direct naar inhoud van 2.3 Het landschap
Plan: Structuurvisie Brielle
Status: vastgesteld
Plantype: structuurvisie
IMRO-idn: NL.IMRO.0501.structuurvisie0130-0002

2.3 Het landschap

2.3.1 Structuur en karakteristiek

Hoe het begon...
Tot aan de middeleeuwen bestond de delta van Maas en Rijn, waar de gemeente Brielle deel van uitmaakt, uit een netwerk van eilanden, kreken en zeearmen. De menselijke occupatie is begonnen ter plaatse van de hooggelegen veenkernen. Door de stijgende zeespiegel en het inklinken van veen werd bescherming van het veen noodzakelijk. Ook vergraving van het veen voor brandstof- en zoutwinning maakte de veenkernen kwetsbaar voor overstromingen. Daarom werden dijken aangelegd. Daarnaast werden er ook dammen in de rivierlopen gelegd zoals in de Holle Mare en de Goote. Beide waterlopen zijn nog als losse kreekrestanten in het landschap te herkennen.
Ten zuiden van Zwartewaal en tussen Zwartewaal en Vierpolders is het oude veenkernenlandschap terug te vinden (zie figuur 12.2 op pagina 66). Dit oude landschapstype is ontstaan doordat de veenkernen na inbraken van de zee bedekt werden met een sliblaag die niet werd weggespoeld. Deze kernen werden in de 12e en 13e eeuw bedijkt. De polders zijn ontgonnen vanaf de ringdijken wat tot een vrij grillig kavelpatroon heeft geleid. Door de jaren heen zijn dijken meerdere keren doorgebroken wat het huidige landschap met wielen, kolken of walen heeft opgeleverd. Het slingerende verloop van de dijken is overigens ook ontstaan doordat de nieuwe dijk vaak om deze wielen, kolken of walen heen werd gelegd. De ringdijken de Hoofddijk en Meeldijk zijn plaatselijk afgegraven. Door het kavelpatroon zijn deze dijken echter nog wel herkenbaar in het landschap. Het slotenpatroon is in tegenstelling tot de ringdijken afgeleid van het rationele wegenpatroon en is daardoor zeer rechtlijnig.
Bijzonder element in het landschap is het Fort Peltsersdijk en de vesting Brielle. Deze zijn ter verdediging vanaf zee aangelegd en vormen een linie van forten tussen Brielle en Hellevoetsluis.

Verandering
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde het landschap sterk door verstedelijking en aanleg van infrastructuur. In 1951 werd de Brielse Maas afgesloten van de Brielse Gatdam. Het Brielse Meer werd ontwikkeld tot een gevarieerd recreatiegebied. Het agrarisch gebied veranderde sterk onder invloed van ruilverkaveling. Dit leidde tot nieuwe boerderijen, verruiming van de kavelstructuur en de aanleg van groenelementen bij nieuwe woongebieden.

Het landschap vandaag de dag
Een groot deel van het landschap maakt deel uit van het kleipolderlandschap. Het landschap is relatief open en grootschalig en wordt vooral gebruikt voor akker- en (glas)tuinbouw. De hoofdstructuur van al dan niet beplante en/of bebouwde dijken zijn redelijk herkenbaar in het landschap aanwezig. Het open landschap rondom Brielle is veelal verdwenen en aangetast door glastuinbouw. Karakteristiek voor het kleipolderlandschap is het wegenpatroon; de dijk fungeert veelal als hoofdontsluiting samen met in de lengterichting gelegen weg in de polder. Haaks op deze wegen zijn in de breedterichting dwarsverbindingen aanwezig. De ringdijken zijn in tegenstelling tot de wegen die de polders doorkruisen schaars beplant. Door de relatieve lage ligging zijn de gronden hier minder geschikt voor akker- en tuinbouw. Het merendeel van de grond is dan ook in gebruik als weidegrond.
Het landschap langs het Brielse Meer is te typeren als een recreatielandschap. De oevers van het Brielse Meer vormen een langgerekt groengebied met jachthavens, campings, stranden een golfbaan en verschillende bossen.

2.3.2 Randvoorwaarden ontwikkellocaties

Onderstaande locaties liggen (veelal) in het open landschap. Hieronder volgen randvoorwaarden voor de ontwikkeling van de locaties.

Locatie Oude Goote
In het buitengebied ten noorden van Vierpolders en ten zuiden van de nu in aanleg zijnde woningbouwlocatie Nieuwland-Oost ligt de uitbreidingslocatie Oude Goote. De locatie biedt plaats aan ongeveer 500 woningen (indicatief aantal) en ongeveer 300 m² aan buurtondersteunende winkelvoorzieningen. Richtinggevende randvoorwaarden voor deze locatie zijn:

  • stedenbouwkundige structuur gebaseerd op het polderlandschap (rechte straten en watergangen);
  • ruimtelijke dragers zijn de bestaande watergangen en de aan te leggen ecologische hoofdstructuur in het zuiden van de locatie;
  • watergangen begeleiden door bebouwing;
  • noord-zuidgerichte zichtlijnen;
  • een natuurlijke overgang van de oost-, west- en zuidrand naar het omliggende gebied;
  • een representatieve uitstraling van de noordrand naar de Hossenbosdijk;
  • aanleggen van langzaamverkeersroutes naar Brielle vesting, Nieuwland-Oost en Vierpolders;
  • ontsluiting vanaf de Hossenbosdijk, via de te realiseren rotonde op de Nolle/Veckdijk naar de N218.


Studielocatie wonen/kantoor Thoelaverweg
Tussen de vesting en de wijk Nieuwland aan de Thoelaverweg is momenteel een garagebedrijf met benzinestation gevestigd. De gemeente Brielle vindt verplaatsing van deze activiteiten naar een meer passende locatie wenselijk. De vrijkomende locatie aan de Thoelaverweg is opgenomen als studielocatie voor woningbouw en/of kantoren. Bij herontwikkeling van de locatie moet rekening worden gehouden met de impliciete kwaliteiten van de nabijgelegen cultuurhistorische vesting en het aangrenzende landschap en daarnaast de bijzondere ligging in de schootsvelden (zie figuur 2.4.1).

Ruimte-voor-Ruimtekavels
Door middel van de Ruimte-voor-Ruimteregeling willen de provincie en gemeente de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied verbeteren. Bestaande glasopstanden en (agrarische) bedrijfsgebouwen die niet in het landschap passen worden daarvoor gesaneerd. Onder bepaalde voorwaarden mag in ruil voor de sloop van de bedrijfsgebouwen en/of glasopstallen één of meer compensatiewoningen worden gebouwd. De locaties waar deze compensatiewoningen gebouwd mogen worden zijn aangewezen in deze structuurvisie. Bij de bouw van compensatiewoningen zijn de volgende uitgangspunten richtinggevend:

  • behoud van openheid van het landschap;
  • in stand houden van het groene landschappelijke karakter;
  • de gebouwen en de inrichting van de kavel moeten aansluiten op de bestaande landschappelijke kwaliteiten;
  • verrommeling wordt tegengegaan;
  • terughoudende vormgeving van bebouwing.