direct naar inhoud van Regels
Plan: Tiny Houses
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0066-2001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Tiny Houses met identificatienummer NL.IMRO.0503.BP0066-2001 van de gemeente Delft;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw op de begane grond dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met een woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie;

1.8 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.9 balkon

open buitenruimte met balustrade uitkragend aan de verdieping van het aangrenzend hoofdgebouw;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.12 bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van het bouwvlak;

1.13 begane grond

de eerste volledig bovengrondse bouwlaag van een gebouw;

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.17 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.18 bijbehorende voorzieningen

voorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming zoals parkeren, groen, water, ontsluitingswegen, bruggen, duikers, kades, taluds of beschoeiingen;

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met uitsluiting van een kap;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct op indirect steun vindt op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.27 bouwzone

bouwwegen en bouwterreinen die tijdelijk nodig zijn voor de realisering van de spooruitbreiding ingevolge het Tracébesluit Programma Hoogfrequent Spoorvervoer viersporigheid Rijswijk- Delft Zuid.

1.28 burgermeester en wethouders

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

1.29 bvo (brutovloeroppervlak)

het totale gebouwde vloeroppervlak exclusief parkeervoorzieningen;

1.30 consumentenvuurwerk

vuurwerk voor particulier gebruik;

1.31 cultuur en ontspanning

het al dan niet bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, zoals culturele voorzieningen, creativiteitscentra, wellness, fitness- en healthcentra, sauna's, beautycentra en daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.32 daknok

hoogste punt van een schuin dak;

1.33 dakopbouw

een geheel of gedeeltelijk toegevoegde bouwlaag op een gebouw boven goothoogte;

1.34 dakterras

een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of op een aan- of uitbouw voorzien van een afscheiding;

1.35 dakvoet

laagste punt van een schuin dak;

1.36 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.37 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met rechtstreeks contact met het publiek, zoals bijvoorbeeld kapsalons, reisbureaus, bankfilialen, flexibele werkplekken, copyshops en 3D printservices;

1.38 dove gevel

een gevel die voldoet aan de voorwaarden uit artikel 1b vijfde lid van de Wet geluidhinder;

1.39 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.40 erker

een uitbouw aan de voorgevel van een hoofdgebouw;

1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.42 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.43 geluidzone industrieterrein Wet geluidshinder

de ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' bestaande geluidszone rond een industrieterrein, zoals bedoeld in artikel 53 van de Wet geluidhinder;

1.44 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.45 hoogheemraadschap

het Hoogheemraadschap van Delfland;

1.46 horeca

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval worden verstaan café's, restaurants, lunchrooms, snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven met uitsluiting van hotels, partycentra en discotheken;

1.47 hoogtescheidingslijn

een op de verbeelding binnen een bouwvlak aangegeven lijn waarmee de scheiding tussen twee binnen dat bouwvlak aangegeven hoogteaanduidingen wordt weergegeven;

1.48 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, die in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende erfbebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.49 kunstwerken

bouwwerken waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals sluizen, tunnels, bruggen, viaducten enz;

1.50 kwetsbare objecten

objecten zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.51 LvB

de Lijst van Bedrijfstypen die onderdeel uitmaakt van deze regels;

1.52 maaiveld

de gemiddelde hoogte van het uiteindelijke aansluitende afgewerkte terrein;

1.53 maatschappelijke voorzieningen

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, zorgwoningen, verpleeg- of verzorgingstehuizen, jeugd/kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening, sportvoorzieningen en verenigingsleven met uitsluiting van uitvaart/begraafplaatsen, gevangeniswezen en defensie/militaire zaken;

1.54 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, openbare toiletten en apparatuur voor telecommunicatie;

1.55 ondergeschikte detailhandel

niet zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die aanwezig is binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is;

1.56 ondergeschikte horeca

niet zelfstandige horeca uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten, uitsluitend zijnde horeca die aanwezig is binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is;

1.57 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.58 parkeervoorziening

gebouwde en ongebouwde voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen, parkeergarages en de daarbij behorende in- en uitritten;

1.59 peil
  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.60 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

1.61 staat van horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt;

1.62 tiny house

een volledig uitgeruste woning, met een zeer klein oppervlakte en is bedoeld om het hele jaar door bewoond te worden.

