Plan: | Herontwikkeling supermarkt Schermerhoek |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0502.BP22Schermerhoek-4001 |
Het voornemen is om de huidige supermarkt aan de Schermerhoek 509 in Capelle aan den IJssel te slopen en te verplaatsen naar de positie in de oksel van Abram van Rijckevorselweg en de Oosterlengte. De nieuwe supermarkt komt nu ter hoogte van de bestaande parkeerplaatsen en ter hoogte van de bestaande supermarkt komen nu parkeerplaatsen.
Op grond van het vigerende bestemmingsplan 'Oostgaarde' is de voorgenomen ontwikkeling niet toegestaan.
Om het voornemen mogelijk te maken wordt een partiële herziening van het bestemmingsplan opgesteld waarin het voornemen juridisch-planologisch wordt verankerd. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader waarbinnen het beoogde gebruik en het bouwplan gerealiseerd kan worden.
Het bestemmingsplan 'Herontwikkeling supermarkt Schermerhoek' bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen.
Het plangebied betreft de Schermerhoek 509 te Capelle aan den IJssel. Het plangebied ligt in het oostelijk deel van de gemeente Capelle aan den IJssel in de wijk Oostgaarde. Onderstaande afbeelding toont de ligging en globale begrenzing van het plangebied.
Afbeelding 1.1: Situering plangebied.
Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Oostgaarde' vigerend. Dit bestemmingsplan is onherroepelijk sinds 12 september 2013. Navolgende afbeelding geeft een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan weer.
Afbeelding 1.2: uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Oostgaarde'
Het plangebied is bestemd als 'Detailhandel', 'Bedrijf', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Groen'. Het voornemen is om de huidige supermarkt binnen de bestemming 'Detailhandel' te slopen en de supermarkt te verplaatsen naar de positie in de oksel van Abram van Rijckevorselweg en de Oosterlengte. Het totale plangebied wordt hierbij geheel opnieuw ingericht. De nieuwe supermarkt komt ter hoogte van de huidige bestemmingen 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Bedrijf' en ter hoogte van de bestaande supermarkt met de bestemming 'Detailhandel' komen er parkeerplaatsen.
Door de herinrichting van het plangebied komen de huidige bestemmingen niet meer overeen met de toekomstige situatie.
Gelet hierop is het noodzakelijk een nieuw juridisch-planologisch kader vast te stellen waarbinnen het planvoornemen is toegestaan. Daarnaast wordt middels het opnemen van een wijzigingsbevoegheid de realisatie van een horecafunctie onder voorwaarden mogelijk gemaakt.
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
Het plangebied ligt in het oostelijk deel van de gemeente Capelle aan den IJssel in de wijk Oostgaarde. De wijk Oostgaarde is in de jaren zestig en zeventig gebouwd en is in het algemeen ruim opgezet met veel groen en waterpartijen. Het plangebied wordt omgeven door de Abram van Rijckevorselweg (N219), Oosterlengte en de Noorderbreedte.
Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een gebouw voor supermarkt Lidl met twee horecagelegenheden (restaurant en cafetaria). Het gebouw is omgeven door parkeerplaatsen en enkele bomen.
De huidige Lidl supermarkt is sterk verouderd en voldoet niet meer aan de nieuwste standaarden zoals deze door de consument worden verwacht. De locatie in de oksel van de Abram van Rijckevorselweg en de Oosterlengte doet op dit moment verouderd aan. Door de sloop van de voormalige autogarage laat het plein zich nu aanzien als een uitsluitend functioneel parkeergebied ten behoeve van de verouderde supermarkt met vooral dichte gevels die geen relatie aangaan met de omgeving.
In de huidige situatie zijn de volgende functies en bijbehorende oppervlaktes aanwezig.
Functie | Brutovloeroppervlak | Winkelvloeroppervlak |
Supermarkt | 1.812 m2 | 1.256 m2 |
Restaurant | 454 m2 | 410 m2 |
Cafetaria | 171 m2 | 160 m2 |
Totaal | 2.437 m2 | 1.826 m2 |
Afbeelding 2.1: huidige situatie
De nieuw te realiseren supermarkt binnen het plangebied zal weer geheel voldoen aan de eisen van deze tijd met een lichte overzichtelijke winkel, ruime paden, goede voorzieningen en een compleet aanbod. Dit alles teneinde de consument zo goed mogelijk te kunnen bedienen in haar behoefte.
Het winkelvloeroppervlak van de supermarkt neemt in de toekomstige situatie toe met 427 m2 tot 1.683 m2. Ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden én de huidige situatie is er geen sprake van een uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden.
In het voortraject heeft de initiatiefnemer samen met de gemeente gewerkt aan een stedenbouwkundig plan. Met de realisatie van een nieuwe supermarkt, waarbij de open gevel zicht presenteert richting de Nooderbreedte en de Oosterlengte en door tevens het openbaar gebied opnieuw in te richten vanuit een integrale benadering met het parkeergebied van de Schemerhoek flat, ontstaat een samenhangende invulling van de locatie. Het voegt kwaliteit toe aan de omgeving en trekt het totaal van het openbaar gebied naar een hoger plan.
Door de algehele herinrichting van het gebied aan de Schermerhoek en de nieuwbouw van de supermarkt ontstaat een prettig gebied met een moderne uitstraling die bijdraagt aan de kwaliteit en veiligheid van de buitenruimte en het voorzieningenniveau van de buurt. Het zorgt voor een forse kwaliteitsimpuls van het gebied.
Op dit moment zijn er geen concrete plannen om een horecafunctie in het plangebied terug te laten komen. Hiertoe is in de planregels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
In navolgende afbeelding is de toekomstige situatie weergeven.
Afbeelding 2.2: toekomstige situatie bovenaanzicht
Duurzaamheid
Binnen het project is nadrukkelijk ook aandacht voor duurzaamheidsaspecten. Voor de supermarkt wordt uitgegaan van nieuwe installatietechniek, waarbij onder meer wordt gewerkt met WKO en het toepassen van PV-panelen. Doelstelling is het energieverbruik van de supermarkt tot een minimum te beperken en daarbij is het streven, in lijn met het duurzaamheidsbeleid, om een GPR-score van minimaal 8,0 te behalen.
Met de terreinindeling zal rekening gehouden worden met waterinfiltratie middels gedeeltelijk "openbestrating" en nader te bepalen infiltratievoorzieningen. Ter voorkoming van "hittestress" is groen opgenomen en zal de kleurstelling van de materialen hier deels op afgestemd worden. Tevens zullen er twee snel laadstations op nader te bepalen locatie geplaatst worden en eventueel meerdere laadstations worden voorbereid. De staatverlichting wordt uitgevoerd met LED-armaturen.
