direct naar inhoud van 5.4 Bodem
Plan: Pauwmolen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0008-2002

5.4 Bodem

5.4.1 Bestaande situatie

Voor Delft is op basis van historische informatie en in het verleden uitgevoerde bodemonderzoeken een bodembeheernota opgesteld. Hierin is aangegeven wat de gemiddelde bodemkwaliteit in de bovenste twee meter in verschillende deelgebieden van Delft is. De bodembeheernota is op 17 december 2009 door de Raad vastgesteld. Het plangebied bevindt zich in de zone “7. Wonen, 1600-1880, 1,0 - 1,5 meter opgehoogd, puinhoudend”. Dit betekent dat, naar verwachting, de grond van 0 tot 2 meter beneden maaiveld matig verontreinigd is met zware metalen en PAK (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen).

5.4.2 Beleid en onderzoek

Voor bodem is de volgende regelgeving van belang: Wet Bodembescherming, Besluit Bodemkwaliteit, Nota bodemsaneringsbeleid Zuid-Holland, Provinciale milieuverordening 2007, Nota Bodembeheer gemeente Delft, Periode 2010-2015 en het Handboek bodem.

Uitgevoerde bodemonderzoeken

In het plangebied zijn de volgende onderzoeken en saneringen uitgevoerd:

  • 1. Verkennend milieukundig bodemonderzoek aan de Delfgauwseweg 339 te Delft/ Van der Helm milieubeheer/ kenmerk JAND4242/ d.d. 15 augustus 1994.
  • 2. Aanvullend onderzoek en indicatie saneringskosten Delfgauwseweg 339 te Delft/ De Straat Milieu-adviseurs/ kenmerk B5608/ d.d. 6 augustus 1998.
  • 3. Resultaten uitloogtest (kolomproef L/S 2.9 en L/S 3.0)/ De Straat Milieu-adviseurs/ kenmerk B5698/ d.d. 8 oktober 1998.
  • 4. Pauwmolen Delfgauwseweg 339, aanvullend onderzoek en saneringsplan/ BKH/ kenmerk M0726002/3835Q / d.d. 31 augustus 1999.
  • 5. Aanvulling saneringsplan Pauwmolen Delft/ BKH/ kenmerk 4667/Rae/M0726002/ d.d. 19 oktober 1999.
  • 6. Grond- en grondwateronderzoek rondom Delfgauwseweg 339 (Pauwmolen) te Delft/ De Straat Milieu-adviseurs/ kenmerk B99A0090/ d.d. 4 januari 2000.
  • 7. Projectnotitie betreffende de 2e aanvulling op het saneringsplan/ BKH/ kenmerk M0726002/768, d.d. 25 februari 2000.
  • 8. Tussentijdse evaluatie sanering Delfgauwseweg 339 Delft/ Mol ingenieursbureau/ kenmerk 03168/ d.d. januari 2001.
  • 9. Verkennend bodemonderzoek twee percelen nabij Pauwmolen te Delft/ De Straat Milieu-adviseurs / kenmerk B03A0826/ d.d. 9 februari 2004.
  • 10. Actualiserend en aanvullend bodemonderzoek Pauwmolen te Delft/MWH/ kenmerk M10A0263/ d.d. 23 november 2010.
  • 11. Actualiserend en aanvullend bodemonderzoek Pauwmolen te Delft/ MWH/ kenmerk M11A0303/ d.d. 16 september 2011.

Sanering minerale olie is reeds uitgevoerd

Op de locatie heeft in het verleden een loodwitmolen gestaan. Uit de onderzoeksresultaten is gebleken dat er sprake was van een geval van ernstige bodemverontreiniging met zware metalen en minerale olie. In 2000 is de bodemverontreiniging met minerale olie gesaneerd. Het bevoegd gezag Wet bodembescherming, destijds de provincie Zuid-Holland, heeft op 11 april 2001 met de saneringsevaluatie ingestemd. Voor de nog aanwezige bodemverontreiniging met zware metalen dienen nog sanerende maatregelen te worden getroffen, bijvoorbeeld middels isolatie. Dit laatste is nog niet gebeurd.

Actualiserend onderzoek geeft grotendeels inzicht in bodem- en grondwaterkwaliteit

Op grond van de bouwverordening dient de aanvrager bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen een bodemonderzoek te overleggen waaruit de geschiktheid van de bodem blijkt. Er is een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd (MWH, rapportage d.d. 16 september 2011) van het plangebied dat grotendeels inzicht geeft in de huidige kwaliteit van de grond en het grondwater.

Uit dit onderzoek blijkt dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met lood. Deze verontreiniging is echter, zowel verticaal als horizontaal, nog niet volledig uitgekarteerd. Een aanvullend onderzoek is in het kader van aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen noodzakelijk.

In het ondiepe grondwater is een matig verhoogde concentratie lood en licht tot sterk verhoogde concentraties arseen aangetroffen. In het diepe grondwater zijn geen verhogingen aangetroffen die de streefwaarden overschrijden. In de grondmonsters zijn geen sterk verhoogde concentraties arseen gemeten. Er is dan verder ook geen aanleiding om hier aanvullend onderzoek te doen of maatregelen voor te nemen. De grondwaterkwaliteit is voldoende in kaart gebracht en er behoeft verder geen aanvullend onderzoek plaats te vinden of maatregelen te worden genomen in het kader van de Wet bodembescherming.

Vervolgacties voor omgevingsvergunning voor bouwen zijn noodzakelijk

Er dient voor het bouwplan een nader bodemonderzoek te worden uitgevoerd om de loodverontreiniging nog horizontaal en verticaal uit te karteren. Ook dient de aanwezigheid van asbest in de bodem (conform NEN 5707, inclusief analyses) te worden onderzocht. Daarnaast moet worden bepaald of er sprake is van een verontreiniging die humane, ecologische of verspreidingsrisico's oplevert. In dit laatste geval dient er te worden gesaneerd volgens de regels van de Wet bodembescherming. Met maatregelen is de locatie geschikt voor de functie wonen.

De vervuiling op de locatie is met technische maatregelen op te lossen en/of af te schermen. De benodigde vervolgonderzoeken en eventuele sanering vormen geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan, omdat de ontwikkelaar in de planexploitatie een bedrag heeft gereserveerd om deze vervolgonderzoeken en (eventuele) sanering uit te voeren.

5.4.3 Conclusie

Binnen het plangebied is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met lood, welke niet geheel in kaart is gebracht. Er dient in het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen nog aanvullend onderzoek plaats te vinden naar de parameters lood en asbest. Tevens dient er een risicobeoordeling en saneringsplan te worden opgesteld en te worden ingediend bij het bevoegd gezag Wet bodembescherming met een verzoek om instemming en herbeschikking ernst en spoed.

De locatie is geschikt voor de bestemming na het nemen van maatregelen. Het onderwerp bodem vormt daarom geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.