direct naar inhoud van Artikel 19 Waarde - Beschermd stadsgezicht
Plan: Noordwest 1 (Hof van Delft)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0023-2001

Artikel 19 Waarde - Beschermd stadsgezicht

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van het beschermde stadsgezicht.

Gronden op de kaart aangewezen voor Wonen, Gemengd - 2 en Horeca, geen onderdeel uitmakende van het bouwvlak, zijn bestemd voor zij- en achtererven en andere buitenruimten behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Aan- en uitbouwen mogen tevens gebruikt worden conform de bestemming van het aangrenzende hoofdgebouw.

19.2 Bouwregels

Ter plaatse van de gronden, geen onderdeel uitmakende van het bouwvlak, met de bestemming Wonen, Gemengd - 2 en Horeca, gelden, in afwijking van artikel 13, 5 en 7 mogen uitsluitend ten behoeve van deze bestemming bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0,4 m;
  • b. per terreineenheid maximaal 20% van de totale grondoppervlakte mag worden bebouwd, met dien verstande dat 15 m² bebouwd oppervlak in ieder geval is toegestaan en dat nooit meer dan 40 m² mag worden bebouwd;
  • c. aan- en uitbouwen van het aangrenzende hoofdgebouw een diepte mogen hebben van 2,50 m;
  • d. de bouw van balkons is toegestaan behorende bij het hoofdgebouw tot een maximum van 2 m diepte en een maximaal oppervlak van 5 m²;
  • e. de bouw van dakterrassen is toegestaan op aan- en uitbouwen van het hoofdgebouw met dien verstande dat:
    • 1. de maximum toegestane diepte 2,5 m bedraagt;
    • 2. de afstand tot de erfgrens minimaal 1 m bedraagt;
    • 3. indien aan beide zijden van de erfgrens een gebouw aanwezig is mag het dakterras tot aan de erfgrens worden gebouwd;
  • f. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. 2 m voor erfafscheidingen;
    • 2. 6 m voor schotelantennes, met dien verstande dat antennes niet zijn toegestaan;
    • 3. 2,5 m voor overige bouwwerken;
    • 4. 1,5 m voor hekwerk ten behoeve van dakterras;

en gelden voorts de aanduidingen op de verbeelding.

19.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.2, sub b voor bebouwing per terreineenheid van maximaal 50% van de totale grondoppervlakte en dat nooit meer dan 60 m² mag worden bebouwd. Alvorens over het afwijken te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Commissie voor welstand en monumenten, omtrent de vraag of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwing en de eventueel te stellen voorwaarden.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.2, sub e voor dakterrassen met een diepte van meer dan 2,5 m mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en nabij gelegen gronden en bouwwerken alsmede de woonkwaliteit in de directe omgeving. De beoordeling van gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit vindt plaats op grond van de volgende criteria: licht- en luchttoetreding, privacy/inkijk en geluidsoverlast.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, waarbij voor de bestemming 'Wonen' alleen sub a en b van toepassing zijn:

  • a. het verwijderen van hagen, zijnde erfafscheidingen;
  • b. het snoeien van hagen, zijnde erfafscheidingen, lager dan 0,9 meter;
  • c. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • d. het planten en verwijderen van bomen en/of gewassen;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het (gedeeltelijk) graven, dempen of wijzigen van de vorm en diepte van een waterpartij, zoals sloten en vijvers;
  • g. het veranderen van oevers;
  • h. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  • i. het aanbrengen van drainage;
  • j. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
  • k. het wijzigen van de structuur van het park;
  • l. het wijzigen van de aard van de beplantingen.
19.4.2 Uitzondering verbod
  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan, en/of
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
19.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in lid 19.4.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ecologische waarden van de gronden;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de verantwoordelijke beleidsafdelingen.