Plan: | Hem - De Hout 53 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0498.BPDeHout53-ON01 |
De Hout 68 te Hem was het perceel van een melkveebedrijf, met circa 18 ha grond. De Hout 68 is inmiddels door Gemeente Drechterland in de tenaamstelling veranderd in De Hout 70. De gronden en opstal zijn door de huidige eigenaar (hierna initiatiefnemer) opgekocht en in verband met instortingsgevaar van de boerderij en veestallen is in overleg met de gemeente Drechterland deze opstal gesloopt. Door aanleg van de provinciale weg N23 is de kavel nog maar 8 ha. Om hier opnieuw een melkveebedrijf te stichten is niet realistisch. Daarnaast heeft de provincie Noord - Holland aan gegeven dat het niet wenselijk is om op een provinciale weg een in en uitrit te gebruiken voor een woonkavel.
Daarom wordt aan de overzijde aan de nevenweg langs provinciale weg tussen de Hout 51 en 55 op een nieuwe woonkavel gerealiseerd. Dit perceel is kadastraal bekend als gemeente Drechterland, sectie G nummer 10. De planologische bouwmogelijkheden die in de huidige situatie aan de Hout 70 mogelijk zijn, worden ter compensatie verwijderd.
De gemeente Drechterland en provincie Noord-Holland hebben aangegeven positief tegenover dit voornemen te staan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan inclusief beeldkwaliteitsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.
Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft het perceel De Hout 70 en het perceel tussen De Hout 55 en De Hout 51 te Hem. Ter verduidelijking wordt dit perceel in het bestemmingsplan De Hout 53 genoemd. Beide locaties liggen in het buitengebied van de gemeente Drechterland, ten noordwesten van de dorpskern van Hem. In figuren 1.1 en 1.2 is de ligging van het plangebieden weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied (bron: pdok.nl)
Figuur 1.2 Ligging van het plangebied (bron: pdok.nl)
Beiden percelen zijn geregeld in het bestemmingsplan 'Drechterland Zuid', dat is vastgesteld op 24 juni 2013. In dit bestemmingsplan heeft het perceel De Hout 70 de bestemming 'Agrarisch' met bouwvlak. Een klein gedeelte van dit perceel is planologisch vastgelegd in het bestemmingsplan 'Drechterland Noord' dat is vastgesteld op 18 september 2013. Met de vaststelling van dit bestemmingsplan is het bouwvlak behoorde bij het perceel de Hout 70 niet meegenomen in het bestemmingsplan.
Binnen het bouwvlak zijn bedrijfsgebouwen, een bedrijfswoning en bijgebouwen bij de bedrijfswoning toegestaan. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' 'Waarde - Archeologie 3'.
De locatie aan De Hout 53 is in het geldende bestemmingsplan 'Drechterland Zuid' bestemd met de bestemming 'Agrarisch'. Door het ontbreken van een bouwvlak zijn de gronden uitsluitend bestemming voor agrarische grondgebruik. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. In figuur 1.3 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven. De twee percelen zijn hierin met rood omlijnd.
Figuur 1.3 Uitsnede geldende bestemmingsplan Drechterland Zuid (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
De gronden binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Voor de gronden die zijn opgenomen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geldt dat voor ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld dient een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Voor de gronden die zijn opgenomen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geldt dat ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen juridische regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
De Hout is een nevenweg naast de provinciale weg N506. De provinciale weg verbindt Hoorn met Enkhuizen. In het bebouwingslint langs De Hout, staan regulieren woningen en (agrarische) bedrijf met bedrijfswoning. Alle (bedrijfs)woningen staan voor op het perceel, met daarachter de bedrijfsgebouwen.
De Hout 70
Het perceel aan De Hout 70 is het voormalige perceel van een melkveebedrijf. Vanwege instortingsgevaar van de boerderij en veestal, is op verzoek en in overleg met de gemeente Drechterland de bebouwing in 2012 gesloopt. Na de sloop is het perceel in gezaaid met gras, alleen de oude mestkuil is nog aanwezig. In figuur 2.1 is een foto vanaf De Hout van het plangebied in 2009. Figuur 2.2 is een foto van de huidige situatie.
Figuur 2.1 Aanzicht van de locatie aan De Hout 70 in 2009 (bron: Google Street view)
Figuur 2.2 Aanzicht van de locatie aan De Hout 70 in 2021 (bron: Google Street view)
De Hout 53
Het perceel tussen De hout 51 en De Hout 55 wordt in de huidige situatie gebruikt voor agrarisch grondgebruik. Het perceel wordt aan weerszijde begrenst door twee woonpercelen. De noord- en zuidzijde is voornamelijk sprake van agrarisch (buiten)gebied. In figuur 2.3 is de huidige situatie in het plangebied weergegeven op een luchtfoto. Figuur 2.4 is een aanzicht van het plangebied vanaf De Hout.
Figuur 2.3 Luchtfoto huidige situatie plangebieden (bron: Google maps)
Figuur 2.4 Aanzicht van de locatie aan De Hout 53 (bron: Google Street view)
Het voornemen is om tussen de twee bestaande woonpercelen (De Hout 51 en De Hout 55) een nieuw woonperceel te realiseren. Voor de beoogde ontwikkeling zijn meerdere overleggen gevoerd tussen de gemeente Drechterland, welstand, de provincie en de initiatiefnemers. Deze overleggen en de meegeven aandachtspunten van de provincie en welstand hebben de basis gevormd van de stedenbouwkundige opzet, zoals figuur 2.5 weergegeven.
Uitgangspunten
Met de beoogde ontwikkelingen wordt aan De Hout 70 planologisch alle bouwmogelijkheden verwijderd. Hiermee wordt gegarandeerd dat het doorzicht aan de noordzijde van N506 naar het landschap behouden blijft.
