direct naar inhoud van Regels
Plan: Kerkbuurt te Wijdenes
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0498.BPWijdenesKrkbuurt-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan Kerkbuurt te Wijdenes met identificatienummer NL.IMRO.0498.BPWijdenesKrkbuurt-VG01 van de gemeente Drechterland;

1.2 het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlage;

1.3 aan-huis-verbonden beroep

het door ten minste één lid van het betreffende huishouden uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, niet zijnde overkapping;

1.5 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.6 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.7 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.8 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.9 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.10 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.11 café- en-of bar

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

1.12 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.13 dienstverlening

met detailhandel vergelijkbare activiteiten voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van het publiek, zoals een wasserette, kapsalon, makelaarskantoor of reisbureau, met uitzondering van horecabedrijven;

1.14 druiplijn

de lijn die van onderen het dak begrenst;

1.15 erf- en perceelsafscheiding

bouwwerk op of in de directe nabijheid van een erfgrens bedoeld om een erf, tuin of terrein af te scheiden;

1.16 erker

een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de voor- of zijgevel of beide, van een woning en welke ondergeschikt is aan de hoofdbouwmassa;

1.17 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.18 evenement

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van bioscoopvoorstellingen, markten als bedoeld in artikel 150, eerste lid, onder h van de Gemeentewet en artikel 5.2.4. van de APV, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties en activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.4.2. en 2.3.3.1. van de APV. Onder evenement wordt tevens verstaan een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.2. APV op de weg, een feest, een muziekvoorstelling of een wedstrijd op of aan de weg;

1.19 extensief dagrecreatief medegebruik

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.20 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 gevelbreedte

de breedte van een naar de weg gekeerde zijde van een hoofdgebouw;

1.22 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.23 hoofdverblijf

de plaats waar men feitelijk woont en die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene;

1.24 horecabedrijf en-of -instelling

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.25 huishouden

een zelfstandig(e) dan wel samenwonende personen of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, een woonkamer, sanitaire voorzieningen en de entree, en waarbij tevens tussen deze personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat (gezin of samenlevingsverband);

1.26 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.27 kantoor

gebouw ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in geringe mate rechtstreeks te woord wordt gestaan of geholpen;

1.28 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in Bijlage 1, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel en geen prostitutie zijnde, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.29 kleinschalige duurzame energiewinning

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.30 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied (bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal de Structuurvisie landschap, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.31 levensloopbestendige woning

een woning die geschikt is of eenvoudig geschikt is te maken voor bewoning tot op hoge leeftijd, ook in geval van fysieke handicaps of chronische ziekten van bewoners;

1.32 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, medische, sociaal-medische, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening;

1.33 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.34 molen

inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht;

1.35 molenbeschermingszone (molenbiotoop)

aangewezen gebied waarbinnen het zicht op de molen en de vrije windtoetreding beschermd worden;

1.36 normaal onderhoud

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.37 ondergeschikte horeca

horeca-activiteiten, waarvoor een drank- en horecavergunning niet noodzakelijk is, die aan te merken zijn als rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van een nevenactiviteit en daaraan in bedrijfseconomisch en ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn;

1.38 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.39 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.40 paardenbak

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony’s en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.41 peil

indien op het land wordt gebouwd:

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

  • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang plus ten hoogste 30 cm;

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

  • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

indien op of in het water wordt gebouwd:

  • de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.42 permanente bewoning

het (al dan niet tijdelijk) hebben van hoofdverblijf in een gebouw;

1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen enige vergoeding;

1.44 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.45 restaurant en- of café-restaurant

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden;

1.46 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.47 stacaravan

een zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken;

1.48 stolp

een voor Noord-Holland karakteristieke boerderij gekenmerkt door een vierkante constructie van gebinten, waarop een piramidevormig dak rust, al dan niet met een voorhuis;

1.49 theeschenkerij

een ondergeschikte horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen;

1.50 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.51 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn langs de voorgevel;

1.52 webwinkel

een vorm van detailhandel waarbij het showen van producten en de transactie, volledig online geschiedt. Het ter plaatse afhandelen van gekochte goederen is wel toegestaan, met uitzondering van webwinkels in woningen waar geen afhaalpunt is toegestaan;

1.53 wonen

het wonen in een woning waarbij de woning uitsluitend mag worden gebruikt voor permanente bewoning;

1.54 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen;

1.55 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten.

