direct naar inhoud van Regels Paradijspoort C&A locatie
Plan: Paradijspoort C&A locatie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0086-2001

Regels Paradijspoort C&A locatie

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Paradijspoort C&A locatie met identificatienummer NL.IMRO.0503.BP0086-2001 van de gemeente Delft;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met een woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.8 balkon

open buitenruimte met afscheiding uitkragend aan de verdieping van het aangrenzend hoofdgebouw;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.11 bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van het bouwvlak;

1.12 bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen en/of opslaan van producten zoals genoemd in de LvB, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, hotel en horeca;

1.13 beschermd stadsgezicht

een gebied als bedoeld in artikel 35 van de Monumentenwet 1988;

1.14 bestaande situatie
  • a. gebruik: de situatie zoals die ten tijde van de ter visie legging van het (voor)ontwerpbestemmingsplan bestond;
  • b. bouwen: bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.18 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.19 bijbehorende voorzieningen

voorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming zoals parkeren, groen, water, ontsluitingswegen, bruggen, duikers, kades, taluds of beschoeiingen;

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag

een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met uitsluiting van een kap;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct op indirect steun vindt op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.28 burgemeester en wethouders

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

1.29 bvo (brutovloeroppervlak)

het totale gebouwde vloeroppervlak;

1.30 dakopbouw

een geheel of gedeeltelijk toegevoegde bouwlaag op een gebouw boven goothoogte;

1.31 dakterras

een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of op een bijbehorend bouwwerk voorzien van een afscheiding;

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen, het verhuren of het leveren van zaken aan in hoofdzaak personen die die goederen kopen
voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 dienstverlening

een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verlenen van diensten aan derden met rechtstreeks contact met het publiek, zoals bijvoorbeeld kapperszaken en schoonheidsinstituten en het verlenen van diensten op het gebied van gezondheidszorg, sociaal-cultureel, welzijn, woonzorg, onderwijs en educatie, sport en vergelijkbare gebieden, niet zijnde kinderopvang, buitenschoolse opvang;

1.34 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en deze die inrichting niet verbieden;

1.35 erker

een bijbehorend bouwwerk aan de voorgevel van een hoofdgebouw;

1.36 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.37 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is

1.38 Hoogheemraadschap

het Hoogheemraadschap van Delfland;

1.39 horeca

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval worden verstaan café's, restaurants, lunchrooms, snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven met uitsluiting van hotels en discotheken;

1.40 kantoor

een bedrijf dat niet of slechts in ondergeschikte mate op het publiek gericht is en dat zich richt op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;

1.41 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of omgevingsvergunningplicht op grond van art. 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsvergunning geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.42 kunstwerken

voortbrengsels van de beeldende kunsten en bouwwerken waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals sluizen, tunnels, bruggen, viaducten enz;

1.43 kwetsbare objecten

objecten zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.44 LvB

de Lijst van Bedrijfstypen die onderdeel uitmaakt van deze regels;

1.45 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.46 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.47 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.48 parkeervoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen en de daarbij behorende in- en uitritten;

1.49 peil
  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, ter plaatse van de bestemming '3 Centrum - Filiaalwinkelgebied' waarbij de bouwwerken worden gerealiseerd bovenop het gebouw: de hoogte van de bovenkant van de afgewerkte dakconstructie van het gebouw.
1.50 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

1.51 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

afstanden worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, ruimten voor nutsvoorzieningen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras

de hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras wordt gemeten vanaf de bovenkant van de bebouwing waarop de voorziening is geplaatst.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum - Filiaalwinkelgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - Filiaalwinkelgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

3.2 Nadere detaillering bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in Centrum - Filiaalwinkelgebied:

3.2.1 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Het gebruik van de gronden als bedoeld in lid 3.1 waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend voor het hoger bouwen dan de bestaande situatie, is slechts toegestaan indien:

  • a. in het plangebied waterberging van 110 m3 is gerealiseerd, in stand wordt gehouden en te allen tijde effectief beschikbaar wordt gehouden.

3.2.2 Voorwaardelijke verplichting natuurinclusief bouwen

Het gebruik van de gronden als bedoeld in lid 3.1 waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend voor het hoger bouwen dan de bestaande situatie, is slechts toegestaan indien:

  • a. wordt aangetoond dat in het plangebied voldaan wordt aan het minimum aantal punten voor natuurinclusief bouwen (gevel/dak, verblijven in gebouwen en omgeving) zoals omschreven in hoofdstuk 3 van het rapport 'Paradijspoort 15 te Delft, ecologische versterking en ontwikkeling' dat als bijlage 3 is opgenomen in deze planregels en deze natuurinclusieve maatregelen duurzaam in stand worden gehouden.
  • b. voor het minimum te behalen punten voor natuurinclusief bouwen, onderdeel omgeving, zoals genoemd in artikel 3.2.2 sub a geldt dat de punten voor het onderdeel omgeving gecompenseerd mogen worden bij de onderdelen gevel/dak en/of verblijven in gebouwen.
  • c. bij het bepaalde onder punt a wordt tenminste invulling gegeven aan de realisatie en duurzame instandhouding van een groen dak met (sedum), grassen, kruiden, dwergheesters (15 - 30 cm) met een oppervlakte van tenminste 30 % van het bebouwde oppervlak.

