direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hemmes Kramer
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

In het noorden van Zaandam, aan de rivier de Zaan, ligt het schiereiland Hemmes. Het schiereiland bevindt zich in het westen van de wijk 't Kalf en is in het noorden en zuiden respectievelijk gelegen aan twee uitlopers van de Zaan, zijnde De Poel en De Kuil. Het schiereiland is een grotendeels braakliggend terrein pal tegenover de Zaanse Schans. De gemeente Zaanstad is inmiddels voor een groot deel eigenaar van de gronden geworden. De intentie is om in de toekomst van de Hemmes een aantrekkelijke Zaanse woonwijk te maken in combinatie met de herbouw van drie molens. Vanwege de verontreinigde bodem, het versnipperde eigendom en de omringende bedrijven met geur- en geluidscontouren zal een dergelijke ontwikkeling op zich laten wachten en op termijn een eigen procedure volgen. Ook een tijdelijke invulling met wonen (met tiny houses) betreft een nader uit te werken fase met eigen onderzoeken en een eigen procedure.

Tot die tijd wordt alvast gestart met de bouw van één molen met bijbehorende schuur, de herbouw van een authentieke (dubbele) houtloods en de realisatie van enkele 'Zaanse gebouwen'. Dit alles ten behoeve van kleinschalige bedrijvigheid dan wel als (praktijk) onderwijslocatie voor de ambachtelijke houtopleiding van het Regiocollege.

Op het westelijk deel van schiereiland Hemmes bevinden zich scheepsreparatiebedrijf Kramer en molenerf Hemmes waar de molen wordt gebouwd. Dit bestemmingsplan behelst deze gebieden en wenst de volgende zaken planologisch te borgen:

  • De bestaande bedrijfsactiviteiten met bijbehorende (bedrijfs)woningen en dok, ligplaats voor schepen en bestaande bedrijfsgebouwen op het perceel van scheepsreparatiebedrijf Kramer;
  • Wensen en ambities, voor zover milieukundig haalbaar van de familie Kramer, zoals de eventuele nieuwe (opslag)loods op het terrein;
  • De planologische gebruiksmogelijkheden in de nabije omgeving van het plangebied. Hierbij is onder andere het opnemen van een geluidscontour behorend bij de bedrijfsactiviteiten van Kramer van belang, zijnde de 50 dBA contour welke mogelijk van invloed is op de directe omgeving van Hemmes;
  • De herbouw van een molen met schuur en houtloodsen voor praktijkonderwijs op het perceel Hemmes en enkele Zaanse gebouwen.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied betreft het westelijke deel van het schiereiland Hemmes. Het plangebied omvat het scheepsreparatiebedrijf van Kramer en een stuk braakliggend terrein aan de oostzijde (deelgebied Hemmes).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0001.png"

Figuur 1.1: Globale ligging plangebied

1.3 Voorgaande bestemmingsplannen

Het plangebied is juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan 'Zaandam - Noord' (vastgesteld 23 januari 2014, onherroepelijk 24 februari 2016) Het plangebied is binnen het bestemmingsplan 'Zaandam Noord' bestemd als 'Bedrijf' met de functieaanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 3.1'. De buitenranden van het plangebied zijn bestemd als 'Water -1'. Over het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'geluidzone – industrie' en de 'vrijwaringszone - molenbiotoop'.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het initiatief voor het planologisch borgen van de (bedrijfs)woningen van het scheepsreparatiebedrijf Kramer nader toegelicht en de nieuwbouw van een loods nader beschreven. En wordt de herbouw van de molen nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 bevat de verantwoording en hoofdstuk 4 de planonderbouwing, waaronder milieu. Hoofdstuk 5 gaat in op de gevoerde participatie rondom het plan. Hoofdstuk 6 bevat tot slot de juridische planbeschrijving.

Hoofdstuk 2 Wat wordt mogelijk gemaakt met dit plan?

2.1 Bestaande situatie

Geschiedenis

De Hemmes is een hemland. Hemlanden zijn stukken buitendijks aan land, een vorm van een schiereiland. Vroeger kwamen ze veelvuldig in de Zaanstreek voor, maar door drooglegging, aanplemping of bebouwing zijn de meesten opgenomen in het vasteland (Hembrugterrein) of nauwelijks nog herkenbaar (Koger Hem, waar de Koger Vermaning en machinefabriek T. Duyvis staan). De Hemmes is vrijwel nog het enige schiereiland dat als hemland duidelijk herkenbaar is.

De Hemmes ligt aan de Zaan tussen de Poel en de Kuil, tegenover de Koog. Het gebied zit aan het Kalf vast. In de middeleeuwen moet dit stuk land groter zijn geweest maar het water heeft grote stukken land weggeslagen. Omdat het buitendijks land was, trad er vaak wateroverlast op vanuit de Zaan, de Poel en de Kuil. Om die reden zijn er door de Hemmes heen twee oost-west sloten gegraven die afwaterden op de Zaan en drie kleine noord-zuid sloten die afwaterden op de Poel. Tussen de Hemmes en het Kalf werd ook een sloot aangelegd waardoor de Hemmes strikt genomen een eiland werd. Ondanks de slotengraverij bleef de Hemmes drassig. Om deze reden is er dan ook vrijwel geen bewoning geweest op dit schiereiland. Alleen tegen de dijk aan bij het Kalf hebben in de 19e en 20e eeuw wat huizen gestaan.

