direct naar inhoud van Regels Pleysierschool en ISK
Plan: Pleysierschool en ISK
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0087-2001

Regels Pleysierschool en ISK

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Pleysierschool en ISK van de gemeente Delft;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0503.BP0087-2001 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.7 balkon

open buitenruimte met balustrade uitkragend aan de verdieping van het aangrenzend hoofdgebouw;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.12 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.13 bijbehorende voorzieningen

voorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming zoals parkeren, groen, water, fietsenstallingen en ontsluitingswegen;

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.15 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ten dienste staat van de in het bijbehorende hoofdgebouw toegelaten functies;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met uitsluiting van een kap;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 burgemeester en wethouders

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

1.24 bvo (brutovloeroppervlak)

het totale gebouwde vloeroppervlak, exclusief expeditieruimte, trafo en beheerruimte, daar waar dit in de regels is aangegeven;

1.25 culturele voorzieningen

het uitoefenen van activiteiten op cultureel en kunstzinnig vlak, waaronder ateliers, galeries, dansscholen, muziekscholen, musea en theaters etcetera;

1.26 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk, gebied of element toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid of herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt;

1.27 dakopbouw

een geheel of gedeeltelijk toegevoegde bouwlaag op een gebouw boven goothoogte;

1.28 dakterras

een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of op een aan- of uitbouw of op een bijgebouw voorzien van een afscheiding;

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 dienstverlening

een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verlenen van diensten aan derden met rechtstreeks contact met het publiek, zoals bijvoorbeeld kapperszaken en schoonheidsinstituten en het verlenen van diensten op het gebied van gezondheidszorg, sociaal-cultureel, welzijn, woonzorg, onderwijs en educatie, sport en vergelijkbare gebieden, niet zijnde kinderopvang, buitenschoolse opvang;

1.31 erker

een uitbouw aan de voorgevel van een hoofdgebouw;

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 groenvoorziening

ruimtes in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen;

1.34 hoofdgebouw

een gebouw, op een bouwperceel dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.35 Hoogheemraadschap

het Hoogheemraadschap van Delfland;

1.36 horeca

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval worden verstaan café's, restaurants, lunchrooms, snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven met uitsluiting van hotels en discotheken;

1.37 hoofdrijbaan

een rijbaan die in belangrijke mate is bestemd voor doorgaand (auto)verkeer;

1.38 hoogtescheidingslijn

een op de verbeelding binnen een bouwvlak aangegeven lijn waarmee de scheiding tussen twee binnen dat bouwvlak aangegeven hoogteaanduidingen wordt weergegeven;

1.39 kantoor

een bedrijf dat niet of slechts in ondergeschikte mate op het publiek gericht is en dat zich richt op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;

1.40 kap

een gesloten, voornamelijk hellende bovenbeëindiging van een gebouw bestaande uit tenminste twee niet-horizontale vlakken;

1.41 kunstwerken

voortbrengsels van de beeldende kunsten en bouwwerken waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals sluizen, viaducten, bruggen en aanlandingen van bruggen etcetera;

1.42 maatschappelijke voorzieningen

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening en verenigingsleven met uitsluiting van uitvaart/begraafplaatsen, gevangeniswezen en defensie/militaire zaken;

1.43 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.44 ondergeschikte kantoorfunctie

niet-zelfstandige kantoorfunctie, uitsluitend zijnde kantoorfunctie die aanwezig is binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is;

1.45 onderzoeksvoorzieningen

onderzoek dat gericht is op het ontwikkelen, onderzoeken, vervaardigen, testen, evalueren en anderszins bewerken van hoogwaardige producten, methoden, technologieën en productiewijzen;

1.46 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.47 parkeervoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen en de daarbij behorende in- en uitritten;

1.48 peil
  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.49 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

1.50 slootbodem

bodem watergang, zoals opgenomen in de legger van het Hoogheemraadschap Delfland;

1.51 voorgevel

het meest naar de weg gekeerde deel van een gebouw;

1.52 waterbergingsvoorziening

bovengrondse voorzieningen ten behoeve van de berging en infiltratie van hemelwater in de bodem, zoals groene daken, wadi's (verlaging in het groen), waterbergende bestrating, berging op het dak, grindkoffers, infiltratiekratten en/of het aanbrengen of vergroten van (bestaande) greppels, (zak)sloten, watergangen en vijver;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

afstanden worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras

de hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras wordt gemeten vanaf de bovenkant van de bebouwing waarop de voorziening is geplaatst.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en groenstructuren;
  • b. extensieve recreatieve activiteiten;
  • c. recreatieve voorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. langzaam verkeersroutes;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', tevens voor ecologische verbindingszones;
  • i. geluidwerende voorzieningen;
  • j. behoud en/of herstel van natuurwaarden;
  • k. bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
  • a. Gebouwen zijn niet toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 4 m mag bedragen.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' zijn geen gebouwen waaronder nutsvoorzieningen toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de regels van artikel 10 en de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' zijn geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
  • b. voor het overige zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onderwijsvoorzieningen;
  • b. onderzoeksvoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'Sportzaal', tevens voor een sportzaal;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', tevens voor ecologische verbindingszones;
  • e. ondergeschikte kantoorfunctie;
  • f. groenvoorzieningen en groenstructuren;
  • g. langzaam verkeerroutes, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone';
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. kunstwerken;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. voorzieningen ten behoeve van warmte koude opwekking;
  • l. bijbehorende voorzieningen voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening, waaronder in ieder geval begrepen een schoolplein, kantines, fietsenstallingen, parkeervoorzieningen;

Een en ander overeenkomstig het bepaalde in deze bestemming.

