direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hem - De Hout 49
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0498.WPDeHout49-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer heeft het voornemen om zijn huidige woning aan De Hout 49 te Hem te vervangen voor een nieuwbouwwoning. Het voornemen is om de huidige woning te slopen ten behoeve van een nieuwe, grote woning.

Deze ontwikkeling is niet bij recht toegestaan conform het geldende bestemmingsplan Drechterland Zuid. Een woonhuis mag alleen binnen het bouwvlak gebouwd worden. Het voorgenomen woonhuis krijgt een breedte van 20 meter en een diepte van 15 meter. Deze woning past niet binnen het geldende bouwvlak.

Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken kan gebruik worden gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid, die is opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Via deze wijzigingsbevoegdheid is het toegestaan om de omvang van het bouwvlak te wijzigen, wanneer het bestaande woonhuis wordt vervangen. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze wijzigingsbevoegheid.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft het perceel De Hout 49 te Hem. Deze locatie ligt in het buitengebied van de gemeente Drechterland, ten noordwesten van de dorpskern van Hem. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0498.WPDeHout49-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Drechterland Zuid, dat is vastgesteld op 24 juni 2013. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Wonen - Lint 1'. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0498.WPDeHout49-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Drechterland Zuid

De gronden binnen de bestemming 'Wonen - Lint 1' zijn bestemd voor woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bijgebouwen. Woonhuizen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden. Woonhuizen hebben een maximale bouwhoogte van 10 meter en een maximale goothoogte van 3,50 meter.

De gronden binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Voor ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld dient een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

In het bestemmingsplan is in artikel 38 lid 38.6.1 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee Burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen in die zin dat bij vervanging van het bestaande woonhuis de omvang van het bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast ten behoeve van woonhuizen op percelen met een perceelbreedte van minder dan 13,00 m;
  • b. de maatvoering van het bouwvlak ten behoeve van het nieuwe woonhuis voldoet aan hetgeen is gesteld in de tabel "Maatvoering percelen", zoals opgenomen in paragraaf 6.2. van de toelichting;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheid en, hierop volgend, de toepassing van de kruimelprocedure voor de uitbreiding van het hoofdgebouw. Hiervoor moet een wijzigingsplanprocedure te worden doorlopen. In paragraaf 2.3 wordt het voornemen getoetst aan de wijzigingscriteria.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het perceel waarop dit wijzigingsplan betrekking heeft ligt aan De Hout 49 te Hem. Het gebied ligt aan de zuidzijde van De Hout, ten noordwesten van de dorpskern van Hem. Op het perceel is een vrijstaande woning aanwezig, evenals een bijgebouw. De overige gronden zijn ingericht als tuin ten behoeve van de woning. Er zijn enkele paden aangelegd naar de achterzijde van het perceel.

Aan de oostzijde grenst het perceel aan een bedrijfslocatie waar een bedrijf in begraafplaatsservice aanwezig is. Aan de westzijde van het perceel is eveneens een vrijstaande woning aanwezig. Aan de noord- en zuidzijde is voornamelijk sprake van agrarisch (buiten)gebied. In figuur 2.1 is de huidige situatie in het plangebied weergegeven op een luchtfoto.

afbeelding "i_NL.IMRO.0498.WPDeHout49-VG01_0003.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto huidige situatie plangebied

2.2 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie wordt de bestaande woning van het perceel verwijderd en vervangen door een nieuwe vrijstaande woning. Deze nieuwe woning zal ten opzichte van de huidige woning, groter van omvang zijn en verder naar achteren op het perceel geplaatst worden. In figuur 2.2 is de plaatsing van de nieuwe woning ten opzichte van de huidige woning weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0498.WPDeHout49-VG01_0004.png"

Figuur 2.2 Situatietekening van de voorgenomen situatie

De nieuwe woning wordt voorzien van een kelder, begane grond en een eerste verdieping. In de kelder wordt een parkeergarage aangelegd, inclusief parkeerlift. Tevens wordt een zwembad in de kelder aangelegd. Verder is hier ruimte voor opslag. De woning bestaat uit twee delen. Het voorste deel van de woning krijgt een nokhoogte van circa 7,3 meter en een goothoogte van 4,7 meter. Het achterste deel van de woning krijgt een nokhoogte van circa 6 meter en een goothoogte van 3,4 meter. Gevelaanzichten van de woning zijn weergegeven in figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0498.WPDeHout49-VG01_0005.png"

