Plan: | Maximabrug |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.B107maximabrug-0003 |
Voor externe veiligheid is een aantal bronnen van belang, namelijk het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor of het water, het transport door ondergrondse leidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen.
Landelijk beleid
Het externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR).
Het beleid voor inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), voor zover de risico's door een inrichting worden veroorzaakt. Voor het transport van gevaarlijke stoffen zijn de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van 2004 (Circulaire RNVGS) en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen (2006) van toepassing.
Op termijn zullen de Circulaire Rnvgs en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen vervangen worden door het in voorbereiding zijnde Besluit transport externe veiligheid (Btev). In het Btev zal dezelfde risicobenadering gehanteerd worden als in het Bevi gehanteerd wordt.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (hierna kortweg: PR) kent een grenswaarde van 10-6 per jaar voor nieuwe situaties. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en in nieuwe situaties moet in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting in situaties waarin zich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. In artikel 13 van het Bevi worden de verplichtingen voor de verantwoording van het groepsrisico voor Wro besluiten vermeld voor zover het inrichtingen betreft. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn de verplichtingen beschreven in onderdeel 4.3 van de Circulaire RNVGS. De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen in het plangebied. Het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde: met de kans op een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers van 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 dodelijke slachtoffers van 10-7 per jaar, en met de kans op 1000 of meer dodelijke slachtoffers van 10-9 per jaar. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ligt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een factor 10 lager dan voor inrichtingen.
In de verantwoording van het groepsrisico worden onderwerpen behandeld die van belang zijn bij het maken van een afweging over het risico en de ruimtelijke situatie. Het groepsrisico wordt kwantitatief beoordeeld. Daarnaast komen ook planologische aspecten aan de orde en de mogelijkheden tot rampenbestrijding (zie ook Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico voor inrichtingen).
Provinciaal beleid beleid
De provincie Zuid Holland ambieert een veilig Zuid-Holland. In de provinciale structuurvisie (PSV) staat als provinciaal belang genoemd het 'beschermen van grote groepen mensen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen'. De provincie wil voorkomen dat risicovolle activiteiten gevestigd worden in de omgeving van grote groepen mensen of dat een nieuwe ontwikkeling gepland wordt binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Het is niet altijd te voorkomen dat dit soort functies gecombineerd worden en het groepsrisico toeneemt. In dat geval vraagt de provincie van de verantwoordelijke bestuurders dat zij een verantwoording groepsrisico schrijven: een heldere en transparante toelichting waarin zij uitleggen waarom deze ontwikkeling op deze locatie noodzakelijk is. Op basis van een verantwoording groepsrisico moet aannemelijk worden gemaakt dat op termijn in de eindsituatie wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde.
Gemeentelijk beleid
De gemeenteraad van Rijnwoude heeft in haar vergadering van 10 november 2011 de Nota externe veiligheid Rijnwoude 2011 vastgesteld. De gemeenteraad van Alphen aan den Rijn heeft in haar vergadering 1 maart 2012 de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Alphen aan den Rijn vastgesteld.
De gemeenten hebben vastgelegd wat hun beleid is ten aanzien van risicovolle activiteiten in de gemeente en de relatie van deze risicovolle activiteiten met kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen zoals woningen, winkels, recreatie-inrichtingen etc.
Voor de realisatie van de Maximabrug zijn alleen het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Maximabrug en de effecten van dat vervoer op de omgeving relevant. De Maximabrug zelf is geen kwetsbare bestemming, waardoor eventueel aanwezige risicobronnen in de omgeving niet relevant zijn voor de realisatie van de Maximabrug.
