Plan: | Pauwmolen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0503.BP0008-2002 |
Op het terrein worden 285 sociale en studentenwoningen gerealiseerd. De voormalige bedrijfslocatie verandert daardoor in een woonomgeving. Het project bestaat uit een combinatie van laag- en hoogbouw: een woontoren van ca. 55 meter hoog en een appartementengebouw van ca. 15,5 meter. De laagbouw komt tegenover de bestaande woonbebouwing aan de Jan de Oudeweg. De hoogte van de laagbouw is afgestemd op de hoogte van de bestaande woningen. De hoogbouw wordt langs de A13 gebouwd.
Het appartementengebouw is een L-vormige plintbebouwing van vijf lagen. De toren pakt de twee richtingen van de locatie op en is in het midden geknikt, waardoor de breedte van het aanzicht vanuit de stad in twee smalle verticale vlakken wordt gesplitst. Aan de zijde van de rijksweg A13 bevinden zich de trappenhuizen en de centrale liftschacht De gevel loopt bij het dak door zodat het dak een ruimte vormt waarin de installaties worden ondergebracht, zonder dat ze vanuit de omgeving zichtbaar zullen zijn.
De bebouwing zal een aantal meter meer naar voren komen richting de Jan de Oudeweg dan mogelijk is op grond van het vorige bestemmingsplan. De rooilijn aan de zijde Jan de Oudeweg komt hierdoor in het verlengde te liggen van de rooilijn van het naastgelegen pompstation Reinwaterkelders. Dat gaat kwantitatief af van de huidige openbare ruimte. Kwalitatief zal het plan echter een verbetering opleveren.
figuur 8 en 9: impressie van het bouwplan Pauwmolen
Onder het appartementengebouw en onder de centrale ruimte tussen de toren en de appartementen komt een parkeergarage. Daarnaast worden parkeerplaatsen gerealiseerd op het maaiveld tussen de gebouwen. De entree van de parkeergarage en het appartementengebouw bevindt zich aan de zijde van de Jan de Oudeweg. De entree van de toren en de fietsenstalling bevindt zich aan het binnenterrein.
Door de ligging langs de A13 heeft het terrein een hoge geluidsbelasting. In het project zijn daarom geluidsmaatregelen opgenomen. Aan de zijde van de A13 worden twee geluidsschermen gerealiseerd van maximaal 15,5 meter hoog. Daarnaast worden op een aantal locaties dove gevels en geluidspanelen toegepast. In de planregels is dit vastgelegd. Het akoestisch onderzoek en de daaruit voortvloeiende geluidsmaatregelen worden besproken in paragraaf 5.5.
De openbare ruimte tussen het appartementengebouw en de Jan de Oudeweg/ Rijksstraatweg krijgt een groene inrichting. Hierdoor komt het gebouw vrijwel geheel in het groen te staan: aan vier zijden staat het gebouw als het ware 'met zijn voeten in het groen'. Zowel aan de oost- als de westzijde wordt water toegevoegd en het terrein wordt ecologiebevorderend ingericht. Daarnaast krijgt het plintgebouw een groen dak. Tussen de toren en het appartementengebouw vormt de fietsenstalling in de noordoosthoek van het gebouw, een verbindend element. Op het groene dak van deze stalling komt een doorzichtig geluidsscherm in het verlengde van de gevels van beide gebouwdelen. De hoogte van dit scherm sluit aan op de hoogte van het plintgebouw.
Voor de inrichting van het gebied rondom de woongebouwen wordt een inrichtingsplan gemaakt. In dat plan zijn compenserende en mitigerende maatregelen opgenomen. De waterpartij langs de Jan de Oudeweg wordt verbreed en zo ver mogelijk doorgetrokken rekening houdend met de hoofdwaterleiding. De bestemming van het terrein tussen de nieuwe bebouwing en de Jan de Oudeweg wordt groen, met daarin de verplichting om water aan te leggen en de mogelijkheid om wandelpaden aan te leggen en een weg van de Jan de Oudeweg naar de ingang van de parkeergarage en het binnenterrein. Deze paden en de in- en uitrit zullen een ondergeschikt onderdeel van de groene inrichting worden. Met dit plan worden op deze manier niet alleen in gewenste studentenwoningen en sociale woningen voorzien, maar ook wordt er (ecologisch) groen en water ten behoeve van de groen- en waterstructuur van de stad toegevoegd.
Figuur 10: inrichtingsschets
In het inrichtingsplan zijn de volgende maatregelen opgenomen:
Met het plan wordt invulling gegeven aan de dubbele strategie uit de Ruimtelijke Structuurvisie: verdichten en vergroenen.