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte gevelelementen;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken, erkers en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de (bouw)perceelgrens

tussen de grens van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.7 de bouwhoogte van een molen

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de molen;

2.8 de doorvaarthoogte

tussen het bouwwerk en het hoogste toegestane waterpeil, waar deze afstand het kleinst is;

2.9 de doorvaartbreedte

tussen het bouwwerk en enig ander onderdeel daarvan, dan wel het talud of enig ander werk, en tussen het maximaal respectievelijk minimaal toegestane waterpeil, waar deze afstand het kleinst is;

2.10 lessenaarsdak

de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de lage zijde van het dak, de bouwhoogte wordt bepaald door de hoge zijde van het dak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenstroken en naar de aard daarmee gelijk te stellen groenvoorzieningen,
  • b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - monument Sally", uitsluitend het monument Sally en de daarbij behorende voorzieningen;
  • c. water,

met de daarbij behorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van straatmeubilair.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

4.1 Bestemmingsregels

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten en paden met hoofdzakelijk een functie ten behoeve van een goede doorstroming van het verkeer en de ontsluiting van de buurten;
  • b. overige verkeers- en verblijfsvoorzieningen, bruggen, dammen en/of duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water;
  • e. nutsvoorzieningen,

en tevens voor:

  • f. parkeervoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • g. terreinen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak, zodanig dat wegen uit meer dan twee rijstroken bestaan.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water
  • b. groenstroken, wijkvelden, parken en plantsoenen, bermen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen groenvoorzieningen;
  • c. sport- en speelvoorzieningen,

met daaraan ondergeschikt:

  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. bruggen, dammen en/of duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
  • f. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • g. terreinen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd;
  • b. in een zone van 1 m breed, gelegen tussen de walkant en het water en/of gelegen in het openbaar groen gemeten vanaf de geldende woonbestemming ter plaatse, zijn geen omgevingsvergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ex artikel 2.1 lid Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in combinatie met artikel 2 bijlage II Besluit omgevingsrecht toegestaan;
  • c. op of in de overige gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder c in die zin dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits:

  • a. de aanvraag omgevingsvergunning geen betrekking heeft op de zone zoals aangegeven in lid 5.2.2 onder b; en
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Wonen -Stolp

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen -Stolp' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen in de bouwvorm van een stolp, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in bijlage 1;
  • b. bijbehorende bouwwerken en overkappingen,

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. wegen en paden;
  • e. water,

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de woonfunctie zijn toegevoegd.

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen in de bouwvorm van een stolp worden gebouwd;
  • b. het aantal stolpen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 1;
  • c. de oppervlakte van één stolp mag niet meer bedragen dan 200 m²;
  • d. het aantal woonhuizen per stolp mag niet meer bedragen dan 2;
  • e. een hoofdgebouw dient achter de gevellijn ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" te worden gebouwd, met dien verstande dat de voorgevel van een hoofdgebouw georiënteerd dient te zijn op de Kerkbuurt;
  • f. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 12 m bedragen;
  • g. de dakhelling van het hoofdgebouw mag minimaal 45 graden en maximaal 55 graden bedragen;
  • h. de afstand van een hoofdgebouw tot een zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • i. de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de goothoogte en bouwhoogte, dakvorm, oppervlakte alsmede de verhouding tussen lengte- en breedtematen en gevelindeling betreft de bouwvorm van een stolp.
6.2.2 Bijbehorende bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 150 m², met dien verstande dat de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen per woning maximaal 75 m² mag bedragen;
  • b. bijbehorende bouwwerken en overkappingen dienen achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw en binnen 15 m van (het verlengde van) de zijgevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de afstand van een bijbehorend bouwwerk of overkapping tot een zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 7,00 m;
  • f. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
6.2.3 Compressoren en/of ventilatoren aan bouwwerken

Voor het bouwen van compressoren en/of ventilatoren aan bouwwerken geldt de volgende regel:

  • op of aan een bouwwerk mag geen compressor en/of ventilator ten gunste van een installatie voor warmte en/of koudeopwekking worden geplaatst, met dien verstande dat lid 6.2.3 geldt tot 1 januari 2020, of zoveel langer tot wanneer het aangepaste Bouwbesluit 2012 in werking is getreden.
6.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 2 m;
    • 2. de regel als bedoeld onder 1 niet van toepassing is op zijgevels en achtergevels van het hoofdgebouw die grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied.
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Compressoren en/of ventilatoren aan bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.3 in die zin dat een compressor en/of ventilator op of aan enig bouwwerk gebouwd mag worden, ten gunste van een installatie voor warmte en/of koudeopwekking, mits door middel van een door de RUD/Omgevingsdienst goedgekeurd akoestisch rapport is aangetoond dat de geluidsproductie op de meest nabije perceelgrens van een woning niet meer dan 40 dB bedraagt.