Verkeer en parkeren
In paragraaf 4.10 wordt ingegaan op het aspect verkeer en parkeren en wordt onderbouwd dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd zullen worden.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld op grond van de geldende regelgeving. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op het moment dat deze wet in gaat. Tot die tijd geldt de NOVI als structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in gaat, zal de NOVI gelden als instrument, zoals in de nieuwe wet is bedoeld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
Voor Zuid-West Nederland is een omgevingsagenda opgesteld. Landsdeel Zuidwest bestaat uit de hoogdynamische Zuidvleugel en een laagdynamische Groene Hart en Zuidwestelijke Delta. Het landsdeel wordt gekarakteriseerd door een internationaal transportknooppunt, met goederenstromen vanuit de havens en industrieclusters van Rotterdam en de North Sea Port en producten vanuit de land- en tuinbouw die de hele wereld over gaan. Karakteristieke landschappen van internationaal belang zoals de Zuidwestelijke Delta en het Groene Hart. Waterrijke landschappen waar productie voor de wereldmarkt, hoge natuurlijke en recreatieve waarden en cultuurhistorische iconen samengaan. Een hoogdynamische stedelijk gebied in de Zuidvleugel die zich ontwikkelt rond de kennisas en anderzijds een geheel eigen hoogwaardige vorm van stedelijkheid in de Delta. De grensoverschrijdende samenhang met Vlaanderen is van groot belang.
Binnen de NOVI zijn 8 aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebieden. In een NOVI-gebied krijgen een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. In Landsdeel Zuidwest liggen NOVI-gebieden Haven Rotterdam, Groene Hart en North Sea Port District.
Conclusie
Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI. Capelle aan den IJssel is niet aangewezen als één van de NOVI-gebieden.
In het artikel 3.1.6., tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn eisen opgenomen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen als dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zoals een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen kunnen ingrijpende gevolgen hebben voor de omgeving. Daarom is het noodzakelijk dat in een bestemmingsplan nadrukkelijk wordt stilgestaan bij de vraag of er behoefte is aan de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang voor een stedelijke ontwikkeling vastgesteld, jurisprudentie geeft meer duidelijkheid. In beginsel volgt uit jurisprudentie dat hiervan sprake is bij toevoeging vanaf 400 tot 500 m2.
Planologisch gezien is er, voor de functie detailhandel, daarentegen geen sprake van een uitbreiding. De bestemmingsplan mogelijkheden voor detailhandel worden namelijk niet verruimd, maar enkel verplaatst. In de huidige situatie heeft het hele pand van Lidl namelijk de bestemming detailhandel. In dit pand zijn ook nog een cafetaria (160 m2) en Chinees restaurant (410 m2) gevestigd. Op grond van het vigerende bestemmingsplan is het toegestaan om het volledige bestemmingsvlak 'Detailhandel' te gebruiken ten behoeve van een supermarkt. In de nieuwe situatie verdwijnen deze twee vestigingen uit het pand van Lidl en worden deze detailhandelsmeters overgenomen door Lidl. Er is daarmee planologisch gezien geen sprake van uitbreiding van de detailhandelsmogelijkheden. De cafetaria en het restaurant stopt haar bedrijfsvoering volledig.
Ondanks dat er planologisch gezien geen sprake is van een uitbreiding van de detailhandelsmeters, wordt voor de zorgvuldigheid het plan van Lidl met een uitbreiding van 427 m² wvo supermarkt als een stedelijke ontwikkeling behandeld. Voor de zorgvuldigheid en in het kader van een goede ruimtelijke ordening is er een laddertoets uitgevoerd.
Toetsing ladder voor duurzame verstedelijking
Door Stec groep is een laddertoets uitgevoerd (bijlage 1). In deze toets is ingezoomd op de behoefte (vraag-aanbod) aan 'extra' supermarktmeters. Hieronder worden de conclusies uit deze laddertoets weergegeven.
Supermarkt
We verwachten dat de uitbreiding van de Lidl Schermerhoek niet leidt tot onaanvaardbare ruimtelijke effecten. De uitbreiding van Lidl voldoet daarmee aan de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking. We hebben daarbij de volgende argumenten:
Conclusie
Uit bovenstaande laddertoets blijkt dat de uitbreiding van de Lidl Schermerhoek niet leidt tot onaanvaardbare ruimtelijke effecten. De uitbreiding van Lidl voldoet daarmee aan de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Op 20 februari 2019 hebben de Provinciale staten van Zuid-Holland het Omgevingsbeleid vastgesteld. De Omgevingsvisie vormt samen met de Omgevingsverordening en het Omgevingsprogramma het provinciale Omgevingsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Het Omgevingsbeleid beschrijft hoe de provincie werkt aan een goede leefomgeving, welke plannen daarvoor zijn, welke regels daarbij gelden en welke inspanningen de provincie daarvoor levert. De Omgevingsvisie van Zuid-Holland biedt een strategische blik op de lange(re) termijn voor de gehele fysieke leefomgeving en bevat de hoofdzaken van het te voeren integrale beleid van de provincie Zuid-Holland. Op 15 maart 2022 is een herziening van de Omgevingsvisie Zuid-Holland in werking getreden. De provincie Zuid-Holland heeft in de Omgevingsvisie zeven richtinggevende ambities geformuleerd. Deze ambities dienen als stip op de horizon:
De provincie streeft naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede omgevingskwaliteit. Onder ‘omgevingskwaliteit’ wordt verstaan het geheel aan kwaliteiten die de waarde van de fysieke leefomgeving bepalen. Hierbij gaat het om een samenvoeging van ruimtelijke kwaliteit (belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde) en milieukwaliteit (gezondheid en veiligheid).
Bevorderen energietransitie
De provincie werkt mee aan Europese en nationale energiedoelen om de CO2-uitstoot te verminderen en het energieverbruik te reduceren. Het gaat om een CO2-reductie van 85 -95% in 2050 ten opzichte van 1990.
De beste manier om het gebruik van fossiele bronnen terug te dringen, is het volgen van de trias energetica. Op de eerste plaats door besparen. Op de tweede plaats hernieuwbare bronnen benutten. Op de derde plaats onvermijdbare koolstofbronnen zó gebruiken zodat ze tot een zo min mogelijk CO2-uitstoot leiden.
Concentratie en bundeling detailhandel
De provincie concentreert en bundelt nieuwe detailhandel primair in de centra van wijken, dorpen en steden. Buiten de centra biedt de provincie alleen vestigingsruimte aan enkele specifieke branches van detailhandel. Het gaat dan vooral om detailhandel die vanwege de aard en omvang van de te verkopen goederen in ruimtelijke zin niet goed is in te passen in de centra.
Ruimtelijke kwaliteit
De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit: een evenwicht en samenspel van toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde. Ruimtelijke kwaliteit speelt op verschillende niveaus: veelal plek gebonden, maar ook op het niveau van de gehele provincie en soms daarbuiten. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een ‘ja, mits-beleid’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit).
Op 1 januari 2023 is de actuele versie van de Omgevingsverordening vastgesteld. Deze verordening vormt de vertaling van het provinciaal beleid, in algemene regels (zoals bedoeld in artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening). Hiermee is het beleid van de provincie juridisch verankerd. In de verordening zijn regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient daarom ook rekening te worden gehouden met provinciaal beleid. Het gaat daarbij verder vooral om het integrale ruimtelijke beleid dat is opgenomen in de provinciale Omgevingsvisie.
Voor dit bestemmingsplan is het onderwerp stedelijke ontwikkeling uit de Omgevingsverordening relevant. Navolgend worden de relevante onderdelen aangehaald.
