Plan: | Maximabrug |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.B107maximabrug-0003 |
Geluid in de omgeving kan veroorzaakt worden door industrielawaai, railverkeerslawaai, wegverkeerslawaai en luchtverkeerslawaai van Schiphol.
Ten gevolge van het plangebied is alleen wegverkeerslawaai en industrielawaai relevant. Langs en door het plangebied loopt een aantal drukke verkeerswegen. De wettelijke geluidzones van deze wegen reiken tot binnen het plangebied. Daarnaast ligt het plangebied in de zone van de industrieterreinen in Koudekerk aan den Rijn (Hoogewaard) en Alphen aan den Rijn (Rijnhaven e.o.). Tot slot is ook nagegaan of er, na de realisatie van de brug, sprake kan zijn van een nadelig effect voor het noordelijk gelegen stiltegebied.
Ter bepaling van de geluidsbelasting dient op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg apart in beschouwing te worden genomen, tenzij de weg binnen een woonerf is gelegen of dat voor een weg een maximum snelheid geldt van 30 km/uur. De te beschouwen wegen kennen een geluidszone, een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden. De omvang van een zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de typering van het gebied (binnenstedelijk of buitenstedelijk). Binnenstedelijk is het gebied binnen de bebouwde kom en Buitenstedelijk het gebied buiten de bebouwde kom. Op grond van artikel 82 van de Wgh bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB op de gevel van een geluidsgevoelige bestemming. Artikel 83 geeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om een hogere waarde vast te stellen.
Voor het Buitenstedelijk gebied geldt dat er maximaal een hogere waarde mag worden vastgesteld van 53 dB. Voor nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemming binnen de bebouwde kom is deze waarde wettelijk maximaal 63 dB. Het vaststellen van een hogere waarde is alleen mogelijk als, maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting tot 48 dB onvoldoende doeltreffend, danwel stuiten op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard (artikel 110 a, lid 5 Wgh). Alvorens aan bovenstaande waarden wordt getoetst, mag op grond van artikel 110g Wgh, van de berekende geluidsbelasting 2 dB worden afgetrokken voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 70 km/uur of meer en 5 dB voor de overige wegen. Deze aftrek is mogelijk aangezien voertuigen in de toekomst steeds stiller worden.
Een hogere waarde zal alleen worden verleend zodra duidelijk is dat er (bouwkundige) maatregelen zijn of worden getroffen om het binnenniveau te laten voldoen aan de grenswaarde zoals opgenomen in het Bouwbesluit. Het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst West-Holland heeft, op 28 juni 2010, in het kader van de decentralisatie van de procedure tot vaststelling van een hogere waarde, richtlijnen vastgesteld. Op basis van deze richtlijnen stelt de Omgevingsdienst, in binnenstedelijk gebied een maximaal hogere waarde van 58 dB en, voor buitenstedelijk gebied, een maximale hogere waarde van 53 dB in buitenstedelijk gebied voor verkeerslawaai.
De Omgevingsdienst West-Holland heeft ten behoeve van het bestemmingsplan voor de Maximabrug (variant 1a) een nader onderzoek uitgevoerd naar de gevelbelastingen op de geluids-gevoelige objecten (woningen). Het akoestisch onderzoek heeft tot doel vast te stellen binnen welke randvoorwaarden het gehele plan gerealiseerd kan worden, getoetst aan de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder en het Hogere waarden beleid van de Omgevingsdienst West-Holland. Hiertoe is ook een aantal wegen buiten het plangebied beschouwd, zoals de Landlustweg, de Hoogewaard en de Hoorn. Van deze wegen wordt alleen de aansluiting op de aan te leggen wegen gewijzigd, maar de aanpassingen binnen het plangebied hebben invloed op het geluid over de volledige lengte van deze wegen.
Het uitgevoerde onderzoek geeft inzicht in de te verwachten geluidsbelastingen ten gevolge van het verkeer op de hierboven genoemde wegen, voor de huidige situatie wordt voor het basisjaar (verkeersmodel) 2010 en voor de situatie in 2025 na realisatie van het gehele project met de gewijzigde verkeerssituatie. Opgemerkt wordt dat het akoestisch onderzoek is gebaseerd op een verfijnde dataset verkeersgegevens voor het peiljaar 2025.
Teneinde de geluidbelasting ter hoogte van woningen zo min mogelijk te latentoenemen zijn voor diverse wegen voorzieningen getroffen zoals het verlagen van de snelheid van 50 naar 30 km/uur (Hoogewaard en Gnephoek) alsmede het gericht toepassen van geluidabsorberend asfalt op delen van wegen (Hoorn-West, Maximabrug en Leidsche Schouw). Ook het trace van de Maximabrug wordt als 50 km/uur uitgevoerd. Daarnaast wordt ter hoogte van de woning Gnephoek 44 een geluidscherm gerealiseerd.
Uit het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai d.d. 1 november 2012 blijkt dat voor de volgende woningen een hogere waarde moet worden vastgesteld.