De Hemmes was echter bijzonder geschikt voor industrie, dat wil zeggen voor molens. Vanwege het ontbreken van bewoning stonden er weinig bomen, door de ligging aan de Zaan, de Poel en de Kuil was er goede windvang en via het water konden grondstoffen makkelijk worden aangevoerd naar de molens en eindproducten makkelijk worden afgevoerd. Op dit betrekkelijke kleine stuk buitendijks land stonden dan ook maar liefst tien molens. Acht daarvan waren oliemolens en twee pelmolens. De oliemolens werden in het begin van de twintigste eeuw vaak ingericht voor het verwerken van cacao afval. Onder andere vanwege de goede bereikbaarheid en de goede windvang is de Hemmes één van de gebieden geweest is in de Zaanstreek, waar de molens het langst stand hebben gehouden. In 1915 stonden er nog zes molens. Tussen 1890 en 1920 zijn heel veel foto’s gemaakt van het molenlandschap op de Hemmes en het aangrenzende Kalf waardoor we nu nog steeds een indruk kunnen krijgen van hoe het Zaanse molenlandschap er van de 17e tot 19e eeuw uitgezien moet hebben. In feite hebben de oude foto‘s van de Hemmes ons beeld van de Zaanstreek van vroeger sterk bepaald .

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0002.png"

Figuur 2.1: Kopie van een kadasterkaart met de locatie van de oude molens (bron: beeldbank.zaanschemolen.nl)

In de eerste helft van de 20e eeuw maakten de molens plaats voor industrie. Na de oorlog bleef het terrein zijn industriële functie behouden maar de industrie zelf verdween geleidelijk. Op de westpunt is nu nog het scheepsreparatiebedrijf van Kramer aanwezig, het enige grote bedrijf. Tegen het Kalf aan staan wat kleinere loodsen en bedrijven. De rest van het terrein is leeg en bedekt met zand. Hierdoor zijn de oude sloten vrijwel allemaal verdwenen. Alleen de kleine, noord-zuid lopende dwarssloot naar de plek waar vroeger molen de Zaadzaaier stond, is nog aanwezig. De ontsluitingsweg ‘t Kalf in de lengte van de Hemmes ligt ongeveer op de plaats waar de grote oost-west lopende sloot lag. De zuidoostoever is door aanplemping en het slaan van zware beschoeiingen recht getrokken. De rest van het eiland heeft zijn onregelmatige oevers grotendeels behouden.

De Hemmes is nooit verder tot ontwikkeling gekomen met woningbouw. De verontreiniging in de grond (veroorzaakt door stortingen), de geur- en geluidscontouren van de omliggende fabrieken en het versnipperde grondbezit bleken tot voor kort niet te nemen hindernissen voor de woningbouwplannen. Ook een tijdelijke invulling met wonen (met tiny houses) betreft een nader uit te werken fase met eigen onderzoeken en een eigen procedure.

Ruimtelijke context

De Hemmes ligt als schiereiland in de Zaan, omgeven door de wateren de Poel ten noorden en de Kuil ten zuiden. Het gebied kent één ontsluitingsweg, de Hemmes. Het gebied de Hemmes heeft cultuurhistorische waarde door het verhaal en de geschiedenis van de plek. Het is een buitendijks industriegebied waar veel molens hebben gestaan en de molens zijn een onderdeel van de Zaanse identiteit. Van deze molens is alleen vrijwel niets meer over of zichtbaar. Toch zijn er elementen die aan de molens doet herinneren, zoals de naamgeving van de eerste loods, de Poelsnip. Deze molen heeft op die plek gestaan.

Op het terrein staat één waardevol gebouw, dat is het scheepsreparatiebedrijf van Kramer. Naar het gebouw is op dit moment geen uitgebreid onderzoek gedaan, maar gezegd kan worden dat het een interessant bakstenen industrieel fabriekscomplex is. In het gebouw bevinden zich resten van molen de Kogmeeuw en resten (onderdelen van de houtconstructie) van de bijbehorende molenschuur. Wat voor waarde dit heeft moet nog onderzocht worden, maar interessant is het zeker.