4.2 Nadere detaillering bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in Maatschappelijk:

4.2.1 Voorwaardelijke verplichting klimaatadaptieve waterberging

Het gebruik van de gronden binnen de bestemming 'Maatschappelijk' is in strijd met de bestemming indien niet uiterlijk drie jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor bouwen is voorzien in de aanleg, instandhouding en te allen tijde effectief beschikbaar houden van waterberging van tenminste 60 mm per m2. Voor de uitwerking van de realisatie van de wateropgave dient advies te worden ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland.

4.2.2 Voorwaardelijke verplichting gebouwmaatregelen natuurinclusief bouwen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen kan slechts worden verleend ingeval:

  • a. minimaal 10 punten worden behaald met maatregelen die zijn genoemd bij het aspect 'gevel/dak gebouw' in de tabel 'uitwerking van maatregelen' in de als bijlage 2 bij de planregels opgenomen nota Natuurinclusief Bouwen en Ontwikkelen van de gemeente Delft en die maatregelen in stand worden gehouden.
  • b. minimaal 8 punten worden behaald met maatregelen die zijn genoemd bij het aspect 'verblijf' in de tabel 'uitwerking van maatregelen' in de als bijlage 2 bij de planregels opgenomen nota Natuurinclusief Bouwen en Ontwikkelen van de gemeente Delft en die maatregelen in stand worden gehouden.

4.2.3 Voorwaardelijke verplichting omgevingsmaatregelen natuurinclusief bouwen

De gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' mogen uitsluitend overeenkomstig de bestemming worden gebruikt, indien uiterlijk ten tijde van de ingebruikname van bebouwing binnen de bestemming 'Maatschappelijk' maatregelen zijn uitgevoerd en in stand worden gehouden die zijn genoemd bij het aspect 'omgeving' in de tabel 'uitwerking van maatregelen' in de als bijlage 2 bij de planregels opgenomen nota Natuurinclusief Bouwen en Ontwikkelen van de gemeente Delft en daarmee 12 punten worden behaald.

4.2.4 Voorwaardelijke verplichting Geluid

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen verleent het bevoegd gezag niet eerder een omgevingsvergunning dan nadat door aanvrager is aangetoond dat:

  • a. met de beoogde (bouw)materialen kan worden voldaan aan de eis voor gevelwering ingevolge het Bouwbesluit, en,
  • b. het merendeel van de leslokalen (in aantal) van de scholen aan de geluidluwe zijde is gelegen;
  • c. er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder dan wel de vastgestelde hogere grenswaarden, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
  • d. het onderwijs en de sportzaal akoestisch van elkaar gescheiden worden.

4.3 Bouwregels
4.3.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met uitzondering van nutsvoorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 4 m mag bedragen;
  • b. een sportzaal mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'Sportzaal';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' zijn geen gebouwen toegestaan;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'
  • e. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • f. dakterassen zijn toegestaan.

4.3.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.

4.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de regels van artikel 10 en de volgende bepalingen:

  • a. fietsenstallingen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • b. voor het overige zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;

4.3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de regels van artikel 10 en de volgende bepalingen:

  • a. fietsenstallingen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' zijn geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • c. voor het overige zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om binnen de bestemming ' Maatschappelijk' de in het plan opgenomen bouwvlakken te wijzigen, mits deze wijziging geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving heeft in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en is aangetoond dat voor de realisatie van de onder 4.1 genoemde functies geen milieutechnische belemmeringen zijn van de milieuaspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en verkeerslawaai.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hoofdrijbanen;
  • b. verblijfs- en verkeersvoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water ;
  • e. kunstwerken;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan met uitzondering van nutsvoorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 4 m mag bedragen.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels van artikel 10 en de volgende bepalingen:

a. er zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie l' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

6.2 Bouwwregels

Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende bouwregels:

  • a. Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  • b. Indien uit het in lid 6.2 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1. van de Erfgoedwet;
    • 3. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De verplichting als bedoeld in lid 6.2 onder a geldt niet indien de vergunningaanvraag betrekking heef op:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. één of meerdere gebouwen waarvan de totale te bebouwen oppervlakte kleiner is dan 50 m2 en/of ten behoeve waarvan bodemverstoringen tot maximaal 30 cm onder maaiveld worden uitgevoerd;
    • 3. het plaatsen van een bouwwerk dat uitsluitend bestemd is voor archeologisch onderzoek, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. bodemverstorende werkzaamheden met een oppervlakte die groter is dan 50 m2 en een diepte dieper dan 30 cm onder maaiveld, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.