De toekomstige woning en erf inrichting zijn tijdens het opstellen van dit bestemmingsplan nog niet bekend. Daarom is voor dit plan een beeldkwaliteitsplan en (stedenbouwkundige) uitgangspunten opgesteld. Deze documenten zijn bijgevoegd als bijlage 3 en bijlage 4 bij de regels. Omdat het ontwerp van de woning nog niet bekend is, wordt met de bouwregels aangesloten op de regels van de bestemming 'Wonen - Lint 1' uit het huidige bestemmingsplan 'Drechterland Zuid'. Binnen de bestemming geldt voor het hoofdgebouw een maximale goothoogte van 3,5 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter.
Verkeer en Parkeren
De Hout 53, is in de huidige situatie al voorzien van een inrit. Deze inrit wordt in de nieuwe situatie gebruikt om het woonerf te ontsluiten op De Hout. Voor het parkeren wordt aangesloten op de parkeernorm uit het CROW. Voor het maximaal aantal parkeerplaatsen wordt gerekend met de parkeernorm van een vrijstaande woning. Hiervoor geldt op basis van de CROW een parkeernorm van 2,3 parkeerplaatsen per woning. Met de erf inrichting moet met deze norm rekening worden gehouden.
Verkeersveiligheid N506
De provincie Noord - Holland is op dit moment bezig om zoveel mogelijk inritten en doorsteken op provinciale wegen weg te halen. Met dit plan wordt voorkomen dat aan De Hout 70 nieuwe woning of bedrijf wordt gerealiseerd. Dit komt ten goede aan de verkeersveiligheid en past binnen het beleid van de provincie Noord Holland.
De woning en de inrichting van het erf zijn nog niet bekend. Daarom is op basis van provinciaal (paragraaf 3.2) en gemeentelijk beleid (paragraaf 3.3), voor het plangebied, een beeldkwaliteitsplan opgesteld (bijlage 3). Tevens zijn voor onderhavige ontwikkeling (stedenbouwkundige) uitgangspunten opgesteld, zie bijlage 4. Het beeldkwaliteitsplan en uitgangspunten bieden, samen met de bouwregels die dit bestemmingsplan vastlegt, voldoende waarborg dat de beeldkwaliteitsambities worden gehaald.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Conclusie
Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 30 december 2011 zijn het Barro en Rarro (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) in werking getreden. In het Barro zijn regels opgenomen met betrekking tot onderwerpen die een nationaal belang hebben. Het gaat hierbij onder meer om Rijksvaarwegen, de ecologische hoofdstructuur, primaire waterkeringen en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Het voorliggende initiatief raakt geen onderwerpen uit het Barro.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Een algemeen belang in de SVIR is het proces van duurzame verstedelijking. Hiervoor is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze houdt in het kort in dat in geval van nieuwe verstedelijking eerst moet worden beoordeeld of hier regionale behoefte voor is en vervolgens of deze behoefte binnen stedelijk gebied opgevangen kan worden. Indien dit niet mogelijk is, moet een locatie worden gezocht die passend multimodaal ontsloten is.
In het voorliggende plan worden voormalige bedrijfsgebouwen gesloopt en wordt de agrarische bedrijfsbestemming gewijzigd in een woonbestemming, waarbij de realisatie van een nieuwe woning mogelijk wordt gemaakt. Blijkens jurisprudentie wordt een dergelijke kleinschalige ontwikkeling niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Bro. Een verdere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet noodzakelijk. Het onderhavige plan heeft verder geen betrekking op de overige benoemde onderdelen in het Barro.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Er worden geen rijksbelangen geraakt.
Omgevingsvisie Noord-Holland 2050
Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld op 19 november 2018. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering.
In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.
Het perceel valt in gebied 5 'Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving' De regels voor dit gebied zijn uitgewerkt in de provinciale ruimtelijke verordening.
Met dit plan zijn een verouderde boerderij en bedrijfsgebouwen gesloopt. Ter compensatie wordt een nieuwe woning gerealiseerd. Omdat het onder andere op provinciaal beleid (inritten op provinciale wegen) niet wenselijk is om deze nieuwe woningen op het huidige bedrijfsperceel terug te bouwen, wordt aan de overzijde aan de nevenweg een nieuw woonerf gerealiseerd. Hiermee wordt de ruimtelijke kwaliteit om het perceel verbeterd, door een nieuwe woning te realiseren. Bovendien wordt geen afbreuk gedaan aan natuurlijke en archeologische waarden. Dit is nader beschreven in hoofdstuk 4.2. Omdat de nieuwe woning in de plaats van een bestaande woning wordt gerealiseerd is sprake van duurzaam ruimtegebruik. Er wordt geen onbebouwd gebied gecultiveerd. Hiermee is het plan in overeenstemming met het gestelde in de Structuurvisie Noord-Holland 2040.
Door de woning zo te situeren zal er nog steeds doorkijk zijn naar het achterland. Deze ontwikkeling komt wel overeen met het de structuruvisie Noord-Holland 2040.
Omgevingsverordening NH2022
Op 28 juli 2022 is de Omgevingsverordening NH2022 vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2022 is de opvolger van de omgevingsverordening NH2020. In de verordening zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. De provincie wil ontwikkelingen als woningbouw en windenergie mogelijk maken en het waardevolle Noord-Hollandse landschap beschermen. De 21 nu geldende provinciale verordeningen zijn samengevoegd tot 1 verordening. Hierdoor is het makkelijker geworden om te zien welke regels waar gelden. Bij de omgevingsverordening zit een digitale kaart waarbij de regels direct in beeld komen op een specifieke locatie.
In deze verordening worden regels gegeven over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Verschillende regels zijn opgenomen over onderwerpen, in zowel het landelijk als het bestaand stedelijk gebied van Noord-Holland, waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Afhankelijk van de ligging van een plangebied zijn de regels uit de verordening al dan niet van toepassing. Het bestaand stedelijk gebied is in het provinciale overheidsbeleid beleidsmatig aangewezen voor verdere verstedelijking.
Het plangebied is gelegen in het landelijk gebied zoals dit door de provincie is aangewezen. In de Omgevingsverordening worden regels gesteld voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling en kleinschalige woningbouw ontwikkeling.
