direct naar inhoud van 2.1 Rijksbeleid
Plan: Brouwersdam 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0511.GDRBrouwersdam-BP30

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Op het gebied van decentrale overheden wordt de lijn van de Nota Ruimte doorgezet. Het credo luidt daarbij 'beslisruimte zo dicht mogelijk bij de burger'. Het Rijk zal zo weinig mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten. Het uitgangspunt hierbij is dat provincies, regio's en gemeenten zelf het best in beeld hebben waar in hun gebied behoefte aan is. Op deze wijze kunnen regionale verschillen in groei en krimp gericht worden aangepakt. Dit houdt ook in dat landsdekkende verstedelijkingsafspraken en locatiebeleid (bijvoorbeeld nationale landschappen, rijksbufferzones en snelwegpanorama's) komen te vervallen.

Door provincies en gemeenten de ruimte te geven, kan het Rijk zich richten op het behartigen van ruimtelijke belangen die van nationale en internationale betekenis zijn. De opgaven die in dat licht uiteen worden gezet zijn:

  • de ontwikkeling van de stedelijke regio's rond mainports, brainport en greenports;
  • netwerken voor energie en buisleidingen;
  • de zorg voor ruimte voor waterveiligheid;
  • en het beschermen van unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0511.GDRBrouwersdam-BP30_0002.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0511.GDRBrouwersdam-BP30_0003.png"  

Figuur 2.1 Uitsnede SVIR - nationaal ruimtelijke hoofdstructuur

Uit bovenstaande uitsnede van de nationaal ruimtelijke hoofdstructuur valt af te lezen dat de nationale belangen die in de omgeving van het plangebied relevant zijn en allen watergerelateerd zijn. Het betreft de bescherming van het hoofdwatersysteem en het bijbehorende kustfundament, de waterkeringen en het vrije zicht op de horizon.

Als structuurvisie is het document zelfbindend voor het Rijk. Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is het Barro opgesteld.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

In het bestemmingsplan voor de Brouwersdam dient met name rekening te worden gehouden met de door het Rijk geformuleerde belangen inzake natuur (Ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000-gebieden) en de kust en kustbescherming.

Spoedwet herziening Wro (2012)

Het Barro staat bebouwing buiten het stedelijk gebied in het Kustfundament niet toe. Het Barro is op 31 december 2011 in werking getreden. Het Barro bevat aan het slot de bepaling dat de minister ontheffing kan verlenen (bijvoorbeeld voor ontwikkelingen binnen de primaire waterkering bouwen op het kustfundament) indien de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijke ruimtelijke beleid in verhouding tot de te dienen nationale belangen onevenredig wordt belemmerd. De inwerkingtreding van deze ontheffingsbevoegdheid is afhankelijk van de inwerkingtreding van de Spoedwet wijziging Wro. Deze Spoedwet biedt de wettelijke basis voor het opnemen van een ontheffingsmogelijkheid in algemene regels als het Barro of provinciale verordeningen. De bevoegdheid om ontheffing te verlenen ligt bij de Minister.

Nationaal Waterplan 2009 - 2015 (2009)

Het Nationaal Waterplan (Ministeries van V&W, VROM en LNV, 2009) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998. Het beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Het Nationaal Waterplan bestaat uit een thematische uitwerking en een gebiedsuitwerking. Thema's die behandeld worden zijn: waterveiligheid, watertekort en zoetwatervoorziening, wateroverlast, waterkwaliteit en gebruik van water. Gebiedsuitwerkingen zijn er voor de kust, rivieren, IJsselmeergebied, zuidwestelijke Delta, Randstad, Noordzee, Noord-Nederland en de Waddenzee, hoog Nederland en het stedelijk gebied. Op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie.

Beleidslijn kust (2007)

Met deze beleidslijn verheldert het kabinet het bestaande beleid voor de kust zoals dat is opgenomen in de 3e Kustnota en de Nota Ruimte. De beleidslijn geeft ook inzicht in de verdeling van verantwoordelijkheden tussen verschillende overheden. Bestaande regels veranderen niet, maar er wordt aan provincies, waterschappen en gemeenten een kader geboden voor het toetsen van ontwikkelingen. Het uitgangspunt is de veiligheid van het achterland. De beleidslijn biedt binnen dat belang ruimte voor de ontwikkeling van wonen, werken en recreëren.