6.3.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 6.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan, en/of
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, en/of
  • d. archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht, en/of
  • e. betrekking hebben op een project met een oppervlakte die kleiner is dan 50 m² en/of een diepte die kleiner is dan 30 cm onder maaiveld.

6.3.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in lid 6.3.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden en
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de gemeente archeoloog.

6.3.4 Archeologisch onderzoek

Alvorens een vergunning als bedoeld in lid 6.3.1 wordt verleend, moet door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.

6.3.5 Voorschriften aan omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Indien uit het onderzoek als bedoeld in lid 6.3.4 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1. van de Erfgoedwet;
  • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie I' ter plaatse geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden meer te verwachten zijn.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishouding;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', tevens voor ecologische verbindingszones;
  • c. bijbehorende voorzieningen, zoals bijvoorbeeld bruggen, duikers, kades, taluds en beschoeiingen;

kunstwerken;

  • d. nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de regels van artikel 10 en de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' zijn geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. voor het overige zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. waterkering;
  • b. kernzone van de waterkering;
  • c. beschermingszone van de waterkering;
  • d. bijbehorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. In afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), geldt dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' mogen worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Voor het afwijken van de bouwregels gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering en mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van het Hoogheemraadschap, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder a en onder b en toestaan dat de door de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  • b. Voor het afwijken van de bouwregels is een watervergunning verplicht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bouwen

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en het bepaalde in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze regels met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald;
  • b. de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', in hoofdstuk 2 of in de overige regels anders is bepaald - maximaal bedragen:

    Maximale bouwhoogte  
  Van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied   2 m  
  Van erf- en terreinafscheidingen elders   1,5 m  
  Van voorzieningen voor de betreding van een dakterras   1,5 m  
  Van lichtmasten   9 m  
  Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m  

10.2 Algemene parkeerregels
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang en de gebruiksfunctie van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren van auto's op het eigen terrein en deze parkeerruimte in stand wordt gehouden.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang en de gebruiksfunctie van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren van fietsen op het eigen terrein en deze parkeerruimte in stand wordt gehouden.

10.3 Uitzondering

Het bepaalde in lid 10.2 sub b geldt niet voor een gebouw voor een woonfunctie, niet-zijnde een woonfunctie voor studenten of een woonfunctie voor zorg.

10.4 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 :

  • a. indien het voldoen aan het bepaalde in lid 10.2 door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; en/of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien en deze in stand wordt gehouden.

10.5 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 10.4 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • b. de woon- en leefsituatie.

10.6 Beleidsregels Nota Parkeernormen 2018

Het bevoegd gezag past het bepaalde in de leden 10.2, 10.4 en 10.5 toe met inachtneming van de beleidsregels uit de Nota parkeernormen 2018. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt bij de toetsing uitgegaan van de nieuwe of gewijzigde beleidsregels, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

10.7 Voorwaardelijke verplichting natuur

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen verleent het bevoegd gezag niet eerder een omgevingsvergunning dan nadat door aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

  • a. de resultaten van onderzoek zijn opgenomen naar het daadwerkelijk aanwezig zijn van jaarrond beschermde nestplaatsen van algemene broedvogels binnen het plangebied, en
  • b. eventueel te nemen noodzakelijke mitigerende en/of compenserende maatregelen met het oog op de gunstige staat van instandhouding van soorten zijn aangegeven, en/of
  • c. afschriften zijn bijgevoegd van, op grond van het onderzoek als bedoeld onder a, eventueel noodzakelijk gebleken, verleende ontheffingen grond van de Wet natuurbescherming.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt - tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald - in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:

  • a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, met uitzondering van het bepaalde in lid 11.2, sub a;
  • c. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.

11.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt - tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald - niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 11.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1 m mogen worden verhoogd;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. overschrijding van de bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak en/of bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • e. overschrijding van aangegeven grenzen van bestemmingen en/of bouwvlakken, door luifels, erkers, balkons, bordessen, dakterrasafscheidingen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
  • f. het bouwen en gebruiken van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 60 m3;
  • g. het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, waarbij geldt dat de hoogtematen van de bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 7 m mag bedragen;
  • h. overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sirenemasten, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 40 m;
  • i. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden.

12.2 Voorwaarden afwijken

Van de in lid 12.1 genoemde afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. de verkeersafwikkeling ter plaatse;
  • d. de woon- en leefsituatie.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

13.2 Bevoegdheid vaststelling exploitatieplan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij het wijzigen van een bestemming, zoals bedoeld in lid 13.1, een exploitatieplan vast te stellen, danwel te besluiten om in afwijking hiervan bij een besluit tot vaststelling van een wijziging geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Pleysierschool en ISK.