Plan: | Pauwmolen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0503.BP0008-2002 |
Het plangebied ligt aan de rand van het stedelijk gebied van Delft tegen de rijksweg A13. Het gebied ligt volgens het Ecologieplan (vastgesteld op 29 april 2004) in het ecologisch kerngebied “aanwezig groen”, samenvallend met de primaire zone langs de A13.
Het plangebied is in het voorgaande bestemmingsplan (TU-Noord), als bedrijventerrein en verkeer bestemd.
In het MER wordt erop gewezen dat de realisering van het project Pauwmolen effect kan hebben op de gemeentelijke Ecologische Hoofdstructuur Delft (EHD). In het MER worden aanbevelingen gedaan om mogelijke effecten te compenseren of te voorkomen.
In het MER wordt over Pauwmolen (en andere projecten) het volgende opgemerkt:
"De nieuwbouw van een woontoren op Pauwmolen (N8) en de eventuele ontwikkelingen op de locatie waar de faculteit Bouwkunde stond (M8) zijn gepland op terreinen die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur van Delft. De EHD kan door het realiseren van deze bouwplannen aangetast worden door functieverlies als ‘stepping stone’, door verstoring en mogelijk door beschaduwing en veranderende waterhuishouding"
"Behalve kerngebieden bevinden zich in het plangebied ook ecologische structuren, onder
andere de bermen van en de bomen langs de Schoemakerstraat, de Kruithuisweg, de A13,
de Rotterdamseweg, de Julianalaan en het Mekelpark. Deze structuren doorkruisen op
meerdere plaatsen het plangebied en diverse projectgebieden liggen ingesloten tussen de
netwerken. Dit is op zich geen probleem, mits de structuren niet doorbroken worden."
"Door projecten te plannen in de ecologische structuren (zowel in de verbindingen tussen stad en buitengebied als in het netwerk op wijkniveau) neemt de druk op dit gebied toe en is het de vraag of het ecologisch netwerk (al dan niet op wijkniveau) zijn kwaliteit en functie weet te behouden, bijvoorbeeld door het onderbreken van de ecologische structuur, oppervlakteverlies en verstoring. Aan de andere kant biedt de herontwikkeling ook mogelijkheden om nieuwe ecologische structuren aan te leggen. In deze fase van het traject is hierover nog niets bekend. Wel zijn intenties uitgesproken om aanwezig groen zoveel mogelijk te laten staan of te realiseren indien mogelijk (gemeente Delft, 2010)."
"Door de realisatie van deze projecten zal het oppervlakte leefgebied en het fijnmazig ecologisch netwerk afnemen en het oppervlakte bebouwing toenemen. De in het Ecologieplan geformuleerde doelstelling ‘handhaven van een evenwichtige verhouding tussen natuur en bebouwing’ komt hierdoor dus in het gedrang"
Als mogelijke maatregelen om eventuele effecten te compenseren of voorkomen noemt het MER de volgende mogelijkheden:
Negatieve effecten op de Ecologische Hoofdstructuur van het project Pauwmolen zijn in het MER niet vastgesteld. Het MER wijst er echter op dat die effecten niet zijn uitgesloten omdat het project in (de omgeving van) de EHD wordt gebouwd en leidt tot toename van bebouwing. Daarnaast wijst het MER erop dat de combinatie van groen en bebouwing waarin het plan voorziet kansen biedt voor versterking van de ecologische zone.
Om vast te stellen of (en zo ja, welke) effecten het plan heeft op de EHD is nader onderzoek gedaan. In het onderzoek is vastgesteld welke natuurwaarde het plangebied heeft en wat de betekenis is voor de EHD. Daarnaast is onderzocht of de Flora en faunawet in de weg staat aan realisering van het project. Het onderzoek wordt hierna besproken.
