Plan: | Eerste wijziging bestemmingsplan Aarlanderveen |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.WbrAarlandervnsew3-0004 |
Bij de ontwikkeling van een ruimtelijk plan en/of bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodeomverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Voor een bestemming zoals wonen gelden ander normen dan voor, bijvoorbeeld, de bestemming bedrijven. Met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van een bestemmingsplan(wijziging) dient bodemonderzoek te worden verricht. In de praktijk wordt gestart met een historisch onderzoek naar mogelijk bodembedreigende activiteiten in het verleden en/of bodemonderzoeken die in het verleden zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld in het kader van de Wet milieubeheer (Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 2.9 – 2.11) of een grondtransactie. Op basis hiervan wordt een eerste inschatting gemaakt van de bodemkwaliteit ter plaatse. Als de resultaten van dit onderzoek hiertoe aanleiding geeft wordt er bodemonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740. Dit laatste onderzoek kan dan ook worden gebruikt ten behoeve van de verplichting in de woningwet of Wet milieubeheer. Op basis van artikel 8 van de Woningwet dient te worden voorkomen dat er wordt gebouwd op verontreinigde grond, zodanig dat er schade en/of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers. In het kader van de Wet milieubeheer moet bij het realiseren van bedrijfsbestemmingen veelal een zogenaamde nulsituatie worden vastgelegd (Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 2.9-2.11).
In principe dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd zodra een bedrijfsruimte in gebruik zal worden genomen als woonruimte. In deze specifieke situatie blijft het huidige pand in stand, zal er na verbouw geen tuin of onverhard buitenverblijf aanwezig zijn. Ook is de toegangsweg op dit moment verhard. Dit zal niet wijzigen. De bedrijfsactiviteiten die hebben plaatsgevonden op deze locatie geven geen aanleiding om te veronderstellen dat op deze locatie sprake zal zijn van (mobiele) bodemverontreiniging. Er is daarom geen risico tot blootstelling aan eventueel aanwezige bodemverontreiniging. Ten behoeve van de verlening van de bouwvergunning is het niet noodzakelijk een bodemonderzoek uit te voeren. Een verdere beoordeling is daarom niet noodzakelijk.