direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ruimtelijke onderbouwing Noldijk 46
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0489.BPZUR20190004-RV01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het perceel aan de Noldijk 46 Barendrecht heeft een agrarische bestemming. Op het perceel staat een bedrijfswoning. De eigenaar van dit perceel wil de functie wijzigen naar wonen met als doel woning te kunnen gebruiken als burgerwoning.

Om de wijziging van de bestemming planologisch mogelijk te maken wordt een omgevingsvergunning aangevraagd. Deze aanvraag dient vergezeld te gaan van een ruimtelijke onderbouwing.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt aan de Noldijk 46 in het buitengebied van Barendrecht (perceelnummers 11312, 9065, 9066, 11716 sectie D). Het plangebied grenst aan de Noldijk (oostkant), agrarische gronden (noordkant), kassencomplex (westkant) en aan bestaande woningen aan de Noldijk (zuidkant). Ten zuiden van het plangebied ligt de spoorbaan Rotterdam - Dordrecht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20190004-RV01_0001.jpg"

Afbeelding ligging en begrenzing plangebied

1.3 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 wordt het vigerend bestemmingsplan beschreven, volgend daarop wordt in Hoofdstuk 3 de huidige en toekomstige situatie beschreven. In Hoofdstuk 4 wordt het relevante beleid toegelicht en in Hoofdstuk 5 worden de onderzoeken en beoordelingen van omgevingsaspecten beschreven. Tot slot wordt in Hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.

Hoofdstuk 2 Vigerend bestemmingsplan

2.1 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan is 'Zuidrand' (vastgesteld 17-02-2015). Het plangebied is bestemd met 'Agrarisch' en voor de woning is de functieaanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen. Ter plaatse van deze woning is ook een bouwvlak opgenomen.

De met 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals akkerbouw, tuinbouw (volle grond en glas), fruitteelt en veehouderij, productiegebonden detailhandel tot 20% van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 125 m2. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is uitsluitend één bedrijfswoning toegestaan.

Een bedrijfs- c.q. dienstwoning is een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein bestemd voor het bewonen door een bij een bedrijf ter plaatse betrokken persoon met of zonder diens gezin onder de voorwaarde dat zonder de bewoning van die woning door die persoon de bedrijfsvoering van dat bedrijf niet mogelijk zou zijn. Het gebruik als zijnde burgerwoning is niet toegestaan omdat er geen sprake is van een relatie tussen de woning en een bedrijf. De beoogde functie wonen is daarmee in strijd met het vigerende bestemmingsplan.

Ter plaatse van het plangebied geldt ook een dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie 2'', dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie 5'', dubbelbestemming ''Waterstaat - Waterkering'' en gebiedsaanduiding ''geluidszone - industrie''. Deze bestemmingen en gebiedsaanduiding blijven ongewijzigd in de nieuwe situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20190004-RV01_0002.jpg"

Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20190004-RV01_0003.jpg"

Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan, dubbelbestemmingen ''Waarde - Archeologie 2'' en ''Waarde - Archeologie 5''

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Huidige situatie

Op het perceel aan de Noldijk 46 staat een bedrijfswoning uit 1987 met een oppervlakte van circa 146m2. De bedrijfswoning hoorde bij het tuinbouwbedrijf dat gevestigd was op het perceel. Dit bedrijf is niet langer meer actief en de gronden bij de woningen worden uitsluitend nog gebruikt als zijnde tuin bij de woning.

Op het perceel staan ook nog een aantal vrijstaande bijgebouwen, waaronder een schuur met een oppervlakte van 82m2. Ook staan er enkele bomen, waaronder fruitbomen voor hobbymatig gebruik. Het plangebied is met uitzondering van deze bomen een open, groen, perceel in het buitengebied. Door het plangebied loopt ook een watergang.

Een agrarisch perceel, niet bedrijfsmatig in gebruik, aan de noordkant van het plangebied maakt ook deel uit van de percelen die in eigendom zijn van de initiatiefnemer.