3.3 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de regels van artikel 7 en de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. kelders en souterrains zijn toegestaan;
  • d. balkons en dakterrassen zijn toegestaan, waarbij de bouwhoogte van balkons niet meer mag bedragen dan bouwhoogte van het belendende gebouw waar het balkon onderdeel van uitmaakt.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Wonen

Het wonen is uitsluitend toegestaan op de verdiepingen, waarbij maximaal 50 woningen zijn toegestaan.

3.4.2 Milieucategorie aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover zij behoren tot categorie 2 van de LvB met uitzondering van bedrijven die in de LvB een kader om de categorie hebben.

3.4.3 Aan-huis-gebonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Een aan-huis-gebonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, voor zover:

3.4.4 Horeca

Horeca is uitsluitend toegestaan voor zover zij behoort tot ten hoogste categorie 1 van de 'Staat van horeca-activiteiten'.

3.4.5 Dakterrassen

Dakterrassen op gebouwen zijn toegestaan.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende bouwregels:

  • a. Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  • b. Indien uit het in lid 4.2 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De verplichting als bedoeld in lid 4.2 onder a geldt niet voor projecten met een oppervlakte die kleiner is dan 50 m2 en/of die niet dieper rijken dan 200 cm onder maaiveld tenzij het een inpandige ontgraving betreft.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerken dieper dan 40 cm, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
4.3.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 4.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan, en/of
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, en/of
  • d. archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht, en/of
  • e. betrekking hebben op een project met een oppervlakte die kleiner is dan 100 m².
4.3.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in lid 4.3.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden en
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de gemeente archeoloog.
4.3.4 Archeologisch onderzoek

Alvorens een vergunning als bedoeld in lid 4.3.1 wordt verleend, moet door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.

4.3.5 Voorschriften aan omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Indien uit het onderzoek als bedoeld in lid 4.3.4 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1 kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' ter plaatse geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden meer te verwachten zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

6.1 Beschermd stadsgezicht

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'beschermd stadsgezicht' als voorschrift aan de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verbinden dat het bevoegd gezag in de gelegenheid dient te worden gesteld om bouwhistorisch onderzoek te doen.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bouwen

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en het bepaalde in hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, van deze regels met inachtneming van de volgende bepalingen:

    Bouwhoogte  
  Van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied   2 m  
  Van erf- en terreinafscheidingen elders   1,5 m  
  Van hekwerken en afscheidingen ten behoeve dakterrassen op aan- en uitbouwen aan de achterzijde van het hoofdgebouw, over een afstand van ten hoogste 2 m gemeten vanuit het hoofdgebouw   2 m
 
  Van hekwerken en afscheidingen ten behoeve dakterrassen alsmede voorzieningen voor de betreding van een dakterras, gemeten vanaf de voet van het hekwerk   1,5 m  
  Van lichtmasten   9 m  
  Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   4 m  

7.2 Algemene parkeerregels
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang en de gebruiksfunctie van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren van auto's op het eigen terrein en deze parkeerruimte in stand wordt gehouden.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang en de gebruiksfunctie van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren van fietsen op het eigen terrein en deze parkeerruimte in stand wordt gehouden.
7.3 Uitzondering

Het bepaalde in lid 7.2 sub b geldt niet voor een gebouw voor een woonfunctie, niet-zijnde een woonfunctie voor studenten of een woonfunctie voor zorg.

7.4 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 :

  • a. indien het voldoen aan het bepaalde in lid 7.2 door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; en/of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien en deze in stand wordt gehouden.
7.5 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 7.4 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • b. de woon- en leefsituatie.
7.6 Beleidsregels Nota Parkeernormen 2018

Het bevoegd gezag past het bepaalde in de leden 7.2, 7.4 en 7.5 toe met inachtneming van de beleidsregels uit de Nota parkeernormen 2018. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt bij de toetsing uitgegaan van de nieuwe of gewijzigde beleidsregels, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

7.7 Ondergronds bouwen

7.7.1 Algemeen verbod ondergronds bouwen

Het bouwen onder peil is niet toegestaan.

7.7.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het verbod als bedoeld in lid 7.7.1, waarbij geldt dat:

  • a. op basis van geohydrologisch onderzoek is aangetoond dat de waterhuishouding niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. aan de omgevingsvergunning voorschriften kunnen worden verbonden in verband met het beschermen van de waterhuishoudkundige belangen.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:

  • a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, met uitzondering van het bepaalde in lid 8.2 sub a;
  • c. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.
  • d. Bevi-inrichtingen;
  • e. geluidshinderlijke inrichtingen;
  • f. de opslag en/of verkoop van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • g. seksinrichtingen.

8.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 8.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels terzake reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%. Een en ander met dien verstande dat de hoogtematen van gebouwen niet mogen worden verhoogd;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • c. overschrijding van bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot, waarbij moet worden aangetoond dat omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  • d. aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • e. overschrijding van aangegeven grenzen van bestemmingen, bouwhoogte en/of bouwvlakken, door luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's, liften, technische installaties en andere ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
  • f. het bouwen en gebruiken van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 60 m3;
  • g. het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, waarbij geldt dat de hoogtematen van de bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 6 m mag bedragen;
  • h. overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sirenemasten, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 40 m.
9.2 Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in hoofdstuk 2 toegestane categorieën uit de Staat van Horeca-activiteiten ten behoeve van horecabedrijven in één categorie hoger dan in hoofdstuk 2 toegestaan.

9.3 Voorwaarden afwijken

Van de in lid 9.1 en 9.2 genoemde afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. de verkeersafwikkeling ter plaatse;
  • d. en de woon- en leefsituatie.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Paradijspoort C&A locatie.