Artikel 6.13 Stedelijke ontwikkeling detailhandel
Binnen het project is nadrukkelijk ook aandacht voor duurzaamheidsaspecten. Voor de supermarkt wordt uitgegaan van nieuwe installatietechniek, waarbij onder meer wordt gewerkt met WKO en het toepassen van PV-panelen. Doelstelling is het energieverbruik van de supermarkt tot een minimum te beperken.
Er is geen sprake van een planologische uitbreiding van detailhandelsmeters. De bestaande winkelmeters worden slechts verplaatst en iets anders ingericht/gebruikt. De beoogde ontwikkeling betreft een relatief beperkte uitbreiding van een bestaande formule. De uitbreiding is deels ingegeven door efficiëntere bedrijfsvoering (meer ruimte voor uitstalling van producten en bredere gangpaden). De nieuwe supermarkt zorgt bovendien voor een kwalitatieve versterking van de supermarktstructuur in Capelle aan den IJssel.
In de laddertoets (zie pagraaf 3.1.2) is onderbouwd dat de omvang van de supermarkt in overeenstemming is met de lokale verzorgingsfunctie en dat er geen negatieve effecten op op de bestaande detailhandelsstructuur optreden.
Er vindt een versterking plaats van de ruimtelijke kwaliteit. Door de algehele herinrichting van het gebied aan de Schermerhoek en de nieuwbouw van de supermarkt ontstaat een prettig gebied met een moderne uitstraling die bijdraagt aan de kwaliteit en veiligheid van de buitenruimte en het voorzieningenniveau van de buurt.
Daarnaast is er in dit bestemmingsplan aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en er geen onaanvaardbare leegstand ontstaat. Er vindt juist een kwaliteitimpuls van het gebied plaats, wat bijdraagt aan een goed woon- en leefklimaat.
De Stadsvisie is op 27 september 2021 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Capelle aan den IJssel. De Stadsvisie vormt een brede toekomstvisie op de leefomgeving voor Capelle gericht op ruimte, maatschappij en veiligheid. Het geeft een antwoord op hoe Capelle er in 2040 uit ziet en wat voor soort gemeente ze willen zijn.
De Stadsvisie heeft de volgende doelen:
Capelle is als voormalige groeikern in zijn huidige vorm pas vanaf de jaren ‘60 ontstaan. Capelle is tegenwoordig een krachtige middelgrote gemeente. Beïnvloed door de geboren en getogen Capellenaar, door de voormalige Rotterdammer die naar Capelle vertrok en door mensen uit andere windstreken.
De uitdaging voor Capelle is de leefbaarheid en kwaliteiten te behouden en te versterken waar nodig, binnen een verder verstedelijkende regio. Capelle wil de saamhorigheid van het dorpse karakter behouden en versterken, en de stedelijke kwaliteit verder ontwikkelen.
Conclusie
Ten aanzien van onderhavige ontwikkeling en plangebied zijn in de Stadsvisie geen relevante aspecten opgenomen.
De aanhoudende veranderingen in het (koop-) gedrag van consumenten en in het vestigingsgedrag van winkels, de recente jurisprudentie over de motiveringsvereisten voor ruimtelijk detailhandelsbeleid, de effecten van de coronacrisis en (ingrijpende) lokale ontwikkelingen zijn de aanleiding geweest om de structuurvisie te actualiseren.
Het winkelaanbod van Capelle is vooral te vinden in de centrumgebieden (circa 85% van het aantal m2 winkelvloeroppervlak (wvo)). Het horeca-aanbod is in vloeroppervlak voor minder dan de helft geconcentreerd in de centra (47%). Het horeca-aanbod is dus aanzienlijk meer verspreid gevestigd dan het winkelaanbod.
De planmatige ontwikkeling van Capelle is terug te zien in de veelal logisch gespreide ligging van de centra, ieder fungerend als voorzieningenhart voor één of twee wijken.
Het verspreid gelegen aanbod (in totaal 22.000 m2 wvo) bestaat voor een groot deel uit grotere winkels, waaronder solitaire supermarkten. De huidige Lidl supermarkt is aangemerkt als solitaire supermarkt.
In vergelijking tot de trends in de niet-dagelijkse sector groeit het supermarktaanbod in Nederland flink (vooral in winkelvloeroppervlak). Het aandeel online supermarktbestedingen groeit snel, maar is nog relatief klein. Door de coronacrisis is er een piek (van circa 4% naar 7%). De boodschappen doen consumenten dus ook tijdens de coronacrisis grotendeels fysiek en nabij hun huis. Significante lokale bevolkingsgroei betekent daardoor vaak nog enige groeimogelijkheden voor supermarkten.
Consumenten stellen hoge eisen aan voorzieningen waar ze vaak gebruik van maken. Ze verkiezen over het algemeen supermarkten met een uitgebreid en compleet assortiment, ruime gangpaden en een aantrekkelijke uitstalling van producten. De omvang van een winkel is bij de keuze van consumenten dan ook een belangrijke factor. Nieuwe supermarkten hebben als snel een omvang tussen de 1.000 en 1.600 m2 wvo. Met die omvang is een uitgebreid en compleet assortiment mogelijk. Kleinere supermarkten zijn gezien de veranderende consumentenbehoefte steeds moeilijker te exploiteren (uitgezonderd traffic-locaties, hoogstedelijke gebieden en kleinschalige, specialistische supermarkten zoals Ekoplaza).
Omdat schaalvergroting belangrijk is om hedendaagse consumentenbehoeften te kunnen bedienen, is het een belangrijk onderdeel in de locatiestrategie van supermarktpartijen. De groei in echt grote supermarkten (2000+ m2 wvo) is echter beperkt. Grotere supermarkten hebben uiteraard ook meer draagvlak nodig.
Gemeenten zijn bevoegd om gemotiveerd af te wijken van vastgesteld beleid in situaties die vanwege het uitzonderlijke karakter een bijzondere beoordeling behoeven. Eventuele afwijkingen moeten overtuigend en specifiek gemotiveerd en onderbouwd worden.
Conclusie
In de Structuurvisie Detailhandel 2021 wordt specifiek voor de locatie van Lidl benoemd: ‘geen uitbreiding en functiewijziging faciliteren’. Er is daarentegen feitelijk geen sprake van een planologische uitbreiding van detailhandelsmeters. Er worden namelijk geen detailhandelsmeters toegevoegd. De bestaande meters worden alleen verplaatst en anders ingericht. Bovendien heeft de gemeente Capelle aan den IJssel in een brief aan Lidl expliciet aangegeven medewerking te willen verlenen aan het planinitiatief. Als gevolg van deze ontwikkeling ontstaat daarnaast de kans om het gehele gebied een kwaliteitsimpuls te geven.
Op 15 april 2019 is het Programma Economie vastgesteld door de gemeenteraad van Capelle aan den IJssel.
De economie is in transitie. De invloed van internet- en communicatietechnologie is sterk gegroeid en neemt nog steeds toe. Er is veel meer aandacht voor duurzaamheid en de energietransitie in alle sectoren. De gemeente ziet schaalvergroting én tegelijkertijd schaalverkleining en een verdere globalisering houdt aan. Deels zijn deze veranderingen al zichtbaar (geworden) in onze dagelijkse omgeving, deels komt dat nog. In het Programma Economie wordt opgemerkt dat:
Om ook in de toekomst economisch succesvol te zijn en voldoende werkgelegenheid te behouden, moet Capelle hierop inspelen. Met het Programma Economie zorgt de gemeente ervoor dat ze goed voorbereid zijn op de economie van morgen. Het programma bevat concrete en effectieve maatregelen, voor de korte en middellange termijn.
