direct naar inhoud van 5.3 beheer
Plan: Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.1000BPKKG-DF01

5.3 beheer

5.3.1 ruimtelijke structuur

Bij de bestemming van de hoofdbebouwingsstructuur binnen het plangebied zijn de vigerende bestemmingsregelingen als uitgangspunt genomen.

Op basis van de structuurvisie kan met betrekking tot de leefkwaliteit worden geconcludeerd dat de bestaande ruimtelijke kwaliteit beschermd moet worden door:

  • bestaande groengebieden en speelplekken te behouden;
  • waar mogelijk ruimte te bieden voor versterking van het leefklimaat;
  • ruimte te bieden voor gedifferentieerde en aantrekkelijke woonmilieus;
  • voldoende uitbreidingsmogelijkheden te bieden voor bestaande woningen en ontwikkelingslocaties.

Het bestemmingsplan biedt daar waar mogelijk ruimte voor de versterking van de ruimtelijke structuur van het plangebied. De vigerende mogelijkheden voor uitbreiding van, en aan- of uitbouw van woningen hebben als uitgangspunt gediend voor dit bestemmingplan.

5.3.2 functionele structuur

In Gouda is de doelstelling het realiseren van voldoende, gedifferentieerde en aantrekkelijke woonmilieus. Het woningaanbod is op het moment te eenzijdig en er is vooral vraag naar woningen voor starters en lagere inkomens. Dit betekent dat voldoende ruimte gecreëerd moet worden voor de uitbreiding en aanpassing van bestaande woningen en waar mogelijk voor ontwikkelingslocaties.

In het plangebied is de woonfunctie uitgangspunt. Bestaande niet-woonfuncties mogen worden gehandhaafd, maar moeten specifiek worden bestemd. Functiewisselingen zijn daarbij mogelijk, mits er geen extra hinder ontstaat voor de woonomgeving. Zo mag bijvoorbeeld een bedrijfsfunctie omgezet worden naar een andere gelijkwaardige of minder milieuhinderlijke bedrijfsfunctie en mag een school ook een gezondheidscentrum worden. Ook de aard van de functie kan een rol spelen, bijvoorbeeld als de betreffende functie een grote ruimtelijke invloed op de omgeving heeft. Als leidraad daarbij heeft gediend de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering: activiteiten met een hindercategorie 1 of 2 worden als passend binnen de woonomgeving aangemerkt. Functies met een hogere categorie krijgen een afzonderlijke bestemmingsregeling (met een zogeheten maatbestemming). Deze functies mogen worden gehandhaafd, maar niet verder worden uitgebreid.
Daarnaast wordt er binnen het plan ruimte geboden voor de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis. Als de niet-woonfunctie valt onder de regeling voor beroepen en bedrijven aan huis, krijgt het pand de bestemming Wonen. Bepalend is daarbij of in het pand sprake is van overwegend een woonfunctie.

Meergezinswoningen met op de eerste bouwlaag overwegend niet-woonfuncties, hebben de bestemming "wonen" gekregen met een specifieke functieaanduiding zoals "detailhandel" of "garage". Dit is bijvoorbeeld het geval op de hoek van de Karnemelksloot en de Samuel Munckerstraat.
De meergezinswoningen aan de Blekers- en Fluwelensingel met op de eerste bouwlaag overwegend niet woonfuncties hebben de bestemming Gemengd 1 gekregen.
De meergezinswoningen aan de Rijkestraat en de Verzetslaan met op de eerste bouwlaag een niet-woonfunctie zijn bestemd als Centrum.
Beide bestemmingen voorzien in een niet-woonfunctie op de eerste bouwlaag. Het verschil tussen deze twee bestemmingen is dat, in tegenstelling tot de bestemming Gemengd 1, bij de bestemming Centrum geen bedrijfsactiviteiten milieucategorie 1 en 2 en kantoren zijn toegestaan.

Panden die een andere functie dan wonen hebben, krijgen een bestemming die past bij de betreffende functie. Daarbij kan gedacht worden aan Detailhandel, Kantoor, Maatschappelijk, Dienstverlening, Horeca of Bedrijf. Als binnen de bestemmingen Bedrijf, Maatschappelijk of Kantoor wel een woning is toegestaan, is dat middels een functie-aanduiding aangegeven.

Voor het sportcomplex Oosterwei is gekozen voor de bestemming Sport. Door bouwvlakken op de kaart zijn de bebouwingsmogelijkheden bepaald (op basis van de bestaande/bestemde situatie).

De begraafplaats heeft de bestemming maatschappelijk. Het crematorium is op de verbeelding met een functie-aanduiding weergegeven.

