direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal beleid
Plan: Brouwersdam 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0511.GDRBrouwersdam-BP30

2.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' (2010) en 1e herziening (2011) en actualisatie 2012 (2011)

De Provinciale Structuurvisie Visie op Zuid-Holland is op 2 juli 2010 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland. De structuurvisie vervangt het provinciaal streekplan en het interim-beleid van de Wro op basis waarvan het laatste streekplan als structuurvisie werd aangemerkt. De Visie op Zuid-Holland geeft richting aan de door de provincie beoogde ontwikkeling van Zuid-Holland. De visie is zelfbindend voor de provincie. Daarnaast is met de visie ook een provinciale verordening opgesteld en vastgesteld, waarvan de inhoud ook bindend is voor lagere overheden.

De visie geeft aan dat voor een goede ruimtelijke ordening een integrale aanpak nodig is. Binnen deze aanpak wordt een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de verschillende functies, zoals wonen, werken en recreëren. Hiervoor zijn vijf integrale hoofdopgaven benoemd die de basis vormen voor Visie op Zuid-Holland. De opgaven die in de visie uiteen worden gezet zijn:

  • een concurrerend en aantrekkelijk internationaal profiel;
  • een duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie;
  • een samenhangend stedelijk netwerk;
  • stad en land verbonden;
  • een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap.

De Brouwersdam is in de structuurvisie aangemerkt als toeristisch centrum. Omdat de Structuurvisie uitsluitend zelfbindend is voor de provincie, is het met name van belang hoe deze en andere opgaven uit de visie zijn doorvertaald in de Provinciale Verordening. Dat document omvat regels waaraan ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau moeten voldoen.

Provinciale verordening (2010) en 1e herziening (2011) en actualisatie 2011 (2012)

In samenhang met de Provinciale Structuurvisie is de Provinciale Verordening opgesteld en vastgesteld. Deze verordening stelt concrete regels die bij ruimtelijke ontwikkelingen in acht genomen moeten worden. Hieronder wordt beknopt ingegaan op de relevante bepalingen uit de verordening.

De meest voorname bepaling uit de provinciale verordening is gekoppeld aan de bebouwingscontouren. Ontwikkelingen gericht op stedelijke functies buiten deze contouren zijn in beginsel uitgesloten. Een algemene uitzondering hierop valt te maken voor uitbreiding van bestaande voorzieningen, overigens onder voorwaarden. Daarnaast zijn er een aantal thematische regelingen, die ontwikkelingen buiten de bebouwingscontouren (onder voorwaarden) mogelijk maken.

In figuur 2.4 zijn twee uitsneden van kaarten opgenomen, waarop de meest relevante zoneringen zijn aangegeven. Het betreft de zones voor strandbebouwing, verblijfsrecreatie en natuur. Daarbij is ook een figuur opgenomen die de uitbreiding van de gebieden voor recreatie en strandbebouwing aangeeft, deze uitbreiding is vastgelegd in de Actualisatie 2011 van de verordening. Wat uit deze kaarten nog niet blijkt is het belang van de waterkering. Onderstaand worden de regels uit de verordening over deze onderwerpen op hoofdlijnen uiteen gezet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0511.GDRBrouwersdam-BP30_0008.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0511.GDRBrouwersdam-BP30_0009.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0511.GDRBrouwersdam-BP30_0010.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0511.GDRBrouwersdam-BP30_0011.png"  

Figuur 2.4 Uitsnede provinciale verordening

afbeelding "i_NL.IMRO.0511.GDRBrouwersdam-BP30_0012.png"  

Figuur 2.5 Uitbreiding Actualisatie 2011

Strandbebouwing

  • Bestemmingsplannen die betrekking hebben op zones aangemerkt voor strandbebouwing, mogen bebouwing op het strand toestaan voor zover deze het recreatieve karakter van de kust ondersteunt, gemakkelijk verwijderbaar is en geen belemmering vormt voor het onderhoud, de veiligheid of de versterking van aanwezige waterkeringen.