Huidige situatie
In de gemeenten Alphen aan den Rijn en Rijnwoude vindt er vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg plaats. Dit betreft het vervoer van en naar bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt. Transporteurs dienen zich aan de Wet vervoer gevaarlijke stoffen te houden. Dit betekent dat vervoer van gevaarlijke stoffen alleen binnen de bebouwde kom mag plaatsvinden ten behoeve van het laden en lossen of als er geen geschikte route buiten de bebouwde kom beschikbaar is. Transporteurs volgen binnen de gemeente de routering en in het geval van “bestemmingsverkeer” volgt de transporteur de snelste route, met in achtneming van de regels in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en een eventueel vastgesteld routeringsbesluit. De gemeente Alphen aan den Rijn heeft een route gevaarlijke stoffen vastgesteld, waarbij de N11 is aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.De gemeente Rijnwoude heeft geen route gevaarlijke stoffen vastgesteld. Naar het industriegebied Hoogewaard is op dit moment de snelste route via de N11, de N209, de Dorpsstraat in Koudekerk aan den Rijn en de Hoogewaard.
Daarnaast is ook vervoer mogelijk vanuit Alphen aan den Rijn, via de N207, Eisenhouwerlaan, Burgemeester Bruins Slotsingel en de Gnephoek.
In het planMER (Hoofdstuk 6.6. Externe Veiligheid) is onderzoek gedaan naar de autonome ontwikkeling voor het peiljaar 2025. Uit dit onderzoek blijkt dat zich in de autonome situatie geen knelpunten voordoen door de hoogte van het plaatsgebonden risico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg. Het groepsrisico wordt bepaald door de eigenschappen van de risicobron (het transport van gevaarlijke stoffen) en het aantal personen in de directe omgeving van de transportroute. De grootste personendichtheid op de route naar het industrieterrein Hoogewaard is aanwezig ter hoogte van de Dorpsstraat en de Hoogewaard. Het aantal personen per hectare bedraagt hier 43 personen. Uit de berekening, uitgevoerd met RBM11 blijkt dat het groepsrisico in de huidige en autonome situatie maximaal 0,1 keer de oriëntatiewaarde zal bedragen bij 90 personen per ha. De personendichtheid in de huidige situatie en de autonome situatie ligt hier ruim onder. Dit betekent dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico zowel in de huidige als in de autonome situatie lager zal zijn dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
In het planMER (paragraaf 6.6.1. planMER-situatie ) is een effectvergelijking opgenomen van de verschillende varianten. De gekozen variant 1a scoort negatiever in vergelijking met de autonome situatie. Het aantal personen rond de nieuwe route ligt hoger dan rond de bestaande route. Dit wordt veroorzaakt doordat de nieuwe route op korte afstand langs de penitentiaire inrichting aan de Genielaan in Alphen aan den Rijn loopt.
Hierbij wordt wel opgemerkt dat de route over de Maximabrug geschikter is voor vrachtverkeer dan de route in de autonome situatie. Hierdoor is de kans dat een transport met gevaarlijke stoffen betrokken raakt bij een aanrijding kleiner.
Plaatsgebonden risico
Uit berekeningen die ten behoeve van het opstellen van het planMER door DHV zijn uitgevoerd, is gebleken dat er, ook in de PlanMER situatie, bij geen enkele variant een knelpunt zal ontstaan voor het plaatsgebonden risico. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico van de transportroute geen beperkingen stelt aan de aanleg van de Maximabrug, variant 1A.
Groepsrisico
Ten behoeve van het planMER heeft DHV een berekening uitgevoerd naar de hoogte van het groepsrisico als gevolg van de realisatie van de Maximabrug. Vanwege het ontbreken van gegevens over het aantal transporten van gevaarlijke stoffen van en naar industrieterrein Hoogewaard is uitgegaan van de aantallen transporten van gevaarlijke stoffen over de N11. Het werkelijke aantal transporten zal lager zijn dan het aantal dat over de N11 plaatsvindt, omdat de N11 deel uitmaakt van het hoofdtransportnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Er is dus sprake van een overschatting van de hoogte van het groepsrisico. Uit deze berekeningen blijkt dat het groepsrisico maximaal 0,1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bedraagt bij een personendichtheid rond de route Maximabrug van 75 personen. Omdat het aantal transporten een overschatting is, zal het groepsrisico lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico zijn.
