direct naar inhoud van Regels
Plan: Uitbreiding Promelca
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0512.BP2013138-4001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Uitbreiding Promelca' van de gemeente Gorinchem.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0512.BP2013138-4001 met de daarbij behorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroep aan huis daaronder niet begrepen.

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.12 bouwvlak:

een aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.15 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.16 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.17 havengebonden kantoor:

een kantoor of kantooractiviteiten verbonden aan een havengebied of waarvan de bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak ten dienste staan van haven gebonden bedrijvigheid.

1.18 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.19 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.20 kantoor:

het bedrijfsmatig verrichten van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële en organisatorische werkzaamheden, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan of geholpen, waaronder mede begrepen vergaderaccommodaties, met uitzondering van dienstverlening.

1.21 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.22 peil:
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • c. voor bouwwerken in het water: het waterpeil;
  • d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.23 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.24 riviergebonden activiteiten:
  • a. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
  • b. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
  • c. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
  • d. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
  • e. de aanleg of wijziging van scheepswerven;
  • f. de realisatie van natuur;
  • g. de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
  • h. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
  • i. de winning van oppervlaktedelfstoffen.
1.25 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.26 verbeelding:

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening 2012.

Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan.

1.27 voorgevellijn:

denkbeeldige naar de openbare rijweg gesitueerde lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.28 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.29 watergebonden bedrijfsmatige activiteiten:

bedrijfsmatige activiteiten waarbij bedrijven voor de aan- en/of afvoer van grondstoffen, halffabricaten en/of producten in belangrijke mate gebruik maken van het transport over water of rivierwater toepassen in productieprocessen.

1.30 wet/wettelijke regelingen:

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.31 zelfstandig kantoor:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een (bedrijfs)gebouw(en) met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw.

2.3 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - Kade

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Kade' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een kade ten dienste van de functies laden en lossen, op- en overslag ten behoeve van het uitoefenen van watergebonden bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – promelca' zijn toegestaan bedrijfsactiviteiten behorende bij zuivelproductenfabrieken met de daarbij behorende sproeidroogactiviteiten van zuivelproducten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1' het uitoefenen van watergebonden bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 2 tot en met 5.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidzoneringsplichtig bedrijf' geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

met de daarbij behorende:

  • e. wegen en paden;
  • f. laad- en losvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. voor het bouwen gelden de aanduidingen en de hierna opgenomen bepalingen onder 3.2.2.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, vlaggenmasten, antennes en lichtmasten bedraagt 8 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van kranen bedraagt 40 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 12 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken van de bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder c door de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse te verhogen tot maximaal 25 meter, onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. door de aanvrager wordt aangetoond dat een hoger bouwhoogte noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering ter plaatse.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. vuurwerkbedrijven;
  • b. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage uitgezonderd de inrichting als bedoeld in artikel 3.1 onder b;
  • c. wonen;
  • d. detailhandel;
  • e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • f. horeca;
  • g. seksinrichtingen;
  • h. permanente opslag van goederen en materialen ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsvrije zichtzone';
  • i. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • j. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 4 Bedrijventerrein - Watergebonden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Watergebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor::

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – promelca' zijn toegestaan zuivelproductenfabrieken met de daarbij behorende sproeidroogactiviteiten van zuivelproducten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidzoneringsplichtig bedrijf' geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' het uitoefenen van watergebonden bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 2 tot en met 4.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1' het uitoefenen van watergebonden bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 2 tot en met 5.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;

alsmede ook voor:

  • e. productiegebonden detailhandel als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a tot en met d, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • f. niet zelfstandige kantoren als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a tot en met sub d, met dien verstande dat het oppervlak van deze kantoren ten hoogste 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen tot een maximum van 3.000 m²;
  • g. havengebonden kantoren;

met de daarbij behorende:

  • h. wegen en paden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. laad- en losvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen,
  • l. bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Voor het bouwen gelden gelden de aanduidingen en de hierna opgenomen bepalingen onder 4.2.2 tot en met 4.2.4.
4.2.2 Gebouwen, niet zijnde voorzieningen van algemeen nut
  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat binnen de gebiedsaanduiding 'bebouwingsvrije zichtzone' geen gebouwen mogen worden opgericht;
  • b. ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen geldt de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte'.
4.2.3 Voorzieningen van algemeen nut
  • a. Voorzieningen van algemeen nut zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter;
  • c. de maximale oppervlakte bedraagt 30 m².
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 3 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, vlaggenmasten, antennes en lichtmasten bedraagt 8 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van kranen bedraagt 40 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 12 meter.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken van de bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.4, sub d door de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse te verhogen tot maximaal 25 meter, onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. door de aanvrager wordt aangetoond dat een hoger bouwhoogte noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering ter plaatse.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. vuurwerkbedrijven;
  • b. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage uitgezonderd de inrichting als bedoeld in artikel 4.1 onder b;
  • c. wonen;
  • d. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in artikel 4.1;
  • e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • f. horeca, anders dan een bedrijfskantine;
  • g. seksinrichtingen;
  • h. permanente opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsvrije zichtzone';
  • i. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • j. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Milieucategorie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 4.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 4.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 4.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

4.6.2 Niet-watergebonden bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1, ten behoeve van de vestiging en uitoefening van 'niet-watergebonden bedrijven' c.q. 'niet-watergebonden bedrijfsactiviteiten' binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. de maximaal toelaatbare milieubelasting overeenkomt met de in artikel 5.1 toegelaten milieucategorieën;
  • b. het bedrijf ondersteunend of dienstbaar is aan de binnen het plangebied aanwezige watergebonden bedrijven danwel ondersteunend of dienstbaar is aan de overeenkomstig de bestemming 'Bedrijventerrein – Watergebonden' toe te laten 'watergebonden bedrijven' c.q. 'watergebonden bedrijfsmatige activiteiten';
  • c. de niet-watergebonden bedrijven c.q. watergebonden bedrijfsmatige activiteiten' niet zijn toegestaan op bouwpercelen die direct zijn gelegen aan de gronden met de bestemming bestemming 'Bedrijventerrein - Kade';
  • d. het te vestigen bedrijf dient aan te tonen waarom de vestiging ter plaatse noodzakelijk en/of wenselijk is;
  • e. Rijkswaterstaat om advies wordt gevraagd ten aanzien van de vestiging van het bedrijf.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

6.1 vrijwaringszone - dijk 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Algemene regels m.b.t. ondergronds bouwen
7.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden geldt de Keur van Waterschap Rivierenland.

7.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt de Keur van Waterschap Rivierenland alsmede, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds ook gebouwen zijn toegestaan;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 6 meter onder peil;
  • c. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
7.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.1.2 onder b voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
7.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan:

  • a. 1,5 meter voor tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, balkons, funderingen, veranda's en afdaken;
  • b. 0,75 meter voor bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanten van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen, schoorstenen en rookkanalen;
  • c. 0,5 meter voor gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, balkons, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits deze onderdelen van de bouw niet lager zijn aangebracht dan:
    • 1. 4,20 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,50 meter langs een rijweg;
    • 2. 2,20 meter boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder 1. genoemde strook;
  • d. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen;
  • e. 1 meter voor hijsinrichtingen.
7.3 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
7.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

7.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

7.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 7.3.1 en 7.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten behoeve van:

  • a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • I. op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
      • II. tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.

Artikel 9 Algemene procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  • a. het ontwerpbesluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende vier weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  • c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  • d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Uitbreiding Promelca'.