direct naar inhoud van 5.4 Externe veiligheid
Plan: Molenwetering 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.B082molenwetering-0003

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Wettelijk kader

Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR).

Landelijk beleid

Het Rijk heeft voor de verschillende risicobronnen beleid vastgesteld.

Inrichtingen

Het beleid voor de opslag van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), voor zover de risico's door een inrichting worden veroorzaakt.

Buisleidingen

Voor ondergrondse buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).

Transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor

Voor het transport van gevaarlijke stoffen zijn de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire Rnvgs) en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing. In de Circulaire Rnvgs is een risicobenadering die vergelijkbaar is met de risicobenadering die voorgeschreven is in het Bevi en het Bevb. Verder geldt op grond van de Circulaire Rnvgs dat bij risicoberekeningen uitgegaan moet worden van de in bijlage 5 bij de Circulaire Rnvgs opgenomen vervoershoeveelheden voor GF3 (bijv. LPG).

Bij de berekening van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg moet uitgegaan worden van de in deze bijlage opgenomen vervoershoeveelheden GF3.

Op termijn zullen de Circulaire Rnvgs en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen vervangen worden door het in voorbereiding zijnde Besluit transport externe veiligheid (Btev). In het Btev zal dezelfde risicobenadering gehanteerd worden als in het Bevi en het Bevb gehanteerd wordt.

Voor het transport over de weg is het Basisnet weg in voorbereiding. Voor zover mogelijk is hiermee rekening gehouden. Volgens de laatst gepubliceerde versie van het Basisnet weg maakt de N11 onderdeel uit van de hoofdtransportroutes voor gevaarlijke stoffen.

Een belangrijk nieuw toetsingsaspect is het Plasbrandaandachtsgebied (PAG). In het Basisnet weg is aangegeven dat de N11 geen PAG heeft.

Binnen externe veiligheid spelen een aantal begrippen een belangrijke rol, nl. het plaatsgebonden risico, het groepsrisico, de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico en de belemmeringenstrook buisleidingen. Hieronder zijn deze begrippen nader uitgewerkt.

Plaatsgebonden risico

Het PR kent een grenswaarde van 10-6 per jaar voor nieuwe en bestaande situaties. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Eventueel aanwezige kwetsbare bestemmingen moeten gesaneerd worden.

Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en in nieuwe situaties moet in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan.

Verantwoordingsplicht groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting in situaties waarin zich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. In artikel 13 van het Bevi worden de verplichtingen voor de verantwoording van het groepsrisico voor Wro besluiten vermeld voor zover het inrichtingen betreft. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn de verplichtingen beschreven in onderdeel 4.3 van de Circulaire Rnvgs. Voor het transport door buisleidingen zijn de verplichtingen opgenomen in artikel 12 van het Bevb.

De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen in het plangebied.

Het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde: met de kans op een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers van 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 dodelijke slachtoffers van 10-7 per jaar, en met de kans op 1000 of meer dodelijke slachtoffers van 10-9 per jaar. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ligt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een factor 10 lager dan voor inrichtingen.

In de verantwoording van het groepsrisico worden onderwerpen behandeld die van belang zijn bij het maken van een afweging over het risico en de ruimtelijke situatie. Het groepsrisico wordt kwantitatief beoordeeld. Daarnaast komen ook planologische aspecten aan de orde en de mogelijkheden tot rampenbestrijding (zie ook Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico voor inrichtingen).

Belemmeringenstrook buisleidingen

De belemmeringenstrook is een strook van 4 of 5 meter aan weerszijden van de leidingen die moet worden vrijgehouden ten behoeve van onderhoud en werkzaamheden aan de buisleiding. De bedoeling is dat alle PR 10-6 contouren rondom buisleidingen teruggebracht worden tot een afstand binnen de zgn. belemmeringenstrook. In de belemmeringenstrook mag niet gebouwd worden, tenzij met toestemming (via een ontheffing of een aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders. Hiervoor zijn in de regels voorwaarden opgenomen waarmee voldaan wordt aan artikel 14, lid 2 Bevb. Werkzaamheden in deze strook mogen alleen worden uitgevoerd door of met instemming van de leidingbeheerder. De ligging van de leidingen en de belemmeringenstrook is op de verbeelding vastgelegd.

Provinciaal beleid

De provincie Zuid Holland ambieert een veilig Zuid-Holland. In de provinciale structuurvisie (PSV) staat als provinciaal belang genoemd het 'beschermen van grote groepen mensen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen'. De provincie wil voorkomen dat risicovolle activiteiten gevestigd worden in de omgeving van grote groepen mensen of dat een nieuwe ontwikkeling gepland wordt binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Het is niet altijd te voorkomen dat dit soort functies gecombineerd worden en het groepsrisico toeneemt. In dat geval vraagt de provincie van de verantwoordelijke bestuurders dat zij een verantwoording groepsrisico schrijven: een heldere en transparante toelichting waarin zij uitleggen waarom deze ontwikkeling op deze locatie noodzakelijk is. Op basis van een verantwoording groepsrisico moet aannemelijk worden gemaakt dat op termijn in de eindsituatie wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde.

Gemeentelijk beleid

De gemeenteraad heeft in haar vergadering van 1 maart 2012 de Beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Alphen aan den Rijn vastgesteld.

In deze beleidsvisie heeft de gemeente vastgelegd wat haar beleid is ten aanzien van risicovolle activiteiten in de gemeente en de relatie van deze risicovolle activiteiten met kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen zoals woningen, winkels, recreatie-inrichtingen etc.

In de beleidsvisie is in paragraaf 3.8 een afwegingskader voor het groepsrisico opgenomen op basis van zonering van het groepsrisicodiagram (het fN-diagram).