Volgens het afwegingskader groepsrisico van de Nota externe veiligheid van de gemeente Rijnwoude (bijlage 6 Nota) ligt dit groepsrisico in zone 3.
Volgens het afwegingskader groepsrisico van de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Alphen aan den Rijn (par. 3.8 beleidsvisie) ligt dit groepsrisico in niveau 2.
Volgens deze afwegingskaders is de activiteit toegestaan mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden zijn:
Maatgevend scenario
Het maatgevend scenario is het ongevalscenario dat bepalend is voor het aantal slachtoffers van een calamiteit. Het maatgevend scenario vanwege transport van gevaarlijke stoffen over de weg zijn het ontstaan van een 'Bleve' en het bij een calamiteit vrijkomen van toxische stoffen.
Bij een Bleve komt de in de tank aanwezige, onder druk tot vloeistof samengeperste LPG met veel kracht vrij; het effect is een explosie. Bij het vrijkomen kan de vloeistof ontbranden. De effecten van een Bleve met gevolgen voor personen zijn de druk- en de hittebelasting. Bij een Bleve is sprake van een snel scenario, waardoor vluchten niet mogelijk is. Binnen een straal van 150 meter zullen de in dat gebied aanwezige personen overlijden aan de gevolgen van een Bleve. Ook buiten dit gebied kunnen nog dodelijke slachtoffers vallen. Daarnaast zullen er gewonden zijn met onder andere brandwonden.
Bij het vrijkomen van toxische stoffen kan een toxische wolk ontstaan. In geval van een toxische wolk dienen personen in een gebouw te blijven en ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten en de eventueel aanwezige luchtbehandelingsinstallatie(s) uit te schakelen. Mensen zijn in gebouwen enkele uren beschermd tegen de effecten van toxische dampen. Normaal gesproken is het gevaar van de toxische dampen na die tijd verdwenen.
Bronmaatregelen
Een bronmaatregel om de risico's te beperken is het niet of via een andere route realiseren van de Maximabrug. Op basis van de PlanMer is gekozen voor variant 1a als de beste variant. (zie ook paragraaf 1.3. Besluitvorming raad Alphen aan den Rijn en Rijnwoude). Daarbij komt dat de route via de Maximabrug ertoe leidt dat er geen vervoer van gevaarlijke stoffen meer plaatsvindt door de kernen van Hazerswoude-Rijndijk en Koudekerk aan den Rijn, waarmee de risico's langs die routes worden weggenomen.
Een andere bronmaatregel is het verminderen van het aantal transporten van gevaarlijke stoffen. Aangezien de transporten uitsluitend bestemmingsverkeer zijn en de route over de Maximabrug geen onderdeel uitmaakt van een doorgaande route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, is het niet mogelijk om het aantal vervoersbewegingen te beperken. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat bij de uitgevoerde berekeningen uitgegaan is van een overschatting van het aantal transporten van gevaarlijke stoffen.
Ruimtelijke en bouwkundige maatregelen
Ruimtelijke maatregelen
Een ruimtelijke maatregel om de risico's te beperken is het vergroten van de afstand tussen de risicobron en de (beperkt) kwetsbare bestemmingen. De aanwezige (beperkt) kwetsbare bestemmingen zijn bestaand, waardoor het vergroten van de afstand feitelijk neerkomt op het niet volgens de gekozen variant realiseren van de Maximabrug. Er is dan ook sprake van een bronmaatregel zoals hierboven beschreven is.
Andere ruimtelijke maatregelen in de vorm van een afschermende aarden wal hebben geen effect op de gevolgen van een Bleve of de verspreiding van een toxische wolk.
Bouwkundige maatregelen
Met bouwkundige maatregelen kan de veiligheidssituatie geoptimaliseerd worden. Bouwkundige maatregelen zijn vooral mogelijk om de gevolgen van een toxische wolk voor de aanwezigen in woningen en andere gebouwen te beperken. Tegen de gevolgen van een explosie als gevolg van een Bleve zijn bouwkundige maatregelen in de directe omgeving van de calamiteit weinig doeltreffend.