Figuur 2.3 Impressies bouwplan

De beoogde woning krijgt een breedte van 20 meter en diepte van 15 meter. Om esthetische redenen wordt ervoor gekozen om de kapvorm door te zetten over de erkers aan de achtergevel. Deze bijgebouwen voldoen hiermee aan de bouwregeling welke gelden voor bijgebouwen aan de achtergevel. Wel dient het totale oppervlakte aan bijgebouwen middels inzet van een kruimel te worden verruimd.

2.3 Toetsing aan de wijzigingscriteria

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 38 lid 6 sub 1 van het geldende bestemmingsplan. De wijziging betreft het vergroten van de omvang van het bouwvlak. Hierbij gelden een aantal voorwaarden waar aan moet worden voldaan. in deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden:

Deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast ten behoeve van woonhuizen op percelen met een perceelbreedte van minder dan 13,00 m.

De breedte van het perceel betreft circa 55 meter. Daarmee wordt voldaan aan dit wijzigingscriterium.

De maatvoering van het bouwvlak ten behoeve van het nieuwe woonhuis voldoet aan hetgeen is gesteld in de tabel "Maatvoering percelen", zoals opgenomen in paragraaf 6.2. van de toelichting van het geldende bestemmingsplan.

De maatvoering van het bouwvlak is conform de tabel 'Maatvoering percelen' opgenomen en is daarmee in overeenstemming met dit criterium. Wel leidt oprichting tot overschrijding van het maximale oppervlakte aan bijgebouwen. Daarom wordt eveneens via de kruimelgevallenregeling een uitbreiding van dit maximaal toegestane oppervlakte mogelijk gemaakt, tot maximaal 300 m². Er is geen sprake van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.

Er is geen sprak van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.

In paragraaf 4.2 wordt gemotiveerd dat de ontwikkeling geen onevenredige schade toebrengt voor aangrenzende bedrijven. Het dichtstbij gelegen bedrijf in begraafplaatsservice wordt met oprichting van de woning niet beperkt in zijn uitbreiding.

Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

In hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4 wordt gemotiveerd dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

De voorgenomen ontwikkeling voldoet hiermee in de basis aan de wijzigingscriteria van deze wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod. Dit beleid is afgestemd op het Rijksbeleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening. Gezien het abstractieniveau wordt het in dit kader dan ook niet noodzakelijk geacht apart aandacht te besteden aan het Rijksbeleid.

3.1 Provinciaal beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord - Holland is vastgelegd in de meest recente herziening van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld door Provinciale Staten op 28 september 2015). In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De Provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.'

Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren zijn provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie. De hoofdbelangen zijn in de Structuurvisie uitgewerkt.

Toetsing

Met dit plan wordt een verouderde woning gesloopt en vervangen door een nieuwe woning. Hiermee wordt de ruimtelijke kwaliteit op het perceel verbeterd, door een nieuwe kwalitatief betere woning te realiseren. Bovendien wordt geen afbreuk gedaan aan natuurlijke en archeologische waarden. Dit is nader beschreven in hoofdstuk 4. Omdat de nieuwe woning in de plaats van een bestaande woning wordt gerealiseerd is sprake van duurzaam ruimtegebruik. Er wordt geen onbebouwd gebied gecultiveerd. Hiermee is het plan in overeenstemming met het gestelde in de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

Provinciale Ruimtelijke Verordening

Op 12 december 2016 is de Provinciale Ruimtelijk Verordening (PRV) vastgesteld. De PRV stelt regels omtrent de provinciale hoofdbelangen. In dit geval is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, omdat het aantal woningen in het plangebied niet toeneemt. De bestaande woning wordt gesloopt en ter plaatse wordt een nieuwe woning gerealiseerd. Deze kleine ontwikkeling vindt plaats in het bouwvlak dat met dit wijzigingsplan wordt aangepast ten behoeve van de nieuwe woning. Dit is niet in strijd met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

3.2 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Drechterland Zuid

Het gemeentelijke beleid dat van toepassing is op het plangebied is tot uiting gekomen in het geldende bestemmingsplan Drechterland Zuid. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt het bouwvlak in het plangebied te vergroten en op deze wijze de nieuwe woning mogelijk te maken. Met dit plan wordt gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid. Door te voldoen aan de wijzigingscriteria is het plan in overeenstemming met het gemeentelijk beleid als verwoord in het geldende bestemmingsplan.