Afdeling 6.1 stedelijke functies
Paragraaf 6.1.2 Kleinschalige ontwikkelingen en functiewijziging naar wonen in landelijk gebied
Artikel 6.7 Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over:
Artikel 6.8 Oogmerk
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:
Het plangebied ligt in het werkingsgebied van Noord-Holland Noord landelijk gebied. Voor onderhavige ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van artikel 6.10 sub 3: Een ruimtelijk plan kan ook voorzien in functiewijziging van een stedelijke functie of van een agrarisch bouwperceel naar wonen in de vorm van maximaal twee burgerwoningen, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Zoals beschreven in paragraaf 2.1 en paragraaf 2.2, wordt met dit plan een bestaand agrarisch (bouw)perceel met bedrijfswoning weg bestemd. Daarvoor in de plaats wordt een nieuwe woning langs De Hout, in een woonlint gesitueerd. Voor deze ontwikkeling is in een eerder stadium overleg geweest met de provincie.
Door aanleg van de provinciale weg N23 is door de provincie Noord - Holland aan gegeven dat het niet wenselijk is om op een provinciale weg een in en uitrit te gebruiken voor een woonkavel. Daarom is in overleg besloten om aan de overzijde aan de nevenweg langs provinciale weg tussen de Hout 51 en 55 een nieuwe woonkavel te gerealiseerd. De planologische bouwmogelijkheden die in de huidige situatie aan de Hout 70 mogelijk zijn, worden ter compensatie verwijderd.
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
De provincie wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerkende kwaliteiten te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hiertoe is de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie opgesteld. Deze leidraad wordt met name toegepast indien op grond van de PRV een aanvullende ruimtelijke kwaliteitseis wordt gevraagd.
Het plangebied ligt volgens de leidraad in het Oude zeekleilandschap. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten van het landschaps-DNA benoemd, waaronder het kleine reliëf van het voormalig getijdengebied, historische structuurlijnen, cultuurhistorische objecten en de mate van openheid (halfopen karakter).
Voor dit plan is vooral de mate van openheid en de ligging aan een historische structuurlijn van belang. Het ligt niet in een aardkundig waardevol gebied of monument. Ook zijn er geen cultuurhistorisch waardevolle objecten in het geding. Zoals beschreven in paragraaf 2.3 en in het 3 wordt geen afbreuk gedaan aan de kernkwaliteiten van het oude zeekleilandschap.
Structuurvisie landschap
De gemeente Drechterland heeft op 23 mei 2011 de Structuurvisie Landschap vastgesteld. De structuurvisie biedt op hoofdlijnen de beleidskaders ten aanzien van het landschap in de gemeente Drechterland. De visie dient als kapstok voor uitwerkingen en bestemmingsplannen en dient als basis voor de afweging van initiatieven uit de markt. Op basis van de ontstaansgeschiedenis, de huidige ruimtelijke situatie en de kwaliteiten en knelpunten van het buitengebied, is de structuurvisie voor het landschap opgesteld. Daarbij spelen ook de beleidsintenties die in de toekomstvisie van de gemeente zijn vastgelegd. Voor het plangebied geldt de strategie ‘geleidelijk transformeren’ met de daarbij behorende hoofduitgangspunten. Deze geven aan wat het streefbeeld en de ontwikkelingsrichting is voor het deelgebied. Daarnaast zij de uitgangspunten en aanbevelingen voor waterberging van toepassing.
Welstandsnota Drechterland
Het welstandsbeleid van de gemeente Drechterland is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijk bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in de gemeente. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de gemeente Drechterland.
Op basis van de welstand gebieden kaart valt het nieuwe woonperceel 'De Hout 53' in deelgebied 2 - Ruilverkavelingen. In dit gebied hebben de kavels een grotere breedte en hebben vrijwel alle een richting loodrecht op de ontsluitingsweg. De bebouwing is in de meeste gevallen aan weerszijden van de ontsluitingsweg gesitueerd en is op deze weg gericht. Woningen bevinden zich op grote, maar wisselende afstand van de weg. Er is sprake van een verscheidenheid in bouwvormen. In omvang, richting en materialisering richting.
Zoals beschreven in paragraaf 2.3 is de beoogde ontwikkeling inpasbaar en past de uitstraling van het nieuwe perceel bij de aan grensden percelen. voor onderhavige ontwikkeling een beeldkwaliteitsplan en inpassingsplan opgesteld. Deze twee documenten zijn opgenomen in bijlage 3 en bijlage 4 en geborgd in de planregels (artikel 9.1).
Landschapsvisie polder De Drieban
In 2020 is door de gemeente Drechterland de Landschapsvisie polder De Drieban opgesteld
Figuur 3.1 Zichtlijnen landschapsvisie
Bij de uitwerking van het bouwplan is rekening gehouden met de uitgangspunten in de visie, waarbij de zichtlijnen in het landschap een grote rol spelen. Zoals beschreven blijft de open ruimte naar de achterzijde van de plangebied behouden. Daarmee is de zichtlijn naar het achterliggende landschap gewaarborgd
Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente tot stand moeten komen, moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het wijzigingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat.
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een beschermd natuurgebied. Ook maakt het plangebied geen deel uit van de EHS/NNN. De dichtstbijzijnde beschermde gebieden liggen op circa 4 kilometer afstand. Het gaat om het IJsselmeer en het Markermeer & IJmeer. Gelet op het huidige gebruik van het plangebied, de ligging in een bebouwingslint, de aard omvang van de ontwikkeling en de afstand tot beschermde gebieden kunnen directe effecten, zoals verstoring of verontreiniging, op de Natura 2000-gebieden worden uitgesloten.