Vanaf de Noldijk loopt een erfontsluitingsweg naar de woning en de schuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20190004-RV01_0004.jpg"

Afbeelding aanzicht plangebied, gezien vanaf de Noldijk

3.2 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie veranderd de inrichting van het plangebied niet en de bebouwing blijft behouden. Er is geen sprake van nieuwbouwplannen in het plangebied. De enige wijziging die plaats vindt is dat het afwijkende gebruik wonen planologisch is toegestaan.

Om inzichtelijk te maken op welke wijze de agrarische functie wordt gewijzigd en wat daarna de nieuwe functies zijn in het plangebied is een situatietekening gemaakt.

Ter plaatse van het bouwvlak en het erf naast de woning (aan de westzijde van de woning) is de functie wonen opgenomen. De rest van het perceel wordt gebruikt als tuin en krijgt daarom ook de functie tuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20190004-RV01_0005.jpg"

Afbeelding situatietekening, functies nieuwe situatie

Hoofdstuk 4 Beleid

4.1 Rijks- en provinciaal beleid

Gezien de kleinschaligheid van de functiewijziging wordt het rijksbeleid niet nader toegelicht, uitzondering hierop betreft een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking welk hieronder wordt toegelicht. Ook het provinciaal beleid wordt nader toegelicht.

Ladder

De ladder is van toepassing bij stedelijke ontwikkelingen. Op basis van jurisprudentie blijkt dat ontwikkeling van één of enkele woningen niet gezien wordt als een stedelijke ontwikkeling (Uitspraak Raad van State, ABRvS 18 december 2013, 201302867/1/R4). Het planvoornemen voorziet niet in de realisatie van een woning. Planologisch gezien is in de nieuwe situatie de bouw van 1 nieuwe woning toegestaan. Daarom wordt gesteld dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling en een onderbouwing van de ladder voor duurzame verstedelijking niet nodig is.

Provinciaal beleid

Uit de kaart van de Visie ruimte en mobiliteit van de provincie Zuid-Holland blijkt dat het plangebied deels ligt binnen de bebouwde ruimte. Het betreft het oostelijk deel van het plangebied. Hierbinnen ligt het bouwvlak van de woning. In de Visie ruimte en mobiliteit is voor dit gebouw opgenomen dat het beter benutten van de bebouwde ruimte, ruimtelijk invulling krijgt door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. Het omzetten van de agrarische functie naar wonen zorgt dat het plangebied in de toekomstige situatie beter benut kan worden, op het perceel kan een nieuwe burgerwoning worden gebouwd. Daarmee wordt gesteld dat de functiewijziging gerealiseerd kan worden gezien vanuit provinciaal beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20190004-RV01_0006.jpg"

Afbeelding uitsnede kaart Visie ruimte en mobiliteit, bebouwde ruimte met roze arcering weergegeven

Uit de kaart van de Visie ruimte en mobiliteit blijkt ook dat het plangebied ligt binnen de ''Groene Buffer'' (beschermingscategorie 2). De bijbehorende regels in de Verordening ruimte hebben betrekking op de ruimtelijke ontwikkelingen. Omdat het planvoornemen geen ruimtelijke ontwikkeling betreft worden deze regels niet nader toegelicht.

4.2 Gemeentelijk beleid

Strategische visie

In januari 2018 is de strategische visie ''Samen Bouwen aan Barendrecht Van Goed naar ...'' vastgesteld. De visie wordt als toetsingskader gebruikt voor te maken keuzes op verschillende beleidsterreinen. In deze visie is geen specifiek beleid opgenomen over de locatie of over de functiewijziging.