1.63 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.64 woonoppervlak

de oppervlakte van de leefruimten in een woning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en liftschachten, trappenhuizen, ventilatiekanalen, schoorstenen, balkonhekken, balkons, dakterrassen, dakterrasafscheidingen en -hekken en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Water

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding in samenhang met waterrecreatie, alsmede voor de sport en de binnenscheepvaart;
  • b. kunstwerken;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. bijbehorende voorzieningen, zoals bijvoorbeeld bruggen, duikers, kades, taluds en beschoeiingen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de regels van artikel 7 en de volgende bepalingen:

  • a. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  • b. Steigers ten behoeve van de toegang tot naastgelegen gronden mogen een maximale bouwhoogte van 4m en een minimale bouwhoogte van 0,2 m ten opzichte van het waterpeil hebben.

Artikel 4 Gemengd - Voorlopig

4.1 Bestemmingsomschrijving voorlopige bestemming

De voor 'Gemengd - Voorlopig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

waarbij geldt dat:

  • m. in het plangebied uitsluitend maximaal 40 tiny houses mogen worden toegevoegd;
  • n. het maximale bruto vloeroppervlak (bvo) in het plangebied voor de in lid 4.1 a tot en met e genoemde functies het volgende bedraagt:

Functie   Maximaal bvo per functie  
Cultuur en ontspanning   500 m²  
Dienstverlening   500 m²  
Horeca   500 m²  
Maatschappelijke voorzieningen   500 m²  

4.2 Bouwregels voorlopige bestemming

Voor het bouwen gelden de regels van artikel 7 en de volgende bepalingen:

  • a. geluidgevoelige objecten zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. gebouwen ten behoeve van wonen hebben een woonoppervlak van maximaal 40 m²;
  • c. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • d. voor geluidwerende voorzieningen geldt een maximale hoogte van 9 meter;
  • e. balkons en dakterrassen zijn toegestaan.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels voorlopige bestemming
4.3.1 Horecacategorie

De in lid 4.1 onder d genoemde horeca is uitsluitend toegestaan voor zover zij behoort tot maximaal categorie 1 van de staat van horeca-activiteiten.

4.3.2 Gebruiksverbod

Niet toegestaan zijn:

  • a. activiteiten die op grond van artikel 2.1 lid 2 van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als vergunningplichtige inrichting;
  • b. nieuwe bedrijven die genoemd zijn in onderdeel C en onderdeel D van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage, in de gevallen als genoemd in kolom 2 van die onderdelen,
  • c. activiteiten die op grond van in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als categorieën inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
  • d. Bevi-inrichtingen;
  • e. de opslag en/of verkoop van consumentenvuurwerk;
  • f. seksinrichtingen.

4.3.3 Aan-huis-gebonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan, voor zover:

  • a. het bvo ten behoeve van aan-huis-gebonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 40% van het bvo van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis in parkeergelegenheid wordt voorzien, zoals bedoeld in artikel 12.

4.3.4 Voorwaardelijke verplichting scherm

Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken in het plangebied voor geluidgevoelige objecten is slechts toegestaan indien een aaneengesloten geluidscherm of een andere aaneengesloten geluidwerende voorziening met een hoogte van minimaal 5 meter is gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting' - en in stand wordt gehouden.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels voorlopige bestemming
4.4.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.1 om functies uit categorie 2 van de staat van horeca-activiteiten mogelijk te maken.

4.4.2 Voorwaarden afwijken

Van de in lid 4.4.1 genoemde afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt indien het horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot categorie 1 van de staat van horeca-activiteiten en indien de kwaliteit van leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed.

4.4.3 Omgevingsvergunning alternatieve geluidmaatregel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.3.4.

4.4.4 Voorwaarden afwijken

Van de in 4.4.3 genoemde afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt indien een alternatieve geluidvoorziening wordt gerealiseerd en door middel van een akoestisch onderzoek is aangetoond dat wordt voldaan aan de in bijlage 1 bij de regels genoemde hogere waarden voor spoorweglawaai.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid voorlopige bestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Gemengd - Voorlopig' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein' voordat de in artikel 4.6 genoemde termijn verlopen is, waarbij de in artikel 4.7 genoemde definitieve bestemming in werking treedt.