6.3.2 Erf- en perceelsafscheidingen grenzend aan het openbaar toegankelijk gebied

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.4 onder b in die zin dat de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor zijgevels en achtergevels van het hoofdgebouw die grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied mag worden verhoogd tot niet meer dan 2 m, mits het ingediende bouwplan in overeenstemming is met de voorwaarden voor erf- en perceelsafscheidingen grenzend aan het openbaar toegankelijk gebied zoals bedoeld in paragraaf 7.7 van het Beeldkwaliteitsplan dat als bijlage 1 bij de toelichting is opgenomen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen en overkappingen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 6.1 sub a genoemde bedrijvigheid;
  • b. het gebruik van gebouwen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw voor bewoning;
  • d. het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • g. productiegebonden detailhandel dan wel kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje groter dan 6,00 m², waarbij een reclamebord van 0,50 bij 1,00 m is toegestaan;
  • h. het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 sub d in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:

  • a. de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg;
  • b. de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie. Deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn;
  • c. er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. na beëindiging van de zorg moet het woonhuis opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik worden genomen.
6.5.2 Bed and breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande woonhuis en/of in de bij de stolp behorende (vrijkomende) agrarische bebouwing als nevenactiviteit voor het behoud van de Westfriese stolpboerderij. Toekomstige uitbreiding wordt niet toegestaan. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
  • b. er maximaal zes recreatie-eenheden worden gerealiseerd;
  • c. het parkeren uit het zicht - bij voorkeur achter de bebouwing - en op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. er één parkeerplaats per kamer is;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Woongebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten genoemd in Bijlage 1, met dien verstande dat:
    • 1. op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-starterswoningen" tevens starterswoningen mogen worden gebouwd;
    • 2. op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-levensloopbestendig" ten minste 12 levensloopbestendige woningen worden gebouwd;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water;
  • d. sport- en speelvoorzieningen;
  • e. op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - sportkooi" uitsluitend een sportkooi en speelvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. verkeer- en verblijfsvoorzieningen, waaronder bruggen, dammen en/of duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
  • h. nutsvoorzieningen,

met daaraan ondergeschikt:

  • i. kleinschalige duurzame energiewinning,

met de daarbij behorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • b. per 2 aansluitend gelegen bouwpercelen dient een verspringing in de voorgevelrooilijn van niet meer dan 1 m plaats te vinden, met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is op aaneengebouwde woningen;
  • c. woningen mogen worden gebouwd als vrijstaande, dubbele en/of aaneengebouwde woningen;
  • d. de kapvorm van woningen dient te worden vormgegeven met een lessenaarskap, een schildkap, een zadeldak dan wel met een mansardekap;
  • e. de goot- en bouwhoogte van woningen mag niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m bedragen, met dien verstande dat indien een woning wordt uitgevoerd met een mansardekap de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • f. de dakhelling van woningen mag niet minder dan 40° (graden) bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met g:
    • 1. dienen op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-levensloopbestendig" ten minste 12 en ten hoogste 16 levensloopbestendige woningen worden gebouwd;
    • 2. mag de goot- en bouwhoogte van een levensloopbestendige aaneengebouwde woning niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 7 m bedragen;
    • 3. mag de dakhelling van een levensloopbestendige aaneengebouwde woning niet minder dan 40° (graden) bedragen;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met g:
    • 1. mogen op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-starterswoningen" tevens starterswoningen worden gebouwd, met dien verstande dat minimaal 4 en maximaal 6 starterswoningen mogen worden gebouwd;
    • 2. mag de goot- en bouwhoogte van starterswoningen niet meer dan respectievelijk 3 m en 5 m bedragen;
  • i. de oppervlakte van gebouwen als bedoeld onder a t/m h mag niet meer bedragen dan:
type gebouw   maximum oppervlakte in m²  
vrijstaande woning   150 m²  
dubbele woning per woning   100 m²  
aaneengebouwde woning (per woning)   80 m²  
starterswoningen   60 m²  