Structuurvisie

Op 2 juli 2012 is de gemeentelijke structuurvisie van Barendrecht vastgesteld. In de visie is onder meer als opgave opgenomen om het kwalitatieve woningaanbod zo goed mogelijk te laten aansluiten op de marktvraag door het benutten van kennis ten aanzien van leefstijlen. Het omzetten van agrarisch naar wonen maakt het mogelijk om een nieuwe burgerwoning te bouwen waardoor het woningaanbod vergroot kan worden.

Woonvisie gemeente Barendrecht

De woonvisie Barendrecht is vastgesteld in 2016. In Barendrecht is het experimenteel en innovatief bouwen tot nu toe slechts op beperkte schaal toegepast. Wel is de afgelopen jaren de mogelijkheid voor woonconsumenten vergroot om de nieuwbouwwoning (gedeeltelijk) naar eigen wens te realiseren. Particulier opdrachtgeverschap geeft daarbij de maximale vrijheid.

Het planvoornemen voorziet niet in de nieuwbouw van een woning. In de toekomstige situatie kan een aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouwen worden ingediend om een nieuwe woning naar eigen wens te realiseren.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of er ter plaatse van gevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, editie 2009). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden zijn indicatief en kunnen per gebiedstype, waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden, verschillen. Hierbij is het uitgangspunt dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.

De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming ligt. De VNG-handreiking gaat uit van de omgevingstypes rustige woonwijk/rustig buitengebied of gemengd gebied.

Beoordeling

Voor de beoordeling of er wordt voldaan aan de richtafstand is uitgegaan van het omgevingstype 'rustig buitengebied'.

In de omgeving van het plangebied zijn meerdere agrarische bedrijven met bijbehorende gronden gesitueerd. Op deze gronden zijn conform het vigerende bestemmingsplan bedrijven toegestaan die gericht zijn op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van een paardenfokkerij, paarden- of ponyhouderij, een pelsdierfokkerij of een intensieve veehouderij. Ter plaatse van de aanduiding ''kas'' zijn uitsluitend kassen toegestaan.

Onderstaand zijn de bedrijven/gronden weergegeven die in de directe nabijheid van het plangebied liggen. Andere bedrijven liggen op meer dan voldoende afstand en zijn daarom buiten beschouwing gelaten.

Functie   Adres   Milieu
categorie  
Richt
afstand  
Werkelijke afstand  
1. Akker-en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren (niet intensief)   Aan de noordkant van het plangebied   3.2   100 meter   0 meter  
2. Kassencomplex   Ter hoogte van Noldijk 84, ten westen van het plangebied   2   30 meter   41 meter  
3. Akker-en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren (niet intensief)   Ten westen van het plangebied, ter hoogte van Noldijk 84   3.2   100 meter   48 meter
 

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20190004-RV01_0007.jpg"

Afbeelding bedrijven- en milieuzonering

Ter plaatse van de agrarische gronden met nummers 1 en 3 wordt niet voldaan aan de richtafstand. Dienst- of bedrijfswoningen die niet tot de eigen inrichting behoren zijn woningen van derden. Deze dienst- of bedrijfswoning is voor andere inrichtingen dan de eigen inrichting een gevoelig gebouw en wordt dus, gezien vanuit milieuregelgeving, beschermd. De bescherming, gezien vanuit milieu, is voor een bedrijfswoning van derden hetzelfde als die voor een burgerwoning. Dit betekent dat de bedrijfswoning in de huidige situatie al een gevoelig object is. Ter plaatse van de agrarische gronden moet, op grond van het Activiteitenbesluit, al voldoende afstand aangehouden worden tot de woning om een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen. Op de gronden is geen veehouderij gevestigd, een afstand van 100 meter (geur) tussen de agrarische gronden en de woningen is daarom niet nodig. Mocht in de toekomst wel een veehouderij worden gevestigd dan moet op grond van het Activiteitenbesluit voldoende afstand worden aangehouden.