Natura 2000-gebieden: impact stikstofdepositie
In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. In het Programma Aanpak Stikstof (PAS) zijn alle Natura 2000-gebieden opgenomen waar ten minste één stikstofgevoelig habitat voorkomt dat te maken heeft met overbelasting door stikstof. Ook kleinschalige initiatieven kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie en moeten om die reden daarop worden beoordeeld. Voor kleine plannen waarvan op voorhand (en goed gemotiveerd) kan worden onderbouwd dat deze - vanwege bijvoorbeeld de grote afstand tot Natura 2000-gebieden - geen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de relevante Natura 2000-gebieden, kan een passende beoordeling van de stikstofdepositie achterwege blijven. Hiermee geeft het ministerie ruimte voor een kwalitatieve onderbouwing voor kleine projecten waarvan op voorhand met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen (significant) negatief effect is op de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Bij kleine stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals woningbouwplannen, gemengde stedelijke functies of solitaire bedrijven met een beperkte milieubelasting geldt dat er in de gebruiksfase alleen vanuit verkeer enige stikstofemissie te verwachten, aangezien vanaf nu gasloos gebouwd moet worden. Effecten van stikstof vanwege wegverkeer hebben een beperkt bereik. Dergelijke bronnen zijn namelijk dicht bij de grond geplaatst, waardoor de stikstof snel neerslaat.
Het voornemen is om een nieuwe woning te realiseren. Deze woningen wordt niet aangesloten op het gas. Hierdoor zal het in de gebruikfase alleen gaan om verkeersbeweging die ontstaan door de nieuwe woning. Omdat het slechts 1 woning is, zijn de verkeersbewegingen ook minimaal. De significante gevolgen voor beschermde natuurwaarden als gevolg van een toename in stikstofdepositie is dan ook uitgesloten.
Uit het rapport ‘Stikstofdepositie woningbouw OD NHN’ van 25 februari 2022, opgesteld door SWECO, blijkt dat woningbouw tot 11 woningen in de gemeente Drechterland geen stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000 gebieden tot gevolg heeft. Een AERIUS-berekening voor dit project is derhalve niet noodzakelijk.
Daarop hoeft voor deze projecten geen vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd. De uitvoerbaarheid binnen de kaders van de wet is daarmee op dit punt in voldoende mate aangetoond.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.
Toetsing
Voor onderhavige ontwikkeling heeft een quickscan ecologie plaatsgevonden. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 1.
Uit de resultaten van de quick scan ecologie is gebleken dat de aanwezigheid van kleine marters niet is uit te sluiten. Aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten is noodzakelijk. De aanwezigheid van de andere beschermde soorten zijn op voorhand uit te sluiten.
Met de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van algemene broedvogels in de bomen, struiken en oevers. Er moet rekening gehouden worden met het broedseizoen voor en tijdens de werkzaamheden. Geadviseerd wordt om de werkzaamheden buiten de broedperiode te starten.
Omdat de aanwezigheid van kleine marters niet is uit te sluiten is een aanvullend onderzoek opgesteld, zie hiervoor bijlage 2. Uit de resultaten van dit aanvullende onderzoek blijkt dat Er geen marters zijn aangetroffen binnen het perceel. Er is derhalve geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling vanuit de natuurbescherming. Er is geen ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen de gebiedstypes 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.
Toetsing
De omgeving van het plangebied kan worden getypeerd als 'gemengd gebied'. Er zijn een aantal agrarische bedrijven, een bedrijf met categorie 3.1 en woningen in de nabijheid aanwezig. Ook ligt het plangebied langs een provinciale weg (N506) met een hoge verkeersintensiteit.
Voor de beoordeling van de invloed van bedrijven is alleen het nabijgelegen bedrijf aan de Hout 47 relevant. Het naast gelegen bedrijf, een begraafplaatsservicebedrijf, valt in milieucategorie 3.2 en heeft een richtafstand op basis van geluid, van 30 meter in gemengd gebied. De afstand van de nieuwe woning tot het bedrijf bedraagt 85 meter. De woning ligt daarom ruim buiten de richtafstand van het bedrijf.
Conclusie
Op basis van de richtstanden uit de en de daarin benoemde maatregelen, kan worden geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormen voor dit bestemmingsplan.
Er bestaan geen wettelijke bepalingen inzake de minimaal aan te houden afstanden tussen boomgaarden/bollenvelden waarin met gewasbeschermingsmiddelen kan worden gespoten en nabijgelegen woningen en daarbij behorende tuinen en andere gevoelige functies. De gemeente Drechterland heeft ook geen beleid met betrekking op spuitzones.
In verband met de ligging in agrarisch gebied moet er bij de planontwikkeling rekening gehouden met het gebruik van de agrarische percelen. Op veel agrarische percelen worden namelijk gewasbeschermingsmiddelen toegepast. Dit kan van invloed zijn op de verschillende functies in het buitengebied, omdat rekening moet worden gehouden met de spuitzones. (Ruimtelijke) ontwikkelingen in het buitengebied zijn cruciaal zijn om aan te sluiten op veranderende maatschappelijke vraagstukken voor een blijvend vitaal platteland. Dit geldt ook voor onderhavig bestemmingsplan.
In het kader van gewasbeschermingsmiddelen en spuitzones is sprake van een milieuspoor en een ruimtelijk spoor.
Milieuspoor
Voor agrarische bedrijven en tuinbouwbedrijven geldt dat zij op grond van het Activiteitenbesluit Wet milieubeheer bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen rekening dienen te houden met voorwaarden en beperkingen. Daarbij gaat het onder meer om het volgende:
Ruimtelijk spoor
Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt uitgegaan van een spuitzone tussen gevoelige bestemmingen en percelen waar gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast. Er bestaan geen wettelijke bepalingen voor de minimaal aan te houden afstanden tussen percelen waarin met gewasbeschermingsmiddelen kan worden gespoten en nabijgelegen gevoelige functies. Uit de algemene jurisprudentielijn van de Raad van State blijkt dat een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt in algemene zin niet onredelijk wordt geacht. Het gaat hierbij met name om gewasbeschermingsmiddelen die bij de fruit- en bollenteelt worden gebruikt waarbij sprake is van een hoge mate aan drift (het verwaaien van spuitvloeistof tijdens de toediening van gewasbeschermingsmiddelen). Voorbeelden hiervan zijn appel- en lelieteelt. Hierbij wordt gemeten vanaf de bestemmingsgrens: vanaf de bestemming die het telen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen mogelijk maakt tot aan de grens van de bestemming die de woning(en) mogelijk maakt.