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.B082molenwetering-0003_0005.jpg"

Figuur 5: Beslismodel Beleidsvisie externe veiligheid Alphen aan den Rijn

Het model gaat uit van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Aan de zones in het diagram zijn verschillende handelswijzen gekoppeld. Als de groepsrisicocurve voor een bepaalde activiteit of ruimtelijke ontwikkeling in een bepaalde zone uitkomt, volgt uit het beslismodel onder welke voorwaarden de activiteit of ruimtelijke ontwikkeling is toegestaan.

Daarnaast is in hoofdstuk 4 een gebiedstypering opgenomen. Het plangebied Molenwetering is in de beleidsvisie gekarakteriseerd als bedrijventerrein type-A. Voor een dergelijk terrein gelden de volgende voorwaarden.

  • Op bedrijventerreinen type A wordt geen toename van risico's toegelaten. Dit betekent dat nieuwe EV-bronnen worden geweerd, evenals uitbreiding van risico's bij bestaande bronnen. Bij bestaande bronnen wordt bezien of via brongericht beleid een beperking van risico's mogelijk is.
  • De vestiging van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten, waar zich gedurende een gedeelte van de dag grote aantallen mensen kunnen bevinden, is toegelaten. Dit geldt bijvoorbeeld voor winkels of kantoorgebouwen, maar niet voor hotels.
  • Objecten bestemd voor verminderd zelfredzame personen worden hier geweerd.
5.4.2 Inventarisatie risicobronnen

Hieronder is een uitsnede van de risicokaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.B082molenwetering-0003_0006.png"

Figuur 6: Uitsnede risicokaart

Uit deze uitsnede blijkt dat de volgende risicobronnen relevant zijn voor het plangebied:

Bedrijven binnen het plangebied:

  • LPG-tankstation, Leidse Schouw 10.
  • Avery Dennison, H.A. Lorentzweg 2 (opslag gevaarlijke stoffen).
  • L'Oreal, Boerhaaveweg 10 (opslag gevaarlijke stoffen).
  • Brookland Frozen Products, Linnaeusweg 2 (ammoniakkoelinstallatie).
  • Vuurwerkopslag en -verkoop van consumentenvuurwerk aan de Röntgenweg en de A. van Leeuwenhoekweg.

Bedrijven buiten het plangebied die van invloed zijn op het plangebied:

  • Helm Coatings, Hoorn 75 (opslag gevaarlijke stoffen).
  • Biesterfeld, Eikenlaan 20 (opslag gevaarlijke stoffen).
  • Mavom, Handelsweg 4 (opslag gevaarlijke stoffen).

Transport van gevaarlijke stoffen:

  • Hogedrukaardgasleidingen³
    • 1. W-517 (tussen Molenwetering en Kerk en Zanen en gedeeltelijk ten westen van plangebied)
    • 2. A-515 (langs N11 en gedeeltelijk ten westen van plangebied).
  • N11, een hoofdtransportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Andere risicobronnen zijn niet in of in de omgeving van het plangebied aanwezig.

5.4.3 Beoordeling risico's

Algemeen

Het plangebied is hoofdzakelijk een bestaand bedrijventerrein. In het plangebied liggen geen nieuwe ontwikkelingsgebieden. Wel zijn een aantal bestemmingsmogelijkheden uitgebreider dan in het thans geldende bestemmingsplan, vanwege het feit dat deze bestemmingen direct mogelijk gemaakt worden en niet via een ontheffing.

Bedrijven

LPG-tankstation, Leidse Schouw 10

Volgens de geldende omgevingsvergunning voor milieu is de LPG-doorzet begrensd tot maximaal 1000 m3/jaar. Op grond van het Besluit externe veiligheid gelden voor het LPG-tankstation de volgende risicocontouren.

Plaatsgebonden risico

Doorzet (m3) per jaar   Afstand (m) vanaf vulpunt   Afstand (m) vanaf ondergronds of ingeterpt reservoir   Afstand (m) vanaf afleverzuil  
= 1000   110   25   15  

Tabel 1: Plaatsgebonden risico PR=10-6 voor (planologisch) nieuwe situaties.

Doorzet (m3) per jaar   Afstand (m) vanaf vulpunt   Afstand (m) vanaf ondergronds of ingeterpt reservoir   Afstand (m) vanaf afleverzuil  
= 1000   40   25   15  

Tabel 2: Plaatsgebonden risico PR=10-6 voor (planologisch) bestaande situaties.

Binnen de afstanden zoals opgenomen in de tabellen 1 en 2 zijn (planologisch) bestaande beperkt kwetsbare bestemmingen aanwezig. Dit bestemmingsplan maakt ruimtelijk gezien geen nieuwe (beperkt) kwetsbare bestemmingen mogelijk binnen de in tabel 1 bedoelde afstanden.

Groepsrisico

Voor het groepsrisico geldt een invloedsgebied van 150 meter, gerekend vanaf het LPG-vulpunt, de LPG-afleverinstallatie en het LPG-reservoir. Een deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied. Uit een groepsrisicoberekening' blijkt dat de hoogte van het groepsrisico 0,85 * de oriëntatiewaarde van het groepsrisico is. Het aantal berekende dodelijke slachtoffers als gevolg van een calamiteit bij het LPG-tankstation bedraagt ca. 300. Volgens het afwegingskader groepsrisico van de beleidsvisie valt het groepsrisico vanwege het LPG-tankstation in niveau 2.