5.3.3 verkeersstructuur

Het verbeteren van de ontsluiting en de bereikbaarheid, zowel het autoverkeer als het openbaar vervoer is uitgangspunt. De huidige hoofdverkeerstructuur is uitgangspunt voor het bestemmingsplan.
Dit betekent dat de Sportlaan, de Burgemeester Martenssingel en de Joubertstraat de bestemming "Verkeer" krijgen. Het is nog altijd de bedoeling de Sportlaan tussen de Springers en de Boei verkeersluw te maken/te houden. Feit is wel dat de weg een verzamelfunctie heeft en het doorgaande verkeer slechts kan worden ontmoedigd. De bestemming ”Verkeer-Verblijf” zou daarom geen recht doen aan de feitelijke situatie. Het is wel de bedoeling bij een eventuele herinrichting de route opnieuw in te richten als 30 km/h-gebied, met snelheidsremmers afgestemd op lijndienstbussen en een eigen fysieke ruimte voor zowel het autoverkeer en het fietsverkeer (scheiding tussen verkeerssoorten).
Overige wegen worden bestemd als "Verkeer-Verblijf" om zo het ruimtelijke karakter van een buurt aan te geven. De spoorlijn in het noorden van het plangebied heeft de bestemming railverkeer gekregen.

Relevante uitgangspunten zijn:

  • geen openbaar groen opofferen voor parkeren;
  • de gemeente draagt zorg voor de exploitatie van parkeerfaciliteiten in het openbaar gebied;
  • parkeren op eigen terrein (uitgangspunt is dat zowel in de bestaande situatie als in nieuwbouwsituaties de parkeerruimte op eigen terrein wordt benut);
  • uitbreiding van parkeervoorzieningen mag niet leiden tot meer verhard oppervlak ten koste van openbaar groen (dus gestapelde parkeervoorzieningen);
  • uitgewerkt op wijkniveau is bepaald dat voor bewoners voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn. Daarbij wordt uitgegaan van één veilige parkeerplek per huishouden in de omgeving van de woning, bij voorkeur op eigen terrein, en een tweede plek op acceptabele loopafstand in een veilige omgeving. Bezoekers kunnen eventueel op grotere afstand van de woning parkeren.
  • de parkeernormen zijn opgenomen in het parkeerbeleidsplan. Deze normering is gekoppeld aan de bouwverordening zodat het bestemmingsplan op dit punt geen bijzondere regeling behoeft te bevatten. Wel is geregeld dat de bouwverordening op dit punt van toepassing blijft. Daarnaast is het parkeren bestemd waar dit nodig is. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:
    • 1. het bestemmingsplan dient aan te geven waar stedenbouwkundig geen parkeerplaatsen mogen komen en waar juist wel (onderscheid bestemming "Groen" geen parkeerplaatsen toegestaan en de bestemming "Verkeer", wel parkeerplaatsen toegestaan);
    • 2. bestaande parkeerruimte op eigen terrein moet in stand worden gehouden (het bestemmingsplan kan echter alleen toelaten, niet afdwingen);
    • 3. bij concrete, grotere bouwplannen moet onderzoek plaatsvinden naar locaties voor geconcentreerde betaalde parkeervoorzieningen.
5.3.4 groenstructuur

De bestaande groengebieden in de wijk worden zoveel mogelijk behouden. Daarom hebben deze gebieden de bestemming "Groen" gekregen. De tuinen behorende bij woningen zijn bestemd als "Tuin".

5.3.5 cultuurhistorie en archeologie

Het beschermd stadsgezicht
De Fluwelen- en Blekerssingel vallen onder het gebied dat is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Vanwege de grootte van het gebied en de grote differentiatie in de te beschermen waarden is het te beschermen gebied onderverdeeld in drie klassen. Elk van deze drie klassen (A t/m C) beslaat een afnemend aantal van aanwezige - en derhalve te beschermen - karakteristieke elementen. De mate van beschermen is in alle zones echter gelijk.

Schematisch ziet deze driedeling er als volgt uit:

  Te beschermen waarden van de:  
  openbare ruimte   bebouwing  
Zone A   patroon van straten en wateren, i.s.m.
profilering en inrichting openbare ruimte  
schaal, afmeting, vormgeving  
Zone B   patroon van straten en openbare ruimte   schaal, afmeting  
Zone C   patroon van straten en wateren   schaal  

De Fluwelen- en Blekerssingel vallen binnen zone C. Zone C omvat alle overige delen van het beschermd stadsgezicht die niet onder zone A of B vallen. De te beschermen waarden beperken zich hier tot het stratenpatroon, de duidelijke ruimtevorming dankzij de gesloten bebouwing, de schaal van de bebouwing en de groene stadssingels.
De regeling ten aanzien van het beschermd stadsgezicht is gebaseerd op de tekst van de officiële aanwijzing (zie bijlage 8).