Voor jaarrond aanwezigheid en exploitatie van strandpaviljoens geldt op basis van de 3e kustnota een 'ja, mits-beleid', als ze passen in het ruimtelijk beleid en de zonering van gemeente en/of provincie. Hierbij moet rekening worden gehouden met de relatie van het strand met een kustplaats of recreatieconcentratiepunt, met dynamisch duinbeheer en de handhaving van de kustlijn door middel van zandsuppleties. Voorwaarden vanuit het waterkeringsbelang worden doorgaans uitgewerkt in de beheersplannen van de waterschappen, met de keurvergunning als instrument. Het Rijk hanteert in het algemeen als voorwaarde dat de vergunning tijdelijk is. Er moet een minimumafstand worden aangehouden tot duinvoet en de fundering moet op palen worden geplaatst of op een andere manier aan te passen zijn. Voor de jaarrond aanwezigheid en exploitatie van strandpaviljoens geldt voorts een eigen risico. Er kan geen aanspraak worden gemaakt op extra zandsuppleties.

Beheerplan Voordelta

Het grootste deel van het plangebied maakt onderdeel uit van Natura 2000-gebied Voordelta. De Voordelta, de ondiepe zee en omringende stranden voor de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden, is een voor Nederland en Europa uniek natuurgebied. Door de afwisseling van zoet en zout en diep en ondiep water, kenmerkend voor een rivierdelta, is het een leef- en foerageergebied voor zeehonden en diverse beschermde vogelsoorten. De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) heeft de Voordelta om die reden aangewezen als Natura 2000-gebied. Binnen een Natura 2000-gebied geldt bescherming voor leefgebieden en soorten die kenmerkend zijn voor het betreffende gebied. In de Voordelta gaat het daarbij onder meer om de gewone zeehond, de fint, de zwarte zee-eend, verschillende andere eendensoorten en steltlopers. Het beheerplan Voordelta bevat de maatregelen die de benodigde extra bescherming voor deze soorten en hun leefgebieden moeten bieden. Deze maatregelen zijn over het algemeen niet ruimtelijk van aard. De hoofdlijnen van de maatregelen worden hieronder beschreven. Voor een nauwkeurige beschrijving wordt verwezen naar het Beheerplan Voordelta.

Voor natuurbescherming en natuurcompensatie stelt het beheerplan maatregelen in. Zo zijn vijf rustgebieden voor zeehonden en vogels en een bodembeschermingsgebied aangewezen. Hiertoe zijn drie toegangsbeperkingsbesluiten genomen. In het bodembeschermingsgebied gelden beperkingen voor vormen van visserij die de zeebodem verstoren. Beoogd resultaat van deze beperking van menselijke activiteiten is dat de kwaliteit en voedselproductie van de zeebodem in het beschermde gebied met ten minste 10% verbetert. Deze verbetering compenseert het verlies aan voedselrijke zeebodem door aanleg van Maasvlakte II.

In de vijf rustgebieden gelden beperkingen voor vormen van visserij en recreatie die zeehonden en vogels verstoren. Het gaat om de volgende gebieden:

  • Hinderplaat (binnen plangebied);
  • Bollen van de Ooster;
  • Bollen van het Nieuwe Zand;
  • Slikken van Voorne;
  • Verklikkerplaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0511.GDRBrouwersdam-BP30_0004.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0511.GDRBrouwersdam-BP30_0005.png"  

Figuur 2.2 Plankaart beschermingsgebieden Voordelta

Beoogd resultaat van deze beperking van menselijke activiteiten in de rustgebieden:

  • rust voor de gewone zeehond, zodat op termijn ten minste 200 van deze dieren in de Nederlandse Delta leven en daar ook hun jongen werpen en grootbrengen; in 2007 leefden er ongeveer 100 gewone zeehonden in de Delta; deze dieren plantten zich daar nauwelijks voort;
  • rust en voedsel voor soorten steltlopers en eenden die landelijk in aantal afnemen en waarvoor de Voordelta een belangrijk gebied is; de kwaliteit van de Voordelta als rusten foerageergebied voor bijvoorbeeld de scholekster en krakeend staat momenteel onder druk;
  • rustige zandplaten in zee, zodat de grote stern en visdief met hun jongen deze platen kunnen benutten om te rusten en makkelijker bij hun voedselgebieden op zee te komen; hun huidige voedselgebied gaat deels verloren met de aanleg van Maasvlakte II;
  • rust voor de zwarte zee-eend, zodat deze kan profiteren van het vergrote voedselaanbod in het bodembeschermingsgebied; ook voor deze soort gaat een deel van het huidige voedselgebied verloren met de aanleg van Maasvlakte II.

Recreatie en het beheerplan Voordelta

In het beheerplan is aangegeven waar welke recreatie is toegestaan (zie figuur 2.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0511.GDRBrouwersdam-BP30_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0511.GDRBrouwersdam-BP30_0007.png"

Figuur 2.3 Zonering toegestaan strandgebruik