direct naar inhoud van Bijlage 2 Flora en fauna
Plan: PDV - Goudse Poort
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.0302BPPDVgoudsepoo-DF01

Bijlage 2 Flora en fauna

1 FLORA EN FAUNA

1.1 Wettelijk kader

Nota Ruimte (2006)

Het EHS-beleid, geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan van 1990, is voortgezet in de planologische kernbeslissing Nota Ruimte van de Ministeries van VROM, LNV, VenW en EZ (2006). Daarin wordt gesteld dat gemeenten in 2008 de netto begrensde Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in de bestemmingsplannen moeten hebben opgenomen (bij de eerstvolgende actualisatie van hun bestemmingsplan). Provincies zijn verantwoordelijk voor de precieze begrenzing van de robuuste ecologische verbindingen.
Voor de bruto begrensde natuur en robuuste verbindingen geldt een planologische basisbescherming. De basisbescherming is gericht op voorkoming van onomkeerbare ingrepen in relatie tot de toekomstige functie. Concreet betekent dit dat bij ingrepen voldoende ruimte en gebiedskwaliteit behouden dient te blijven voor de toekomstige ecologische functie.

Flora- en Faunawet

Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet (FF-wet) van kracht geworden. De FF-wet voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten beschermde natuurgebieden. De beschermde plantensoorten mogen niet vernietigd of beschadigd worden. De beschermde diersoorten mogen niet gedood, verwond of opzettelijk verontrust worden. Daarnaast mogen hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen niet beschadigd, vernield, uitgehaald, weggenomen of verstoord worden en ook mogen hun eieren niet vernietigd of vernield worden. Als dit wel gebeurt tijdens het uitvoeren van nieuwbouwplannen en het door aanpassing van de plannen niet te voorkomen is, zal in een aantal gevallen een ontheffing aangevraagd moeten worden en dienen mitigerende en compenserende maatregelen getroffen te worden. In bepaalde situaties kan met een goedgekeurde gedragscode gewerkt worden. Een onderzoek naar de aanwezige flora en fauna is dan ook altijd noodzakelijk voor het uitvoeren van ruimtelijke inrichtings- of ontwikkelingsmaatregelen.
Daarnaast geldt voor alle planten- en diersoorten de zorgplicht uit artikel 2 van de Flora en faunawet.
Deze bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. De zorgplicht kan gezien worden als algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt.

Natuurbeschermingswet 1998

De bescherming van Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet). Deze gebieden worden Natura 2000 gebieden genoemd.
Tevens regelt het de bescherming van beschermde Natuurmonumenten.

Streekplan Zuid-Holland Oost (2003)

Het compensatiebeginsel zoals geïntroduceerd in het Structuurschema Groene Ruimte (SGR), is door de Provincie Zuid-Holland uitgewerkt in het Streekplan. Zo geldt er volgens het Streekplan een compensatieplicht voor natuurwaarden binnen de ‘groene contouren’.

Nota Regels voor Ruimte (2004)

De Nota Regels voor Ruimte is een herziening van de Nota Planbeoordeling uit 2002. Samen met het streekplan vormt dit het beoordelingskader van Gedeputeerde Staten voor gemeentelijke ruimtelijke plannen.
In de Nota Regels voor Ruimte is het compensatiebeginsel (voortvloeiende uit de Nota Ruimte) verankerd: “Onomkeerbare en/of ongewenste ontwikkelingen moeten worden tegengegaan. Indien om zwaarwegende redenen aantasting van natuur- en landschapswaarden onontkoombaar is en alternatieve oplossingen ter plaatse niet voorhanden zijn, dient compensatie plaats te vinden.
Compensatie dient plaats te vinden in de gebieden benoemd in de regeling met betrekking tot het provinciaal compensatiebeginsel.” Onder de provinciale regeling van Zuid-Holland m.b.t. het compensatiebeginsel vallen naast de biotopen binnen de groene contouren ook biotopen van soorten die voorkomen op Rode Lijsten (opgesteld door het Ministerie van LNV). De compensatieverplichting ligt bij de initiatiefnemer van de activiteiten.

1.2 Onderzoek

Bij de herziening van een bestemmingsplan dient de gemeente te toetsen of er eventuele gevolgen zijn voor beschermde natuurwaarden.
Dat betekent dat nagegaan moet worden of:

  • Er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing Flora en faunawet (FF-wet), maar ook Provinciaal compensatiebeleid met betrekking tot biotopen van Rode Lijst soorten);
  • Er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing NB-wet);
  • Er wezenlijke waarden en kenmerken voor Ecologische Hoofdstructuur-gebieden aangetast worden (toepassen afwegingskader SGR).

