direct naar inhoud van Regels
Plan: Warmtepompcentrale Delft
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0090-2001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Warmtepompcentrale Delft met identificatienummer NL.IMRO.0503.BP0090-2001 van de gemeente Delft;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen en/of opslaan van producten zoals genoemd in de Lijst van Bedrijfstypen, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, hotel en horeca;

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 Bevi-inrichting

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.11 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 bijbehorende voorzieningen

voorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie zoals parkeren, groen, water en ontsluitingswegen;

1.14 bodemverstorende activiteiten

het plegen van ingrepen die de bestemming van de grond veranderen en/of waardoor het grondwaterpeil verandert of het uitvoeren van grondbewerkingen;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag

een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen dan wel een tussen vloer en een plat dak, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met uitsluiting van een kap;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 consumentenvuurwerk

vuurwerk voor particulier gebruik;

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder

1.25 groepsrisico

een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het groepsrisico kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds;

1.26 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.27 invloedsgebied

gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd;

1.28 kennisintensieve bedrijven

bedrijven gericht op het ontwikkelen, onderzoeken, vervaardigen, testen, evalueren, toepassen en anderszins bewerken van hoogwaardige diensten, producten, methoden, technologieën en productiewijzen;

1.29 kennisintensieve kantoren

functiegebonden kantoren gerelateerd aan het kenniscentrum TU Delft;

1.30 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.31 kunstwerken

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.32 Lijst van Bedrijfstypen

de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp plan en opgenomen in de bijlage Lijst van Bedrijfstypen behorende bij deze regels;

1.33 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan;

1.34 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, leidingsysteem en pompputten ten behoeve van geothermische warmtelevering, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie

1.35 onderzoeksvoorzieningen

onderzoek dat gericht is op het ontwikkelen, onderzoeken, vervaardigen, testen, evalueren en anderszins bewerken van hoogwaardige producten, methoden, technologieën en productiewijzen;

1.36 peil
  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.37 restauratieve voorzieningen

ondergeschikte voorziening ter ondersteuning van de ter plaatse aanwezige hoofdactiviteit, gericht op het verstrekken van spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa;

1.38 slopen

het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk;

1.39 warmtepompcentrale

een voorziening voor het ophogen alsmede uitkoelen van temperatuur van geothermische warmte;

1.40 wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstanden

afstanden worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Artikel 3 Toepassingsbereik

  • 1. Dit plan heeft betrekking op de volgende bestemmingsplannen van de gemeente Delft:

Naam bestemmingsplan   Identificatienummer  
TU Midden en Noord   NL.IMRO.0503.BP0021-2001  
Schieoevers Noord
(Kabeldistrict en
Nieuwe Haven)  
NL.IMRO.0503.BP0085-2001  
Geothermie Rotterdamseweg   NL.IMRO.0503.BP00080-2001  

  • 2. De regels van de in lid 1 genoemde bestemmingsplannen worden herzien zoals bepaald in Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3 van de regels van dit plan. Voor het overige blijven de regels van de in lid 1 genoemde bestemmingsplannen ongewijzigd van toepassing;
  • 3. De verbeeldingen van de in lid 1 genoemde bestemmingsplannen blijven van toepassing, voorzover niet gewijzigd met dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. winning van warmte voor een warmtenet;
  • b. warmtepompcentrale ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - warmtepompcentrale met een maximaal opgenomen elektrische vermogen van 6,5 MW voor het totaal van warmtepompen, transportpompen en overige installaties.

met daarbij behorende voorzieningen, zoals:

4.2 Nadere detaillering bestemmingsomschrijving

4.2.1 Voorwaardelijke verplichting klimaatadaptieve waterberging

De gronden ter plaatse van het bestemmingsvlak 'Gemengd' mogen uitsluitend overeenkomstig het bepaalde in de bestemmingsomschrijving worden gebruikt, mits:

  • a. ten tijde van ingebruikname van warmtepompcentrale ter plaatse een waterberging van 55,3 m3 is gerealiseerd, instand wordt gehouden en te allen tijde effectief beschikbaar wordt gehouden.

4.2.2 Voorwaardelijke verplichting natuurinclusieve bouw

De gronden ter plaatse van het bestemmingsvlak 'Gemengd' mogen uitsluitend overeenkomstig het bepaalde in de bestemmingsomschrijving worden gebruikt, mits:

  • a. ten tijde van ingebruikname van warmtepompcentrale ter plaatse maatregelen in het kader van een natuurinclusieve bouw zijn gerealiseerd en instand worden gehouden. Een en ander overeenkomstig het bepaalde in de Bijlage 2 bij deze regels.

4.3 Bouwregels

4.3.1 Bouwwerken, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de regels van artikel Algemene bouwregels Algemene bouwregels en de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zoals genoemd in lid Bestemmingsomschrijving dienen binnen het bouwvlak worden bebouwd;
  • b. voor bouwwerken gelden de volgende maximale bouwhoogte;

Bouwwerken   Maximale bouwhoogte  
installaties   14 m.  
erf- en terreinafscheidingen   2 m.  
vlaggenmasten   6 m.  
lichtmasten   15 m.  
overige bouwerken, geen gebouwen zijnde   6 m.  