Bij een ongeval met een transport van gevaarlijke stoffen waarbij toxische stoffen vrijkomen, vormt het schuilen in een gebouw een goede bescherming. Het is daarbij van belang dat ramen, deuren en ventilatieopeningen gesloten gehouden worden. Ook een eventueel aanwezige luchtbehandelingsinstallatie dient, het liefst centraal, uitgeschakeld te worden. In die situatie kan gedurende enkele uren geschuild worden in een gebouw tegen een toxische wolk. Dit is met name van belang voor de penitentiaire inrichting, aangezien daar veel personen aanwezig zijn.
Rampenbestrijding
Voor een goede rampenbestrijding zijn zowel de bereikbaarheid als de bestrijdbaarheid belangrijke elementen.
Voor de bereikbaarheid gelden de volgende relevante aandachtspunten:
Voor de bestrijdbaarheid gelden de volgende relevante aandachtspunten:
Een uitgebreide beschrijving van aandachtspunten staat in de praktijkrichtlijnen Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening van de regionale Brandweer Hollands Midden.
Om een calamiteit goed en snel te kunnen bestrijden is van belang dat de hulpdiensten snel ter plaatse zijn met de juiste hulpmiddelen en blusmiddelen. De wijze en de snelheid van alarmering en de bereikbaarheid van de locatie van een calamiteit spelen hierbij een essentiële rol.
Bij de kans op het ontstaan van een warme Bleve is het van belang dat de brandweer snel na het constateren van een calamiteit ter plaatse is en met blussen kan beginnen om een grote calamiteit af te wenden. Een warme Bleve zal 20 minuten na aanstraling plaats vinden. Om een warme Bleve te voorkomen is binnen 15 minuten een goede inzet van de brandweer nodig. Wanneer niet binnen 15 minuten voldoende gekoeld of afgeschermd kan worden, is het ongewenst om brandweer personeel binnen een straal van 300 meter te laten komen.
Om een calamiteit vervolgens daadwerkelijk te bestrijden en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te voorkomen is het van belang dat de brandweer over voldoende en geschikte blusmiddelen beschikt. Ter voorkoming van een warme Bleve is de beschikbaarheid van een onbeperkte voorraad bluswater van essentieel belang om de tankwagen te kunnen koelen.
Het ontwerp bestemmingsplan wordt voor advies voorgelegd aan de Veiligheidsregio.
Zelfredzaamheid
Algemeen
Onder zelfredzaamheid wordt verstaan: de mogelijkheid van personen om zichzelf, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten, in veiligheid te brengen. Het zelfredzame vermogen van personen in de omgeving van een risicobron is een belangrijke voorwaarde om grote effecten bij een incident te voorkomen.
Hieronder is de zelfredzaamheid bij 2 mogelijke calamiteitscenario's, het vrijkomen van een giftige gaswolk en het ontstaan van een Bleve beschreven.
De route over de Maximabrug loopt op korte afstand van de PI aan de Genielaan in Alphen aan den Rijn. Om te kunnen vluchten zijn de hier aanwezige personen afhankelijk van derden. De aanwezigen in de PI worden beschouwd als verminderd zelfredzame personen.
Verder zijn er in de omgeving van de route Maximabrug geen bestemmingen die specifiek bedoeld zijn voor verminderd zelfredzame personen. Er kan van uitgegaan worden dat het overgrote deel van de aanwezige personen zich, indien nodig, in veiligheid kan brengen, zonder hulp van anderen of van de hulpdiensten.