Dit betekent dat er nog wel een afstand van 30 meter geldt wegens de aspecten geur en stof. Voor de gronden met nummer 3 wordt hieraan voldaan. Ter plaatse van de gronden met nummer 1 wordt hier niet aan voldaan. Maar in de huidige situatie moeten de bedrijfsactiviteiten, op grond van het Activiteitenbesluit, al op voldoende afstand plaats vinden omdat de woning van derden is en niet tot de eigen inrichting behoort. Blijkens ook de uitspraak van de Raad van State, uitspraak ECLI:NL:RVS:2011:BR5678, 24-8-2011.

In de nieuwe situatie verandert dit niet; de woning blijft een woning van derden en blijft een gevoelig object. Daarmee wordt gesteld dat het bedrijf in de nieuwe situatie niet verder wordt belemmerd dan reeds het geval was.

Gelet op voorgaande wordt gesteld dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning.

Op het perceel was een tuinbouwbedrijf gevestigd, deze is niet langer actief. Door het omzetten van de huidige agrarische functie naar wonen wordt de mogelijkheid om een nieuw agrarisch bedrijf te vestigen op het perceel ook weggenomen. Ook op dit punt wordt gesteld dat er daarom sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Conclusie

Gelet op voorgaande wordt gesteld dat het aspect bedrijven- en milieuzonering geen belemmering oplevert.

5.2 Luchtkwaliteit

In de Regeling NIBM is aangegeven dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De aanvraag omgevingsvergunning maakt alleen de wijziging naar de functie wonen mogelijk. Er wordt geen woning gebouwd, wel wordt het planologisch mogelijk om een nieuwe woning (vervangende nieuwbouw) te bouwen in het plangebied.

Daardoor is deze ontwikkeling aan te merken als een project dat NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, waardoor toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit niet nodig is.

Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan zijn de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) bekeken. Uit de monitoringstool (2017) blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) ter plaatse van de dichtstbij gelegen doorgaande wegen, Noldijk en Stationsweg, nergens meer bedragen dan grenswaarden 40 ug/m3. De concentratie NO2 bedraagt maximaal 23,4 ug/m3 en concentratie PM10 bedraagt maximaal 18,1 ug/m3. De fijnstof (PM2,5) concentraties zijn nergens hoger dan 11,0 ug/m3 (2016) (grenswaarde 25 ug/m3). Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 6,4 waardoor het maximum van 35 dagen eveneens niet wordt overschreden.

Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog lager is.

Conclusie

Gelet op bovenstaande wordt gesteld dat het aspect luchtkwaliteit de functiewijziging niet belemmerd.

5.3 Geluid

Het plangebied ligt aan de Noldijk in Barendrecht. Deze weg heeft in de huidige situatie een 60 km/uur-regime en is daarmee voor de Wet geluidhinder (Wgh) gezoneerd. Het plangebied ligt binnen de geluidszone van de Noldijk. Ook ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van de spoorbaan tussen Rotterdam en Dordrecht.


Voor de voorgenomen bestemmingswijziging is nodig om een akoestisch onderzoek uit te voeren naar de te verwachten geluidsbelasting van het weg- en railverkeer op deze weg en spoorbaan. Buro DB heeft het akoestisch onderzoek uitgevoerd, het rapport is als Bijlage 1 bijgesloten.

Resultaten

Wegverkeer

Noldijk als 60 km/uur-weg

Uit het onderzoek volgt dat de hoogste geluidsbelasting ten gevolge van de Noldijk op de gevels van de woning 47 dB bedraagt. Daarmee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidsbelasting op de rand van het bouwvlak is maximaal 48 dB. Ook deze geluidsbelasting voldoet aan de norm.

Er is geen sprake van normoverschrijding. Nader onderzoek naar de mogelijkheid en effecten van geluidsbeperkende maatregelen is niet nodig. Ook is voor dit plan geen ontheffing voor een hogere grenswaarde ten gevolge van het wegverkeer nodig.