De ambitie is met het Programma Economie ervoor te zorgen dat (in) Capelle:
Visie op detailhandel
In 2030 heeft Capelle vitale, compacte winkelgebieden en moderne PDV-concepten met aantrekkelijke horeca. Dat leidt ertoe dat meer Capellenaren in 2030 hun dagelijkse en niet-dagelijkse boodschappen doen in hun eigen gemeente.
Een belangrijke werkgever in Capelle is de detailhandelssector. Een goede detailhandelsstructuur zorgt ervoor dat bewoners eerder hun geld in de eigen gemeente besteden. De vernieuwing en uitbreiding van de Koperwiek die is ingezet gaat daarbij helpen, maar de gemeente staat open voor verdere verbeteringen. De gemeente zet zich in om in het centrum en op recreatieve knooppunten meer horeca mogelijk te maken.
De ambitie is om ook in tijden van groeiende E-commerce Capellenaren te verleiden het geld vaker in Capelle te laten besteden en de wijkwinkelcentra zo goed mogelijk toekomstbestendig te maken. Dit doet de gemeente zodanig dat er in de toekomst sterke wijkwinkelcentra blijven bestaan. De gemeente streeft ernaar de wijkwinkelcentra te versterken door bijvoorbeeld het toestaan van zorgactiviteiten en maatschappelijke functies als alternatief voor een deel van de huidige winkels. Hierbij kan ook gedacht worden aan ruimte voor werkplaatsen en ateliers, waardoor de levendigheid behouden blijft.
Conclusie
Een belangrijke werkgever in Capelle aan den IJssel is de detailhandelssector. De nieuw te realiseren supermarkt binnen het plangebied zal weer geheel voldoen aan de eisen des tijd met een lichte overzichtelijke winkel, ruime paden, goede voorzieningen en een compleet aanbod. Dit alles teneinde de consument zo goed mogelijk te kunnen bedienen in haar behoefte.
In de laddertoets (zie pagraaf 3.1.2) is onderbouwd dat de omvang van de supermarkt in overeenstemming is met de lokale verzorgingsfunctie en dat er geen negatieve effecten op op de bestaande detailhandelsstructuur optreden.
Daarnaast is er in dit bestemmingsplan aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en er geen onaanvaardbare leegstand ontstaat. Er vindt juist een kwaliteitimpuls van het gebied plaats, wat bijdraagt aan een goed woon- en leefklimaat.
Het Programma Duurzaamheid 2023-2026 is op 3 juli 2023 door de gemeenteraad van Capelle aan den IJssel vastgesteld. Met dit programma is een visie voor duurzaamheid opgesteld. Het programma is tot stand gekomen in overleg met vele bewoners en stakeholders.
In het Programma Duurzaamheid zijn de volgende ambities beschreven:
Conclusie
Binnen het project is nadrukkelijk ook aandacht voor duurzaamheidsaspecten. Voor de supermarkt wordt uitgegaan van nieuwe installatietechniek, waarbij onder meer wordt gewerkt met het toepassen van PV-panelen. Doelstelling is het energieverbruik van de supermarkt tot een minimum te beperken.
Bij de realisatie van de supermarkt worden materialen toegepast met een lage CO2 uitstoot onder andere door het te gebruiken conform FSC-keurmerk en hergebruik van materialen. Dit resulteert ondermeer in een gebouw met energielabel A+++++.
Met de terreinindeling zal rekening gehouden worden met waterinfiltratie middels gedeeltelijk "openbestrating" en bij de civieltechnische uitwerking van de plannen voor de buitenruimte nader te bepalen infiltratievoorzieningen. Ter voorkoming van "hittestress" is groen opgenomen en zal de kleurstelling van de materialen hier deels op afgestemd worden. Tevens zullen er twee snel laadstations op nader te bepalen locatie geplaatst worden en eventueel meerdere laadstations worden voorbereid. De staatverlichting wordt uitgevoerd met LED-armaturen.
Extremer weer komt steeds vaker voor. Dat brengt uitdagingen met zich mee voor de leefbaarheid van de stad. Als daar rekening mee gehouden wordt bij de inrichting en het beheer van de stad dan zorgen wij ervoor dat er geen problemen ontstaan. De effecten waar de gemeente zich op voorbereiden zijn: wateroverlast, droogte, hitte en overstroming. Daarnaast is er aandacht voor twee gerelateerde onderwerpen: biodiversiteit en bodemdaling.
Capelle aan den IJssel staat bekend als een stad met relatief veel groen en blauw. Huidige weersextremen kunnen daardoor ook relatief goed worden opgevangen. Het grootste deel van de gebouwen staat op stevige betonpalen, waardoor ze niet weg zakken. De stad ligt aan de Hollandsche IJssel en de Maas, goed beschermd door keringen en dijken. Maar het weer wordt extremer en dat heeft ook gevolgen voor Capelle aan den IJssel. In lijn met het landelijke Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie en het Programma Duurzaamheid kijkt de gemeente waar in de toekomst uitdagingen of juist kansen ontstaan. Daarnaast geldt dat nieuwbouw moet voldoen aan het Zuid-Hollandse convenant Klimaatadaptief Bouwen.
Voor de verschillende effecten zijn een stip op de horizon geformuleerd welke geconcretiseerd zijn in ambities:
Conclusie
Ten aanzien van de verschillende ambities kan het volgende gesteld worden:
Wateroverlast
Ten opzichte van de huidige situatie zal vanwege de afname van het verharde oppervlake er sprake zijn van een verbetering van de waterhuishoudkundige situatie. Het hemelwater- en afvalwater wordt apart aangesloten op het hoofdriool. Wel wordt er ingespeeld op klimaatbestendigheid door met de terrein indeling wel rekening te houden met water infiltratie middels gedeeltelijk "openbestrating" en nader te bepalen infiltratie voorzieningen. Op deze manier wordt het neerslag op terrein opgevangen en vertraagd afgevoerd. Hiermee zal worden voldaan aan de voorwaarde dat de bebouwing geen schade mag ondervinden bij een bui van 70 mm in één uur.
Hitte
Ter voorkoming en vermindering van hittestress is ten opzichte van de huidige situatie meer groen in het plangebied opgenomen. Daarnaast is er met de kleurstelling van het gebouw rekening gehouden met het verminderen van de opwarming van de omgeving. Daarnaast wordt witte kunststof dakbedekking toegepast, ook onder de zonnepanelen. Tijdens hitte is het gebouw (Lidl) op basis van het energielabel A+++++ geborgd tegen oververhitting, waarbij dit niet leidt tot opwarming van (openbare) ruimten in de directe omgeving.
Droogte
Door het toepassen van open bestrating en andere infiltratievoorzieningen wordt een bijdrage geleverd aan het voorkomen van droogte.
Overstroming
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen raakvlak met deze ambitie.
Bodemdaling
Met de inrichting van de buitenruimte zal aandacht aan dit aspect besteed worden.