Flora- en Faunawet
De hier voorziene ontwikkeling zou effect kunnen hebben op eventueel aanwezige soorten in en om het plangebied. Om de effecten vast te kunnen stellen, moet duidelijk zijn welke soorten en habitattype aanwezig zijn en wat de effecten van de ontwikkeling zijn. In 2009 is door bureau Stadsnatuur Rotterdam (bSR) een natuuronderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten. Het gebied wordt gekenmerkt door vrij jong bos van Els en in mindere mate Es en Esdoorn. Uit het onderzoek van bSR volgt dat in het gebied verschillende zangvogels voorkomen zoals Heggenmus, Merel, Koolmees. Soorten met jaarrond beschermde vaste rust- of verblijfplaatsen (roofvogels, uilen, spechten) zijn niet waargenomen. Uit dit onderzoek is tevens gebleken dat het gebied potentieel geschikt is voor spechten, echter nestholten zijn niet aangetroffen. Strikt beschermde soorten zijn niet waargenomen. Wel is bekend dat binnen 500 meter een belangrijke foerageerplek voor vleermuizen aanwezig is ter plekke van open water. Binnen het plangebied zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen te verwachten. Ook is het plangebied niet de meest geschikte plek als foerageergebied, mede gezien de aanwezigheid van een geschikte biotoop in de directe omgeving. Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht.
In de tussentijd heeft het gebied zich verder ontwikkeld van braakliggend land tot jong bos, waardoor het biotoop voor vogels en in geringe mate voor kleine zoogdieren is toegenomen. Ondanks de ontwikkeling tot jong bos is, op basis van het biotoop en met name ook de ligging, naar verwachting geen verandering opgetreden in het voorkomen van beschermde soorten met uitzondering van broedende zangvogels. De effecten van de ontwikkeling worden dan ook met name bepaald door verlies aan biotoop voor vogels. Op 26 mei 2011 en 14 juni 2011 is door een deskundige van de gemeente Delft een quickscan uitgevoerd om na te gaan of de conclusies uit 2009 nog van kracht zijn. Hierbij is met name gelet op het voorkomen van vaste rust- en verblijfplaatsen en het gebruik van het gebied voor vleermuizen. Conclusie daarvan was dat de effecten van de ingreep van invloed zijn op vogels door verlies aan biotoop. Het duurzaam voortbestaan van vogels komt niet in het geding. Er komen geen beschermde planten voor ter plekke van het plangebied. Overige beschermde soorten binnen het plangebied zijn niet waargenomen. Ontwikkelingen binnen het plangebied zullen geen effecten veroorzaken op het duurzaam voortbestaan van overig beschermde soorten. Wel dient bij de uitvoering van werkzaamheden de zorgplicht in acht worden genomen. De resultaten uit de quickscan zijn in overeenstemming met eerdere onderzoeken. Op grond van de resultaten uit diverse onderzoeken is geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig.
De Flora- en faunawet staat niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Pauwmolen in de weg.
Natuurbeschermingswet 1998
Het plangebied ligt niet in of in de buurt van beschermde staatsnatuurmonumenten of van Natura 2000-gebieden.
Verordening Ruimte
De verordening Ruimte van de Provincie Zuid-Holland is niet van toepassing.
Provinciale Ecologische Hoofdstructuur
Het plangebied ligt niet in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.
Bomenverordening 2008
In het plangebied is sprake van bosplantsoen. Er zijn geen kapvergunningplichtige bomen. Derhalve is de bomenverordening niet van toepassing.
Ecologieplan 2004-2015
De nota Ecologieplan Delft 2004-2015 is gericht op het realiseren en uitbouwen van een kwalitatief hoogwaardige ecologische structuur en het handhaven van een evenwichtige verhouding tussen natuur en bebouwing. In het Ecologieplan is de gewenste ecologische structuur vastgelegd. De structuur bestaat uit een netwerk van kerngebieden, 'stepping stones' en verbindingen (het netwerk). Het plangebied is onderdeel van de structuur en aangemerkt als 'kerngebied aanwezig groen' en 'primair netwerk'.
Het Ecologieplan sluit ruimtelijke ontwikkelingen binnen de ecologische structuur niet uit maar verbindt daar voorwaarden aan. Projecten die niet aan de voorwaarden voldoen of de ecologische waarden aantasten zijn niet mogelijk, tenzij (1) sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang en (2) onderbouwd is dat alternatieven ontbreken. In dat geval is het compensatiebeginsel van toepassing.
Het compensatiebeginsel gaat er vanuit dat de natuurwaarden per saldo behouden blijven. In uitzonderingsgevallen kan gekozen worden voor financiële compensatie. In dat geval dient eenderde van de grondwaarde van het project in de Ecologiereserve te worden gestort.