Om te volstaan met een geringere afstand kon hiervoor tot oktober 2022 specifiek onderzoek worden uitgevoerd. In oktober 2022 heeft de Raad van State namelijk een uitspraak gedaan waarbij de laatst overgebleven rekenmethodiek voor het berekenen van een kortere afstand dan de 50 meter spuitzone tot een gevoelige bestemming juridisch niet houdbaar is gebleken. Hierdoor is een impasse ontstaan.
Spuitzones en gewasbeschermingsmiddelen versus planontwikkeling
Het ministerie van LNV werkt (sinds de recente uitspraak van 19 oktober 2022 (ABRvS 202100769/1/R4)) aan een nieuwe rekenmethode. Echter het is nog niet duidelijk wanneer deze nieuwe rekenmethode in gebruik genomen kan worden.
Nu er nog geen nieuwe rekenmethode is, is het nodig te beargumenteren met de gegevens die voorhanden zijn waarom gevoelige functies, dichtbij agrarische gronden waar gewasbeschermingsmiddelen gebruikt kunnen worden, tóch gerealiseerd kunnen worden.
De ABRvS geeft in de uitspraak van 19 oktober 2022 als volgt aan dat de gemeente verantwoordelijk is voor wat verstaan wordt onder een goede ruimtelijke ordening.:
'Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.'
De gemeenten krijgen met de Omgevingswet ook meer ruimte voor lokaal beleid en het stellen van een eigen prioriteit. Hierdoor is het voor de gemeente mogelijk een lokale afweging te maken. Het uitgangspunt blijft dat er gemotiveerd moet worden waarom een ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening met daarbij aandacht voor een goed woon- en leefklimaat bij gebieden die grenzen aan gronden waar gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden gebruikt.
Zoals hierboven in de reeds is aangegeven bij het ruimtelijk spoor, wordt op basis van jurisprudentie een spuitvrije zone van 50 meter gehanteerd ten opzichte van (spuit)gevoelige functies. In beginsel vloeit dit voort uit de fruitteelt waar op- en zijwaarts gespoten wordt en de lelieteelt waar intensief gespoten wordt.
Inmiddels geldt deze zone van 50 meter voor alle gewassen, dus zowel voor bollenteelt, akkerbouw als fruitteelt. Dit vindt zijn oorsprong in de jurisprudentie van 30 maart 2016. De toepassing van gewasbeschermingsmiddelen vindt bij de meeste gewassen neerwaarts plaats met een driftreducerende spuittechniek. Toch wordt ondanks dit gegeven een zone van 50 meter gehanteerd waarbij het aannemelijk is dat een goed woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd.
Zonder geschikte rekenmethodiek ligt de enige mogelijkheid in het beargumenteren waarom een ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. De gemeente dient daarbij een afweging te maken dat zij het aannemelijk vindt dat de kans op schade door gewasbeschermingsmiddelen zoveel mogelijk wordt geminimaliseerd en voldaan wordt aan een goede ruimtelijke ordening. Maatwerk is hierbij noodzakelijk. Hieronder wordt voor het plangebied gemotiveerd waarom de ontwikkeling kan plaatsvinden.
Huidige situatie
Het plangebied word aan de noordzijde begrenst door de provinciale weg De hout. Het noordelijke deel van het perceel wordt aan weerszijde begrenst door twee woonpercelen. Het zuidelijke deel van het plangebied wordt planologisch begrenst door twee agrarische bestemmingensvlakken.
Het perceel ten oosten van het plangebied is volledig ingericht als tuin en vinden geen agrarisch activiteiten plaats. Het perceel grenzend aan de westzijde wordt wel gebruikt voor akkerbouw activiteiten. Op basis van boerenbunder.nl wordt dit perceel hoofdzakelijk gebruikt als grasland en worden er één keer in de 7 jaar tulpen gekweekt.
Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de provinciale weg De Hout. Het noordelijke deel van het perceel wordt aan beide zijden begrensd door twee woonpercelen. Het zuidelijke deel van het plangebied wordt planologisch begrensd door twee agrarische bestemmingsvlakken.
Het perceel ten oosten van het plangebied is volledig ingericht als tuin en er vinden geen agrarische activiteiten plaats. Het perceel grenzend aan de westzijde wordt wel gebruikt voor akkerbouwactiviteiten. Volgens informatie van boerenbunder.nl wordt dit perceel voornamelijk gebruikt als grasland en worden er eens in de 7 jaar tulpen gekweekt.
Aan de zuidzijde van het plangebied wordt het gebied begrensd door oppervlaktewater. Aan de overkant van het water bevindt zich akkerlandbouw, waar sinds 2005 geen (bloem)bollenteelt of andere spuitgewassen heeft plaatsgevonden.
Op basis van de agrarische bestemming, is permanente teelt van bloembollen niet toegestaan.
Figuur 4.1 Teeltgewassen rondom plangebied (Bron: Boer & bunder.nl)
Nieuwe situatie
In het kader van dit plan is het mogelijk om een nieuwe woning te realiseren. Een deel van deze gronden grenst aan agrarisch gebied, waarbij alleen de gronden aan de westzijde gebruikt worden voor akkerbouw, waar eens in de zeven jaar tulpen worden gekweekt en waar in die periode gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Vanwege de regels in het bestemmingsplan is het niet toegestaan om dit gewas jaarlijks te telen. Er is dus geen sprake van een structureel intensief gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, zoals bij bloembollenteelt.
Wanneer er wel gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen, moet voldaan worden aan de geldende wetgeving, waarbij onder andere de zorgplicht voor mens, dier, plant en water in acht genomen moet worden. Bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moet altijd driftarme apparatuur worden gebruikt. Daarnaast worden er vanuit het activiteitenbesluit eisen gesteld aan de voorwaarden voor toepassing, waaronder de windkracht.
Voor agrariërs gelden teeltvrije zones langs watergangen. De breedte van een dergelijke zone is afhankelijk van het gewas en er mogen geen meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Tussen het plangebied en het perceel dat voor akkerbouw wordt gebruikt, is een watergang/kavelsloot gelegen, waardoor de woning en tuin zich op minimaal 20 meter van het akkerbouwgebied bevinden.