Biodiversiteit
Aangezien de openbare ruimte hoofdzakelijk bestaat uit het parkeerterrein, is het niet mogelijk te voldoen aan de ambitie dat 50% groen/blauw ingericht dient te zijn. Daar waar mogelijk wordt het plangebied groen en/of waterinfiltrerend ingericht.
Geconcludeerd wordt dat het planvoornemen daar waar mogelijk aansluit bij de ambities uit de de Leidraad klimaatadaptatie.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante milieu- en omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het project vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het project dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.
Het Verdrag van Valletta (Malta) verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. In 1998 is dit verdrag goedgekeurd door het Nederlandse parlement. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Dit is een aanpassingswet waarmee de Monumentenwet 1988 gewijzigd is op het onderdeel archeologie. Door middel van de gewijzigde Monumentenwet moet het archeologisch erfgoed in de bodem bescherming krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid.
Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de omgang met archeologie. Gemeenten houden een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden. Dit wordt samen met de andere onderdelen rond de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving overgeheveld naar de toekomstige Omgevingswet.
Situatie plangebied
In het geldende bestemmingsplan is ter plaatse van het plangebied de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 2’ opgenomen. Ter inventarisatie en bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem dient, onder bepaalde voorwaarden, voorafgaand aan nieuwe bouwontwikkelingen een archeologisch onderzoek te worden verricht om eventueel aanwezige archeologische waarden in kaart te brengen.
De archeologische waarden- en beleidskaart van de gemeente Capelle aan den IJssel geeft aan dat de noodzaak van een archeologisch onderzoek dient te worden getoetst bij bouw- en grondwerkzaamheden (inclusief heien) die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte beslaan van meer dan 200 m².
De grondroerende werkzaamheden bestaan uit de bouw van de supermarkt. Alleen de heipalen overschrijden de toegestane marge van diepte van het bestemmingsplan. Het heipalenplan is ter advisering voorgelegd aan de afdeling Archeologie van de gemeente Rotterdan (BOOR). BOOR acht de kans klein, vanwege het niet intensieve heipaleplan, dat door het heien archeologische waarden in die mate worden verstoord dat eventueel toekomstig onderzoek niet meer mogelijk is. In verband hiermee wordt door BOOR een archeologisch vooronderzoek op de planlocatie niet noodzakelijk geacht.
Bij eventuele wijzigingen in het bouw- en/of aanlegplan kan een archeologisch vooronderzoek
alsnog nodig zijn en dient het opnieuw ter beoordeling te worden voorgelegd aan de bevoegde
overheid. In dit bestemmingsplan is er daarom voor gekozen om ter bescherming de archeologische waarden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' over te nemen.
Gezien bovenstaande, waarbij de archeologische waarden door de heiwerkzaamheden niet verstoord worden én met de dubbelbestemming beschermd blijven, vormt het aspect archeologie geen belemmering voor voorliggend plan. Het BOOR-advies is als bijlage 2 bijgevoegd.
Cultuurhistorische waarden kunnen betrekking hebben op bebouwde cultuurhistorie (monumenten), cultuurhistorische landschappen en archeologische waarden van een gebied.
Op basis van de Cultuurhistorische kaart (CHW) van provincie Zuid-Holland en de Erfgoednota 2018 is bepaald welke cultuurhistorische waarden of elementen binnen of in de nabijheid van het plangebied aanwezig zijn. Ook zijn historische topografische kaarten beschouwd.
Situatie plangebied
In het plangebied en de directe omgeving zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het aspect cultuurhistorie is dan ook geen belemmering voor dit planvoornemen.
Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb) en het Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam bodembeheer.
Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Om deze vragen te beantwoorden is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de beoogde functie(s).
Situatie plangebied
Ten behoeve van de voorgenomen bouwwerkzaamheden is er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage 3). De resultaten van het bodemonderzoek geven, in combinatie met de resultaten van de in het verleden op de locatie uitgevoerde onderzoeken, voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van de projectlocatie. In algemene zin wordt de locatie geschikt geacht voor bebouwing met een supermarktpand. De verontreiniging met minerale olie op de noordoosthoek van de onderzoekslocatie is beperkt van omvang (ca. 13,5 m3) en bevindt zich op basis van de beschikbare gegevens buiten de toekomstige bebouwingsgrens. Omdat de verontreiniging betrekkelijk ondiep aanwezig is, bestaat de kans dat de verontreiniging bij toekomstige grondwerkzaamheden wordt geroerd met als mogelijk gevolg ongecontroleerde verspreiding van verontreiniging. Derhalve zal de initatiefnemer de verontreiniging bij aanvang van de bouwwerkzaamheden saneren. De uitvoering van de sanering dient te worden afgestemd met de gemeente en/of omgevingsdienst.
Als uitgangspunt geldt dat het project niet leidt tot milieuoverlast bij milieugevoelige functies (bijvoorbeeld wonen) in de omgeving en dat de komst van milieugevoelige functies de activiteiten van milieubelastende activiteiten niet in de weg staat. Ten behoeve van de milieuzonering rond bedrijven is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst. Bedrijven zijn hierin ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn (de zogenaamde afstandentabel). Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan (enigszins) van afgeweken worden in situaties waarin geen sprake is van een rustige woonwijk of bij afwijkende bedrijven. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.
Situatie plangebied
Met voorgenomen ontwikkeling, waarbij de functie van een supermarkt mogelijk wordt gemaakt, is er sprake van milieubelastende activiteiten.
De milieuhindergevoelige activiteiten in de omgeving kunnen mogelijk hinder ondervinden van de supermarkt. Daarnaast kunnen de milieuhindergevoelige actviteiten de bedrijfsvoering van de supermarkt belemmeren.
Een supermarkt valt volgens de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering 2009’ in de categorie SBI-2008 471 (supermarkten en warenhuizen). De minimaal aan te houden richtafstand tussen de supermarkt en gevoelige bestemmingen (woningen) bedraagt 10 meter voor de aspecten geluid en gevaar.
In de toekomstige situatie ligt het appartementencomplex (ten zuiden) op meer dan 10 meter vanaf de supermarkt (minimaal 50 meter). De supermarkt is in de nieuwe situatie ook op grotere afstand gesitueerd van de appartementen dan in de huidige situatie. In de huidige situatie is de supermarkt op circa 19 meter vanaf het appartementencomplex gelegen. De laad- en losactiviteiten vinden ook plaats op circa 50 meter vanaf het bestaande appartementencomplex en vinden plaats in een losdock. Hierdoor blijft het geluid binnen het gebouw. Daarnaast valt een supermarkt onder het Activiteitenbesluit milieubeheer, waarbij er voorschriften worden gesteld inzake gevaar en geluid. De supermarkt zal bij de benodigde melding Activiteitenbesluit moeten aantonen dat voldaan zal worden aan de gelende regels en normen.
