direct naar inhoud van 4.9 Ecologie
Plan: Schollevaar
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0502.BP10Schollevaar-5001

4.9 Ecologie

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:

'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet het gehele seizoen:

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 1. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.'

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied ligt buiten de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Het plangebied grenst aan de oostkant wel aan een provinciale ecologische verbindingszone (Zevenhuizerplas-Groene Zoom). Gestreefd wordt hier naar een 30 m brede moerasverbinding met plaatselijk bosvorming. Het beheer concentreert zich op de waterkwaliteit. Doelsoorten voor de zone zijn matkop, gehakkelde aurelia, landkaartje, houtpantserjuffer en boomsprinkhaan. Gezien het consoliderende karakter van het voorliggende bestemmingsplan, wordt het functioneren van deze nog te realiseren zone niet beïnvloed door nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van de inrichting of het gebruik van het plangebied. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.

Soortenbescherming

Hieronder wordt beschreven welke beschermde soorten naar verwachting in het plangebied aanwezig zijn en wat de ecologische gevolgen zijn van de ingrepen die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Deze analyse is gebaseerd op een veldbezoek en ecologische inventarisatiegegevens van vergelijkbare stedelijke gebieden en algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl , FLORON, 2002, en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven.

Gedetailleerde ecologische gegevens van dit gebied zijn volgens het natuurloket vrijwel afwezig.

Flora

Het plangebied herbergt plantensoorten van zeer voedselrijke graslanden, ruigtes, oevers, sloten, bossen en struwelen. Bijzondere (Rode Lijst)plantensoorten zijn, vanwege dit voedselrijke karakter van bodem en water, niet aanwezig. De in het plangebied aanwezige flora beperkt zich tot enkele in Nederland zeer algemene plantensoorten. In de oevervegetatie is mogelijk de wettelijk beschermde zwanenbloem aanwezig. Deze soort is in het Groene Hart vrij algemeen vanwege zijn tolerantie ten opzichte van verontreinigd water. Overige soorten, die bescherming op grond van de Flora- en faunawet genieten, ontbreken.

Vogels

Het ruim aanwezige openbaar- en privégroen is rijk aan struweelvogels en vormen het leefgebied voor soorten als merel, zanglijster, houtduif, roodborst, winterkoning, heggenmus, zwartkop, tjiftjaf en boomkruiper. De gebouwen bieden broedgelegenheid aan soorten als huismus, spreeuw, witte kwikstaart en kauw. De oevervegetatie vormt het broedgebied voor meerkoet, wilde eend en waterhoen. Het plangebied vormt in de herfst, winter en vroege voorjaar de tijdelijke verblijfplaats van vogels die broeden in Noord- en Oost-Europa. De beplantingen herbergen in de trektijd soorten als koperwiek, kramsvogel, staartmees, gaai en sijs. Ook is het gebied in de winter een aantrekkelijk jachtterrein voor sperwers.

Zoogdieren

Binnen het plangebied hebben egel, veldmuis en mol vaste rust-, verblijf- en voortplantingsplaatsen. In de oevervegetatie komen mogelijk ook andere beschermde soorten voor zoals dwergmuis, bosspitsmuis, huisspitsmuis, bunzing, wezel en hermelijn. Al deze soorten zijn algemeen voorkomend. De in het plangebied aanwezige gebouwen en bomen zijn mogelijk geschikt als vaste verblijfplaats voor vleermuizen, zoals ruige en gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Het plangebied is mogelijk ook onderdeel van het foerageergebied van vleermuizen.

Amfibieën en vissen

In het plangebied is veel open water aanwezig. In 2003 heeft ecologisch veldonderzoek plaatsgevonden in het 1,5 km zuidelijker gelegen gebied 's-Gravenweg-west. Hier zijn aangetroffen (onderstreept: wettelijk beschermd, cursief: Rode Lijst) snoek, zeelt, blankvoorn,baars, kroeskarper, kleine modderkruiper, tiendoornige stekelbaars, middelste groene kikker, bruine kikker, gewone pad. Genoemde soorten zijn waarschijnlijk ook in het plangebied aanwezig. Bruine kikker en groene pad gebruiken groenvoorzieningen en tuinen om in te overwinteren.

Overige soorten

Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde vissen, reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 4.3 is aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.3 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling   ontheffingsregeling Ffw    
tabel 1   tabel 2   tabel 3   vogels  
    bijlage 1 AMvB   bijlage IV HR   cat. 1 t/m 4   cat. 5  
zwanenbloem

egel, mol, veldmuis, dwergmuis, bosspitsmuis, huisspitsmuis, bunzing, wezel en hermelijn

bruine kikker, groene kikker en gewone pad  
kleine modder- kruiper
 
geen   alle vleer- muizen

 
huismus   spreeuw  

Toetsing en conclusie

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet vergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkelingen kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.

Ingeval van ontwikkelingen waarbij gebouwen gesloopt of bomen gekapt moeten worden is nader onderzoek naar vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) en vogels met een vaste nestplaats noodzakelijk. Bij werkzaamheden aan of demping van watergangen (anders dan regulier onderhoud) is nader onderzoek naar de kleine modderkruiper noodzakelijk.

Indien vaste rust-, verblijf- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van vleermuizen en broedvogels aanwezig blijken en aangetast worden door eventuele toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.

In de watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) voor. Indien blijkt dat de soort aanwezig is, dient voor eventuele werkzaamheden aan de watergang(en) een ontheffing aangevraagd te worden bij het Ministerie van LNV. Indien mitigerende maatregelen genomen worden mag verwacht worden dat de ontheffing zal worden verleend.

Indien de vereiste maatregelen worden genomen in geval van ontwikkelingen zal overtreding van de Ffw niet plaatsvinden. De Ffw staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.