Noldijk als 30 km/uur-weg

Als doorkijk is tevens de situatie onderzocht waarbij de Noldijk in de toekomst wordt heringericht naar een 30 km/uur-weg. Op de opgenomen geluidswaarden is geen correctie toegepast. Uit het onderzoek volgt dat de maximale geluidsbelasting in deze situatie 43 dB bedraagt. Met een maximale geluidsbelasting van 43 dB wordt ruim voldaan aan de milieuclassificatie 'goed' van de MKM.

Voldaan wordt aan de grenswaarde van 55 dB. Bij deze maximale waarde kan dan ook worden gesteld dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten gevolge van het geluid van wegverkeer.

Wanneer de Noldijk in de toekomst wordt heringericht tot een 30 km/uur-weg dan voldoet het plan aan de randvoorwaarden voor een goede ruimtelijke ordening. Onderzoek naar geluidsbeperkende maatregelen is voor deze situatie dan ook niet nodig.


Railverkeer

Uit het onderzoek volgt dat de hoogste geluidsbelasting ten gevolge van het railverkeer op de gevels van de woning 59 dB bedraagt. Dit is het geval op de westgevel van de woning (toetspunt G-03), op de verdieping. Op het niveau van de begane grond is de maximale geluidsbelasting 55 dB.

Op de verdieping van de woning is de geluidsbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Op de begane grond wordt voldaan aan de norm.

Aan de oostzijde van de woning wordt in alle gevallen voldaan aan de norm. Hier is sprake van een geluidsluwe gevel.

De geluidsbelasting op de rand van het bouwvlak van het plan is maximaal 60 dB. Ook hier gaat het om de westzijde van het perceel. De hoogste geluidsbelasting op het niveau van de begane grond is in dit geval 56 dB en kent een kleine normoverschrijding.

Uit de resultaten volgt dat er voor het plan sprake is van normoverschrijding ten gevolge van het railverkeer. Een nadere beschouwing van geluidsbeperkende maatregelen is daarom nodig en uitgevoerd.

Geluidsbeperkende maateregelen

Het toepassen van geluidsbeperkende maatregelen (zie hiervoor ook Bijlage 1) is niet realistisch en/of doelmatig. Daarom is voor de realisatie van het plan (de functiewijziging van het perceel) ontheffing van een hogere grenswaarde nodig ten gevolge van geluid van het railverkeer. Voor zover bekend is er in het verleden voor deze woning nog geen hogere waarde vastgesteld. Het gaat dus om de aanvraag van een nieuwe ontheffing.
De benodigde ontheffing van de hogere waarde bedraagt maximaal 60 dB, uitgaande van de berekende maximale waarde op de rand van het bouwvlak. Het verlenen van ontheffing is mogelijk omdat:

  • de maximale ontheffingswaarde van 68 dB niet word overschreden;
  • de woning beschikt over een geluidsluwe zijde aan de oostzijde van de woning.

Maximale binnenwaarde

Indien voor het plan ontheffing wordt aangevraagd/verleend dient in beginsel ook rekening te worden gehouden met het maximaal toelaatbare binnenniveau van de woning. Voldaan moet worden aan de eisen van het Bouwbesluit 2012.

Echter, omdat het in deze situatie gaat om een reeds bestaande woning (bouwjaar 1987) kan worden uitgegaan van het 'van rechtens verkregen niveau'. Aan de gevel(s) van de woning worden geen aanpassingen verricht en daarom kan worden gesteld dat wordt voldaan aan dat 'van rechtens verkregen niveau'. De geluidssituatie na de bestemmingswijziging is niet slechter dan de situatie voor de bestemmingswijziging. Het onderzoeken c.q. treffen van geluidsisolerende maatregelen aan de gevels van de woning is daarom niet nodig.

Conclusie

Uit het akoestisch onderzoek volgt dat met de te verwachten geluidsbelasting van het wegverkeer op de Noldijk wordt voldaan aan de wettelijke norm. Het treffen van geluidsbeperkende maatregelen is voor deze situatie dan ook niet nodig.