Avery Dennison, H.A. Lorentzweg 2

Bij Avery worden gevaarlijke stoffen opgeslagen en in het productieproces gebruikt. Uit een uitgevoerde kwantitatieve risicoanalyse (QRA)'' blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour PR=10-6 tot net buiten de inrichtingsgrens reikt. Aan de westzijde van de inrichting valt deze contour over naastgelegen bebouwing; dit zijn bedrijfsgebouwen waar een bedrijfsbestemming op ligt. In de zin van het Bevi is sprake van beperkt kwetsbare bestemmingen. Aan de andere zijden ligt de PR=10-6 contour binnen de inrichtingsgrens danwel over openbaar gebied of openbaar water. Er wordt voldaan aan de eis van het Bevi dat er geen kwetsbare bestemmingen binnen de PR=10-6 contour mogen liggen. Wel liggen er beperkt kwetsbare bestemmingen binnen de PR=10-6 contour. Het gaat hier om enkele bestaande bedrijfsgebouwen, waar slechts een beperkt aantal personen aanwezig zijn. Om deze reden is dit een acceptabele situatie. Uit de QRA blijkt verder dat de inrichting een invloedsgebied voor het groepsrisico heeft van ca. 1.700 meter. Het plangebied valt geheel binnen dit invloedsgebied. Het berekende groepsrisico bedraagt 0,006 * oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het maximaal berekende aantal dodelijke slachtoffers als gevolg van een calamiteit bij de inrichting is 40. Volgens het afwegingskader groepsrisico van de beleidsvisie valt het groepsrisico vanwege Avery in niveau 3.

L'Oreal, Boerhaaveweg 10

Bij L'Oreal vindt opslag van gevaarlijke stoffen plaats. Uit een in het verleden uitgevoerde kwantitatieve risicoanalyse (QRA)''' blijkt dat er geen plaatsgebonden risicocontour PR=10-6 is. Het plaatsgebonden risico van deze inrichting is niet relevant voor het plangebied. Uit de QRA blijkt verder dat de inrichting een invloedsgebied voor het groepsrisico heeft van ca. 350 meter. Dit invloedsgebied valt over een deel van het plangebied. In de QRA wordt geconcludeerd dat er niet meer dan 10 dodelijke slachtoffers berekend worden. Er is dus geen sprake van een groepsrisico. Volgens het afwegingskader groepsrisico van de beleidsvisie valt het groepsrisico vanwege L'Oreal in niveau 3.

Brookland Frozen Products, Linnaeusweg 2

De risicobron wordt gevormd door een ammoniakkoelinstallatie. De risico's van een ammoniakkoelinstallatie beperken zich tot de directe omgeving. Dit bedrijf valt onder de werking van het Bevi. Volgens het Revi is sprake van een zgn. categoriale inrichting, waarvoor standaard afstanden gelden voor het plaatsgebonden risico PR=10-6 en voor het invloedsgebied. Deze afstanden zijn opgenomen in de bijlagen 1 en 2 bij het Revi.

Plaatsgebonden risico

Volgens tabel 6 van bijlage 1 bij het Revi hoeft er voor het PR=10-6 geen afstand aangehouden te worden tot kwetsbare of beperkt kwetsbare bestemmingen buiten de inrichting.

Groepsrisico

Volgens tabel 3 van bijlage 2 geldt voor deze installatie geen invloedsgebied. De invloed van een calamiteit bij deze installatie zal daarom niet tot slachtoffers buiten de inrichting leiden. Er is daardoor ook geen sprake van een groepsrisico. Volgens het afwegingskader groepsrisico van de beleidsvisie valt het groepsrisico vanwege Brookland in niveau 3.

Vuurwerkopslag en -verkoop

Gedurende enkele maanden per jaar wordt consumentenvuurwerk opgeslagen op 2 locaties binnen het plangebied. De risico's van consumentenvuurwerk zijn beperkt. Volgens het Activiteitenbesluit moet bij een opslagplaats voor consumentenvuurwerk een veiligheidsafstand aangehouden worden van 8 meter, gerekend van de toegang tot deze opslagplaats. Gelet op dit geringe risico leiden deze activiteiten niet tot beperkingen binnen het plangebied.

Helm Coatings, Hoorn 75

Helm is een opslag- en distributiebedrijf voor gevaarlijke stoffen. Uit een uitgevoerde kwantitatieve risicoanalyse (QRA)'' blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour PR=10-6 niet tot over het plangebied reikt. De plaatsgebonden risicocontour PR=10-6 is niet relevant voor dit bestemmingsplan. Uit de QRA blijkt verder dat de inrichting een invloedsgebied voor het groepsrisico heeft van ca. 2 km meter. Het plangebied valt geheel binnen dit invloedsgebied. Het berekende groepsrisico bedraagt 0,0006 * oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het maximaal berekende aantal dodelijke slachtoffers als gevolg van een calamiteit bij de inrichting is 20. Volgens het afwegingskader groepsrisico van de beleidsvisie valt het groepsrisico vanwege Helm in niveau 3.

Biesterfeld, Eikenlaan 20

Bij Biesterfeld worden gevaarlijke stoffen opgeslagen en voor een deel gebruikt in het productieproces. Uit een uitgevoerde kwantitatieve risicoanalyse (QRA)'' blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour PR=10-6 niet tot over het plangebied reikt. De plaatsgebonden risicocontour PR=10-6 is niet relevant voor dit bestemmingsplan. Uit de QRA blijkt verder dat de inrichting een invloedsgebied voor het groepsrisico heeft van ruim 5 km. Het plangebied valt geheel binnen dit invloedsgebied. Het berekende groepsrisico bedraagt 0,08 * oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het maximaal berekende aantal dodelijke slachtoffers als gevolg van een calamiteit bij de inrichting is 60. Volgens het afwegingskader groepsrisico van de beleidsvisie valt het groepsrisico vanwege Biesterfeld in niveau 2.