  • j. woningen en woongebouwen dienen met de voorgevel gericht op de openbare weg te worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand van de voorgevel tot de bestemming 'Verkeer - Verblijf' niet minder dan 8 m en niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • k. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m te bedragen, met uitzondering van aaneengebouwde zijden van een woning.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de aansluitende gronden behorende bij het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    • 1. de gronden die bebouwd zijn met een hoofdgebouw niet worden meegerekend bij het bepalen van de oppervlakte van aansluitende gronden behorende bij het hoofdgebouw;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag per woning niet meer bedragen dan 100 m²;
  • b. bijbehorende bouwwerken en overkappingen dienen achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw en binnen 15 m van (het verlengde van) de zijgevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met dien verstande dat erkers, serres, luifels en/of balkons vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte van een erker en/of een serre zal ten hoogste 1,50 m vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis bedragen, waarbij de diepte van de voortuin c.q. de zijtuin respectievelijk ten minste 3,00 m en 2,00 m zal bedragen;
    • 2. de breedte van de erker en/of serre zal ten hoogste 70% van de gevel van het woonhuis bedragen waaraan de erker of serre wordt aangebouwd;
    • 3. de goothoogte van een erker of een serre zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een erker of een serre zal ten hoogste 3,25 m bedragen;
    • 5. de diepte van een luifel en/of een balkon zal ten hoogste 1,50 m vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • f. indien het perceel grenst aan water mag de afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot de bovenkant van het talud niet minder bedragen dan 1 m;
  • g. de afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot openbare verharding, niet zijnde achter- of tussenpaden bij hoofdgebouwen, mag niet minder bedragen dan 1 m.
7.2.3 Compressoren en/of ventilatoren aan bouwwerken

Voor het bouwen van compressoren en/of ventilatoren aan bouwwerken geldt de volgende regel:

  • op of aan een bouwwerk mag geen compressor en/of ventilator ten gunste van een installatie voor warmte en/of koudeopwekking worden geplaatst, met dien verstande dat lid 7.2.3 geldt tot 1 januari 2020, of zoveel langer tot wanneer het aangepaste Bouwbesluit 2012 in werking is getreden.
7.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 2 m;
    • 2. de regel als bedoeld onder 1 niet van toepassing is op zijgevels en achtergevels van het hoofdgebouw die grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied.
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afstand zijdelingse perceelsgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder k in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt verkleind tot een minimale afstand van 1 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.3.2 Gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder a2 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een vrijstaande woning mag worden vergroot tot maximaal 150 m² , mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.3.3 Compressoren en/of ventilatoren aan bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.3 in die zin dat een compressor en/of ventilator op of aan enig bouwwerk gebouwd mag worden, ten gunste van een installatie voor warmte en/of koudeopwekking, mits door middel van een door de RUD/Omgevingsdienst goedgekeurd akoestisch rapport is aangetoond dat de geluidsproductie op de meest nabije perceelgrens van een woning niet meer dan 40 dB bedraagt.

7.3.4 Erf- en perceelsafscheidingen grenzend aan het openbaar toegankelijk gebied

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.4 onder b in die zin dat de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor zijgevels en achtergevels van het hoofdgebouw die grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied mag worden verhoogd tot niet meer dan 2 m, mits het ingediende bouwplan in overeenstemming is met de voorwaarden voor erf- en perceelsafscheidingen grenzend aan het openbaar toegankelijk gebied zoals bedoeld in paragraaf 7.7 van het Beeldkwaliteitsplan dat als bijlage 1 bij de toelichting is opgenomen.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 7.1 sub a genoemde bedrijvigheid;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw voor bewoning;
  • d. het gebruik van hoofdgebouwen voor meer dan één woning;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van ten hoogste 6,00 m², waarbij een reclamebord van 0,50 bij 1,00 m is toegestaan;
  • g. het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van de bestemming of ten behoeve van andere bestemmingen

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, een archeologisch rapport dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland te overleggen indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' en de oppervlakte van het project meer dan 100 m² betreft en de bodemroering dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld plaatsvinden;

8.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwen ten behoeve van andere bestemmingen ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
8.2.3 Uitzonderingen voor het bouwen van een bouwwerk

Het bepaalde in lid 8.2.1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op:

  • a. vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut. Dit dient wel van tevoren worden voorgelegd ter toetsing aan het bevoegd gezag;
  • b. regulier onderhoud en beheer van een terrein.
8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

8.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  • b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    • 1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van Archeologie West-Friesland, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    • 2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
8.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • b. bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. diepploegen;
  • h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.
8.5.2 Uitzondering

De in lid 8.5.1 genoemde vergunning is niet nodig voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. een oppervlakte van minder dan 100 m² betreffen;
  • b. een oppervlakte van meer dan 100 m² betreffen maar waarvan de bodemroering minder diep is dan 0,4 meter;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. in het kader van het normale beheer en onderhoud (inclusief sleufloos draineren);
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • f. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 8.4 bedoeld, is verleend;
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
8.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:

  • a. de aanvrager een rapport, dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
    • 1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of
    • 2. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of
    • 3. kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van de bevoegde overheid in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch bedrijf.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' toe te voegen of te verwijderen.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van de bestemming of ten behoeve van andere bestemmingen

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, een archeologisch rapport dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland te overleggen indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden ter plaatse van de bestemming '' en de oppervlakte van het project meer dan 500 m² betreft en de bodemroering dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld plaatsvinden.