Uit het onderzoek volgt verder dat de te verwachten geluidsbelasting ten gevolge van het railverkeer wel de norm overschrijdt. Zowel op de gevels van de woning als op de randen van het bouwvlak is sprake van een geluidsbelasting hoger dan 55 dB. De maximale ontheffingswaarde van 68 dB wordt niet overschreden.

Met het vaststellen van de ontheffing hogere grenswaarde van maximaal 60 dB ten gevolge van het railverkeer op de spoorbaan Rotterdam-Dordrecht kan, vanuit het oogpunt van geluid, het afwijkende gebruik wonen zonder verdere maatregelen plaatsvinden.

5.4 Bodem

AGEL adviseurs heeft een (historisch) vooronderzoek uitgevoerd. Het rapport als Bijlage 2 bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd.

Het vooronderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5725. Het doel van het vooronderzoek is inzicht krijgen in de mogelijke aanwezigheid van verontreinigingen op de onderzoekslocatie.

Op basis van de resultaten van het vooronderzoek wordt geconcludeerd:

  • De onderzoekslocatie kan als onverdacht aangemerkt worden van het voorkomen van bodemverontreiniging. Verwacht wordt dat de bodemkwaliteit geen belemmering oplevert/

5.5 Externe veiligheid

Uit de risicokaart blijkt dat in de omgeving van het plangebied verschillende risicobronnen aanwezig zijn. Om deze reden is een nadere beschouwing opgesteld voor het aspect externe veiligheid. Door deze functiewijziging is eveneens sprake van een wijziging van een beperkt kwetsbaar object naar kwetsbaar object. De memo externe veiligheid is als Bijlage 3 bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd.

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.


Plaatsgebonden risico (PR)

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven.

Groepsrisico (GR)

Het GR wordt beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit.


De verantwoordingsplicht groepsrisico

De verantwoordingsplicht van het GR houdt in dat naast een rekenkundige beoordeling van de hoogte en toename van het GR ook een beoordeling moet plaatsvinden naar de aspecten ‘zelfredzaamheid’ en ‘bestrijdbaarheid’ bij een incident.

Beoordeling

In de omgeving van het plangebied zijn verschillende risicobronnen aanwezig, zie ook onderstaande afbeelding. De volgende risicobronnen zijn van belang:

  • Rangeerterrein Kijfhoek: +/- 0,5 km
  • Rijksweg A16: +/- 2,2 km
  • spoorlijn Barendrecht-Dordrecht: +/- 0,25 km

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZUR20190004-RV01_0008.jpg"

Afbeelding ligging risicobronnen t.o.v. adres Noldijk 46 (bron: risicokaart)

Rangeerterrein Kijfhoek

Voor het Rangeerterrein Kijfhoek is door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ) het ‘Beheersplan Groepsrisico Kijfhoek’ opgesteld (d.d. april 2012). In dit beheersplan is aangegeven dat het invloedsgebied circa 1.380 meter bedraagt en wordt bepaald door een incident met waterstoffluoride (toxisch). Binnen het invloedsgebied is een zogenoemde schillenbenadering van toepassing. Meetbare effecten op het GR zijn aantoonbaar tot een afstand van 1 km. In het beheersplan is door de OZHZ ook de hoogte van het GR berekend, te weten 0,90 x de oriëntatiewaarde. Omdat met de voorgenomen functiewijziging niet leidt tot een toename van de aanwezige populatie, leidt deze functiewijziging niet tot een toename van het GR. Het beheersplan geeft ook aan dat naast inzicht in het GR ook aandacht moet worden besteed aan de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Deze beschouwing is opgenomen in de memo externe veiligheid, zie hiervoor Bijlage 3.


