direct naar inhoud van 2.2 Ruimtelijk raamwerk
Plan: Structuurvisie Brielle
Status: vastgesteld
Plantype: structuurvisie
IMRO-idn: NL.IMRO.0501.structuurvisie0130-0002

2.2 Ruimtelijk raamwerk

Aan de hand van de lagenbenadering zijn de ruimtelijke structuren in het gebied in kaart gebracht. Uit deze analyse zijn kansen, beperkingen en opgaven van het gebied naar voren gekomen. De lagenbenadering onderscheidt drie lagen:

  • de ondergrond (ruimtelijke drager): water, bodem en het zich daarin bevindende leven; dit is het laagdynamische niveau, omdat veranderingen zich langzaam voltrekken; verandertijd >100 jaar;
  • de netwerken (ruimtelijke structuur): alle vormen van zichtbare en onzichtbare infrastructuur; deze vormen het middeldynamische niveau; verandertijd 20-80 jaar;
  • de occupatie (ruimtelijke inrichting): ruimtelijke patronen als gevolg van menselijk gebruik; dit is het hoogdynamische niveau; verandertijd 10-40 jaar.

Naast de drie dimensies van ruimte - lengte, breedte en hoogte - is tijd een belangrijk element in de lagenbenadering. Alle lagen veranderen in de tijd, maar niet alle drie even snel. Kenmerkend voor de lagenbenadering is dat eerst naar de mogelijkheden en beperkingen van de onderliggende lagen wordt gekeken. Dit heeft invloed op wat er in de hogere laag (de occupatielaag) kan worden gedaan. Een lagere dynamiek betekent minder mogelijkheden om in te grijpen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.structuurvisie0130-0002_0008.jpg"
Ondergrond
De gemeente Brielle maakt deel uit van de Maas- en Rijndelta die bestond uit een netwerk van eilanden, kreken en zeearmen. De bodem van het plangebied bestaat grotendeels uit lichte zeeklei. De Veckhoekse Maasdijk en de gronden langs Het Spui bestaan uit zware klei. Voor de bescherming van het land tegen overstromingen zijn dijken aangelegd. Meest kenmerkend voor de onderste laag zijn:

  • de kronkelige dijken;
  • ontginning vanaf de ringdijken wat heeft geleid tot grillige kavelpatronen;
  • aanwezigheid van kreken.


Netwerken
Ook het waternetwerk en infrastructurele netwerken zijn sturend voor de ruimtelijke ontwikkeling. Structuurbepalend voor het gebied zijn het Brielse Meer, Het Spui, wateren rondom de vesting, de Holle Mare. Ook de hoofdwatergangen in het landelijke gebied zijn op een lager schaalniveau structuurbepalend. Het gehele samenhangende stelsel vormt uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling.

De N57 en de N218 doorsnijden de gemeente. Meest kenmerkend voor de tweede laag zijn:

  • de ligging aan het Brielse Meer;
  • een waternetwerk van weteringen en sloten;
  • een hoofdwegenstructuur met een oost-westas (N218) en een noord-zuidas (N57).


Occupatie
Het vlakke land is in gebruik als weiland en glastuinbouw. Hierdoor ontstaat contrast tussen open polders en besloten dijklinten en kassen. Natuur ligt voornamelijk aan de Holle Mare en het Brielse Meer. De vestingstad Brielle, de later gebouwde woonwijken en de kern Zwartewaal liggen aan het Brielse Meer. De kern Vierpolders ligt daarentegen in agrarisch gebied.

Meest kenmerkend voor de bovenste laag zijn:

  • de stedelijke occupatie;
  • contrast tussen de open polders en de besloten dijklinten;
  • de vesting en Fort Peltsersdijk;
  • landschapselementen, zoals erfbeplantingen, solitaire bomen en boomgroepen.