4.6 Geldigheidsduur voorlopige bestemming

De termijn waarvoor de voorlopige bestemming geldt, bedraagt 10 jaar, gerekend vanaf de dag van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

4.7 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming

De voor 'Gemengd - Voorlopig' aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in 4.6 bestemd voor 'Bedrijventerrein', meer in het bijzonder voor:

  • a. bedrijven;
  • b. onderwijsdoeleinden, sociaal-medische doeleinden, sociaal-culturele doeleinden, levensbeschouwelijke doeleinden, doeleinden van sport en sportieve recreatie.
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. bouwzone;
  • f. bijbehorende voorzieningen.

4.8 Bouwregels definitieve bestemming
4.8.1 Bouwregels, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de regels uit artikel 7 en de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 75% van het bouwvlak;

4.8.2 Bouwwerken, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de regels uit artikel 7 en de volgende bepalingen:

  • a. fietsenstallingen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • b. voor het overige zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan.

4.9 Specifieke gebruiksregels definitieve bestemming
4.9.1 Milieucategorie en maatbestemming

De in lid 4.7 onder a genoemde functie is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse uitsluitend bedrijven uit categorie 1 en 2 van de LvB zijn toegestaan;

4.9.2 Gebruiksverbod

Niet toegestaan zijn:

  • a. risicovolle inrichtingen;
  • b. zelfstandige kantoren;
  • c. kwetsbare objecten, met uitzondering van objecten die reeds aanwezig en vergund waren op het tijdstip waarop het plan in ontwerp ter inzage werd gelegd;
  • d. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • e. seksinrichtingen;
  • f. detailhandel;
  • g. nieuwe bedrijven die genoemd zijn in onderdeel C en onderdeel D van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage, in de gevallen als genoemd in kolom 2 van die onderdelen;
  • h. bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  • i. bedrijfswoningen.

4.10 Afwijken van gebruiksregels definitieve bestemming
4.10.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.9.1 onder a om bedrijven uit categorie 3.1 en 3.2 van de LvB mogelijk te maken.

4.10.2 Voorwaarden afwijken

Het bevoegd gezag past de in 4.10.1 bedoelde afwijkingsbevoegdheid toe indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot maximaal 2 en indien de kwaliteit van de leefomgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, mobiliteit, levendigheid en economisch functioneren.

4.10.3 Afwijken gebruiksverbod

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.9.2 onder e voor het uitoefenen van een seksinrichting, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. binnen het gehele gemeentelijke grondgebied zijn maximaal 2 seksinrichtingen toegestaan;
  • b. binnen een straal van 250 m vanaf NS-stations en binnen een straal van 50 m vanaf gebedshuizen en scholen zijn seksinrichtingen niet toegestaan;
  • c. de afstand tussen de seksinrichting en de dichtstbijzijnde woning van een derde dient mimimaal 10 m te bedragen;
  • d. de onderlinge afstand tussen de 2 seksinrichtingen dient minimaal 50 m te bedragen;
  • e. ten behoeve van de seksinrichting dient in voldoende mate in parkeergelegenheid voor de bezoekers te zijn voorzien;
  • f. een seksinrichting in de vorm van raamprostitutie is niet toegestaan.

 

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende bouwregels:

  • a. Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de
  • b. aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  • c. Indien uit het in lid 5.2 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  • 3. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • d. De verplichting als bedoeld in lid 5.2 onder b geldt niet voor projecten met een oppervlakte die kleiner is dan 200 m2 of een diepte die kleiner is dan 40 cm onder maaiveld.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerken met een oppervlakte die groter is dan 200 m2 of een diepte dieper dan 40 cm onder maaiveld, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.

5.3.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 5.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan, en/of
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, en/of
  • d. archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht, en/of
  • e. betrekking hebben op een project met een oppervlakte die kleiner is dan 200 m² of een diepte die kleiner is dan 40 cm onder maaiveld.