Inventarisatie transportroutes

Het plangebied ligt niet binnen het verantwoordingsgebied van 200 meter van de beide transportroutes (A16 en de spoorlijn). Daarnaast is door de functiewijziging ook geen sprake van een toename van het aantal personen, waardoor het GR niet wijzigt. Het inzichtelijk maken van de hoogte en toename van het GR is dan ook niet aan de orde. Het invloedsgebied van verschillende stofcategorieën, vanwege het transport over de Rijksweg A16 en de spoorlijn Barendrecht-Dordrecht, ligt wel over het plangebied.

Volgens artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transport is wel een verantwoording benodigd dat ingaat op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Deze beschouwing is opgenomen in de memo externe veiligheid, zie hiervoor Bijlage 3.

Conclusie

De voorgenomen functiewijziging heeft niet tot gevolg dat de populatie wijzigt, waardoor een berekening naar de hoogte en toename van het groepsrisico niet aan de orde is. Evenwel is ingegaan op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid bij een eventueel incident met gevaarlijke stoffen op de beide transportroutes en het Rangeerterrein Kijfhoek. Omdat een beschouwing van de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid is opgesteld wordt gesteld dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert.

5.6 Water, verkeer en parkeren, flora en fauna, archeologie, m.e.r.

Water

Er vinden geen werken of werkzaamheden plaats in het plangebied of aan bestaande watergangen. De bestaande waterhuishoudkundige situatie blijft daarmee onveranderd, een waterparagraaf is daarom niet opgesteld.

Verkeer en parkeren

Er vindt geen ruimtelijke ontwikkeling plaats. Hierdoor blijft het aantal verkeersbewegingen ten opzichte van de huidige situatie gelijk. Op het terrein is voldoende ruimte om auto's te parkeren bij de woning. Een beoordeling verkeer en parkeren kan daarom achterwege blijven.

Archeologie

Er vinden geen ontwikkelingen plaats in het plangebied. Een archeologisch onderzoek kan daarmee achterwege blijven. Wel blijft de archeologische dubbelbestemming gehandhaafd om mogelijk aanwezige archeologische waarden in de toekomst te beschermen.

Flora en fauna

Er vinden geen ontwikkelingen plaats in het plangebied. Daarmee wordt gesteld dat er ook geen verstoring plaats vinden van mogelijk aanwezige flora en fauna. Een quickscan flora en fauna is niet nodig.

M.e.r.

Plannen en activiteiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is geregeld dat in zulke gevallen een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Het Besluit m.e.r. bestaat uit een hoofddeel en vier bijlagen. De vier bijlagen staan aangeduid als de onderdelen A, B, C en D:

  • Onderdeel A bevat de omschrijving van diverse begrippen die in het Besluit m.e.r. genoemd worden.
  • Onderdeel B is reeds vervallen.
  • Onderdeel C bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het doorlopen van een m.e.r. verplicht is.
  • Onderdeel D bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is.

Het planvoornemen betreft geen activiteit genoemd in de D-lijst in de bijlage van het Besluit m.e.r. Er is geen sprake van de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject. Er is daarom geen vormvrije m.e.r. beoordeling benodigd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Juridische planopzet

Het planvoornemen wordt mogelijk gemaakt met een omgevingsvergunning. Ten behoeve van deze afwijking is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld als zijnde motivatiedocument.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De aanvraag omgevingsvergunning komt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. De verwezenlijking van het plan is niet afhankelijk van gemeentelijke investeringen. Er hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld omdat er geen is sprake van een aangewezen bouwplan en er vanuit wettelijk oogpunt geen verplichting is tot het (anderszins) verzekeren van de kosten.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De ontwerp omgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwing is ter visie gelegd van 7 juni tot en met 18 juli 2019. Gedurende deze periode lagen de stukken tevens ter visie op het gemeentehuis en konden door een ieder zienswijzen worden ingediend.

Er zijn in deze periode geen zienswijzen ingediend. De omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan met bijbehorende ruimtelijke onderbouwing is daarom ongewijzigd gebleven.