Welstandsnota Drechterland

Het welstandsbeleid van de gemeente Drechterland is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijk bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in de gemeente. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de gemeente Drechterland.

Conform de welstandsnota ligt het plangebied in Gebiedstype 2 - Ruilverkavelingen. In dit gebied hebben de kabels een grotere breedte en hebben vrijwel alle een richting loodrecht op de ontsluitingsweg. De bebouwing is in de meeste gevallen aan weerszijden van de ontsluitingsweg gesitueerd en is op deze weg gericht. Woningen bevinden zich op grote, maar wisselende afstand van de weg. Er is sprake van een verscheidenheid in bouwvormen. In omvang , richting en materialisering richting.

De welstandscommissie heeft akkoord gegeven voor het voorgenomen bouwplan (bijlage 1). Daarmee is de woning niet in strijd met de welstandsnota. In dit specifieke geval wordt een grotere woning mogelijk gemaakt dan toegestaan op basis van de regeling conform de wijzigingsbevoegdheid, met een grotere goothoogte. Dat is echter aanvaardbaar. Het perceel waarop de woning geplaatst wordt betreft een diep en breed perceel, waarop een woning van dergelijke grootte goed tot zijn recht komt. Bovendien blijft er sprake van open zichtlijnen langs de woning. Ook wordt de woning iets naar achter geplaatst op het perceel. Hierdoor komt de woning voor het zicht vanaf de weg minder groot over. De vergroting van de woning heeft met name betrekking op de diepte van de woning. Omdat het perceel waarop de woning gerealiseerd wordt zeer diep is, staat de woning in relatie met het perceel.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente tot stand moeten komen, moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het wijzigingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat.

4.1 Ecologie

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uit maken van het Europese Netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

In en nabij het plangebied is geen sprake van beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 200-gebied betreft het Markermeer & IJmeer en ligt op circa 4,1 kilometer afstand. Gezien het feit dat een bestaande woning wordt vervangen door een nieuwe woning, is geen sprake van gevolgen voor beschermde natuurgebieden. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Toetsing

Om te onderzoek of sprake is van beschermde soorten waar tijdens de uitvoering van dit plan rekening gehouden moeten worden, is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (bijlage 2). Hieruit is naar voren gekomen dat er geen verblijfplaatsen van beschermde soorten binnen het plangebied aanwezig zijn. Daarom is geen aanvullend onderzoek noodzakelijk en hoeft geen ontheffing van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen de gebiedstypes 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.

Toetsing

De omgeving van het plangebied kan worden getypeerd als 'gemengd gebied'. Er zijn een aantal agrarische bedrijven, een bedrijf met categorie 3.1 en woningen in de nabijheid aanwezig. Ook ligt de woning langs een provinciale weg met een hoge verkeersintensiteit.

Voor de beoordeling van de invloed van bedrijven is alleen het naastgelegen bedrijf van de initiatiefnemer relevant. Het naast gelegen bedrijf, een begraafplaatsservicebedrijf, valt in milieucategorie 3.1 en heeft een richtafstand op basis van geluid, van 30 meter in gemengd gebied. De afstand van de nieuwe woning tot de inrichtingsgrens zou in eerste instantie 14 meter bedragen. De woning ligt daarom binnen de richtafstand van het bedrijf. De afstand van de huidige woning tot het bedrijf is 15 meter. De nieuwe woning zou daarom in eerste instantie 1 meter richting oostzijde verschuiven.

Vanwege de beperkte verschuiving van het bouwvlak naar het bedrijf is geen relevante invloed op de woning te verwachten en zorgt de woning niet voor een relevante beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf.