Zowel in de huidige als toekomstige situatie zijn er parkeerplaatsen gesitueerd direct ten noorden van het appartementencomplex. Dit betreffen de parkeerplaatsen ten behoeve van de bewoners en bezoekers van de appartementen. In de toekomstige situatie worden op minimaal 24 meter vanaf het appartementencomplex parkeerplaatsen gerealiseerd ten behoeve van de bezoekers van de supermarkt. Er worden ruim voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd, waardoor zoveel mogelijk voorkomen wordt dat de bezoekers van de supermarkt op de parkeerplaatsen direct ten noorden van het appartementencomplex parkeren. In de huidige situatie is het mogelijk om rondom de supermarkt te parkeren, de dichtstbijzijnde parkeerplaats ligt daarbij op circa 15 meter. Ten opzichte van de huidige situatie, wat betreft het aspect geluid afkomstig van de parkeerplaatsten, vindt er een verbetering plaats in de toekomstige situatie.
Er is voldoende afstand tussen de milieubelastende activiteiten en de milieugevoelige functies. Een goed woon- en leefklimaat is geborgd en de supermarkt wordt niet belemmerd in de bedrijfsvoering.
Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, waarbij sprake is van de realisatie van een geluidgevoelig object moet worden getoetst aan de Wet geluidhinder. In de Wet geluidhinder is bepaald hoe voor een gebied waar een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt dient te worden omgegaan met geluidhinder als gevolg van wegverkeer, industrie en spoorwegen.
Situatie plangebied
De voorgenomen ontwikkeling behelst niet de ontwikkeling van een geluidsgevoelig object. Toetsing aan de Wet geluidhinder naar de geluidbelasting vanuit eventueel omliggende (spoor)wegen en industrie op de voorgenomen ontwikkeling is derhalve niet nodig.
In de paragraaf 'Bedrijven en milieuzonering' wordt nader ingegaan op de relevante (geluids) aspecten in relatie tot de bedrijfsvoering van de supermarkt.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De wet voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL bevat enerzijds alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren en anderzijds alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren.
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen. Daarnaast zijn er luchtkwaliteitseisen opgenomen in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekenende mate bijdragen (Regeling NIBM).
In het Besluit NIBM en de Regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
Bij ieder ruimtelijke ontwikkeling moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechtert c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Situatie plangebied
Voorgenomen ontwikkeling valt niet binnen de bepaalde categorieën (wonen en/of kantoren) als geformuleerd in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen. Derhalve dient via een ander spoor getoetst te worden dat de verplaatsing van de supermarkt en het deels vergroten van de supermarkt niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Aan de hand van de NIBM-tool kan de uitbreiding van de supermarkt worden getoetst. De NIBM-tool is een rekentool van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met het Kenniscentrum InfoMil. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van stikstof en fijnstof in de buitenlucht.
De totale extra verkeersgeneratie ten opzichte van de huidige situatie is 380 licht verkeer en 2 zwaar verkeer per etmaal. De onderbouwing van de totale verkeersgeneratie is te vinden in paragraaf 4.10.
Afbeelding 4.1: NIBM-tool
Uit de bovenstaande berekening blijkt dat de bijdrage onder de NIBM-norm blijft. Daarom hoeft voor het plan geen nader onderzoek betreffende luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.
Voorts is een supermarkt in het Besluit gevoelige bestemmingen niet aangemerkt als een gevoelige bestemming. Het plan voorziet derhalve niet in de realisatie van gevoelige bestemmingen. Desondanks is middels de NSL-monitoring wel de huidige luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied nagegaan. Hieruit blijkt dat voor de maatgevende stoffen stikstofdioxide, fijn stof en zeer fijn stof ruimschoots aan de wettelijke normen voldaan wordt.
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Bij ruimtelijke plannen moet voor externe veiligheid worden gekeken naar:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een bedrijf (ook wel inrichting genoemd) of langs een vervoersas. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Toetsing vindt plaats op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Situatie plangebied
De voorgenomen ontwikkeling is relevant in het kader van externe veiligheid. Het is een kwetsbaar object (conform artikel 1, lid 1 sub b en I van het Besluit externe veiligheid inrichtingen).
Uit de Signaleringskaart-EV blijkt dat in de buurt van het plangebied meerdere risicobronnen gelegen zijn.
Afbeelding 4.2: uitsnede Signaleringskaart EV (plangebied geel omlijnd)
Inrichtingen
Transport
Gezien de afstand tussen de verschillende risicobronnen en het plangebied is de bijdrage van de voorgenomen ontwikkeling aan het groepsrisico verwaarloosbaar. Gezien de situatie zijn geen risicobeperkende maatregelen noodzakelijk en kan de verantwoording van het groepsrisico achterwege gebleven.
In artikel 3.1.6, lid 1 onder b van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat de toelichting van een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing bij een omgevingsvergunning een beschrijving dient te bevatten van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Het plangebied is gelegen binnen het werkingsgebied van
Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard. In deze paragraaf wordt daarom eerst ingegaan op het waterbeleid van het hoogheemraadschap. Daarna wordt ingegaan op de waterhuishoudelijke situatie ter plaatse.
Beleid Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma HHSK 2022-2027. In het Waterbeheerprogramma staan de ambities van het hoogheemraadschap voor de komende jaren. Het waterbeheerprogramma bindt en is sturend voor de eigen organisatie, maar schept geen juridische rechten of verplichtingen naar derden.
De ambities zijn realistisch, motiverend en onderscheidend voor het werk vanuit het Hoogheemraadschap. Het is de lonkende toekomst van 2050. De ambities plaatsen het waterbeheerprogramma in het lange termijnperspectief. De doelen en opgaven in dit waterbeheerprogramma moeten de komende zes jaar invulling geven aan (een deel) van de ambitie.
Het Hoogheemraadschap heeft de volgende ambities voor een veilige en aantrekkelijke leef- en werkomgeving voorbereid op de verandering van het klimaat.
Op 7 juli 2022 is via www.dewatertoets.nl de watertoets uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat de korte procedure van toepassing is (zie bijlage 4). Er worden geen waterschapsbelangen geraakt.
Huidige situatie
Het perceel heeft een oppervlakte van circa 9.630 m². Het plangebied is momenteel grotendeels verhard, bestaande uit bestrating en één gebouw. Daarnaast staan er nog verspreid over het perceel enkele bomen. Het huidige afvalwater en hemelwater is aangesloten op het hoofdriool.
Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie is er geen sprake van extra verharding ten opzichte van de huidige situatie. Om te voorkomen dat wateroverlast ontstaat, eist het Hoogheemraadschap dat er ter compensatie extra waterberging wordt gerealiseerd bij plannen met meer dan 500 m² extra verharding. Omdat de verharding hier niet met meer dan 500 m2 extra verharding toeneemt is er geen watercompensatie vereist.
Het hemelwater- en afvalwater wordt apart aangesloten op het hoofdriool. Wel wordt er ingespeeld op klimaatbestendigheid door met de terrein indeling wel rekening te houden met water infiltratie middels gedeeltelijk "openbestrating" en nader te bepalen infiltratie voorzieningen. Op deze manier wordt het neerslag op terrein opgevangen en vertraagd afgevoerd.
Op 1 januari 2017 is de 'Wet natuurbescherming' in werking getreden. De 'Boswet', de 'Flora en faunawet' en de 'Natuurbeschermingswet 1998' zijn per die datum ingetrokken. De Wet natuurbescherming vormt het voornaamste beleidsmatige toetsingskader op het gebied van de soortenbescherming en gebiedsbescherming.