De gemeente Gouda is voornemens medewerking te verlenen aan de realisatie van een PDV-locatie (Perifere Detailhandels Vestiging) op het bedrijventerrein “Goudse Poort”. Hiervoor moet het vigerende bestemmingsplan gewijzigd worden. Er is een quickscan uitgevoerd om de bestaande natuurwaarden binnen het plangebied globaal in beeld te brengen.
Een quickscan is een verkennend ecologisch onderzoek en betreft geen uitgebreide inventarisatie, waardoor slechts in beperkte mate uitsluitsel gegeven kan worden over de aan- en afwezigheid van beschermde soorten. Een inventarisatie vereist namelijk dat op verschillende momenten en minimaal twee keer in een seizoen veldinventarisaties plaatsvinden, omdat iedere soort zijn eigen optimale periode kent. In het geval van strikt beschermde soorten (tabel 3 FF-wet), wordt een verkennend onderzoek als onderbouwing bij de aanvraag van een ontheffing door het Ministerie van LNV nooit afdoende geacht. Aanvullend veldonderzoek, op die tijdstippen in het seizoen die voor de verscheidene soorten het meest gunstig zijn, is dan noodzakelijk.
Voordat begonnen is met de inventarisatie in het veld is een uitgebreide bureaustudie gedaan, waarbij gekeken is naar bestaande gegevens via het Natuurloket. Het Natuurloket geeft weer of in de betreffende uurhokken tijdens eerdere inventarisaties beschermde planten- en diersoorten aangetroffen zijn. Deze gegevens dienen slechts als globale indicatie.
Naast het raadplegen van het Natuurloket zijn diverse internetsites, relevante artikelen en verspreidingskaarten (o.a. RAVON) geraadpleegd, waaruit opgemaakt kan worden of bepaalde soorten al dan niet in de omgeving van het plangebied voorkomen.
Op maandag 2 augustus 2010 is het plangebied bezocht voor een verkennende inventarisatie van de op dat moment waarneembare flora en fauna. Aanwezige biotopen zijn beoordeeld op hun geschiktheid voor beschermde soorten.

1.3 Resultaten

Uit het onderzoek is het volgende gebleken:

* Gebiedsbescherming/EHS

Ten noorden van het plangebied, aan de overzijde van Rijksweg A12, ligt het EHS-gebied NGP Veenweiden-Midden Zuidplas (gebied Bloemendaal). Van de Natura 2000 gebieden ligt het gebied ‘Broekvelden-Vettenbroek & polder Stein’ het dichtst bij het plangebied. Eventuele werkzaamheden binnen het plangebied hebben geen invloed op het EHS gebied en/of het Natura 2000 gebied. Het plangebied ligt binnen de rode bebouwingscontour en heeft in het streekplan de bestemmingbedrijventerrein. Het plangebied heeft directe geen relatie met gebieden met een groene contour of natuurgebieden.

* Flora

Binnen het plangebied komt laanbeplanting voor, met soorten als Ratelpopulier, Witte abeel en Plataan. In de sloot groeit ondermeer Riet en Witte waterlelie.
Er zijn binnen het plangebied geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Er zijn ook geen geschikte biotopen aanwezig voor beschermde planten. Deze worden derhalve niet verwacht.

* Fauna

- Vogels
Binnen het plangebied zijn verschillende algemene vogelsoorten waargenomen, zoals Meerkoet, Waterhoen, Knobbelzwaan, Houtduif en Witte kwikstaart. Er zijn geen broedende vogels waargenomen. De bomen binnen het plangebied bieden echter wel geschikte broedgelegenheden voor verschillende vogelsoorten. Alle vogels zijn beschermd in het kader van de Flora- en faunawet.
De nesten van alle vogels zijn tijdens het broedseizoen beschermd en mogen niet verontrust worden. Nesten van enkele vogelsoorten, waaronder enkele uilsoorten en de Gierzwaluw, zijn jaarrond beschermd. Er zijn geen jaarrond beschermde nesten aangetroffen en deze worden binnen het plangebied ook niet verwacht.
Vogels die voorkomen op de Rode Lijst, zijn in het plangebied niet aangetroffen of te verwachten.

- Zoogdieren
Uit de bureaustudie blijkt dat er in en rond de stad Gouda verschillende streng beschermde vleermuissoorten voorkomen, zoals Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Meervleermuis (allen FF-wet tabel 3 en Habitatrichtlijn bijlage IV). De houtopstanden tussen het plangebied en Rijksweg A12 zijn geschikt als foerageergebied voor de Gewone dwergvleermuis en de Laatvlieger. Voor deze soorten zijn de gebouwen binnen het plangebied mogelijk geschikt als rust- en verblijfplaats.
Er zijn geen andere (streng) beschermde zoogdieren aangetroffen of te verwachten.