Verblijfsrecreatie

  • Bestemmingsplannen voor gronden gelegen buiten de bebouwingscontouren die betrekking hebben op recreatieve functies, mogen uitsluitend de volgende nieuwe bebouwing toelaten:
    • 1. kleinschalige bebouwing voor recreatie, uitgezonderd recreatiewoningen en bedrijfswoningen, passend bij en ondersteunend aan de recreatieve functie van het gebied;
    • 2. recreatiewoningen en de bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen als onderdeel van een complex van recreatiewoningen, binnen de voor verblijfsrecreatie aangegeven gebieden onder de voorwaarde van goede landschappelijke inpassing.

Overigens geldt dat de gemeente eerder al heeft verzocht aan de provincie om de aanduiding 'recreatiegebied' toe te kennen aan De Punt waar (buiten dit bestemmingsplan om) een ecohotel beoogd wordt en rondom de jachthaven Marina Port Zélande. De provincie heeft hierop laten weten in beginsel niet negatief tegen recreatieve ontwikkelingen te staan op deze locaties, maar door de kwetsbaarheid van het gebied heeft zij besloten niet op voorhand een zonering op te nemen voor deze ontwikkelingen. In haar antwoord gaf de provincie verder aan dat wanneer de betreffende plannen verder uitgewerkt zijn en hieruit blijkt dat zij niet negatief van invloed zijn op de kwetsbare gebieden, de ontwikkelingen in de eerstvolgende actualisatieronde van de verordening kunnen worden meegenomen.

Natuur

  • Bestemmingsplannen dienen de bestaande natuurgebieden te beschermen tegen significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden.
  • Bestemmingsplannen voor de gronden die zijn aangewezen als zoekgebied wijzen geen bestemmingen aan die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken.

Waterkeringen

  • Primaire en regionale waterkeringen, zoals aangegeven op kaart 8 van de verordening, dienen als zodanig bestemd te worden. In de bestemming worden regels opgenomen voor onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van die keringen.
  • De beschermingszones en de kernzone van de betreffende keringen zoals opgenomen in de vastgelegde leggers van de waterbeheerders worden bestemd. Andere bestemmingen zijn slechts toelaatbaar voor zover er geen sprake is van significante belemmeringen voor onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de betreffende keringen.

Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (provincie Zuid-Holland, 2009) beschrijft de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid inclusief het grondwaterbeleid. Het vervangt het Beleidsplan Groen, Water en Milieu en het Grondwaterplan 2007-2013. De provincie heeft in dit plan het beleid uit het Nationaal Waterplan en het huidige Europese beleid vertaalt naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. In het provinciale waterplan gaat het vooral om de 'wat'-vraag, in de waterbeheerplannen van de waterschappen gaat het vooral om de 'hoe'-vraag. Op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening heeft het Provinciaal Waterplan de status van structuurvisie.

Een ruimtelijke wateropgave wordt van provinciaal belang beschouwd als die wateropgave een basisvoorwaarde is voor het behalen van een (provinciale) ruimtelijke ambitie/hoofdopgave. In dit kader is sprake van twee typen ruimtelijke wateropgaven:

Type 1) wateropgaven die betrekking hebben op concrete gebieden/zones waarbij de provinciale structuurvisie zorgt voor (planologische) bescherming van deze gebieden/zones - denk bijvoorbeeld aan reserveringen voor waterberging en vrijwaringzones voor toekomstige dijkversterkingen.

Type 2) wateropgaven die zich vertalen naar uitgangspunten, basisvoorwaarden of de locatiekeuze van ruimtelijke ontwikkelingen - zo moet bijvoorbeeld de potentiële overstromingsdiepte in ogenschouw worden genomen bij locatiekeuzes voor economisch waardevolle functies.

Het provinciale waterplan heeft geen consequenties voor het bestemmingsplan Brouwersdam; er zijn geen wateropgaven benoemd die betrekking hebben op concrete gebieden of zones binnen het bestemmingsplangebied.