In het plangebied zelf is ook een agrarische bestemming opgenomen. In de planregels van deze bestemming is vastgelegd dat er geen permanente teelt van bloembollen en sierteelt, fruitteelt, bosbouw, houtteelt en andere meerjarige opgaande teeltvormen mogen plaatsvinden.
Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de spuitzones geen belemmering vormen voor een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat, en dat omliggende agrarische bedrijven door realisatie van dit plan niet zullen worden belemmerd in hun bedrijfsvoering.
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.
Toetsing
Met dit plan wordt een nieuwe woning gerealiseerd op het perceel. De woning wordt binnen de geluidzone van De Hout gebouwd, dus er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de ontwikkeling. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3.
Uit de resultaten van tabel 4.1 in bijlage 3 blijkt dat de gevels aan de oost- en zuidzijde van het bouwvlak voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Aan de noord- en westzijde van het bouwvlak wordt de norm overschreden. De maximale geluidsbelasting bedraagt 53 dB op het niveau van bouwlaag 3 aan de noordzijde van het bouwvlak. Hiermee blijft de maximale ontheffingswaarde van 53 dB niet overschreden.
Geluidsbeperkende maatregelen:
Binnen de geluidsemissie van het wegverkeer is het verkeer op de hoofdrijbaan van De Hout bepalend. Het toepassen van een stiller wegdek op de hoofdrijbaan kan worden overwogen als bronmaatregel. Voor dit relatief kleine plan van één woning is dit echter geen doelmatige maatregel(financieel).
Het verplaatsen van het bouwvlak naar het zuiden en het creëren van meer afstand tussen De Hout en de nieuwe woning is besproken, maar dit werd stedenbouwkundig ongewenst geacht. Het bouwvlak van het plan is al zo ver mogelijk van de weg af geplaatst.
Technisch gezien is het plaatsen van geluidsschermen mogelijk, maar dit stuit op bezwaren van stedenbouwkundige, financiële en verkeerskundige aard, met name wat betreft bereikbaarheid.
Voor de nieuwe woning is het noodzakelijk om een ontheffing aan te vragen voor een hogere grenswaarde van 53 dB. Dit is mogelijk omdat de woning aan de zuid- en oostzijde beschikt over een geluidsluwe zijde.
Bovendien moet de woning (aantoonbaar) voorzien zijn van voldoende (extra) geluidswerende gevels om een akoestisch acceptabel woon- en leefklimaat voor de nieuwe bewoners te creëren. Er moet worden voldaan aan de eis van het Bouwbesluit 2012 voor een maximaal binnenniveau van 33 dB.
Met een maximale waarde van 56 dB op de gevel (noordzijde bouwvlak, toetspunt 01) moet de karakteristieke geluidwering van de gevels van de nieuwe woning in het plan ten minste 23 dB bedragen (56 - 33 = 23 dB).
Warmtepompen
Per 1 april 2021 worden geluidseisen gesteld aan (nieuw te plaatsen) buiten opgestelde installaties voor warmte- of koude opwekking. Het gaat hierbij om warmtepompen en airco’s die worden toegepast bij woningen en woongebouwen. Deze installaties mogen niet meer dan 40 dB geluid veroorzaken bij de buren. Indien met er met de ontwikkeling voor wordt gekozen om buiten een warmte- of koude opwekking te installeren. Dient te worden voldaan aan de geluideisen zoals gesteld in het Bouwbesluit 2012, ten behoeve van de omgevingsvergunning aanvraag.
Conclusie
Mits voor de nieuwe woning een hogere waarde procedure wordt aangevraagd en verleend, vormt het aspect geluid geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het projectgebied een gemiddelde fijnstof concentratie (PM10) van minder dan 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus zeer goed.
Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan voldoet hieraan als het een toename van minder dan 3% van de grenswaarden tot gevolg heeft. Bij woningbouwplannen van minder dan 1.500 woningen is dit het geval.
Toetsing
In dit plan wordt een nieuwe woning gerealiseerd. Ter compensatie worden de bouwmogelijkheden voor een agrarisch bedrijf aan de Hout 70 planologisch verwijderd. Dit plan valt daarom onder de regeling 'Niet In Betekenende Mate' en draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheergebied van waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Digitale watertoets
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het hoogheemraadschap. Op het plan is de korte watertoetsprocedure van toepassing. De invloed van het plan op de waterhuishouding is beperkt. Volstaan wordt met het opnemen van een standaard wateradvies. Dit wateradvies wordt opgenomen bij dit bestemmingsplan.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' bepalend voor het waterbeleid binnen het beheersgebied van het HHNK. Dit plan beschrijft het waterbeheer en vormt de basis voor de watertaken die het hoogheemraadschap heeft: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2009. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn.
Waterkwantiteit
Het plangebied ligt niet nabij belangrijke watergangen. Ook worden er geen ingrepen in watergangen verricht. Doordat in de bestaande situatie de locatie van de voormalige melkveehouderij nagenoeg volledig verhard was. Neemt het verhard oppervlakte gezien over het gehele plangebied niet toe.
Ter plaatste van de nieuwe woning neemt het verhard oppervlakte wel toe. Het waterschap heeft aangegeven dat verhardingen vanaf 800 m² als significante toename wordt gezien, waarvoor gecompenseerd moet worden. Met dit plan wordt een nieuwe woning mogelijk gemaakt. Om de verharding te bepalen wordt uitgegaan van een woning met een grondoppervlak van 200 m², op basis van de planregels is maximaal 150 m² aan bijgebouwen toegestaan. de gezamenlijk bebouwd oppervlak bedraagt daarmee 350 m². In de richting van de woning wordt over een lengte van 60 meter een weg gerealiseerd. Uitgaande van een breedte van 2,5 meter bedraagt het verhard oppervlak 150 m2. De totale toename aan verharding komt daarmee op (350 + 150=) 500 m². Dit is ruim onder de gestelde grens van 2000 m² en 800 m².
Daarom hoeven op basis van de Keur geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden.