- Amfibieën
Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde amfibieën waargenomen. Er kan echter aangenomen worden dat de algemeen beschermde Groene kikker, Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander (allen FF-wet tabel 1) voorkomen binnen het plangebied. Uit de bureaustudie blijkt dat de streng beschermde Rugstreeppad (FF-wet tabel 3, Habitatrichtlijn bijlage IV en Rode lijst status ‘gevoelig’) voorkomt in de omgeving van het plangebied. Tijdens het veldbezoek is de Rugstreeppad echter niet aangetroffen binnen het plangebied. Het huidige biotoop is voor deze soort ook niet geschikt. Wanneer er door de werkzaamheden delen van het gebied langdurig braak komen te liggen, wordt het plangebied mogelijk wel interessant als voortplantingen/of overwinteringgebied voor de Rugstreeppad en zou deze zich binnen het plangebied kunnen vestigen.
Er zijn binnen het plangebied geen andere (streng) beschermde amfibieën aangetroffen of te verwachten.

- Vissen
Uit de bureaustudie blijkt dat de beschermde vissoorten Kleine modderkruiper en Bittervoorn voorkomen in de omgeving van het plangebied. De sloot binnen het plangebied kan geschikt biotoop vormen voor deze soorten.

- Overige soorten
Er zijn tijdens de inventarisatie geen beschermde insecten, vlinders of andere ongewervelden aangetroffen. Voor deze soorten zijn ook geen geschikte biotopen aangetroffen binnen het plangebied.

1.4 Conclusie en advie

  • Het EHS-gebied 'NGP Veenweiden-Midden Zuidplas' (gebied Bloemendaal), ten noorden van het plangebied, en het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied ('Broekvelden-Vettenbroek & Polder Stein') zullen geen schade ondervinden van de geplande werkzaamheden.
  • Er komen binnen het plangebied geen Rode Lijstsoorten voor. Compensatie op grond van het Provinciaal Compensatiebeginsel is derhalve niet aan de orde.
  • Voor de algemeen beschermde soorten (Groene kikker, Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander) geldt een vrijstelling van de Flora- en faunawet voor werkzaamheden die vallen onder ruimtelijke ontwikkeling. Er is voor het verontrusten van deze soort geen ontheffing nodig. Wel dient voor deze soorten de algemene zorgplicht in acht genomen te worden.
  • Het verwijderen vegetatie dient buiten het broedseizoen van vogels plaats te vinden, zodat overtreding van de FF-wet wordt voorkomen. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot half juli. De FF-wet hanteert echter geen standaard periode voor het broedseizoen; van belang is of een nest bewoond is. Indien een bewoond nest wordt aangetroffen, mogen er geen werkzaamheden uitgevoerd worden die het nest verstoren. Geadviseerd wordt om eventuele `kapwerkzaamheden uit te voeren in de herfst- en winterperiode om problemen te voorkomen. Daarnaast wordt geadviseerd om bij voor aanvang van eventuele kapwerkzaamheden tijdens het broedseizoen een inspectie te laten uitvoeren door een terzake kundige naar de aanwezigheid van broedende vogels.
  • De sloot binnen het plangebied kan geschikt biotoop vormen voor de (streng) beschermde Kleine modderkruiper en Bittervoorn. Vóór eventuele werkzaamheden aan de sloot dient aanvullend onderzoek plaats te vinden naar het voorkomen van deze soorten.
  • De gebouwen binnen het plangebied kunnen mogelijk dienen als rust- en verblijfplaats voor verschillende streng beschermde vleermuissoorten. Geadviseerd wordt om vóór aanvang van sloopwerkzaamheden aanvullend onderzoek te laten uitvoeren naar de aanwezigheid van rusten verblijfplaatsen voor vleermuizen.
  • Het plangebied kan tijdens de werkzaamheden, als er veel braakliggende, kale grond ligt, geschikt worden als voortplanting- en/of overwinteringgebied voor de streng beschermde Rugstreeppad. Gedurende de werkzaamheden moet voorkomen worden dat er tijdens het voortplantingsseizoen ondiepe poelen en plassen ontstaan op het terrein waarin deze paddensoort z'n eieren kan leggen. Daarnaast moet voorkomen worden dat er aan het begin van het overwinteringseizoen zand en/of grond onbewerkt ligt waar de Rugstreeppad zich ter overwintering kan ingraven. Er wordt geadviseerd om een ecologisch werkprotocol op te stellen, om te voorkomen dat de Rugstreeppad zich tijdens de werkzaamheden binnen het plangebied zal vestigen.