  • c. kelders en souterrains zijn toegestaan

4.3.2 Bouwerken, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de regels van artikel Algemene bouwregels Algemene bouwregels en de volgende bepalingen:

  • a. fietsenstallingen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3m;
  • b. nutsvoorzieningen zijn toegestaan;
  • c. voor het overige zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten en lichtmasten toegestaan;

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen   2 m.  
vlaggenmasten   6 m.  
lichtmasten   15 m.  
overige bouwerken, geen gebouwen zijnde   5 m.  

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1 m mogen worden verhoogd;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • d. overschrijding van aangegeven grenzen van bestemmingen en/of bouwvlakken, door luifels, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
  • e. het bouwen en gebruiken van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 60 m3;
  • f. overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sirenemasten, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 40 m,

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

 

4.5.1 Gebruiksverbod

Niet toegestaan zijn:

  • a. Bevi-inrichtingen;
  • b. Wgh-inrichtingen;
  • c. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • d. seksinrichtingen.

Artikel 5 Herziening Bestemmingsplan TU Midden en Noord en Geothermie Rotterdamseweg

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied leidingbrug' worden de regels van het bestemmingsplannen 'TU Midden en Noord' en 'Geothermie Rotterdamseweg' als volgt aangevuld:

5.1 Leidingbrug
  • a. Na artikel 3.1 lid o van het bestemmingsplan 'Geothermie Rotterdamseweg' wordt een nieuw lid p toegevoegd dat luidt als volgt: een leidingbrug ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied leidingbrug' overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.3;
  • b. Na artikel 9.2 van het bestemmingsplan 'Geothermie Rotterdamseweg' wordt een nieuw artikel 9.3 toegevoegd dat luidt als volgt:

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied leidingbrug' is een leidingbrug ten behoeve van een warmtepompcentrale toegestaan. De leidingbrug dient zich aan de volgende maatvoering te houden:

Onderdeel leidingbrug   Maatvoering  
Minimale doorrijhoogte leidingbrug   4,50 m.  
Maximale bouwhoogte leidingbrug   6,50 m.  
Maximale breedte leidingbrug   1,75 m.  

  • c. Na artikel 8.1 lid h van het bestemmingsplan 'TU Midden en Noord' wordt een nieuw lid i toegevoegd dat luidt als volgt: een leidingbrug ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied leidingbrug' overeenkomstig het bepaalde in artikel 21.4;
  • d. Na artikel 21.3 van het bestemmingsplan 'TU Midden en Noord' wordt een nieuw artikel 21.4 toegevoegd dat luidt als volgt:

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied leidingbrug' is een leidingbrug ten behoeve van een warmtepompcentrale toegestaan. De leidingbrug dient zich aan de volgende maatvoering te houden:

Onderdeel leidingbrug   Maatvoering  
Minimale doorrijhoogte leidingbrug   4,50 m.  
Maximale bouwhoogte leidingbrug   6,50 m.  
Maximale breedte leidingbrug   1,75 m.  

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 geluidszones

7.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - bedrijven' en de aanduiding 'geluidzone - industrie warmtekrachtcentrale' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidgevoelige objecten worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld en gebouwd wordt met inachtneming van die hogere waarde.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Algemene parkeerregels
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang en de gebruiksfunctie van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren van auto's op het eigen terrein en deze parkeerruimte in stand wordt gehouden;
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang en de gebruiksfunctie van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren van fietsen op het eigen terrein en deze parkeerruimte in stand wordt gehouden

8.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid Algemene parkeerregels sub b geldt niet voor een gebouw voor een woonfunctie, niet-zijnde een woonfunctie voor studenten of een woonfunctie voor zorg.

8.3 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1:

  • a. indien het voldoen aan het bepaalde in lid 8.1 door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; en/of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien en deze in stand wordt gehouden.

8.4 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid Afwijkingsbevoegdheid is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • b. de woon- en leefsituatie.

8.5 Beleidsregels Nota Parkeernormen 2018

Het bevoegd gezag past het bepaalde in de leden Algemene parkeerregels, Afwijkingsbevoegdheid en Voorwaarden voor afwijken toe met inachtneming van de beleidsregels uit de Nota parkeernormen 2018. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt bij de toetsing uitgegaan van de nieuwe of gewijzigde beleidsregels, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

8.6 Beleidsregels Parkeren TU Campus

In afwijking van het bepaalde in lid Beleidsregels Nota Parkeernormen 2018 past het bevoegd gezag voor het gebied TU Campus het bepaalde in de leden Algemene parkeerregels, Afwijkingsbevoegdheiden Voorwaarden voor afwijken toe met inachtneming van de Beleidsregels Parkeren TU Campus uit de Parkeervisie Campus TU 2016. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt bij de toetsing uitgegaan van de nieuwe of gewijzigde beleidsregels, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Omgevingsvergunning

Het kan, tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend, bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1 m mogen worden verhoogd;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bevoegd gezagen dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • d. overschrijding van aangegeven grenzen van bouwvlakken, door luifels, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
  • e. het bouwen en gebruiken van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 60 m3;
  • f. het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, waarbij geldt dat de hoogtematen van de bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 7 m mag bedragen;
  • g. overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sirenemasten, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 40 m,
9.2 Voorwaarden afwijken

Van de in lid 9.1 genoemde afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. de verkeersafwikkeling ter plaatse;
  • d. en de woon- en leefsituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan , mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan , daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan .

10.2 Overgangsrecht gebruik

  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Warmtepompcentrale Delft.