Giftige gaswolk
Bij een incident waarbij giftige stoffen of giftige verbrandingsproducten vrijkomen, zit enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het ontstaan van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. In geval van een toxische wolk dienen personen in een gebouw te blijven en ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten en de eventueel aanwezige luchtbehandelingsinstallatie(s) uit te schakelen. Mensen zijn in gebouwen enkele uren beschermd tegen de effecten van toxische dampen. Normaal gesproken is het gevaar van de toxische dampen na die tijd verdwenen. Met name voor de PI is, vanwege het grote aantal personen dat daar aanwezig is, van belang dat de luchtbehandelingsinstallatie centraal uitgeschakeld kan worden. Het personeel van de PI moet goed geïnstrueerd zijn over wat te doen bij een calamiteit. Hierover zal met de P.I. nadere afstemming plaatsvinden.
Bleve
Bij een Bleve kunnen warmtestraling en een drukgolf ontstaan. Tegen de warmtestraling en de overdrukeffecten als gevolg van een Bleve zijn moeilijk maatregelen te nemen. De effecten van een Bleve kunnen merkbaar zijn tot een afstand van ca. 500 meter en in dat gebied tot schade aan gebouwen en tot doden en/of gewonden leiden.
Het gebied binnen een straal van 150 meter is het 100% letaliteitgebied; geen van de aanwezigen binnen dit gebied (in de buitenlucht of in een gebouw) zal het incident overleven. De penitentiaire inrichting aan de Genielaan in Alphen aan den Rijn ligt gedeeltelijk binnen het 100% letaliteitsgebied, waardoor ook in de PI dodelijke slachtoffers zullen vallen bij een Bleve. Buiten een straal van 150 meter neemt het effect van een Bleve dusdanig af, dat mensen binnenshuis voldoende beschermd zijn, mits ze zich niet direct achter glas bevinden. De 1%-letaliteitsgrens ligt op ca. 300 meter.
Bij een incident met een LPG-tankwagen waarbij een Bleve ontstaat, is de vooraankondiging van een ongeval kort (warme Bleve) of zelfs niet aanwezig (koude Bleve). Vanwege de gevolgen van een Bleve moeten personen bij een calamiteit waarbij een warme Bleve kan ontstaan het invloedsgebied van 150 meter zo snel mogelijk ontvluchten. Hierbij zijn een snelle en adequate alarmering van belang, maar ook de aanwezigheid van voldoende goede en geschikte vluchtroutes, waarover de aanwezigen zo snel mogelijk op een afstand van ten minste 150 meter van de risicobron kunnen vluchten. Een belangrijk aandachtspunt vormt de PI. De PI dient hier in zijn calamiteitenplan aandacht aan te besteden.
Bij het ontstaan van een warme Bleve geldt dat deze eerst als zodanig herkend moet worden. Hierbij kunnen vele belangrijke minuten verloren gaan. Veelal zal pas na het arriveren van het eerste blusvoertuig een warme Bleve worden herkend. De tijd is dan mogelijk te kort om en de mensen in de omgeving te alarmeren en om vervolgens te vluchten naar een veiliger omgeving.
Om het totaal aantal slachtoffers zo klein mogelijk te houden is het van belang om het ontstaan van een warme Bleve te voorkomen, danwel zoveel mogelijk te beperken. Een warme Bleve kan voorkomen worden door de tankwagen zodanig te koelen dat deze niet door de hitte van de externe bron bezwijkt. Hiervoor is een snelle en adequate alarmering essentieel, evenals een snelle inzetbaarheid van de brandweer die de beschikking heeft over de juiste hulpmiddelen (zie ook 5.5.5 Rampenbestrijding).
Ook het aanbrengen van een coating op de tank, die nu op de meeste tankwagens aangebracht is, leidt er toe dat meer tijd beschikbaar is om het ontstaan van een warme Bleve te voorkomen.
Verder is het van belang dat de aanwezige personen regelmatig goed worden geïnformeerd wat te doen bij een eventuele calamiteit. Juist omdat de tijd tussen alarmering en gevaarszetting zo kort kan zijn, is het van het grootste belang dat na alarmering direct actie ondernomen wordt. Een snelle alarmering is hierbij essentieel. Niet in alle gevallen zal alarmering tijdig kunnen plaatsvinden. Bij een koude Bleve is hier helemaal geen tijd voor, waardoor er geen tijd meer is voor de aanwezige personen om zich in veiligheid te brengen.