Effecten ruimtelijke ingreep
Op grond van het geldende bestemmingsplan heeft de locatie van de woongebouwen een bedrijfsbestemming. De bedrijfslocatie is niet in gebruik en heeft zich inmiddels ontwikkeld van braakliggend terrein tot jong bos. Naast de bouwlocatie bevindt zich een ecologische zone die behoort tot het primair netwerk. In deze zone wordt niet gebouwd.
De ecologische waarde van het terrein en de betekenis voor de ecologische structuur is onderzocht door bureau Stadsnatuur Rotterdam (bSR) (in 2009) en door een deskundige van de gemeente Delft (in 2011). Uit het onderzoek blijkt het volgende.
Het plangebied behoort tot het kerngebied en de primaire ecologische zone langs de A13 en omvat zowel het groen als het water. Het kerngebied loopt vanaf het plangebied Pauwmolen tot aan de Kruithuisweg. Door de aanleg van natuurvriendelijke oevers ter hoogte van het voormalige TNO terrein is binnen het kerngebied een gevarieerd beeld in begroeiing ontstaan dat bestaat uit bosplantsoen, kruidige vegetatie en droge en natte ruigte in combinatie met open water. Vanaf de Telderslaan gaat het kerngebied over in bosplantsoen en jong bos met aan de zijde van de A13 een kruidige begroeiing en watergang. Dit deelgebied is met name geschikt voor vogels en - langs de zone, direct grenzend aan de A13 - voor libellen en vlinders. Het plangebied bevindt zich aan het noordelijke uiteinde van de structuur. Uit het onderzoek blijkt dat de ecologische waarde en de betekenis voor de ecologische structuur beperkt zijn. Door de ontwikkeling van braakliggend land tot jong bos is de biotoop voor vogels en – in geringe mate – kleine zoogdieren toegenomen. Andere ecologische waarden zijn niet ontstaan. Het functioneren van de ecologische structuur wordt belemmerd door activiteiten buiten het plangebied. In de zone ten zuiden van het plangebied vindt veel verstoring plaats. In die zone bevindt zich onder meer een terrein van Waterbedrijf Europoort met bedrijfsbebouwing. Door de verstoring functioneert de ecologische structuur niet voor duurzame populaties van grondgebonden zoogdieren. Veranderingen in biotoop hebben er bovendien toe geleid dat de ecologische zone niet voor libellen en vlinders functioneert. De waarde van het plangebied is hierdoor beperkt. De ingreep heeft geen ingrijpende gevolgen voor de ecologische structuur. Het effect van de ruimtelijke ingreep is beperkt tot verkleining van de biotoop voor vogels. Uit het onderzoek blijkt dat het duurzaam voortbestaan van vogels daardoor niet in het geding komt. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat de ingreep geen gevolgen heeft voor het duurzaam voortbestaan van beschermde soorten.
In het kader van het project wordt de ecologische zone rondom de projectlocatie geoptimaliseerd. Daarvoor is een inrichtingsplan in ontwikkeling. Bij het ontwerp daarvan staat het functioneren van de ecologische zone als verbinding centraal. De verbindingen worden versterkt. De structuur van de verbindingen rondom het bouwplan is schematisch weergegeven in de afbeelding hieronder.
figuur 12: schematische weergave maatregelen versterking EHD
De verbindingen vormen de basis voor het inrichtingsplan. Er worden vergaande maatregelen genomen om het functioneren van de structuur te verbeteren en nieuwe natuurwaarden toe te voegen. De verbinding langs de A13 wordt geoptimaliseerd door de realisatie van een waterpartij inclusief natuurvriendelijke oevers en struweel waarbij de inrichting enerzijds gericht is op behoud van, weliswaar geringer, biotoop voor struweelvogels en kleine zoogdieren en anderzijds gericht is op het versterken van biotoop voor amfibieen, vlinders en libellen, en vleermuizen. Door het doortrekken van de watergang aan de Jan de Oudeweg vindt met name een versterking plaats van het netwerk voor vlinders en libellen vanwege het uitbreiden van biotoop middels beplanting en natuurvriendelijke oevers. Daarnaast wordt de verbinding tussen de Jan de Oudeweg en de Koningin Emmalaan versterkt.
figuur 13: ecologische maatregelen uit voorlopig ontwerp inrichtingsplan
De volgende maatregelen worden gerealiseerd.
