direct naar inhoud van 4.10 Archeologie
Plan: Schollevaar
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0502.BP10Schollevaar-5001

4.10 Archeologie

Regelgeving en beleid

Verdrag van Malta

Het Verdrag van Malta is in 1992 ondertekend en in 1995 in werking getreden. Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De inhoud van het Verdrag van Malta is neergelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die op 1 september 2007 van kracht is geworden en een wijziging van de Monumentenwet 1988 tot gevolg heeft gehad. Op grond van deze aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère, het Structuurschema Groene Ruimte 2, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap.

Op 20 september 2010 heeft de gemeenteraad de Nota Archeologie 2010 - 2014 vastgesteld. Met de vaststelling van deze nota wordt getracht een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen te waarborgen.

Onderzoek

Bewoningsgeschiedenis

Het plangebied maakte oorspronkelijk deel uit van een veengebied dat in de 11e/12eeeuw is ontgonnen, door middel van een strookvormige verkaveling met de boerderijen gegroepeerd in bewoningslinten. In de 18e/19e eeuw werd in het gebied turf gegraven als brandstof. Daarbij verdween het veengebied grotendeels en vond de vorming van plassen plaats. Na de droogmaling van de plassen, liggen nu de oude prehistorische landschapselementen aan of dicht onder het oppervlak. Het gaat in het plangebied om fossiele rivierlopen (stroomgordels, Afzettingen van Gorkum) die nu vrijwel aan de oppervlakte liggen. De geologische en de (oude) bodemkaart geven een enigszins verschillende omvang en verloop van de stroomgordels. In het noordwestelijk deel van het plangebied zijn in de diepe ondergrond rivierduinafzettingen aanwezig. De toppen van deze afzettingen (donken) alsmede de oeverzones van de stroomgordels werden in de prehistorie als woonplaats benut.

Vanaf ongeveer 5000 voor Christus verandert het gebied definitief in een veenmoeras. Een klein deel van het veen is in het plangebied mogelijk bewaard gebleven in het tracé van enkele veenkaden en veeneilanden. Verschillende vindplaatsen in de wijdere omgeving wijzen uit dat het veen bewoond kan zijn geweest in de IJzertijd (800 voor Christus), de Romeinse tijd (0-350 na Christus) en de Late middeleeuwen (vanaf de 10e/11e eeuw).

Archeologische verwachting

Gelet op het voorgaande kunnen op verschillende plaatsen in het plangebied archeologisch waardevolle relicten worden aangetroffen uit het Mesolithicum (8000-5300 voor Christus), het begin van het Neolithicum (5300-2000 voor Christus), IJzertijd, Romeinse tijd en Late middeleeuwen. Rivierduinafzettingen en stroomgordelafzettingen zijn als archeologisch waardevol aan te merken. De ervaring leert dat ook andere binnen het plangebied gelegen afzettingen (bijvoorbeeld kleine niet gekarteerde zijgeultjes) en de veenrestanten een hoge archeologische potentie bezitten. Wel zal voor het hele gebied gelden dat ten minste de eerste meter beneden het huidige oppervlak verstoord zal zijn ten gevolge van de vroegere meervorming en de huidige moderne bebouwing.

Conclusie

Voor het hele plangebied geldt een omgevingsvergunningplicht voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan 200 m2 en die tevens dieper reiken dan 1 m beneden het maaiveld.