Overige aspecten van invloed op zelfredzaamheid
Om het vluchten mogelijk te maken is het ook van belang dat er korte, goed begaanbare routes zonder obstakels zijn die van de risicobronnen af gericht zijn. Wel moet voorkomen worden dat deze routes gelijk zijn aan de aanrijroutes van de hulpdiensten, of deze kruisen. Dit om belemmeringen voor beide partijen te voorkomen. Deze routes zijn in voldoende mate in het gebied aanwezig.
Het ontwerp bestemmingsplan wordt voor advies voorgelegd aan de Veiligheidsregio.
Communicatie
Bij een eventuele calamiteit is van belang dat aanwezige personen weten wat hen te doen staat. Hierbij speelt een goede risicocommunicatie een belangrijke rol. Juist omdat de tijd tussen alarmering en gevaarszetting zo kort kan zijn, is het van het grootste belang dat na alarmering direct actie ondernomen wordt. Een snelle alarmering is hierbij essentieel.
De gemeente zal periodiek aandacht besteden aan de risico's en wat te doen in geval van een calamiteit om de bevolking te informeren over wat te doen bij een calamiteit.
Conclusie
Ten opzichte van de huidige situatie, met vervoer van gevaarlijke stoffen naar de bedrijven aan de Hoogewaard door de kernen van Koudekerk aan den Rijn en Alphen aan den Rijn, loopt de route via de Maximabrug via een snellere route naar het industrieterrein Hoogewaard. Ook is deze route verkeerstechnisch geschikter voor vrachtverkeer. De kans op een aanrijding met als gevolg een calamiteit met gevaarlijke stoffen is hierdoor kleiner. De route via de Maximabrug is daarmee gunstiger.
De route via de Maximabrug loopt echter langs de Penitentiaire Inrichting (PI) aan de Genielaan. De in de PI aanwezige personen (uitgegaan is van 750 personen binnen het invloedsgebied van de route Maximabrug) zijn – voor een groot deel – te beschouwen als niet zelfredzaam. Zij kunnen niet zelfstandig vluchten, maar zijn daarvoor afhankelijk van het personeel van de PI. Bij een calamiteit met bijv. een LPG-tankwagen kunnen zij niet zelfstandig vluchten, waardoor de kans op overlijden als gevolg van een Bleve voor de aanwezigen in de PI groter is dan voor personen die wel zelfredzaam zijn.
Maatregelen ter beperking van de risico's vanwege een Bleve zijn in de directe omgeving niet doeltreffend. Alleen het snel vluchten is een reële optie om de kans op overlijden te beperken.
Maatregelen ter beperking van de risico's als gevolg van het vrijkomen van giftige stoffen in de lucht zijn wel mogelijk. Het in een gebouw schuilen, biedt enkele uren bescherming tegen een giftige wolk. Voorwaarde hierbij is wel dat ramen en deuren en ventilatieopeningen gesloten worden gehouden en een eventueel aanwezige luchtbehandelingsinstallatie uitgeschakeld is. Voor de PI is het van belang dat de luchtbehandelingsinstallatie centraal, met een druk op de knop, uitgeschakeld kan worden.
Voor de PI is van belang dat in het calamiteitenplan aandacht besteed wordt wat te doen bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Verder is het, vanwege de verminderd zelfredzaamheid van de daar aanwezige personen, van belang dat het personeel blijvend goed geïnstrueerd wordt hoe op een calamiteit gereageerd moet worden.
In het algemeen zullen de gemeenten periodiek aandacht besteden aan wat te doen bij een calamiteit met het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Met de beschreven maatregelen wordt voldaan aan de voorwaarden van de Nota externe veiligheid van de gemeente Rijnwoude en de Beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Alphen aan den Rijn. Het groepsrisico is hiermee verantwoord.