Plan: | Molenwetering 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.B082molenwetering-0003 |
In de Wet milieubeheer zijn kwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen. Titel 5.2 Wm 'Luchtkwaliteitseisen' wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit. Het doel van de wet is om mens en milieu bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Voor de gezondheid van de mens is een goede luchtkwaliteit van groot belang. Daarom zijn in bijlage 2 van de Wet milieubeheer grenswaarden opgenomen voor een aantal stoffen die als verontreiniging in de lucht voorkomen. In de praktijk richt de aandacht zich vooral op de stoffen stikstofdioxide en fijn stof. Van deze stoffen komen in Nederland concentraties voor die in de buurt van de grenswaarde liggen. De overige stoffen in bijlage 2 zijn minder kritisch.
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
De 'Wet luchtkwaliteit' vormt de Nederlandse uitwerking van de Europese normen voor de luchtkwaliteit. Op grond van de Europese regelgeving moet vanaf 2005 overal in Europa worden voldaan aan de grenswaarde voor fijn stof. Voor stikstofdioxide geldt de grenswaarde vanaf 2010. In ons land is het niet gelukt om overal aan de grenswaarden te voldoen. Daarom heeft Nederland om uitstel verzocht. Op 7 april 2009 heeft de Europese Commissie het gevraagde uitstel gegeven. De jaargemiddelde norm voor fijn stof moet uiterlijk in juni 2011 gehaald zijn en de daggemiddelde en jaargemiddelde norm voor NO2 uiterlijk 1 januari 2015. Om deze normen te halen is een maatregelenpakket opgesteld, dat in een samenwerkingsprogramma van de rijksoverheid en de lagere overheden wordt uitgevoerd. Dit pakket wordt het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) genoemd. Het NSL is op 1 augustus 2009 van kracht geworden en vormt de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL is een bundeling van alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' verslechteren en alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het Rijk coördineert het programma. Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in besluiten (algemene maatregelen van bestuur) en ministeriële regelingen. Hiervan zijn de volgende besluiten van belang.
Besluit en regeling 'niet in betekenende mate'.
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate, ofwel niet in betekenende mate (NIBM), leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Grotere projecten die in betekenende mate bijdragen kunnen worden opgenomen in het NSL, als is aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door de maatregelen van het NSL. Met projecten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging is rekening gehouden in de autonome ontwikkeling van de luchtkwaliteit. Het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' bevat criteria waarmee kan worden bepaald of een bepaald project wel of niet als 'in betekenende mate' moet worden beschouwd. NIBM projecten kunnen - juridisch gezien - zonder toetsing aan de grenswaarden voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Hierbij gaat het niet alleen om de toekomstige gebruikers van de locatie maar ook om de personen in de omgeving daarvan, bijvoorbeeld om de bewoners en/of kinderen in een school/kinderdagverblijf aan de gebiedsontsluitende wegen.
Het Besluit gevoelige bestemmingen
Met dit besluit wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof en stikstofdioxide. Gevoelige bestemmingen zijn gedefinieerd als gebouwen met de bijbehorende terreinen van scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen en vergelijkbare functies. Woningen worden hier niet toe gerekend. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitonderzoek nodig is, namelijk 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Wanneer in de onderzoekszone de grenswaarden voor fijn stof of stikstofdioxide (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo'n plek de vestiging van de gevoelige bestemming niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10 % van het totale aantal blootgestelden toegestaan.
Regionaal beleidskader Duurzame Stedenbouw
Het Regionaal beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS) gaat voor luchtkwaliteit uit van de ambitie van het Duurzaamheidsagenda 2011-2014. Deze ambitie is, dat op het merendeel van de plaatsen waar mensen wonen, sporten of anderszins langdurig verblijven, de concentratie aan luchtverontreinigende stoffen in 2010 beduidend lager is dan de toegestane grenswaarden.
Regionaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit
In het Regionale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit Zuid Holland is een aantal maatregelen ingebracht, die in de regio Holland-Rijnland worden uitgevoerd. Deze maatregelen zijn opgenomen in het NSL. De uitvoering van deze maatregelen wordt door de Omgevingsdienst West-Holland gecoördineerd.