Mavom, Handelsweg 4

Bij Mavom worden gevaarlijke stoffen opgeslagen en in het productieproces gebruikt. Uit de geldende omgevingsvergunning voor milieu uit 2011 blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour PR=10-6 maximaal 85 meter bedraagt. De afstand tot het plangebied bedraagt ca. 90 meter. De plaatsgebonden risicocontour PR=10-6 is niet relevant voor dit bestemmingsplan. Voor de omgevingsvergunning voor milieu is een groepsrisicoberekening'' uitgevoerd. Uit deze berekening blijkt dat de inrichting een invloedsgebied voor het groepsrisico heeft van 675 meter. Een deel van het plangebied valt binnen dit invloedsgebied. Het berekende groepsrisico bedraagt 0,02 * oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het maximaal berekende aantal dodelijke slachtoffers als gevolg van een calamiteit bij de inrichting is 15.Volgens het afwegingskader groepsrisico van de beleidsvisie valt het groepsrisico vanwege Mavom in niveau 2.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg

Uit de inventarisatie is gebleken dat voor dit plangebied het transport van gevaarlijke stoffen over de N11 relevant is. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de 200 meter zone langs een transportroute waarbinnen beperkingen aan het gebruik van de ruimte kunnen worden opgelegd (zie Circulaire Rnvgs en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen).

Het effectgebied van een Bleve of een toxische wolk reikt verder dan 200 meter. Het effectgebied van een Bleve reikt tot ca. 300 meter. Bij een toxische wolk kan het effectgebied zich uitstrekken over een afstand van enkele kilometers. Buiten de 200 meter zone kunnen ook maatregelen nodig gewenst zijn. Hierbij kan gedacht worden aan alarmering, bouwkundige maatregelen en vluchtroutes.

De N11 maakt onderdeel uit van het toekomstige basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Over de N11 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het gaat om o.a. brandbare en toxische vloeistoffen en brandbare gassen. De ongevalscenario's die kunnen voorkomen zijn het vrijkomen van giftige dampen bij een ongeval met toxische stoffen en het ontstaan van een drukgolf bij een explosie en/of Bleve'' van een tankwagen met brandbaar gas.

De Omgevingsdienst West-Holland heeft een berekening uitgevoerd naar de risico's veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N11. Hierbij is uitgegaan van het maximale aantal transporten GF3 dat volgens bijlage 5 bij de Circulaire Rnvgs in 2020 over de N11 zal rijden. Voor de berekening van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen wordt in de Circulaire Rnvgs het transport van brandbare gassen (GF3) bepalend geacht.

Uit de berekeningen blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour PR=10-6 op de weg ligt. De PR=10-6 is daarmee niet relevant voor het plan.

Het resultaat van de uitgevoerde groepsrisicoberekeningen is weergegeven in onderstaande figuur 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.B082molenwetering-0003_0007.jpg"

Figuur 7: Groepsrisico N11

Uit de bovenstaande figuur is af te leiden dat het groepsrisico maximaal 0,8 * de oriëntatiewaarde van het groepsrisico bedraagt. Het maximaal berekende aantal dodelijke slachtoffers bedraagt ongeveer 964. Volgens het afwegingskader groepsrisico van de beleidsvisie valt het groepsrisico vanwege de N11 in niveau 2.

Buisleidingen

Uit de inventarisatie is gebleken dat een aantal ondergrondse hogedrukaardgasleidingen relevant zijn voor het plangebied. Daarnaast ligt een gedeelte van de leiding A-515 ten westen van het plangebied en evenwijdig aan de spoorlijn Alphen aan den Rijn-Leiden op maaiveld met een beperkte gronddekking er over heen. Vanwege de ligging van de leiding is het niet uit te sluiten dat bij een calamiteit het aardgas in horizontale richting onder hoge druk zal uitstromen. Hiermee heeft de leiding mogelijk vergelijkbare risico's als een volledig bovengronds gelegen hogedrukaardgasleiding.

Plaatsgebonden risico

De plaatsgebonden risicocontour van de leidingen ligt volgens de risicokaart op de leidingen en is daarmee niet relevant voor het plangebied.

Belemmeringenstrook

Een deel van de leidingen A-515 en W-517 ligt in het plangebied. Voor deze leidingen geldt op grond van artikel 5 onder a van het Revb een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding A-515, resp. 4 meter aan weerszijden van de leiding W-517. Binnen deze strook gelden beperkingen voor het gebruik. De leidingen en de bijbehorende belemmeringenstrook zijn, voor zover deze in het plangebied liggen, op de verbeelding weergegeven. In de regels is een artikel opgenomen waarin de beperkingen binnen de belemmeringenstrook zijn opgenomen.

Groepsrisico

Het invloedsgebied voor het groepsrisico van deze leidingen (de 1%-letaliteitsgrens) ligt op 600 meter (gedeelte 36 inch leiding A-515 dat op maaiveld ligt), 430 meter (gedeelte 36 inch leiding A-515 dat ondergronds ligt), 140 meter (12 inch leiding W-517-01), 95 meter (8 inch leiding leiding W-517-02) en 45 meter (4 inch leiding W-517-03) . De 100%-letaliteitsgrens ligt op 405 meter (gedeelte 36 inch leiding A-515 dat op maaiveld ligt), 180 meter (gedeelte 36 inch leiding A-515 dat ondergronds ligt), 70 meter (12 inch leiding W-517-01), 50 meter (8 inch leiding W-517-02) en 25 meter (4 inch leiding W-517-03). Binnen de 100% letaliteitsafstand zal iedereen komen te overlijden als gevolg van een maatgevende calamiteit met een leiding. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen een 100% letaliteitsgebied van een van de leidingen. Het invloedsgebied van het op maaiveld gelegen gedeelte van de leiding A-515 valt over het ten westen van de Leidse Schouw gelegen deel van het plangebied. Het groepsrisico van het op maaiveld gelegen gedeelte van de leiding A-515 zal hoger zijn dan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Volgens het afwegingskader groepsrisico van de beleidsvisie valt het groepsrisico vanwege dit gedeelte van de hogedrukaardgasleiding A-515 in niveau 1.

Uit een vergelijking van het nu voorliggende bestemmingsplan met de bestaande bestemmingsplan blijkt dat er geen ontwikkelingen binnen dit gedeelte van het plangebied worden gerealiseerd. De mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt zijn gelijk aan de mogelijkheden die het thans geldende bestemmingsplan biedt, rekening houdend met de wijzigingbevoegdheden van het geldende bestemmingsplan.