Waterkwaliteit
Afvalwater vanuit het plangebied wordt afgevoerd op de bestaande voorzieningen. Hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering en afgevoerd naar omliggende watergangen. Dit komt overeen met de basisdoelstelling van het hoogheemraadschap om het hemelwater van nieuwe oppervlakken zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater. Hemelwater afkomstig van de verhardingen kan als schoon worden beschouwd en kan worden afgevoerd op de watergang langs het plangebied. Voor eventueel verontreinigd hemelwater gelden de normen uit het Activiteitenbesluit.
Het HHNK adviseert met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen. Van het gebruik van deze materialen is geen sprake.
Vervolg
Waterwet
Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.
Vooralsnog wordt voor de inrit gebruik gemaakt van de huidige toegang tot het gebied. Indien het noodzakelijk is om een nieuwe dam met duiker/brug aan te brengen is een watervergunning noodzakelijk.
Procedure
Bij de uitvoering van de plannen wordt rekening gehouden met de in het wateradvies opgenomen uitgangspunten. De watertoetsprocedure is hiermee afgerond.
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat indien ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Toetsing
Van de locatie zelf en in de directe omgeving is geen bodemonderzoek beschikbaar. De omgevingsdienst Noord Holland Noord heeft voor het aspect bodem een advies opgesteld.
'In dit stadium is alleen globaal iets aan te geven over de geschiktheid van de bodem voor het voorgenomen gebruik, op basis van de bodemkwaliteitskaart, en eventuele historisch verdachte activiteiten op of in de omgeving van de locatie periode 1955-1960 sprake is geweest van fruitteelt.Op basis van de Bodemkwaliteitskaart van de Regio West Friesland (2016) is de locatie deels ingedeeld in deelgebied B2/O2, “Wonen voor 1980”. De kwaliteit van de boven- en ondergrond op onverdachte locaties is hier gemiddeld gelijk aan klasse Wonen. Het achterliggende deel is ingedeeld in deelgebied B5/O5, “Buitengebied”. De kwaliteit van de boven- en ondergrond op onverdachte locaties is hier gemiddeld gelijk aan klasse Landbouw en Natuur.
In het historisch bodembestand zijn op en in de directe omgeving van de locatie geen meldingen opgenomen.
Uit bestudering van (historisch) kaartmateriaal op topotijdreis blijkt dat in de periode 1955-1960 sprake is geweest van fruitteelt'
Advies omgevingsdienst
Uit de beoordeling blijkt dat de bodem op basis van de beschikbare informatie naar verwachting geschikt is voor het beoogd gebruik. Er zijn derhalve geen belemmeringen aanwezig voor de voorgenomen bestemmingswijziging. Voor de bouw van de woning is wel een bodemonderzoek noodzakelijk.
Onderzoek
Naar aanleiding van het advies van de omgevignsdienst is een verkennend (water) bodem - en asbest onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4.
In de verdachte grond uit de dam is een licht verhoogd gehalte aan som PAK geconstateerd. Ter plaatse van de dam is tevens een verkennend asbestonderzoek NEN 5707 uitgevoerd. In de grond is geen asbest aangetroffen.
In de mengmonsters van de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan nikkel, koper, cadmium en/ of kwik geconstateerd. In het mengmonster van de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten aan kobalt en nikkel geconstateerd. In het grondwater zijn geen verhogingen van de onderzochte stoffen aangetroffen.
De aangetroffen verhogingen zijn dusdanig gering of verklaarbaar uit omgevingsfactoren, dat voor het instellen van een vervolgonderzoek geen aanleiding wordt gezien. Op de locatie bestaan, op grond van de resultaten van dit onderzoek, geen risico's voor de volksgezondheid of de ecologie bij het beoogde gebruik, wonen met tuin.
Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering vormen voor dit bestemmingsplan.
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden, zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Bestemmingsplan Drechterland Zuid
Op basis van het geldende bestemmingsplan Drechterland Zuid geldt voor het hele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Op basis van deze regeling geldt dat bij ingrepen c.q. verstoringen dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld en met een omvang groter dan 500 m², archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
Toetsing
De omvang van het nieuw te bouwen woonhuis blijft onder de 500 m². Omdat de grenswaarde van 500 m² niet wordt overschreden is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit plan.
Toetsingskader
Met de wijziging van het Bro per 1 januari 2012 dienen gemeenten nadrukkelijk aandacht te besteden aan het aspect cultuurhistorie. Het bestemmingsplan dient een beschrijving te geven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Toetsing
In en nabij het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Er hoeft dan ook geen rekening met dit aspect te worden gehouden.
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Toetsing
Het plangebied bevindt zich buiten de risicocontouren of invloedsgebieden van inrichtingen, buisleidingen, windturbines en hoogspanningslijnen. Deze aspecten zijn daarom niet aan de orde. Het plangebied is wel gelegen binnen 200 meter van een Provincialeweg waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Als gevolg van het plangebied (het toevoegen van 1 woning) blijft toename van het groepsrisico beperkt tot minder dan 10% van de oriëntatiewaarde. Daarom kan worden volstaan met een zogenaamde beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Voor de besluitvorming, in het kader van externe veiligheid, is een advies van de veiligheidsregio opgevraagd.
Advies/ conclusie veiligheidsregio
Door de realisatie van de Westfrisiaweg is de intensiteit van transport van gevaarlijke stoffen over dit wegvak (de Hout) afgenomen, waardoor de kans op een ongeval met gevaarlijke stoffen kleiner is geworden.
Hoewel het plan betrokken kan raken bij een ramp met gevaarlijke stoffen, bieden sommige rampscenario's geen mogelijkheid om vooraf te waarschuwen. Het plan heeft een zeer beperkte invloed op de omvang van een mogelijke ramp.
Het toetsingskader voor de bereikbaarheid van hulpdiensten en de beschikbaarheid van bluswatervoorzieningen is de Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid VRNHN 2021. De Veiligheidsregio Noord-Holland Noord kan de gevolgen van een mogelijke ramp in het plangebied en de omgeving bestrijden.