Algemeen:
Het zoveel als mogelijk beschermen en behouden van op het terrein aanwezige beplanting (geldt zowel voor bomen als struiken);
Fysieke natuurcompensatie
De kosten voor aanleg van bovenstaande mitigerende maatregelen bedragen circa € 200.000,- en worden gedragen door de ontwikkelaar.
Aanvullende ecologische maatregelen:
Door de ontwikkelaar wordt ook voorzien in nestvoorzieningen voor vleermuizen en gierzwaluwen. Dit is aanvullende ecologische maatregel, nu in het gebied geen vleermuizen zijn gelokaliseerd.
In het MER is - zoals hierboven is besproken - erop gewezen dat het project effect kan hebben op de EHD. Uit het bovenstaande blijkt dat de gevolgen van de ruimtelijke ingreep op de ecologische waarden beperkt zijn. De ecologische waarde van het terrein en de betekenis voor de structuur zijn beperkt. Door omstandigheden buiten het plangebied heeft het terrein zich niet goed kunnen ontwikkelen. Het effect van de ruimtelijke ingreep is beperkt tot verkleining van de biotoop voor vogels. Andere effecten op de EHD heeft het project niet. Het project heeft niet tot gevolg dat de structuur wordt onderbroken. De maatregelen die in het kader van het project worden genomen leiden ertoe dat het negatieve effect van de ontwikkeling grotendeels wordt gecompenseerd en voorkomen. Daarnaast wordt het functioneren van de ecologische hoofdstructuur ter plaatse sterk verbeterd. Bovenstaande natuurmitigatie- en compensatie en de aanvullende ecologische maatregelen leiden ertoe dat de gevolgen van de ruimtelijke ingreep op de ecologische waarden beperkt zijn en voor het overige grotendeels worden voorkomen en/of gecompenseerd.
Compensatiebeginsel
Toepassing van het compensatiebeginsel is mogelijk indien (1) sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang en (2) alternatieven ontbreken. Aan beide voorwaarden wordt in dit geval voldaan.
(1) maatschappelijk belang
In paragraaf 5.2 en hoofdstuk 2 is toegelicht dat Delft een (forse) woningbouwopgave heeft. Het gaat daarbij zowel om studentenwoningen als om reguliere woningen. In de Woonvisie Delft is vastgesteld dat de woningbehoefte tot 2020 bestaat uit 6.600 reguliere woningen. Uit het hiervoor besproken onderzoek van Rigo blijkt dat de behoefte aan studentenwoningen 5.000 woningen tot 2023 bedraagt. Het project Pauwmolen levert een belangrijke bijdrage aan het realiseren van de woningbouwopgave.
In de Woonvisie 2008-2020 is aangegeven dat Delft inzet op de verdere ontwikkeling van de creatieve kenniseconomie. Voor het woonbeleid betekent dit dat kenniswerkers, (startende) ondernemers en (buitenlandse) studenten voldoende mogelijkheid moeten hebben zich in Delft te vestigen en te huisvesten. De activiteiten van TU en hogescholen en de hieraan verbonden bedrijvigheid spelen zich hoofdzakelijk af in het zuidoostelijk deel van de stad en daarom bestaat ook bij veel studenten en kenniswerkers de wens zich in deze omgeving te kunnen huisvesten. Naast de ambitie van de gemeente Delft deze behoefte te faciliteren leiden ook de beperkte mogelijkheden tot verdichting elders in de stad tot de keuze een behoorlijk aandeel van de woonopgave in Delft Zuidoost te realiseren. Juist in dit deel van Delft is nog sprake van enige ruimte voor ontwikkelingen.
Gelet op het bovenstaande is sprake van een groot maatschappelijk belang.
(2) alternatieven
De beschikbare ruimte voor het realiseren van de woningbouwopgave is beperkt. Delft is vrijwel tot de gemeentegrenzen volgebouwd. De woningbouwopgave is daardoor vooral een binnenstedelijke opgave. De beschikbare bouwlocaties zijn schaars. Pauwmolen is een van de weinige beschikbare bouwlocaties.