Voor de overige, ondergronds gelegen hogedrukaardgasleidingen blijkt uit een uitgevoerde risicoberekening'' dat het groepsrisico maximaal 0,051 * OW bedraagt. Het maximaal berekend aantal dodelijke slachtoffers bedraagt 322.

Volgens het afwegingskader groepsrisico van de beleidsvisie valt het groepsrisico vanwege de ondergrondse hogedrukaardgasleidingen in niveau 2.

Toetsing provinciaal beleid

Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat het groepsrisico vanwege de relevante risicobronnen onder de oriëntatiewaarde ligt. Voor het op maaiveld gelegen gedeelte van de hogedrukaardgasleiding A-515 is de inschatting dat de oriëntatiewaarde wordt overschreden. Volgens het provinciaal beleid moet in principe voldaan worden aan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Een overschrijding van de oriëntatiewaarde is alleen mogelijk indien het aannemelijk is dat door het treffen van maatregelen het groepsrisico op termijn teruggebracht wordt tot onder de oriëntatiewaarde.

Voor vrijwel alle risicobronnen ligt het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde en is het groepsrisico verantwoord, met in acht name van de gemeentelijke beleidsvisie. De Veiligheidsregio is in het kader van het wettelijk vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening gevraagd naar de brandweertechnische aspecten zoals hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. De veiligheidsregio heeft daarover geen enkele bemerking gedaan.

Van de te verwachten overschrijding van de oriëntatiewaarde vanwege het op maaiveld gelegen gedeelte van de hogedrukaardgasleiding A-515 is niet met zekerheid te stellen dat deze op termijn tot onder de oriëntatiewaarde wordt teruggebracht. Deze overschrijding wordt met name veroorzaakt door buiten het plangebied aanwezige personen, onder andere door bezoekers van het nabij gelegen tuincentrum. In het plangebied van uitsluitend Molenwetering zelf, zijn, uitgaande van de toegelaten bestemmingen, ca. 275 personen binnen het invloedsgebied van dit gedeelte van deze leiding aanwezig.

Bovendien maakt het bestemmingsplan Molenwetering geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk zodat het aantal aanwezige personen niet toeneemt.

De resultaten van een nog uit te voeren berekening zullen betrokken worden bij de vaststelling van het bestemmingsplan.

Toetsing gemeentelijk beleid

Uit het voorgaande blijkt dat er sprake is van risicobronnen met een groepsrisico in niveau 1, niveau 2 en niveau 3 als bedoeld in het afwegingskader groepsrisico van de beleidsvisie.

Voor een groepsrisico in niveau 1 geldt dat de activiteit verantwoord is onder de volgende voorwaarden:

  • er is binnen afzienbare tijd een reductie van het groepsrisico te verwachten;
  • er bevinden zich geen beperkt zelfredzame personen binnen het invloedsgebied;
  • de activiteit heeft een groot maatschappelijk nut op de betreffende locatie;
  • de hulpdiensten kunnen adequaat ingrijpen als een calamiteit zich voordoet;
  • alle redelijkerwijs te treffen maatregelen zijn getroffen om het risico te reduceren;
  • de bevolking is goed geïnformeerd over hoe te handelen bij een calamiteit.

Voor een groepsrisico in niveau 2 geldt dat de activiteit verantwoord is onder de volgende voorwaarden:

  • alle redelijkerwijs te treffen maatregelen zijn getroffen om het risico te reduceren;
  • de hulpdiensten kunnen adequaat ingrijpen als een calamiteit zich voordoet;
  • de bevolking is goed geïnformeerd over hoe te handelen bij een calamiteit.

Indien een groepsrisico in niveau 3 valt, stelt de beleidsvisie dat het groepsrisico verwaarloosbaar is en geen extra maatregelen nodig zijn. Uitgaande van het bovenstaande is het groepsrisico nader uitgewerkt in de volgende paragraaf.

Naast het afwegingskader groepsrisico bevat de beleidsvisie ook een streefbeeld voor verschillende typen gebieden. Het bedrijventerrein Molenwetering is getypeerd als een bedrijventerrein type A. Hiervoor is het volgende streefbeeld vastgelegd:

  • er worden geen nieuwe risicobronnen toegelaten;
  • de vestiging van (beperkt) kwetsbare bestemmingen waar een gedeelte van de dag grote aantallen mensen bevinden is toegelaten. Dit geldt bijvoorbeeld voor winkels of kantoorgebouwen, maar niet voor hotels.
  • objecten voor verminderd zelfredzame personen worden geweerd.

Dit streefbeeld is in de regels vastgelegd.

5.4.4 Uitwerking groepsrisico

Algemeen

In de hiernavolgende paragrafen worden maatregelen besproken die de risico's van de risicobronnen kunnen beperken.

Maatgevend scenario

Het maatgevend scenario is het ongevalscenario dat bepalend is voor het aantal slachtoffers van een calamiteit. Het maatgevend scenario vanwege transport van gevaarlijke stoffen over de weg zijn het ontstaan van een Bleve en het bij een calamiteit vrijkomen van toxische stoffen. Een Bleve is ook maatgevend voor het LPG-tankstation. Bij een Bleve komt de in de tank of het reservoir aanwezige, onder druk tot vloeistof samengeperste LPG met veel kracht vrij; het effect is een explosie. Bij het vrijkomen kan de vloeistof ontbranden. De effecten van een Bleve met gevolgen voor personen zijn de druk- en de hittebelasting. Bij een Bleve is sprake van een snel scenario, waardoor vluchten niet mogelijk is. Binnen een straal van 150 meter zullen de in dat gebied aanwezige personen overlijden aan de gevolgen van een Bleve. Ook buiten dit gebied kunnen nog dodelijke slachtoffers vallen. Tot op een afstand van ca. 300 meter zijn effecten te verwachten van een Bleve. In dat gebied zullen er naast dodelijke slachtoffers gewonden zijn met o.a. brandwonden.