De nieuwe functie van het terrein - wonen - sluit ruimtelijk en programmatisch aan bij de functie van de omringende (woon)omgeving.
De bouwmassa en de hoogte van het plintgebouw hebben dezelfde hoogte als de woongebouwen aan de overzijde van de Jan de Oudeweg. De toren staat vanuit de Jan de Oudeweg en de Rijksstraatweg achter het plintgebouw. Hierdoor vormt het geen contrast met de woningen in de omgeving. Door deze plaatsing, de bijzondere locatie langs de A13 en de ruime afstand tussen de bestaande bebouwing en de nieuwbouw is dat een goede stedenbouwkundige oplossing en situering. De afstand tussen de bestaande bebouwing aan de Jan de Oudeweg en de nieuwbouw bedraagt ca. 40 m vanaf de laagbouw en ca. 72 m vanaf de hoogbouw. De afstand tussen de bestaande bebouwing aan de Delfgauwseweg en de nieuwbouw bedraagt ca. 43 m vanaf de laagbouw en ca. 60 m vanaf de hoogbouw.Door de plaatsing en deze afstand heeft het plan geen ingrijpende negatieve gevolgen voor de omwonenden. Dat volgt ook uit de (hierna te bespreken) wind- en bezonningsstudie die voor het plan is uitgevoerd.
Deze gebouwen zijn niet alleen ruimtelijk passend bij woonomgeving Jan de Oudeweg, maar ook programmatisch. Het is een woongebouw aan de rand van een woonwijk. Een groot deel van de woonbuurt aan de overzijde van de Jan de Oudeweg is sociale woningbouw. In het plintgebouw kunnen sociale woningen komen, waarmee het dus programmatisch daarop aansluit. In de toren komen studentenwoningen en in het plintgebouw kunnen studentenwoningen komen. Met dat programma sluit het prima aan op de grote vraag naar dat type woningen vanuit de TU Delft. Het gebouw staat immers ook in het TIC-gebied en is daarom een waardevolle aanvulling in het gebied.
Voor het bestemmingsplan is een indicatief windklimaatonderzoek uitgevoerd op basis van NEN-norm 8100 (Peutz rapportnummer WA 15180-1-RA-001, 27 september '11). Dit onderzoek is als bijlage bij de toelichting opgenomen en maakt inzichtelijk wat de gevolgen van het project voor de windklimaatsituatie rondom het bouwplan zijn. Uit het onderzoek blijkt dat de gevolgen aanvaardbaar zijn.
Windhinder
Windhinder is iets wat in geen geval geheel te voorkomen is: als het stormt is de wind hinderlijk, wat voor maatregelen er ook getroffen worden. Het is daarom ook de kans op windhinder, die maatgevend wordt voor de beoordeling van het windklimaat. Voor windhinder wordt een drempelwaarde aangehouden van 5 m/s uurgemiddelde windsnelheid op loop- en verblijfsniveau. Bij deze windsnelheid gaan mechanische effecten bij de ervaring van het windklimaat een rol spelen zoals bijvoorbeeld het omslaan van paraplu's in de ogen waaien van stof en in meer extreme vorm het dichtwaaien van een autoportier.
Het windonderzoek geeft aan hoe groot de overschrijdingskans is in procenten van het aantal uren per jaar dat een hogere windsnelheid dan 5m/s optreedt op een bepaalde plek. Dit wordt de hinderkans genoemd. Bij de beoordeling van het windklimaat wordt onderscheid gemaakt tussen de categorieën loop- en slentergebied. Het windklimaat op de trottoirs, de straat, het binnenplein en dergelijke wordt beoordeeld met het criterium loopgebied. Ter plaatse van de gebouwentrees wordt het strengere criterium voor slentergebied gehanteerd. Een goed windklimaat, met een hinderkans van minder dan 5% wordt bij gebouwentrees nagestreefd.
Bij de hoofdentree van de hoogbouw aan het binnenplein is met een hinderkans van minder dan 2% een als goed te beoordelen windklimaat te verwachten, beoordeeld met het criterium van 'slentergebied'. Het windklimaat bij de hoofdentree aan de Jan de Oudeweg wordt met een hinderkans van minder dan 2% eveneens als goed beoordeeld met dit criterium.