De gemeente Delft hanteert als uitgangspunt dat een ontwikkelaar van een woningbouwproject bereid en in staat moet zijn om zelf de kosten en de risico's van de ontwikkeling te dragen. Ook dient de ontwikkelaar in staat en bereid te zijn de benodigde en/of gewenste mitigerende en compenserende maatregelen te nemen. Voorts dient de ontwikkeling feitelijk mogelijk te zijn. Zo dient bouwgrond beschikbaar te zijn. Binnen het huidige economische en financiële klimaat zijn minder ontwikkelaars in staat en bereid om woningbouwprojecten waarmee wordt voorzien in studenten- en sociale woningen te realiseren.
Op de locatie Pauwmolen is fysiek bouwgrond beschikbaar, de ontwikkelaar heeft deze gronden in zijn bezit en bezit geen gronden elders op Delfts grondgebied. Daarnaast heeft hij de financiële middelen om op deze locatie studentenwoningen en sociale woningen op korte termijn te ontwikkelen en mitigerende en compenserende maatregelen te treffen. De gemeente Delft maakt zelf geen kosten voor ontwikkeling van deze locatie.
Van belang is verder dat het beleid van Delft is gericht op de verdere ontwikkeling van de creatieve kenniseconomie. Om deze ambitie te realiseren dienen er vooral in Delft Zuidoost voldoende mogelijkheden te zijn voor studenten, kenniswerkers en (startende) ondernemers om zich te vestigen en te huisvesten. Gelet daarop en op de beperkt beschikbare ruimte elders in de stad dient een aanmerkelijk deel van de woningbehoefte in Delft-Zuidoost te worden gerealiseerd.
Gelet op het bovenstaande staat vast dat het project aan beide voorwaarden voor het toepassen van het compensatiebeginsel voldoet. Er is sprake van een zwaarwegend belang. Daarnaast ontbreken alternatieven. Het compensatiebeginsel is daardoor van toepassing.
Compensatiebeginsel
Als aantasting van ecologische waarden of structuren niet te voorkomen is, voorziet het compensatiebeginsel in een verplichting om de aantasting te compenseren en effecten te mitigeren. Compensatie kan in uitzonderingsgevallen bestaan uit financiële compensatie. In dit geval wordt zowel fysiek als financieel gecompenseerd.
Hierboven is reeds aangegeven dat in het project een groot aantal compenserende en mitigerende maatregelen is opgenomen. Die maatregelen leiden ertoe dat de gevolgen van het project op de natuurwaarden niet ingrijpend zijn, grotendeels worden voorkomen en/of worden gecompenseerd. Daarnaast worden nieuwe natuurwaarden toegevoegd.
Door de compenserende en mitigerende maatregelen is van een grote aantasting van natuurwaarden geen sprake. Wel is sprake van een kleiner oppervlak. Volledige fysieke compensatie in oppervlak op het terrein of in de omgeving is niet mogelijk. Om die reden wordt – naast fysieke compensatie – voorzien in financiële compensatie door storting in het Ecologiefonds.
Financiële compensatie
Bij financiële compensatie gaat het Ecologieplan uit van eenderde van de grondwaarde. In dit geval bestaat aanleiding om daarvan af te wijken. Door de – vergaande – compenserende en mitigerende maatregelen uit het project wordt het verlies aan natuurwaarden grotendeels gemitigeerd en/of gecompenseerd. De maatregelen kosten ca. 200.000 euro. Gelet hierop is het handhaven van een bedrag van eenderde van de grondwaarde niet redelijk en buitenproportioneel. Dit bedrag is voor compensatie niet nodig. Bovendien zou dit bedrag het project financieel onuitvoerbaar maken. Daarom wordt het bedrag – in afwijking van het Ecologieplan – gematigd. Het bedrag is bepaald op 50.000 euro.
De Flora- en faunawet staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg. Het plangebied ligt in de ecologische structuur van Delft. Alternatieve locaties zijn niet voorhanden, zwaarwegende maatschappelijke belangen ondersteunen het plan, en mitigerende en compenserende maatregelen en een storting in de ecologiereserve leiden ertoe dat voldoende maatregelen zijn genomen om het ecologisch netwerk in stand te houden.