag dient zodanig te zijn, dat de (het) perce(e)l(en) aan de overzijde van de straat gelegen, blijkens een daartoe door de aanvrager ingesteld onderzoek, geen onevenredige schaduwhinder ondervind(t)(en). Er is sprake van een onevenredige schaduwhinder, indien als gevolg van de plaatsing van de extra bouwlaag tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode 19 februari- 21 oktober bij een zonhoogte van meer dan 10° niet zijn gewaarborgd.
  • II. Aan de achterzijde van het gebouw, waarop de extra bouwlaag zal worden geplaatst, dient de situering van de extra bouwlaag zodanig te zijn, dat de aangrenzende percelen en/of aan de achterzijde gelegen percelen en de daarbij behorende tuinen als gevolg van de extra bouwlaag geen onevenredige schaduwhinder ondervinden.
    • a. De hiervoor beschreven criteria alsmede de bij de aanvrager neergelegde onderzoeksverplichting zijn onverkort van toepassing.

Ten aanzien van de stedenbouwkundige inpasbaarheid

De in dit kader te stellen eisen zien toe op de waarborging van het behoud van het aanwezige stedenbouwkundig ensemble. Hiervan zal sprake zijn indien aanwezige straatwanden (vrijwel) identiek zijn en daardoor een collectieve stedenbouwkundige samenhang vertonen. De nadere eisen kunnen gesteld worden ten opzichte van de situering en/of opbouw van het bouwvolume. Eveneens zullen daartoe strekkende nadere eisen gesteld kunnen worden ter waarborging van de identieke situering en opbouw van het bouwvolume binnen het desbetreffende woonblok waarop de extra bouwlaag geplaatst zal worden.

10.3.2 Nadere eisen ten aanzien van vijf bouwlagen langs doorgaande wegen

Burgemeester en wethouders zijn, indien een bouwaanvraag daartoe aanleiding geeft, bevoegd in verband met de inpasbaarheid in de aanwezige stedenbouwkundige context nadere eisen te stellen ten aanzien van de geleding en situering van initiatieven voor het realiseren van vijf bouwlagen langs doorgaande wegen.

10.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Op de begane grond zijn de locaties genoemd in de lijst met afwijkende functies die is opgenomen als bijlage met de afwijkende functies kantoor, detailhandel, bedrijf, maatschappelijk, dienstverlening en/of horeca toegestaan, tenzij op deze lijst voor kantoren een andere verdeling is opgenomen;
  • b. De onder lid 10.1 onder b genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging die onderdeel uitmaakt van de richtlijn Bedrijven en Milieuzonering van de VNG;
  • c. De onder lid 10.1 onder b genoemde Horeca is toegestaan in de categorieën 1 tot en met 3 van de staat van horeca-inrichtingen.
10.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 10.4:

  • a. opdat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging voorkomende bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met wel in voornoemde staat opgenomen bedrijven;
  • b. ten behoeve van bedrijven behorende tot categorie C uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, voor zover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit een lagere milieucategorie en:
    • 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft;
    • 2. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke deskundige.
  • c. ten behoeve van een horeca-inrichting als bedoeld in categorie 4 van de staat van horeca-inrichtingen;
  • d. ten behoeve van het toestaan van een andere functie dan wonen op de verdiepingen, met uitzondering van kantoren en bedrijven.
10.6 Specifieke procedureregels

Bij de toepassing van een ontheffing zoals opgenomen in artikel 10.5 van dit artikel dient de procedure te worden gevolgd als bedoeld in artikel 15.1.2.