Een afstandsverschuiving van 15 naar 14 meter zorgt voor een toename van ongeveer 0,6 dB, vanwege de verkorting van geometrische uitbreiding. Aangezien de geluidsbronnen verder van de perceelsgrens liggen is de invloed vanwege de verkorting van geometrische uitbreiding kleiner dan 0,6 dB. Deze verandering is al verwaarloosbaar te beschouwen vanwege de herpositionering van een woning ten opzichte van een bedrijf.

Desondanks is toch besloten, naar aanleiding van dit onderzoek, om de uiteindelijke positie van de woning op de kavel te wijzigen. In plaats van de voorgenomen 14 meter afstand ten opzichte van de bedrijfslocatie, zal de woning op 19 meter van de bedrijfskavel worden gerealiseerd. De afstand tot dit perceel wordt daarmee ten opzichte van de huidige situatie met 4 meter vergroot. Door de grotere afstand van de woning tot de bedrijfslocatie zal een licht verbeterd akoestisch klimaat ontstaan op basis van inrichtingenlawaai.

In de bestemmingsplanwijziging Eerste herziening bestemmingsplan Drechterland-Zuid, vastgesteld op 26 oktober 2015, is een onderbouwing gemaakt dat vanwege de aanwezigheid van het bedrijf en de omliggende woningen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ten opzichte van de wijziging van het bestemmingsplan wijzigt de afstand van de woning tot de perceelsgrens in die zin dat deze met 4 meter wordt vergroot, waardoor ook in de nieuwe situatie sprake zal zijn van een goede ruimtelijke ordening. Het akoestisch onderzoek is opgenomen als bijlage 3.

4.3 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Toetsing

Met dit plan wordt de bestaande woning gesloopt en wordt een nieuwe woning gerealiseerd op het perceel. De woning wordt binnen de geluidzone van De Hout gerealiseerd. Daarom is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de geluidsbelasting vanwege het verkeer op de De Hout (N506) maximaal 60 dB na aftrek conform artikel 110g Wet geluidhinder bedraagt. De geluidsbelasting voldoet daarom niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder.

De berekende geluidsbelasting is op een deel van de voorgevel en de westgevel hoger dan de maximale grenswaarde van 58 dB voor vervangende nieuwbouw in buitenstedelijk gebied. De woning heeft aan de achterzijde wel een geluidluwe zijde.

Om de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai te beperken wordt een lage beplante geluidwal van 1 meter hoog lang de parallel weg aangelegd. Tevens vindt aan de woning een bouwkundige aanpassing plaats waardoor een goed akoestisch binnenklimaat wordt gewaarborgd. Dit houdt in dat enkele gevels doof worden uitgevoerd.

Voor de woning moet een hogere grenswaarde worden vastgesteld. De woning zal voldoen aan het Bouwbesluit, waardoor een goede binnenwaarde zal worden behaald. Nader onderzoek naar het aspect geluid is daarom niet noodzakelijk. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 3. Daarnaast is de goedkeuring van het akoestisch onderzoek door de RUD opgenomen als bijlage 4.

4.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het projectgebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van minder dan 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus zeer goed.

Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan voldoet hieraan als het een toename van minder dan 3% van de grenswaarden tot gevolg heeft. Bij woningbouwplannen van minder dan 1.500 woningen is dit het geval.

Toetsing

In dit plan wordt een woning vervangen voor een nieuwe woning. Er is geen sprake van een toename van aantal woningen. Het aantal verkeersbewegingen zal daarom ook gelijk blijven. Dit plan valt daarom onder de regeling 'Niet In Betekenende Mate' en draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.5 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheergebied van waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Toetsing

Voor dit plan is middels de digitale watertoets het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in kennis gebracht. Uit de watertoets is naar voren gekomen dat de korte procedure van toepassing is op dit plan. Dit houdt in dat het voornemen slechts gering van invloed is op de waterhuishouding. Er hoeven geen specifieke maatregelen genomen te worden met betrekking tot het op orde houden van de waterhuishouding.

4.6 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat indien ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Toetsing

Voor dit plan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, om te onderzoeken of de bodem van voldoende kwaliteit is om de woonfunctie te herbergen. Tijdens het onderzoek zijn lichte verhogingen aan hexachloorbenzeen, som DDD, som DDE en som DDT aangetoond. Deze kunnen worden toegeschreven aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen in het verleden en vormen geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend bodemonderzoek. In de overige mengmonsters zijn geen verhogingen gemeten. in het grondwater is de concentratie barium licht verhoogd. Ook dit leidt niet tot belemmeringen.