Ten aanzien van gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen die een hoge wettelijke bescherming kennen. Hiervoor zijn Natura 2000 en gebieden onderdeel uitmakend van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) aangewezen.
Situatie plangebied
Natura 2000 en Natuurnetwerk Nederland
Om de mogelijke effecten op het Natura 2000-gebied in het kader van de Wet natuurbescherming en beschermde gebieden behorend tot het Natuurnetwerk Nederland in beeld te brengen, is een quickscan flora en fauna (bijlage 5) uitgevoerd.
Natura 2000-gebieden
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de begrenzing van een Natura 2000-gebied. Het eerste Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk ligt op 6,7 kilometer vanaf het plangebied. Op circa 17 kilometer ten zuidoosten van het plangebied ligt het eerste stikstofgevoelige, namelijk Natura 2000-gebied Biesbosch.
De voorgenomen herontwikkeling leidt – los van het aspect stikstofdepositie – niet tot een overtreding van de verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming ten aanzien van Natura 2000. Nadere toetsing in de vorm van een passende beoordeling of het aanvragen van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is niet aan de orde.
Ten aanzien van stikstofdepositie geldt dat aan de hand van een stikstofberekening moet worden vastgesteld of sprake is van een toename aan stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden en of dit kan leiden tot significante gevolgen voor deze Natura 2000-gebieden. Indien dit het geval is, dan is mogelijk een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk.
De stikstofemissie en daarbij behorende stikstofdepositie als gevolg van de verkeersgeneratie van en naar de supermarkt is in beeld gebracht. De stikstofemissie in de beoogde gebruiksfase is weggezet tegen de referentiesituatie (verschilberekening). Uit deze AERIUS-calculatie (bijlage 7) blijkt dat de beoogde gebruiksfase ten opzichte van de referentiesituatie niet leidt tot stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden (niet hoger dan 0,00 mol/ha/jaar). Daarnaast is tevens de strikstofdepositie in de realisatiefase berekend (zie bijlage 8). Hieruit blijkt dat ook in de realisatiefase er geen sprake in van een stikstofdepositie hoger dan 0,00 ml/ha/jaar.
Natuurnetwerk Nederland
De voorgenomen ingreep leidt niet tot een overtreding van de verbodsbepalingen uit de vigerende Omgevingsverordening van de provincie Zuid-Holland ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland. Verdere toetsing in de vorm van een "Nee, tenzij-toets" is niet aan de orde.
Soortenbescherming is onder de Wet natuurbescherming geregeld op basis van een drietal verschillende beschermingsregimes, namelijk voor vogelrichtlijnsoorten, habitatrichtlijnsoorten en overige soorten. Voor al deze soorten geldt dat het verboden is ze opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren, om eventuele eieren opzettelijk te vernielen, om de vaste voortplantings- of rustplaatsen te beschadigen en om beschermde plantensoorten opzettelijk te ontwortelen of te vernielen. Hiervan kan onder andere sprake zijn bij het kappen van bomen, het slopen van gebouwen of het storten en afgraven van gronden.
Situatie plangebied
Om de mogelijke effecten op beschermde soorten flora en fauna in het kader van de Wet natuurbescherming in beeld te brengen, is een quickscan flora en fauna (bijlage 5) uitgevoerd.
Naar aanleiding van deze quickscan flora en fauna is gebleken dat vervolgstappen voor vleermuizen aan de orde zijn.
Verblijfplaatsen binnen het plangebied
Het gebouw is geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Het gebouw is geschikt als kraamverblijfplaats, zomerverblijfplaats, paarverblijfplaats en winterverblijfplaats voor soorten zoals gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger.
De sloop van het gebouw resulteert mogelijk in het verdwijnen van verblijfplaatsen van vleermuizen. Om de aanwezigheid van vleermuizen uit te kunnen sluiten dan wel aan te kunnen tonen is een nader onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 6).
Uit dit onderzoek is gebleken dat in de te slopen bebouwing 1 zomerverblijfplaats van gewone dwergvleermuis aanwezig is. De verblijfplaats bevindt zich onder de dakrand in de noordelijke gevel van het gebouw. De sloop zal dan ook leiden tot aantasting en het verdwijnen van de
zomerverblijfplaats.
Conclusie
Op basis van de uitgevoerde onderzoek blijkt dat er in de te slopen bebouwing 1 verblijfplaats van de Gewone dwergvleermuis aanwezig is. Voorafgaand aan de sloop dient het bevoegd gezag een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming te verlenen en dienen mitigerende maatregelen getroffen te worden.
De ontwikkeling dient een goede verkeersafwikkeling te hebben en voldoende parkeerruimte te bevatten zodat een goede leefbaarheid in de omgeving gehandhaafd blijft.
Op basis van CROW publicatie “Toekomstbestendig parkeren" (publicatie 381) bedraagt de (gemiddelde) verkeersgeneratie voor een fullservice supermarkt op een gemiddelde weekdag 112,8 ritten per 100 m2 BVO in de rest bebouwde kom in sterk stedelijk gebied.
In de CROW 317 is voor een restaurant geen cijfer voor de verkeersgeneratie opgenomen. In de CROW 256 is een gemiddeld aantal motorvoertuigbewegingen per 100 m2 VVO per werkdagetmaal voor het type detailhandel opgenomen. Het type detailhandel is onderverdeeld naar diverse functies, waaronder horeca. Voor deze functie wordt een kengetal gegeven van 81 motorvoertuigen per 100 m² VVO per werkdagetmaal. Als omrekenfactor naar weekdagetmaal kan volgens deze CROW-publicatie een percentage van 90% worden aangehouden. Dit betekent 73 motorvoertuigbewegingen per 100 m² VVO per weekdagetmaal.
Voor de verkeersgeneratie is het vrachtverkeer doorgaans verwaarloosbaar. Aangenomen wordt dat de supermark maximaal 3x per dag wordt bevoorraard, wat resulteert in maximaal 6 voertuigbewegingen.
Voor VVO is het huidige en toekomstige winkevloeroppervlak aangehouden.
In navolgende tabel is de huidige en toekomstige verkeersgeneratie weergegeven.
Functie | Aantal m2 BVO of VVO | Huidige verkeersgeneratie licht verkeer | Huidige verkeersgeneratie zwaar verkeer | Toekomstige verkeergeneratie licht verkeer | Toekomstige verkeersgeneratie zwaar verkeer |
Huidige supermarkt | 1.812 BVO (1.256 VVO) | 2.042 | 4 | ||
Huidige restaurants | 570 VVO | 416 | |||
Toekomstige supermarkt | 2.518 BVO (1.683 VVO) | 2.838 | 6 | ||
2.458 | 4 | 2.838 | 6 |
De verkeersafwikkeling zal met de voorgenomen ontwikkeling in geringe mate toenemen. De toename bedraagt 380 motorvoertuigen licht verkeer per weekdagetmaal en 2 motorvoertuigen zwaar verkeer per weekdagetmaal. Aangezien de verkeersgeneratie bij een supermarkt aanzienlijk verschilt gedurende de dag, is het van belang om de verkeersgeneratie op de piekmomenten inzichtelijk te brengen en op basis hiervan te beoordelen of dit mogelijk zal leiden tot verkeersproblemen.