De aangetroffen kwaliteit, op grond waarvan de Fluwelen- en Blekerssingel zijn aangewezen tot onderdeel van het beschermd stadsgezicht, kan vanzelfsprekend niet van toepassing zijn op elk afzonderlijk gebouw. In de loop van de negen eeuwen dat Gouda bestaat is er – tot op de dag van vandaag – immers heel wat gesloopt en weer opgebouwd. Dit proces leverde niet in alle gevallen even voortreffelijke architectuur op, maar evengoed moet men beseffen dat elke tijd zijn idealen kent en dat niet elk experiment kan slagen.

Het bestemmingsplan vormt de juridische vertaling van de in de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht aangeduide aspecten, voor zover ruimtelijk relevant. Voor zover de aanwijzing uitspreekt dat hoogte, breedte, vorm (kap) en plaats van de voorgevel ofwel (mede) bepalend zijn voor het waardevolle karakter van het beschermd stadsgezicht, zijn deze aspecten in het bestemmingsplan vastgelegd. Afgeleid zijn criteria t.a.v. de mate waarin het samenvoegen van panden aanvaardbaar is, welke (maximum) breedtemaat in een nieuwe gevel te herkennen moet zijn en in hoeverre een gevel mag in- en uitspringen. Een aantal aspecten is echter subjectief, niet-meetbaar en is daarom niet totaal in juridische regels te vangen. Het begrippen “schaal” kan op veel verschillende manieren concreet vormgegeven worden. Architectonische aspecten zoals materiaalkeuze, gevelindeling en detaillering vallen veeleer op het terrein van het Welstandstoezicht. Uiteraard zullen alle bouwplannen waarvoor bouwvergunning vereist is behalve aan het bestemmingsplan ook via het Welstandstoezicht expliciet getoetst worden op de bijdrage die een gebouw en zijn details leveren aan de omgeving.

Cultuurhistorie
De aanwezige rijks- en gemeentelijke monumenten zijn niet meer op de verbeelding aangegeven. Ter bescherming van de huidige bebouwing is een aanlegvergunning (voor sloop) niet nodig omdat de monumentenverordening hierin voorziet.
De twee molenbiotopen in het gebied zijn op de verbeelding weergegeven met een aanduiding. Binnen deze aanduiding gelden beperkingen aan de maximale bouwhoogte van bebouwing. In de regels is een formule opgenomen die de maximaal toegestane bouwhoogte bepaalt.

Archeologie
Vijf gebieden zijn op de verbeelding aangewezen als gebied met een middelhoge of hoge verwachting (zie paragraaf 3.5.3).
Voor het bestemmingsplan heeft dit tot gevolg dat deze gebieden op de verbeelding de dubbelbestemming "Waarde-archeologie" hebben gekregen.

5.3.6 vertaling van de welstandsnota in het bestemmingsplan

In de welstandsnota is aangegeven dat de regeling in het bestemmingsplan moet aansluiten op de regelingen in de welstandsnota. Dit heeft geleid tot de volgende uitgangspunten voor de regels van dit bestemmingsplan:

  • voldoende bouwmogelijkheden voor bewoners;
  • voor uitbreidingen geldt dat ten minste de situaties als bedoeld in de sneltoetscriteria zijn toegelaten;
  • ter bescherming van het bestaande beeld wordt voor de maatvoering van de hoofdbebouwing uitgegaan van de bestaande situatie (inclusief dakkapellen);
  • voor erfbebouwing zal een gelijke regeling gelden als in de reguliere woongebieden (schotelantennes e.d. worden via het welstandsbeleid geregeld);
  • bij herenhuizen van rond 1900 (kenmerken: vrijstaand, twee of drie bouwlagen) is de bestaande maatvoering uitgangspunt. Via wijziging is nieuwbouw mogelijk, mits aansluiting wordt gezocht bij de omschreven kenmerken, de nieuwbouw past binnen het karakteristieke straatbeeld en de belangen van de buren niet worden aangetast. Erkers, dakkapellen en dakopbouwen zijn onder voorwaarden toegestaan. In het bestemmingsplan wordt aangesloten bij de algemene regeling voor woongebieden waarbij de aanvullende eisen via het welstandsbeleid worden gesteld;
  • bij eind 19e eeuwse rijtjeshuizen (kenmerken: bouwhoogte 1 laag met mansardekap of plat, geplaatst in aaneengesloten bouwblokken zonder hoekoplossingen) zijn erkers, dakkapellen en dakoptrekkingen niet toegestaan wanneer ze zichtbaar zijn vanaf de straat. Dakopbouwen en geveloptrekkingen zijn onder voorwaarden toegestaan. In het bestemmingsplan wordt aangesloten bij de algemene regeling voor woongebieden waarbij de aanvullende eisen via het welstandsbeleid worden gesteld;
  • bij woningen in de 30er jarenstijl (20e eeuw, kenmerken: in het algemeen twee lagen met kap geplaatst in gesloten bouwblokken zonder dichte hoekoplossingen) dienen bouwplannen te voldoen aan de essentiële kenmerken van de jaren 30 (20e eeuw) bouwstijl zoals geformuleerd in de welstandsnota. In het bestemmingsplan wordt voor de bouwblokken en de maatvoering aangesloten bij de bestaande maatvoering. Door de algemene wijzigingsbevoegdheid is nieuwbouw mogelijk mits dit passend is in het karakteristieke straatbeeld en er geen aantasting van de belangen van buren plaatsvindt. Erkers en dakkapellen zijn onder voorwaarden toegestaan. Dakopbouwen en -optrekking zijn niet toegestaan. Aangesloten wordt bij de algemene regeling voor woongebieden waarbij de aanvullende eisen via het welstandsbeleid worden afgedwongen;
  • bij traditionele volkshuisvesting uit begin 20e eeuw (kenmerken: één bouwlaag met zadeldak in gesloten bouwblokken) zijn erkers en balkons niet toegestaan indien zichtbaar vanaf het publieke domein. Dakkapellen zijn wel toegestaan mits ze voldoen aan de sneltoetscriteria. De buurt tussen de St. Josephstraat, de Zoutmanstraat en de mr. D.J. van Heusdenstraat is het enige complex dat binnen dit plangebied tot deze stijl kan worden gerekend. In het bestemmingsplan wordt aangesloten bij de aanwezige kenmerken van deze bouwstijl;
  • bij de gemengde historische bebouwing langs de Karnemelksloot dienen bouwplannen te voldoen aan de essentiële kenmerken van de in de Welstandsnota beschreven criteria.
5.3.7 regeling erfbebouwing

Binnen de in de gemeente vigerende bestemmingsplannen zijn verschillende regelingen opgenomen voor erfbebouwing. Op basis hiervan is een (algemene) regeling geformuleerd voor dit bestemmingsplan:

  • de standaardregeling voor de diepte is nu vaak 2,5 meter; dit wordt verruimd tot 3 meter (gemeten uit de achtergevelbouwgrens);
  • voor de goothoogte wordt de hoogte van de eerste bouwlaag aangehouden; de nokhoogte is maximaal 3,5 meter;
  • de maximale oppervlakte bedraagt 30 m2 voor aaneengesloten woningen, 55 m2 voor vrijstaande en/of halfvrijstaande woningen of eindwoningen van een blok;
  • aan de voorzijde wordt de bestemming Tuin opgenomen; deze gronden dienen onbebouwd te blijven;
  • voor erkers is de standaardbepaling opgenomen.

De bestemming Tuin wordt waar nodig de "hoek om" getekend, daarmee verdwijnt voor een deel de ruime regeling uit de vigerende bestemmingsplannen die bij kopwoningen bebouwing toelaat. Voor bebouwing in voortuinen van woningen (bijvoorbeeld bergingen) is gekozen voor een bouwblok met een hoogteaanduiding dan wel, bij bebouwing van beperkte omvang, voor een bestemming Woondoeleinden, buiten het bouwblok.

Toevoegingen worden beoordeeld door de welstandscommissie. Het voorgaande neemt niet weg dat de in het bestemmingsplan geboden bouwmogelijkheden afgestemd moeten worden op de mogelijkheden en onmogelijkheden van het monumentenbeleid en welstandsbeleid. Het juiste evenwicht moet worden gevonden tussen voldoende gebruiksmogelijkheden enerzijds en bescherming van het bestaande anderzijds. Voor dit bestemmingsplan is de bestaande bebouwing qua maatvoering uitgangspunt. Kleine uitbreidingen zijn mogelijk (met in voorkomende gevallen de verplichting voor een monumenten- of archeologievergunning) waarbij toetsing kan plaatsvinden door de welstandscommissie en monumentencommissie. Voor grotere uitbreidingen is een nadere afweging vereist.