Vanuit het onderzoek, dat is opgenomen als bijlage 5, zijn geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan opgetreden. Er is geen nader onderzoek naar het aspect bodem noodzakelijk.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Bestemmingsplan Drechterland Zuid

Op basis van het geldende bestemmingsplan Drechterland Zuid geldt voor het hele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Op basis van deze regeling geldt dat bij ingrepen c.q. verstoringen dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld en met een omvang groter dan 500 m², archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

Toetsing

De omvang van het nieuw te bouwen woonhuis blijft onder de 500 m². Bovendien wordt de woning deels gebouwd op gronden waar in de huidige situatie het woonhuis aanwezig is. Deze gronden zijn al verstoord. Omdat de grenswaarde van 500 m² niet wordt overschreden is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit plan.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Met de wijziging van het Bro per 1 januari 2012 dienen gemeenten nadrukkelijk aandacht te besteden aan het aspect cultuurhistorie. Het bestemmingsplan dient een beschrijving te geven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Toetsing

In en nabij het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Er hoeft dan ook geen rekening met dit aspect te worden gehouden.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Toetsing

In de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van risicovolle inrichtingen en transportroutes die invloed hebben op de ontwikkeling in het plangebied. Wel liggen ten noorden van het plangebied twee risicovolle buisleidingen. Het gaan in beide gevallen om aardgasleidingen met een maximale werkdruk van 40 bar en een diameter van 6 inch. Voor deze buisleidingen geldt een invloedszone van 70 meter aan weerszijden van de buisleiding. De buisleidingen liggen op een afstand van circa 1.750 meter Het plangebied ligt daarmee ruimschoots buiten de invloedszone, waardoor nader onderzoek niet noodzakelijk is. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

In en rondom het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waarmee rekening gehouden dient te worden bij de uitvoering van dit plan.

4.11 Mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een woonhuis. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Op 6 november 2018 is bij besluit van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente vastgesteld dat geen MER nodig is. De aanmeldingsnotitie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen als bijlage 6. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

Verbeelding

Het wijzigingsplan 'Hem - De Hout 49' gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Drechterland Zuid van de gemeente Drechterland.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Drechterland Zuid, vastgesteld 24 juni 2013, artikel 36 'Wonen - Lint 1' zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. Daarnaast blijft ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' uit het bestemmingsplan Drechterland Zuid, vastgesteld 24 juni 2013, onverkort van toepassing in dit wijzigingsplan.

Tuin - 1

Ter plaatse van de bestemming 'Tuin - 1' is sprake van de voortuin bij de woning. Deze bestemming is opgenomen om ervoor te zorgen dat dit gebied uitsluitend als tuin wordt ingericht.

Wonen - Lint 1

Ter plaatse van de bestemming 'wonen - Lint 1' wordt de voorgenomen woning gerealiseerd. De woning sluit aan bij de hoofdfunctie van deze bestemming.

Waarde - Archeologie 3

Ter plaatse van het plangebied zijn archeologische waarden aanwezig.. Om deze waarden een beschermende regeling te bieden, is deze dubbelbestemming in het wijzigingsplan overgenomen. Bij ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 40 centimeter in de grond is archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daar bijhorende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.

Voorafgaand aan de officiële procedure zijn de omwonenden van het plangebied op de hoogte gebracht van de voorgenomen plannen. Tijdens deze gesprekken is geen weerstand tegen de plannen naar voren gekomen.

In de procedure is het ontwerpwijzigingsplan met bijbehorende stukken gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend, waarna het wijzigingsplan ongewijzigd wordt vastgesteld.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is het van belang te weten of het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door een financieel haalbaar plan en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De kosten voor de ontwikkeling komen voor rekening van de initiatiefnemer. Aangenomen wordt dat deze over de financiële middelen beschikt om het plan uit te kunnen voeren. Hiermee wordt het plan financieel haalbaar geacht.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

In dit geval is geen sprake van een bouwplan in het kader van de grondexploitatieregeling. Daarom is geen exploitatieplan noodzakelijk.