9.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwen ten behoeve van andere bestemmingen ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
9.2.3 Uitzonderingen voor het bouwen van een bouwwerk

Het bepaalde in lid 9.2.1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op:

  • a. vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut. Dit dient wel van tevoren worden voorgelegd ter toetsing aan het bevoegd gezag;
  • b. regulier onderhoud en beheer van een terrein.
9.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

9.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  • b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    • 1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van Archeologie West-Friesland, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    • 2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
9.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • b. bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. diepploegen;
  • h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.
9.5.2 Uitzondering

De in lid 9.5.1 genoemde vergunning is niet nodig voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. een oppervlakte van minder dan 500 m² betreffen;
  • b. een oppervlakte van meer dan 500 m² betreffen maar waarvan de bodemroering minder diep is dan 0,4 meter;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. in het kader van het normale beheer en onderhoud (incl. sleufloos draineren);
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • f. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 9.4 bedoeld, is verleend;
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
9.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:

  • a. de aanvrager een rapport, dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
    • 1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of
    • 2. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of
    • 3. kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van de bevoegde overheid in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch bedrijf.

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' toe te voegen of te verwijderen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Aantal woningen in het plangebied

Het gezamenlijk maximum aantal woningen in de bestemmingen 'Wonen -Stolp' en 'Woongebied' mag niet meer bedragen dan 62 woningen, met dien verstande dat in de bestemming 'Wonen -Stolp' ten hoogste 2 woningen gerealiseerd mogen worden.

11.2 Beeldkwaliteitsplan

Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld als bedoeld in het Beeldkwaliteitsplan dat als bijlage 1 bij de toelichting is opgenomen.

Artikel 12 Specifieke gebruiksregels

12.1 Voorwaardelijke verplichting watercompensatie toename verhard oppervlak

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval wordt begrepen:

  • het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het toegestane gebruik als bedoeld in de bestemmingen opgenomen in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zonder dat aantoonbaar afstemming met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier over (bouw)plannen inzake de te nemen compensatiemaatregelen als gevolg van het toenemen van het verhard oppervlak in de vorm van een compensatie van 16% van de totale toename aan verhard oppervlak aan watercompensatie heeft plaatsgevonden, dan wel dat de te nemen compensatiemaatregelen in de vorm van een compensatie van 16% van de totale toename aan verhard oppervlak aan watercompensatie als voorgesteld door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier krachtens een voorschrift verbonden aan een omgevingsvergunning voldoende is verzekerd.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
13.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - molenbiotoop” zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de functie als werktuig van dit in dit gebied voorkomende molen, onder andere gelet op de windvang.

13.1.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en), niet hoger worden gebouwd dan:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de bouwhoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • b. binnen een afstand van 100 m tot 500 m van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.
13.1.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 in die zin dat hogere in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.

13.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Vergunningplicht

Voor de volgende werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • 1. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 8.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • 2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 8.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • 3. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 8.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.

b Uitzondering

Het bepaalde in lid 8.4 sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • 1. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
  • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.

c Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. Voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Parkeervoorzieningen
  • a. Parkeervoorzieningen dienen te worden gerealiseerd in de bestemmingen 'Verkeer-Verblijf' ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein", 'Wonen-Stolp' en 'Woongebied', met dien verstande dat:
    • 1. bij vrijstaande en dubbele woningen het aantal parkeervoorzieningen op het eigen erf minimaal 2 parkeervoorzieningen dient te bedragen;
    • 2. overige parkeervoorzieningen geclusterd, dat wil zeggen dat het aantal parkeervoorzieningen per cluster minimaal 16 parkeervoorzieningen dient te bedragen, worden aangelegd en geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld als bedoeld in het Beeldkwaliteitsplan dat als Bijlage 1 bij de toelichting is opgenomen.

  • b. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht.

  • c. Onder 'in voldoende mate' wordt verstaan de normering voor het parkeren opgenomen in het beleid verwoord in het ASVV 2012 (uitgave van het CROW).

  • d. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub b en c, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.

  • e. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub b en c:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Kerkbuurt te Wijdenes'.