Het plangebied is goed bereikbaar via de weg in oostelijke en westelijke richting, en er is voldoende bluswater aanwezig. Aangezien het slechts om één reguliere woning gaat, is de toename in het gebied van het aantal personen zeer beperkt, daarnaast wordt ervan uitgegaan dat de bewoners zelfredzaam zijn in geval van een ramp.
In geval van een mogelijke ramp op de weg is het mogelijk om van de weg af te vluchten en eventueel dekking te zoeken in of achter de woning.
Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het groepsrisico acceptabel wordt geacht.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.
Toetsingskader
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een KLIC-melding in kaart gebracht.
Toetsing
In en rondom het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waarmee rekening gehouden dient te worden bij de uitvoering van dit plan.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Onderzoek
Het bestemmingsplan voorziet in een beperkte toevoeging van woningen. In totaal wordt er één woningen planologisch mogelijk gemaakt. In paragraaf 2.2 wordt nader ingegaan op de gewenste situatie. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). Daarvan is met de voorgenomen ontwikkeling geen sprake.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die de genoemde drempelwaarden niet overschrijden toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu.
Kenmerken van het project
Het bestemmingsplan voorziet in een beperkte toevoeging van een woning. In totaal wordt er één woning planologisch mogelijk gemaakt. In paragraaf 2.2 wordt nader ingegaan op de gewenste situatie. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.
Plaats van het project
Het plangebied betreft de percelen met de kadastrale gemeente Venhuizen, sectie G, nummers 10 en sectie S nummer 5 en 6. Binnen het plangebied was een voormalige melkveehouderij aanwezig op verzoek en in overleg met de gemeente Drechterland is de bebouwing in 2012 gesloopt. In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig.
Kenmerken van het potentiële effect -
Op basis van hoofdstuk 4 kan gesteld worden, dat de nieuwe ontwikkelingen geen nadelige invloed hebben op bestaande natuur- en/of landschapswaarden. Ook worden geen cultuur-historische en/of archeologische waarden aangetast. Door de nieuwe ontwikkelingen worden bestaande bedrijven in de omgeving niet in hun mogelijkheden beperkt. De bodem en het grondwater zijn geschikt voor de beoogde functie. Met het initiatief treden geen overtredingen op in het kader van de flora en faunawetgeving. Het voornemen leidt niet tot een onevenredige toename van verkeer en omliggende woningen, leidt niet tot luchtvervuiling, geluidsoverlast en bedrijven worden in milieutechnische zin niet extra belemmerd.
Conclusie
De kenmerken, plaats en potentiële effecten van de ontwikkeling geven op basis van het voorgaande geen aanleiding ernstige milieugevolgen te verwachten die het nodig maken om een formele m.e.r-procedure te doorlopen.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
De regels van dit bestemmingsplan zijn qua systematiek afgestemd op het bestemmingsplan 'bestemmingsplan Drechterland zuid' en het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Drechterland Zuid' van de gemeente Drechterland.
Agrarisch
Het voormalige agrarische bedrijfsperceel aan de Hout 70 is bestemd met de bestemming Agrarisch, zonder bouwvlak. Deze gronden zijn naar vaststelling van dit bestemmingsplan uitsluitend bestemd voor agrarisch grondgebruik.
Tuin - 1
Het nieuwe woonperceel aan de Hout 53, wordt aan de voorzijde het perceel voorzien van de bestemming 'Tuin - 1'. Met de bestemming 'Tuin - 1' aangesloten met de regels van artikel 30 en artikel 29 van de bestemmingsplannen 'bestemmingsplan Drechterland zuid' en het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Drechterland Zuid'.
Wonen - Lint 1
De overige gronden zijn opgenomen met de bestemming 'Wonen - Lint 1'. Met deze bestemming is aangesloten met de regels van artikel 38 en artikel 37 van de bestemmingsplannen 'bestemmingsplan Drechterland zuid' en het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Drechterland Zuid'.
Waarde - Archeologie 2
Ter plaatse van het plangebied zijn archeologische waarden aanwezig. Om deze waarden een beschermende regeling te bieden, is deze dubbelbestemming in het bestemmingsplan overgenomen. Bij ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 40 centimeter in de grond is archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Waarde - Archeologie 3
Ter plaatse van het plangebied zijn archeologische waarden aanwezig. Om deze waarden een beschermende regeling te bieden, is deze dubbelbestemming in het bestemmingsplan overgenomen. Bij ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 40 centimeter in de grond is archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Het bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.
Voorbereidingsfase
In het kader van vooroverleg wordt het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de directbetrokkenen en verzonden aan de overlegpartners. De resultaten van dit vooroverleg en de inspraak worden meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan.
Ontwerpfase
Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen formele bestemmingsplanprocedure. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. Eenieder krijgt de gelegenheid voor het indienen van zienswijzen.
Vaststellingsfase
Ten aanzien van de ingekomen zienswijzen wordt een gemeentelijk standpunt bepaald in de zienswijzennota. Het resultaat van de zienswijzennota wordt verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. Het project richt zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. De initiatiefnemer heeft aangetoond dat het plan financieel haalbaar is.
Grondexploitatie en kostenverhaal
Een gemeente is conform de grondexploitatiewet verplicht om haar kosten op de grondeigenaar te verhalen, wanneer deze grondeigenaar een zogenaamd 'bouwplan' (zoals aangeduid in art. 3.2.1 Besluit ruimtelijke ordening) wil realiseren en wanneer voor de goedkeuring van dit bouwplan een wijziging van een 'ruimtelijke besluit' (bijvoorbeeld een bestemmingsplan) nodig is. Dit bestemmingsplan is een op uitvoering gericht bouwplan waardoor het nodig is een exploitatieplan vast te stellen of de betaling van de kosten op een andere manier te verzekeren.
Tussen initiatiefnemer en de gemeente Drechterland is een verhaalsovereenkomst afgesloten waarin de ambtelijke kosten zijn opgenomen. Daarmee zijn de kosten anderszins verzekerd.
Er zal een kostenverhaalovereenkomst wordt opgesteld en separaat worden verzonden ter controle en ondertekening.