Te verlenen hogere waarden vanwege de nieuwe wegen in dB, rekening houdend met de aftrek krachtens art. 110 g Wet geluidhinder:
Adres | Lden |
Gnephoek 42A | 49 |
Gnephoek 42B | 50 |
Gnephoek 44 | 50 |
Voor de bestaande wegen treedt ten gevolge van de Leidsche Schouw, ondanks de maatregelen van het toepassen van geluidabsorberend asfalt, de toename van de geluidbelasting nog zodanig te zijn dat een hogere waarde moet worden verleend. Het betreft hier de volgende woningen, rekening houdend met de aftrek krachtens art. 110 g Wet geluidhinder:
Adres | Lden |
Hoorn 420 | 53 |
Hoorn 422 | 51 |
Hoorn 426 | 51 |
N.B. Voor de woningen Hoorn 420 en 426 zal deze toename van de geluidbelasting tengevolge van de Leidsche Schouw nauwelijks merkbaar zijn omdat de geluidbelasting ten gevolge van de Hoorn/Rijndijk aanmerkelijk hoger ligt. De hogere waarde voor Hoorn 422 betekent wel een toename van de geluidbelasting van circa 2 dB.
Voor bovengenoemde locaties is de procedure tot vaststelling van een hogere waarde gestart. Het ontwerpbesluit ligt gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage. De hogere waarden zullen worden vastgesteld voordat het bestemmingsplan Maximabrug door de gemeenteraad wordt vastgesteld.
Met betrekking tot industrielawaai geldt dat als op een industrieterrein grote lawaaimakers (bijlage 1 onderdeel D van het besluit omgevingsrecht (BOR) en artikel 41 Wet geluidhinder) mogen komen, er dan voor dat terrein een geluidszone moet worden vastgesteld. Buiten die zone mag de geluidbelasting vanwege dat terrein niet meer bedragen dan 50 dB(A), de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai. De geluidszone wordt weergegeven op de verbeelding van bestemmingsplannen die binnen de geluidszone vallen. Dit geldt dus ook als het plangebied buiten het industrieterrein ligt.
Het plangebied ligt volledig binnen de zone van een gezoneerd industrieterrein. Met de vaststelling van dit plan worden geen (nieuwe) geluidsgevoelige bestemmingen gerealiseerd. Ook worden er door het plan geen activiteiten toegestaan die meldings- en vergunningsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer. Het is daarom niet nodig dit aspect nader te beschouwen. Wel wordt gewezen wordt op het feit, dat er ten behoeve van zonebeheer, voor dit gezoneerde bedrijventerrein een geluidsreductieplan is opgesteld. Dit plan ligt momenteel ter inzage. Na de bestuurlijke vaststelling van het geluidsreductieplan is het industrieterrein "niet meer op slot” en is, onder voorwaarden, vestiging en uitbereiding van vergunningplichtige bedrijven mogelijk.
De provincie kan op grond van de Wet milieubeheer Stiltegebieden aanwijzen. De provincie Zuid-Holland heeft, in haar provinciale milieuverordening (PMV) Stiltegebieden als milieubeschermingsgebieden aangewezen (artikel 5.1.1.). Stiltegebieden zijn gebieden waarin men een zodanig laag niveau van de geluidsbelasting door menselijke activiteiten wil handhaven of bereiken, dat het ervaren van natuurlijk geluid in dit gebied niet of nauwelijks zal worden gestoord. In stiltegebieden geldt dan ook een verbod op het gebruik van lawaaiige toestellen, apparaten, motorvoertuigen en bromfietsen. In bijlage 10, onderdeel A van de PMV staat exact beschreven welke activiteiten zijn verboden en onder welke condities een vrijstelling of ontheffing mogelijk is. Het aanwijzen van een stiltegebied heeft in de praktijk tot gevolg dat de bestaande (agrarische) activiteiten door mogen gaan ('Stand Still” principe) maar nieuwe (lawaaimakende) activiteiten zijn niet toegestaan of kunnen alleen doormiddel van een vrijstelling of ontheffing worden toegelaten. Hierbij kan worden gedacht aan activiteiten zoals evenementen, lawaaisporten, verkeersaantrekkende bedrijven, recreatiebedrijven of toeristische attracties. Daarnaast brengt een goede ruimtelijke ordening met zich mee dat in gebieden rond een Stiltegebied een akoestische afweging moet worden gemaakt wanneer geluidsproducerende bestemmingen worden gerealiseerd.
Op onderstaand kaart, een uitsnede van de provinciale atlas stiltegebied, is de ligging van het meest nabije stiltegebied (in groen weergegeven) weer gegeven. Uit deze kaart blijkt dat het plangebied buiten het stiltegebied ligt, en op voldoende afstand van het stiltegebied. De geluiduitstraling van de Maximabrug zal niet in het stiltegebied merkbaar zijn. Nader onderzoek en/of maatregelen zijn niet nodig.
Figuur ligging stiltegebied