Bij de overige bedrijven is het maatgevend scenario het, als gevolg van een calamiteit, vrijkomen van toxische stoffen in de lucht. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van deze toxische wolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment. Personen dienen zoveel mogelijk te binnen te schuilen en ramen en deuren te sluiten. Als dit gebeurt, dan kan enkele uren veilig in een gebouw verbleven worden. In veel gevallen zal een toxische wolk zodanig verdund zijn dat de risico's van de wolk beperkt zijn.

Bij een hogedrukaardgasleiding wordt het maatgevend scenario veroorzaakt door leidingbreuk en ontsteking van het uitstromende gas met een fakkelbrandscenario tot gevolg. Voor dit scenario geldt dat er directe ontsteking plaatsvindt, waardoor er sprake is van een snel scenario. Vluchten is niet mogelijk, waardoor het aantal dodelijke slachtoffers groot kan zijn. De tijdsduur van dit scenario is afhankelijk van de snelheid waarop de leiding kan worden afgesloten.

Bronmaatregelen

Bronmaatregelen bij de bedrijven zijn mogelijk in de vorm van het toepassen van een hoger beschermingsniveau dan op dit moment toegepast wordt. Het bij de opslagen van gevaarlijke stoffen toegepaste beschermingsniveau ligt al op een hoog niveau. De in de geldende omgevingsvergunningen voor milieu opgenomen eisen voor deze opslagen voldoen aan de huidige eisen die voor dergelijke opslagen gelden. Dit, in combinatie met het lage berekende groepsrisico vanwege de bedrijven maakt het niet noodzakelijk om, vanwege dit bestemmingsplan, het huidige beschermingsniveau van de opslagen van gevaarlijke stoffen bij de verschillende bedrijven te verhogen.

Bij het LPG-tankstation is wel sprake van een relatief hoog groepsrisico met een berekend aantal dodelijke slachtoffers van 300. Dit wordt veroorzaakt doordat het maatgevend scenario een Bleve is. Dit leidt binnen ruim 100 meter van een LPG-tankstation tot veel dodelijke slachtoffers. Het relatief hoge groepsrisico wordt voor een groot deel veroorzaakt door het op korte afstand gelegen tuincentrum aan de Prinsenschouw. Mogelijke bronmaatregelen zijn het verlagen van de maximale doorzet per jaar aan LPG of het beëindigen van de LPG-opslag en -verkoop. In de omgeving van het LPG-tankstation is sprake van een bestaande planologische situatie. Vanwege het LPG-tankstation gelden beperkingen voor het gebruik van de binnen de PR=10-6 contour van het tankstation gelegen percelen. Volgens het Bevi mogen immers geen binnen de PR=10-6 contour geen kwetsbare bestemmingen (bestaand of nieuw) aanwezig zijn. Deze beperkingen zijn in de Regels vastgelegd.

Voor de N11 is de belangrijkste bronmaatregel het beperken van het transport van gevaarlijke stoffen. Aangezien de N11 een hoofdtransportroute voor gevaarlijke stoffen is, is deze maatregel niet mogelijk.

De hogedrukaardgasleidingen maken onderdeel uit van het hoofddistributienet van de Gasunie. Door het verleggen van de leidingen is het groepsrisico te verlagen. Gelet op berekende hoogte van het groepsrisico en de kosten van het verleggen van de leidingen, is dit voor deze leidingen geen reële optie.

Ruimtelijke en bouwkundige maatregelen

Ruimtelijke maatregelen

Een ruimtelijke maatregel om de risico's te beperken is het vergroten van de afstand tussen de risicobron en de (beperkt) kwetsbare bestemmingen. Voor al bestaande situaties is dit tegen hoge kosten mogelijk. Deze kosten wegen niet op tegen de berekende risico's. Andere ruimtelijke maatregelen in de vorm van een afschermende aarden wal hebben geen effect op de gevolgen van een Bleve. Ook een toxische wolk drijft over een aarden wal heen, waardoor ook voor een dergelijk ongeval een aarden wal geen afdoende maatregel is. Voor de ondergrondse hogedrukaardgasleiding geldt dat deze leidingen al vele jaren de huidige routes volgen. Verplaatsing is weliswaar tegen hoge kosten mogelijk, maar een alternatief tracé is niet zomaar voorhanden.

Bouwkundige maatregelen

Met bouwkundige maatregelen (bij de ontvanger) kan de veiligheidssituatie geoptimaliseerd worden. Bouwkundige maatregelen zijn vooral mogelijk om de gevolgen van een toxische wolk voor de aanwezigen in woningen en andere gebouwen te beperken. Tegen de gevolgen van een explosie als gevolg van een Bleve of bij een calamiteit bij een hogedrukaardgasleiding zijn bouwkundige maatregelen in de directe omgeving van de calamiteit weinig doeltreffend. Gelet op de aard van de omgeving, een industrieterrein, en op het feit dat het hoofdzakelijk om een feitelijk bestaande situatie is het treffen van (aanvullende) bouwkundige maatregelen geen reële optie.

Rampenbestrijding

Volgens de voorwaarden van de beleidsvisie bij een groepsrisico in niveau 1 en niveau 2 moeten hulpdiensten adequaat kunnen ingrijpen als een calamiteit zich voordoet. Hiervoor zijn zowel de bereikbaarheid als de bestrijdbaarheid belangrijke elementen.

Voor de bereikbaarheid gelden de volgende relevante aandachtspunten:

  • het plangebied moet goed bereikbaar en toegankelijk zijn voor hulpdiensten. Dit geldt ook voor de risicobronnen;
  • de wegen waarover de hulpdiensten aan moeten rijden, moeten minimaal 3 meter breed zijn en moeten een gewicht kunnen dragen van 10.000 kg asdruk.