Het windklimaat op de Rijksstraatweg wordt met een hinderkans van 21% plaatselijk als slecht beoordeeld. Dit is een geringe overschrijding van de grenswaarde op slechts een klein deel van het voet- en fietspad (enkele meters) langs de Rijksstraatweg. Dit bevindt zich niet bij de entrees van de bebouwing. Verder is op het aansluitende gebied de beoordeling matig en goed. Bij de zuidoostelijke hoek is eveneens plaatselijk sprake van een beoordeling slecht. Op deze plek is echter geen entree, voet- of fietspad aanwezig.
Uit de resultaten volgt ook dat bij de bestaande bebouwing in de omgeving van de bouwlocatie in de geplande bouwsituatie een overwegend als goed te beoordelen windklimaat is te verwachten. De geplande nieuwbouw heeft derhalve geen significante invloed op het windklimaat bij de omliggende bebouwing.
Windgevaar
Voor windgevaar wordt 15 m/s als drempelwaarde gehanteerd. Daarbij geldt dat er een overschrijdingskans in procenten van het aantal uren per jaar mag zijn die lager is dan 0,30% bij doorlopen en zelfs lager dan 0,05% bij slenteren. Op geen enkele plek rondom het nieuwe gebouw wordt de waarde van 0,05% gehaald. Er is met deze waarden op geen enkele plaats sprake van gevaar.
Conclusie
De resultaten uit het windklimaatonderzoek geven geen aanleiding het bouwplan of het bestemmingsplan aan te passen.
Voor het bestemmingsplan is een bezonningsstudie uitgevoerd. Deze studie is als bijlage bij de toelichting opgenomen. De studie maakt inzichtelijk wat de gevolgen van het project voor de bezonning van de omringende percelen zijn. Uit de studie blijkt dat de gevolgen aanvaardbaar zijn.
De studie is uitgevoerd voor drie maatgevende data: 21 maart, 21 juni en 21 december. De resultaten voor maart gelden tevens voor september (de bezonningssituatie in maart en september is vergelijkbaar). In de studie is de situatie weergegeven voor de tijdstippen 9.00, 11.00, 13.00, 15.00, 17.00 en 19.00 uur. Uit de studie blijkt dat de bezonningssituatie op twee locaties in beperkte mate verandert. Het gaat om de woningen direct aan overkant van het plangebied aan de Delfgauwseweg en woningen aan de andere kant van de A13 aan de Delfgauwseweg. Voor de andere percelen in de omgeving zijn er geen veranderingen.
In de huidige situatie ondervinden de woningen aan de Delfgauwseweg en de Jan de Oudeweg geen schaduw van bebouwing uit de omgeving op hun voorgevels. In de bezonningstudie (KOW 16 november 2010) is onderzocht in welke mate het gebouw Pauwmolen schaduw werpt op de woningen in de omgeving.
In onderstaande tabel is aangegeven op welk moment de woningen in de omgeving van Pauwmolen schaduw zullen krijgen van de toren en/of het appartementengebouw.
21 maart | 21 juni | 21 december | |
Jan de Oudeweg | Geen schaduw | Geen schaduw | Geen schaduw |
Delfgauwseweg (westzijde A13) | Ca 10.30 – 11.30 uur | Geen schaduw | Ca 10.00 – 11.00 uur schaduw toren Ca 11.30 - 13.30 uur schaduw plint |
Delfgauwseweg (oostzijde A13) | Geen schaduw | Geen schaduw | Ca 14.30 – 15.30 uur schaduw toren Geen schaduw plint |
Tabel 1 momenten van schaduw op de woningen in de omgeving
21 maart | 21 juni | 21 december | |
Jan de Oudeweg | Ca 12 uren | Ca 14 uren | Ca 9 uren |
Delfgauwseweg (westzijde A13) | Ca 11 uren | Ca 14 uren | Ca 6 uren |
Delfgauwseweg (oostzijde A13) | Ca 12 uren | Ca 14 uren | Ca 8 uren |
Tabel 2 aantal uren zon op de woningen in de omgeving
Uit de bezonningsstudie blijkt dat de woningen aan de Jan de Oudeweg geen schaduw van de nieuwbouw van Pauwmolen zullen krijgen. In de zomer geeft deze ontwikkeling geen vermindering van het aantal uren zon op de woningen in de omgeving. In de winter, als de zon lager staat, treedt de meeste schaduwwerking op aan de woningen aan de Delfgauwseweg ten westen van de A13. Het aantal uren zon in de winter neemt af van ca 9 uren naar ca 6 uren. Het aantal uren zon op de woningen blijft in verhouding hoger dan het aantal uren schaduw. De veranderingen voor genoemde woningen aan de Delfgauwseweg zijn zeer beperkt en geven geen reden om het project niet toe te staan. De verandering qua bezonning en schaduwwerking geeft geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat.