direct naar inhoud van 5.6 Luchtkwaliteit
Plan: Pauwmolen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0008-2002

5.6 Luchtkwaliteit

5.6.1 Bestaande situatie

De belangrijkste wegen rond het plangebied zijn de Rijksweg A13 en de Delfgauwseweg. Beide wegen vervullen een belangrijke doorgaande functie. Door de bijbehorende hoge verkeersintensiteiten zijn beide wegen relevant voor de luchtkwaliteit in het plangebied.

Naast de emissies van het verkeer rondom het plangebied zijn er geen andere relevante bronnen in de nabijheid die van significante invloed zijn op de luchtkwaliteit.

Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit in de gemeente Delft zijn alleen fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) van belang. Hoewel in Delft sinds 2007 nergens de normen voor fijnstof worden overschreden is het vanwege de ligging nabij de Rijksweg A13 en de Delfgauwseweg - vanuit het oogpunt van gezondheid - van belang fijnstof wel in de beoordeling van de luchtkwaliteit te betrekken.

MER

Het plangebied maakt onderdeel uit van het MER Delft Zuidoost. Meerdere ontwikkelingen in de omgeving maken gebruik van dezelfde ontsluitingsinfrastructuur en zijn gelegen in de nabijheid van elkaar. De effecten op de luchtkwaliteit zijn daarom in het MER gezamenlijk beoordeeld. Uit het MER blijkt dat alle ontwikkelingen samen niet leiden tot een overschrijding van de normen voor de luchtkwaliteit.

De commissie van de MER heeft het advies gegeven naast het onderzoek in het MER, aanvullend luchtkwaliteitonderzoek uit te voeren ter beoordeling van de gezondheidseffecten.

In de bestaande situatie is geen sprake van een overschrijding van de normen voor de luchtkwaliteit in het plangebied.

5.6.2 Beleid en onderzoek

De luchtkwaliteitseisen zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer. Deze kwaliteitseisen zijn middels grenswaarden voor de buitenlucht vastgelegd voor: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, lood, koolmonoxide, benzeen en zwevende deeltjes (ook wel fijn stof of PM10). In Nederland zijn eigenlijk alleen de componenten NO2 en PM10 als kritisch te beschouwen.

Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. In dit NSL zijn alle 'grote' projecten en te nemen maatregelen opgenomen die een significante invloed hebben op de luchtkwaliteit. Alle projecten die buiten de omvang van het NSL vallen, hoeven niet meer individueel getoetst te worden aan de normering voor luchtkwaliteit. Hiertoe is het “Besluit niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” en de hierbij behorende Regeling vastgesteld. In dit besluit wordt geregeld welke nieuwe ontwikkelingen van een dermate beperkte omvang zijn dat de invloed van deze plannen op de lokale luchtkwaliteit niet meer individueel getoetst hoeft te worden.

Als norm is 3% van de grenswaarde (40 microgram per kubieke meter lucht) voor PM10 en NO2 als niet significant aangemerkt. In de bijbehorende regeling wordt een aantal ontwikkelingen genoemd die in elk geval als 'niet in betekenende mate' kunnen worden aangemerkt. Voor de in de regeling benoemde ontwikkelingen - waaronder woningbouw tot een bepaalde grootte - hoeft ten behoeve van een planrealisatie geen luchtkwaliteitsberekening meer te worden uitgevoerd. De regeling kent ook het zogenaamde anti-cumulatie principe. Meerdere NIBM projecten zouden samen toch tot een overschrijding kunnen leiden als er een bepaalde ruimtelijke en infrastructurele samenhang is tussen de verschillende projecten. In het gebied Delft Zuidoost is er sprake van die samenhang en daarom zijn alle ontwikkelingen samen onderzocht op de effecten op de luchtkwaliteit in het MER Delft Zuidoost.

5.6.3 Gewenste ontwikkeling

De gewenste ontwikkeling is een appartementencomplex met 285 woningen. Het appartementencomplex bestaat uit een woontoren met nabij laagbouw. De toren en de laagbouw zijn middels geluidschermen met elkaar verbonden.

In het luchtkwaliteitsonderzoek van het adviesbureau Windmill zijn de effecten op de luchtkwaliteit ten gevolge van de ontwikkeling berekend en zijn de concentraties van PM10 en NO2 in het plangebied bepaald. Zowel de situatie voor realisatie van het plan als de situatie na realisatie zijn onderzocht.

Uit het onderzoek blijkt dat in de huidige situatie inderdaad nergens in het plangebied de normen worden overschreden. Er is wel sprake van een dreigende overschrijding op een enkel punt. Deze constatering onderschrijft de noodzaak tot verder onderzoek.

In de situatie na realisatie van het plan, is er sprake van een veel betere luchtkwaliteit. Dit komt met name door de verbeteringen van de luchtkwaliteit door alle lokale, landelijke en europese inspanningen voor verbetering van de luchtkwaliteit, onder meer in het kader van het NSL. De concentraties liggen in 2020 in het plangebied gemiddeld 10 tot 15 microgram onder de norm. De bijdrage van de ontwikkeling is op geen enkel punt hoger dan 1 microgram en het scherm heeft op sommige punten van het plangebied een positieve invloed op de luchtkwaliteit.

5.6.4 Conclusie

De Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 2: ‘luchtkwaliteitseisen’ staat de ontwikkeling niet in de weg. De normen worden nergens in het plangebied overschreden. Veel generieke maatregelen hebben effect op het wegverkeer. Op wegen waar sprake is van hoge intensiteiten, zoals in onderhavig plan, is het totale effect van het steeds schoner worden van het wegverkeer daarom erg goed merkbaar. Het aantal blootgestelden neemt weliswaar toe, maar de concentratie luchtverontreinigende stoffen neemt gedurende de beoordelingsperiode, door onder andere deze generieke maatregelen, sterk af.