Voor de bestrijdbaarheid gelden de volgende relevante aandachtspunten:

  • de aanrijtijd van de hulpdiensten;
  • de maximale afstand tussen een bluswatervoorziening en de inzetlocatie bedraagt 160 meter;
  • brandkranen moeten op 15 meter benaderbaar zijn;
  • om de 80 meter moeten brandkranen beschikbaar zijn (primaire bluswatervoorziening);
  • eventueel open water, dat benut kan worden als secundaire bluswatervoorziening.

Een uitgebreide beschrijving van aandachtspunten staat in de praktijkrichtlijnen Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening van de regionale Brandweer Hollands Midden. Om een calamiteit goed en snel te kunnen bestrijden is van belang dat de hulpdiensten snel ter plaatse zijn met de juiste hulpmiddelen en blusmiddelen. De wijze en de snelheid van alarmering en de bereikbaarheid van de locatie van een calamiteit spelen hierbij een essentiële rol. Bij de kans op het ontstaan van een warme Bleve is het van belang dat de brandweer snel na het constateren van een calamiteit ter plaatse is en met blussen kan beginnen om een grote calamiteit af te wenden. Een warme Bleve zal 20 minuten na aanstraling plaats vinden. Om een warme Bleve te voorkomen is binnen 15 minuten een goede inzet van de brandweer nodig. Wanneer niet binnen 15 minuten voldoende gekoeld of afgeschermd kan worden, is het ongewenst om brandweer personeel binnen een straal van 300 meter te laten komen. Bij een koude Bleve is het voorkomen van een Bleve niet mogelijk.

Om een calamiteit vervolgens daadwerkelijk te bestrijden en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te voorkomen is het van belang dat de brandweer over voldoende en geschikte blusmiddelen beschikt. Ter voorkoming van een warme Bleve is de beschikbaarheid van een onbeperkte voorraad bluswater van essentieel belang om de tankwagen te kunnen koelen. In het kader van het wettelijk vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening heeft de veiligheidsregio hierover geen opmerkingen gemaakt.

Zelfredzaamheid

Algemeen

Onder zelfredzaamheid wordt verstaan: de mogelijkheid van personen om zichzelf, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten, in veiligheid te brengen. Het zelfredzame vermogen van personen in de omgeving van een risicobron is een belangrijke voorwaarde om grote effecten bij een incident te voorkomen. Hieronder is de zelfredzaamheid bij 2 mogelijke calamiteitscenario's, het vrijkomen van een giftige gaswolk en het ontstaan van een Bleve beschreven.

Giftige gaswolk

Bij een incident waarbij giftige stoffen of giftige verbrandingsproducten vrijkomen, zit enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het ontstaan van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. In geval van een toxische wolk dienen personen in een gebouw te blijven en ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten en de eventueel aanwezige luchtbehandelingsinstallatie(s) uit te schakelen. Mensen zijn in gebouwen enkele uren beschermd tegen de effecten van toxische dampen. Normaal gesproken is het gevaar van de toxische dampen na die tijd verdwenen.

Bleve

Bij een ongeval met een transport met brandbaar gas, zoals LPG, en bij het LPG-tankstation kan een Bleve ontstaan. Hierbij kan warmtestraling en een drukgolf ontstaan. Tegen de warmtestraling en de overdrukeffecten als gevolg van een Bleve zijn moeilijk maatregelen te nemen. De effecten van een Bleve kunnen merkbaar zijn tot een afstand van ca. 300 meter en in dat gebied tot schade aan gebouwen en tot doden en/of gewonden leidingen. Het gebied binnen een straal van ruim 100 meter is het 100% letaliteitgebied; geen van de aanwezigen binnen dit gebied (in de buitenlucht of in een gebouw) zal het incident overleven. De 1%-letaliteitsgrens ligt op ca. 300 meter. Buiten het 100%-letaliteitsgebied neemt het effect van een Bleve dusdanig af, dat mensen in een gebouw voldoende beschermd zijn, mits ze zich niet direct achter glas bevinden. Het plangebied en enkele locaties met een wijzigingsbevoegdheid liggen gedeeltelijk binnen het 100% letaliteitgebied. Bij een incident met een LPG tankwagen (tijdens transport of bij het LPG-tankstation), waarbij een Bleve ontstaat, is de vooraankondiging van een ongeval kort (warme Bleve) of zelfs niet aanwezig (koude Bleve). Bij het ontstaan van een warme Bleve geldt dat deze eerst als zodanig herkend moet worden. Hierbij kunnen vele belangrijke minuten verloren gaan. Veelal zal pas na het arriveren van het eerste blusvoertuig een warme Bleve worden herkend. De tijd is dan mogelijk te kort om en de mensen in de omgeving te alarmeren en om vervolgens te vluchten naar een veiliger omgeving.

Om het totaal aantal slachtoffers zo klein mogelijk te houden is het van belang om het ontstaan van een warme Bleve te voorkomen, danwel zoveel mogelijk te beperken. Een warme Bleve kan voorkomen worden door de tankwagen zodanig te koelen dat deze niet door de hitte van de externe bron bezwijkt. Hiervoor is een snelle en adequate alarmering essentieel, evenals een snelle inzetbaarheid van de brandweer die de beschikking heeft over de juiste hulpmiddelen (zie ook 5.4 Rampenbestrijding).Ook het aanbrengen van een coating op de tank, die nu op de meeste tankwagens aangebracht is, leidt er toe dat meer tijd beschikbaar is om het ontstaan van een warme Bleve te voorkomen.

Verder is het van belang dat de aanwezige personen regelmatig goed worden geïnformeerd wat te doen bij een eventuele calamiteit. Juist omdat de tijd tussen alarmering en gevaarszetting zo kort kan zijn, is het van het grootste belang dat na alarmering direct actie ondernomen wordt. Een snelle alarmering is hierbij essentieel. Niet in alle gevallen zal alarmering echter tijdig kunnen plaatsvinden. Bij een koude Bleve is hier helemaal geen tijd voor.