Op basis van openbare data (bron: googlemaps) blijkt dat de drukste periode de zaterdagmiddag tussen 12.00-13.00 uur betreft. In dit uur bedraagt de extra verkeersgenereratie 12,5% van het totaal, te weten 48 extra auto's per uur. Dit betekent maximaal 0,8 extra autobewegingen per minuut. Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling op het druktste moment zal leiden tot maximaal 0,4 extra aankomende én 0,4 vertrekkende auto's per minuut. In de huidige situatie is er geen sprake van een overbelast verkeersnetwerk. Gelet op deze zeer beperkte toename kan zondermeer gesteld worden dat de voorgenomen ontwikkeling niet leiden tot overbelaste kruispunten of enige andere vorm van verkeersproblematiek.
Het laden en lossen voor de supermarkt vindt plaats buiten de overige verkeersstromen van de supermarkt, zoals voetgangers, fietser en auto's. De routing van de vrachtwagen om te komen tot de laad- en loslocatie vindt wel plaats over een gedeelte van het parkeerterrein. Aangezien hier sprake is van een overzichtelijke situatie die slechts drie keer per dag voor zal komen, betreft dit de meest wenselijke routing. In de toekomstige situatie is het laden en lossen op ruime afstand van de omliggende woningen gelegen (minimaal 50 meter). In de huidige situatie vindt het laden en lossen aan de noordzijde van de supermarkt plaats, direct grenzend aan de openbare parkeerplaatsen. Er vindt met de situering van het losdock in de nieuwe situatie een verbetering plaats ten opzichte van de huidige situatie.
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Nota Parkeernormen 2023, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 13 februari 2023.
Het plangebied is gelegen in de rest bebouwde kom met als stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk'. Voor een fullservice supermarkt in de rest bebouwde kom geldt een parkeernorm van 5,2 parkeerplaatsen per 100 m2 BVO. Dit leidt bij de voorgenomen ontwikkeling tot de volgende parkeerbehoefte:
Functie | Aantal m2 BVO | Parkeernorm per m2 BVO | Totaal aantal benodigde parkeerplaatsen | |
Supermarkt | 2.518 | 5,2 | 131 |
Het totaal aan benodigde parkeerplaatsen bedraagt 131. Er zijn in het voorlopige ontwerp in totaal 148 parkeerplaatsen opgenomen. Daarnaast zijn er 109 fietsparkeerplaatsen benodigd, er worden 110 fietsparkeerplaatsen gerealiseerd. Er worden hiermee ruim voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd. Hierdoor ontstaat er geen onaanvaardbare parkeerdruk.
Kabels en (buis)leidingen in de grond in of nabij het plangebied kunnen van belang zijn voor een ruimtelijke ontwikkeling en dienen derhalve planologisch geregeld te worden. Het gaat dan om kabels en leidingen met een veiligheidsrisico of een belangrijke maatschappelijke functie, zoals (ondergrondse) hoogspanningskabels, gasleidingen of buisleidingen voor brandbare en vergiftigde stoffen.
In en rondom het plangebied liggen geen belangrijke kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Dit bestemmingsplan voorziet in principe in directe eindbestemmingen voor de binnen de planonderdelen aanwezige activiteiten. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een supermarkt met een winkelvloeroppervlak van 1.683 m2. Dat betekent, dat het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt, zoals dat is bedoeld in categorie D.11.2 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Deze activiteit betreft de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. Een stedelijk project valt onder een m.e.r.-beoordelingsplicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
Aangezien deze drempelwaarden niet worden overschreden geeft het Besluit milieueffectrapportage aanleiding om een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieueffecten.
Voor voorgenomen ontwikkeling is een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling (bijlage 9) opgesteld.
Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.
Wanneer er geen 'belangrijke nadelige gevolgen' zijn voor het milieu is het conform de wetgeving en de vigerende praktijk niet noodzakelijk om een volledige m.e.r.-procedure te doorlopen.
Het voorstel is om de gemeente Capelle aan den IJssel op basis van deze notitie te laten besluiten dat geen milieueffectrapportage nodig is.
Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.
In artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is aangegeven dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg dient te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en diensten van de provincie en het Rijk in zoverre belangen van deze overheden in het geding zijn.
Door de initiatiefnemer is op 5 april 2023 een informatiebijeenkomst georganiseerd. Hiervoor waren ca. 200 omwonenden middels een huis-aan-huis-brief uitgenodigd. Op de bijeenkomst waren ca. 40 personen aanwezig waarbij overwegend positief gereageerd werd op de voorgenomen ontwikkeling. Het verslag van deze informatiebijeenkomst is als bijlage 10 bijgevoegd.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) vanaf 39 november 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegen en is toegestuurd aan overleginstanties. Tijdens deze periode is de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Er zijn gedurende deze periode geen zienswijzen ingediend.
Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.
Het bouwplan is aan te merken als bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit omgevingsrecht. Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst afgesloten waarin kostenverhaal is geregeld. Hierdoor zijn de kosten anderszins verzekerd en kan worden afgezien van een exploitatieplan.
In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de SVBP2012 en de binnen de gemeente Capelle aan den IJssel gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.
Het bestemmingsplan 'Herontwikkeling supermarkt Schermerhoek’ dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven. In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende voorschriften van een nadere toelichting voorzien.
De bij dit plan behorende voorschriften zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
In hoofdstuk 1 worden in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
In hoofdstuk 2 worden de op de plankaart aangegeven gedetailleerde bestemmingen omschreven en worden per bestemming de bouwregels vermeld. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die gelden voor het gehele bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Artikel 1 bevat een uitleg van de begrippen die in de planregels voorkomen. Artikel 2 bepaalt de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten. Door het geven van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en rechtszekerheid vergroot.
In hoofdstuk 2 worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en voor welke doeleinden de in die bestemmingen opgenomen gronden en gebouwen mogen worden gebruikt. Daarnaast zijn per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld. In het bestemmingsplan 'Herontwikkeling supermarkt Schermerhoek' komen de volgende bestemmingen voor:
Binnen de bestemming detailhandel is detailhandel toegestaan. In de bestemming detailhandel zijn de bouwvlakken aangeven, waarbinnen bebouwing mogelijk is. Buiten de bouwvlakken mogen geen gebouwen worden gerealiseerd
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
De straten en parkeerplaatsen hebben de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied gekregen. Binnen de bestemming vallen fietspaden, voetgangersgebieden, parkeerterreinen, wegen, alsmede groenvoorzieningen, bermen en water.
Middels het opnemen van een wijzigingsbevoegheid kan het bevoegd gezag onder voorwaarden de besteming van een deel van deze gronden wijzigen om zodoende een horecavoorziening mogelijk te maken.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
In paragraaf 4.2.1 is de archeologische beschrijving van het plangebied opgenomen. Conform de aanbeveling uit deze paragraaf is voor een deel van het hele plangebied een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Dit hoofdstuk bevat een aantal algemene regels die gelden voor het hele plangebied. Het betreft de anti-dubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene procedureregels en overige regels.
Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregel van het bestemmingsplan. In de overgangsregels is het overgangsrecht voor bebouwing en gebruik geregeld. In de slotregel is bepaald onder welke titel het plan kan worden aangehaald.