5.3.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in lid 5.3.1 wordt slecht verleend, indien:

  • a. door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden en
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de gemeente archeoloog.

5.3.4 Archeologisch onderzoek

Alvorens een vergunning als bedoeld in lid 5.3.1 wordt verleend, moet door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.

5.3.5 Voorschriften aan omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Indien uit het onderzoek als bedoeld in lid 5.3.4 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 verbinden:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming Waarde - Archeologie ter plaatse geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden meer te verwachten zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en het bepaalde in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze regels met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij in hoofdstuk 2 of in de overige regels anders is bepaald - maximaal bedragen:

Van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied   2 m  
Van erf- en terreinafscheidingen elders   1 m  
Van hekwerken, en afscheidingen ten behoeve van een dakterras, gemeten vanaf de voet van het hekwerk   1,5 m  
Van voorzieningen voor het betreden van het dakterras   1,5 m  
Van geluidschermen   9 m  
Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m  

  • b. In lid a genoemde maximaal toelaatbare bouwhoogten zijn niet van toepassing op tijdelijke bouwwerken ten behoeve van de realisering van de spoorverdubbeling in het kader van het Tracébesluit PHS.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:

  • a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, met uitzondering van het bepaalde in lid 8.2, onder a;
  • c. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.

8.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 4.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

 

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 geluidzone - industrie

Op de gronden gelegen binnen aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidgevoelige objecten worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld en gebouwd wordt met inachtneming van die hogere waarde.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 ter zake reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. afwijkingen van de maximaal toegestane woonoppervlakte met ten hoogste 25%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot
  • c. overschrijding van de bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak en/of bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • e. overschrijding van aangegeven grenzen van bestemmingen en/of bouwvlakken, door luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
  • f. het bouwen en gebruiken van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 60 m3;
  • g. het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, waarbij geldt dat de hoogtematen van de bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 6 m mag bedragen;
  • h. overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sirenemasten, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 40 m,

10.2 Voorwaarden afwijken

Van de in lid 10.1 genoemde afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. en de verkeersafwikkeling ter plaatse.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

11.2 Bevoegdheid vaststelling exploitatieplan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij het wijzigen van een bestemming, zoals bedoeld in lid 11.1, een exploitatieplan vast te stellen, danwel te besluiten om in afwijking hiervan bij een besluit tot vaststelling van een wijziging geen exploitatieplan vast te stellen.

Artikel 12 Algemene parkeerregels

12.1 Algemene parkeerregels

Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren en stallen.

12.2 Specifieke parkeerregels bij bouwen
  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen geldt de regel dat gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd indien voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen en fietsen;
  • b. bij de uitoefening van de in het vorig lid bedoelde bevoegdheid zijn de Nota Parkeernormen 2018 van de gemeente Delft van toepassing. Bij het bepalen van het aantal parkeerplaatsen voor voertuigen dan wel het stallen van fietsen dat op grond van het vorig lid vereist is, wordt van deze beleidsregels uitgegaan;
  • c. indien de in het vorig lid bedoelde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt bij de toetsing uitgegaan van de nieuwe of gewijzigde beleidsregels bij het berekenen van het aantal benodigde parkeerplaatsen dan wel fietsstallingen.

12.3 specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen
  • a. het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan kan uitsluitend worden toegestaan indien in voldoende mate voorzien wordt in parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen en fietsen en deze in stand wordt gehouden;
  • b. bij het bepalen van het aantal parkeer- en/of stallingsplaatsen dat op grond van het vorige lid vereist is, zijn de Nota Parkeernormen 2018 van de gemeente Delft van toepassing;
  • c. indien de in het vorig lid bedoelde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt bij de toetsing uitgegaan van de nieuwe of gewijzigde beleidsregels bij het berekenen van het aantal benodigde parkeerplaatsen dan wel fietsstallingen.

12.4 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 en 12.3 in de volgende gevallen:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

12.5 Voorwaarden afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 12.4 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • b. de woon- en leefsituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot.
  • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Tiny Houses.