Vanwege de gevolgen van een Bleve moeten personen bij een calamiteit met een LPG-tankwagen of bij een LPG-tankstation, het gebied zo snel mogelijk kunnen ontvluchten. Hierbij zijn een snelle en adequate alarmering van belang, maar ook de aanwezigheid van voldoende goede en geschikte vluchtroutes, waarover de aanwezigen zo snel mogelijk op een afstand van ten minste 150 meter van de risicobron kunnen vluchten. Binnen het plangebied zijn voldoende geschikte vluchtroutes aanwezig.

Calamiteit gasleiding

Het invloedsgebied voor het groepsrisico van deze leidingen (de 1%-letaliteitsgrens) ligt op 600 meter (gedeelte 36 inch leiding A-515 dat op maaiveld ligt), 430 meter (gedeelte 36 inch leiding A-515 dat ondergronds ligt), 140 meter (12 inch leiding W-517-01), 95 meter (8 inch leiding leiding W-517-02) en 45 meter (4 inch leiding W-517-03) . De 100%-letaliteitsgrens ligt op 405 meter (gedeelte 36 inch leiding A-515 dat op maaiveld ligt), 180 meter (gedeelte 36 inch leiding A-515 dat ondergronds ligt), 70 meter (12 inch leiding W-517-01), 50 meter (8 inch leiding W-517-02) en 25 meter (4 inch leiding W-517-03).

Bij een dreigende calamiteit bij de gasleiding is het zaak om in ieder geval het 100%-letaliteitsgebied zo snel mogelijk te verlaten. Binnen het plangebied zijn voldoende geschikte vluchtroutes aanwezig.

Overige aspecten van invloed op zelfredzaamheid

De fysieke eigenschappen van personen, gebouwen en omgeving van invloed op de zelfredzaamheid. Van personen die verminderd zelfredzaam zijn wordt verondersteld dat zij het gebied niet zelfstandig kunnen verlaten. Binnen de invloedsgebieden van de risicobronnen bevinden zich geen specifieke bestemmingen voor verminderd zelfredzamen. Dit maakt dat er van uitgegaan kan worden dat aanwezigen binnen deze gebieden bij een eventuele calamiteit zelf het invloedsgebied kunnen verlaten. Om het vluchten mogelijk te maken is het ook van belang dat er korte, goed begaanbare routes zonder obstakels zijn die van de risicobronnen af gericht zijn. Wel moet voorkomen worden dat deze routes gelijk zijn aan de aanrijroutes van de hulpdiensten, of deze kruisen. Dit om belemmeringen voor beide partijen te voorkomen. Deze routes zijn in voldoende mate in het gebied aanwezig.

Communicatie

Bij een eventuele calamiteit is van belang dat aanwezige personen weten wat hen te doen staat. Hierbij speelt een goede risicocommunicatie een belangrijke rol. Juist omdat de tijd tussen alarmering en gevaarszetting zo kort kan zijn, is het van het grootste belang dat na alarmering direct actie ondernomen wordt. Een snelle alarmering is hierbij essentieel. De gemeente zal periodiek aandacht besteden aan de risico's en wat te doen in geval van een calamiteit. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde uit de beleidsvisie bij een groepsrisico in niveau 1 en in niveau 2.

Conclusie

Met de in de vorige paragrafen beschreven maatregelen wordt voldaan aan de voorwaarden van de Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Alphen aan den Rijn.

5.4.5 Conclusie externe veiligheid

In of in de omgeving van het plangebied liggen een aantal relevante risicobronnen. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van meerdere van deze risicobronnen. Hieronder zijn in het kort de belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen samengevat, op basis waarvan het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn haar verantwoording kunnen baseren.

Plaatsgebonden risico

Een klein deel van het plangebied in de directe omgeving van de binnen het plangebied aanwezige risicobronnen ligt binnen een plaatsgebonden risicocontour PR=10-6. Binnen deze contour liggen geen kwetsbare bestemmingen. Wel ligt een enkel bestaand beperkt kwetsbaar object binnen deze contour. Dit leidt volgens de geldende regelgeving niet tot beperkingen voor het plangebied.

Hoogte groepsrisico

Het groepsrisico als gevolg van de voor het plangebied relevante risicobronnen ligt onder de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico, uitgezonderd het groepsrisico van het gedeelte van de hogedrukaardgasleiding A-515 dat op maaiveld ligt. Het hoogste groepsrisico is, afgezien van het gedeelte op maaiveld van leiding A-515, berekend voor het LPG-tankstation en bedraagt 0,85 * de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het maximaal berekende aantal dodelijke slachtoffers bedraagt 322, voor het ondergronds gelegen gedeelte van hogedrukaardgasleiding A-515. Volgens het afwegingskader groepsrisico van de Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Alphen aan den Rijn ligt het groepsrisico voor de verschillende risicobronnen in niveaus 1, 2 en 3.

Toetsing Beleidsvisie externe veiligheid

Om te voldoen aan de voorwaarden van de Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Alphen aan den Rijn zijn de volgende maatregelen noodzakelijk:

  • 1. de hulpdiensten kunnen adequaat ingrijpen als een calamiteit zich voordoet;
  • 2. alle redelijkerwijs te treffen maatregelen zijn getroffen om het risico te reduceren;
  • 3. de bevolking is goed geïnformeerd over hoe te handelen bij een calamiteit.

In het kader van het wettelijk vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening zijn hierover geen opmerkingen gemaakt door de Veiligheidsregio. Het streefbeeld als bedoeld in paragraaf 4.2 van de beleidsvisie is verwerkt in de Regels.

Verantwoording

Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn hebben kennis genomen van de inhoud van deze rapportage en achten het groepsrisico, na het nemen van de voorgestelde maatregelen, aanvaardbaar.