De maximale toename van kantoren bedraagt ca. 146.000m2 BVO . Er wordt daarom minder dan 200.000 m2 BVO kantoren met 2 ontsluitingswegen gerealiseerd. Volgens bijlage 3B van de Regeling “niet in betekenende mate” draagt het plan hierdoor “niet in betekenende mate” bij. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Verder maakt dit bestemmingsplan geen directe ontwikkelingen mogelijk met uitzondering van een eetgelegenheid ten behoeve van de werknemers ter plaatse. Hierdoor zal de luchtkwaliteit ter plaatse niet verslechteren. Daarom is geen nadere verantwoording noodzakelijk naar het aspect luchtkwaliteit. Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dat moet worden aangetoond dat de luchtkwaliteit niet verslechterd, of dat deze vallen in de NIBM-categorie. Teneinde een inschatting te maken van de actuele luchtkwaliteit binnen het plangebied is de digitale monitoringstool geraadpleegd uit het NSL. Er is één hoofdweg die dwars door het plangebied loopt de A. van Leeuwenhoekweg. Uit de monitoringstool blijkt voor 2011 voor de A. van Leeuwenhoekweg voor concentratie stikstofdioxide maximaal 26,1 µg/m3 en voor fijn stof maximaal 24,8 µg/m3 (zonder zeezoutaftrek). In de rest van het bestemmingsplangebied zijn de concentraties lager. Het is de verwachting, dat door het schoner worden van de autotechniek de concentraties van vooral stikstofdioxide in de toekomst nog lager worden. De concentratie stikstofdioxide in 2015 voor het gehele plangebied zal dus beduidend lager zijn dan 40 µg/m3 bedragen. Daarmee wordt voldaan aan de wetgeving.
In het plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de verbreding van de Leidse Schouw en een onderdoorgang onder de spoorlijn Leiden-Utrecht door. In het kader van de plan Mer voor de Maximabrug is deze weg doorgerekend. Er vinden geen overschrijdingen van de grenswaarden plaats.
Conclusie
Vanuit luchtkwaliteit is er geen belemmering voor het plan.
Binnen het plangebied is op het adres Leidse Schouw 4 de Afvalwaterzuivering (AWZI) van het Hoogheemraadschap van Rijnland gevestigd. In 2006 is een geuronderzoek gedaan door Witteveen en Bos (Geuronderzoek AWZI Alphen Kerk en Zanen, AL65-1/jank2/002, 11 januari 2007). In 1996 is het toetsingskader inzake geur bij AWZI's vastgelegd in de NeR. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in bestaande en nieuwe situaties. De huidige AWZI Alphen Kerk en Zanen is in 1993 aangepast en vergund en wordt daarom beschouwd als een bestaande situatie. Eventuele ruimtelijke ontwikkelingen in de directe omgeving van de AWZI Alphen Kerk en Zanen dienen te worden beschouwd als een nieuwe situatie. Hierna volgt het toetsingskader voor zowel bestaande als nieuwe situaties.
Toetsingskader voor bestaande situaties:
-3 ge/m3 als 98-percentiel ter plaatse van aaneengesloten woonbebouwing, lintbebouwing of andere geurgevoelige objecten (omgevingstypering 1, zie kader);
-7 ge/m3 als 98-percentiel ter plaatse van verspreid liggende woonbebouwing en woningen op industrieterreinen (omgevingstypering 2, zie kader).
Toetsingskader voor nieuwe situaties:
-1 ge/m3 als 98-percentiel ter plaatse van aaneengesloten woonbebouwing, lintbebouwing of andere geurgevoelige objecten (omgevingstypering 1, zie hierna);
- 2 ge/m3 als 98-percentiel ter plaatse van verspreid liggende woonbebouwing en woningen op industrieterreinen (omgevingstypering 2, zie hierna).
De provincie Zuid-Holland heeft in haar geurbeleid geurgevoelige bestemmingen gedefinieerd en vastgelegd (Handreiking Luchtkwaliteit en ruimtelijke ordening, Module stank, februari 2002). Op basis van de kenmerken verblijfsduur, omvang van de groep, aanwezigheid van gevoelige groepen en bijzondere bestemmingen zijn de volgende omgevingstyperingen geformuleerd:
omgevingstype 1:
omgevingstype 2:
In de onderstaande afbeelding zijn de 1 ge/m3, 2 ge/m3, 3 ge/m3 en 7 ge/m3 als 98 percentiel aangegeven. De contouren gelden voor de huidige situatie.
Figuur 8: Geurcontour AWZI
In de bestaande situatie zijn er geen geurgevoelige objecten binnen de 3 en 7 ge/m3 contour gelegen.
Voor de ruimtelijke ontwikkelingen geldt dat binnen de contour van 2 ge/m3 als 98-percentiel geen geurgevoelige bestemmingen uit omgevingscategorie 2 kunnen worden gerealiseerd. Binnen de contour van 1 ge/m3 als 98-percentiel kunnen geen geurgevoelige bestemmingen uit omgevingscategorie 1 worden gerealiseerd.
Resultaten onderzoek
Er bevinden zich binnen de geurcontour 1 ge/m3 als 98 percentiel geen geurgevoelige bestemmingen in omgevingstype 1 en binnen dit bestemmingsplan bestaat ook geen voornemen om binnen deze contouren geurgevoelige objecten in omgevingstype 1 te realiseren. Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van kantoren mogelijk. Binnen de 2 ge/m3 geurcontour als 98 % is het oprichten van nieuwe kantoren niet mogelijk. De geurcontouren worden op de verbeelding aangegeven.