Behalve ruimte voor scheepsreparatie heeft Kramer ook een constructie- en machinewerkplaats, waar met en aan elektrische motoren worden gewerkt. Daarnaast is aan de zuid- en oostzijde van het schiereiland een tweede bedrijf gevestigd (transport- en kraanbedrijf). Het tussenliggende gebied is in bezit van de gemeente Zaanstad. Dit gedeelte ligt al lange tijd braak. Zie onderstaand figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0003.jpg"

Figuur 2.3: Verdeling grondeigenaren de Hemmes

Ten oosten van de Hemmes ligt woonwijk de Kalf, een woonwijk die zich met name kenmerkt door laagbouw, daterend uit de jaren zeventig gebouwd onder de naam Plan Kalf. Ten Zuiden van de Hemmes bevindt zich De Kuil, ook een uitloper van de Zaan. Aan de overzijde van dit water bevinden zich woningen, industrie met daarachter sportvelden en bijbehorende voorzieningen. Ten westen van de Hemmes bevindt zich de Zaan met aan de overzijde Koog aan de Zaan. De open plek die de Hemmes inneemt en het uitgestrekte wateroppervlak geven de plek ruimtelijke kwaliteit. In de toekomst, buiten dit bestemmingsplan, wordt aan de plek ruimtelijke kwaliteit toegevoegd in de vorm van een mix met bedrijven en woningbouw en is de herbouw van nog eens twee molens met schuren beoogd. Allereerst wordt er één molen gebouwd en mogelijk gemaakt in voorliggend bestemmingsplan. Met de voorgenomen ontwikkelingen zal de Hemmes zich ontwikkelen tot een aantrekkelijke plek waarbij de kwaliteitsslag die gemaakt wordt, zal bijdragen aan een impuls voor het hele gebied.

2.2 Aanloop bestemmingsplan

De gemeente Zaanstad heeft in 2012 een deel van het schiereiland de Hemmes aangekocht met als doel om woningbouw te realiseren. Het is een complexe opgave. Een groot gedeelte van de Hemmes is in particulier eigendom. Om permanente woningbouw te ontwikkelen is het noodzakelijk dat de gronden van op het schiereiland gelegen firma Schol mee ontwikkeld worden. Daarnaast zijn in de directe omgeving enkele bedrijven gevestigd met uitstoot van geur en geluid. De Hemmes is een locatie met een hoge geurbelasting. Daarbij komt ook dat er ernstige bodemverontreiniging op de Hemmes aanwezig is. Dit brengt extra kosten met zich mee en beperkt de bouwmogelijkheden. In juli 2019 heeft de gemeente besloten om nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden en financiële haalbaarheid voor tijdelijke (woon)invulling met een energieopwekkende molen. Vanaf 2022 zijn de eerste benodigde ruimtelijke onderzoeken opgestart. De tijdelijke invulling met wonen betreft een nader uit te werken fase met eigen onderzoeken en een eigen procedure. (Tijdelijk) wonen is geen onderdeel van dit bestemmingsplan.

Tijdlijn aanloop bestemmingsplan

De afgelopen jaren zijn er veel participatie- en processtappen gezet om de Hemmes te ontwikkelen. In chronologische volgorde geeft dit het volgende beeld:

1989 - 2021   Bodemonderzoeken     Zaans Lood  
1996 - 2017   Grondwateronderzoeken     Zaans Lood  
2011   Besluit aankoop perceel van 26.134 m2 op de Hemmes door de gemeente      
2017   Archeologisch proefsleuvenonderzoek Hemmes-terrein   MUG ingenieursbureau i.o.v. gemeente Zaanstad    
2019   Raadsbesluit over ontwikkelrichting voor de Hemmes: op korte termijn onderzoek doen naar de haalbaarheid van één molen op de de Hemmes in combinatie met tijdelijke woningbouw      
2019   Haalbaarheid tijdelijke woningbouw   gemeente Zaanstad    
2020   De raad heeft in een zienswijze aangegeven aan het college om het scenario molen + tiny houses verder uit te werken, onder voorwaarde dat de ontwikkeling van de tiny houses kostenneutraal gebeurt. Dit heeft geresulteerd bij het vaststellen van de meerjarenbegroting 2021-2024 in het beschikbaar stellen van twee ton voor de bouw van de molen door de Hemmesgroep en dekking voor het tekort op de grondexploitatie van de molenkavel      
2020   Inloopmiddag over de plannen voor herbouw van molen De Zaadzaaijer      
2022   Erfgoeddeal Molenaarserf op de Hemmes   Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en gemeente Zaanstad    
2022   Natuurtoets uitgevoerd   Antea Group    
2023   Akoestisch onderzoek   Antea Group    
  Geotechnische berekeningen voor het Hemmes-terrein   Antea Group    

2.3 Ontwikkelingen

Zaandam heeft een lange, intensieve relatie met het water. Het water, en de Zaan in het bijzonder, werden gebruikt om lokale producten te vervoeren. Typerend voor de Zaan waren de buitendijkse gebieden (hemlanden), die uitermate geschikt waren voor molens. De Hemmes is een van de weinige stukken buitendijks gebied wat nog redelijk ongerept is. Op de punt zit het scheepsreparatiebedrijf van Kramer en aan de oost- en zuidzijde van het schiereiland ligt het transport- en kraanbedrijf Schol. Om de historie van de plek terug te brengen, is de ambitie om de molen op de oude molenplaats terug te bouwen met houtloodsen en overige typische Zaanse gebouwen.

Op termijn heeft Zaandam de ambitie om woningbouw op het terrein te ontwikkelen. De locatie is in beeld als potentieel woongebied. Deze woningbouwplannen zijn geen onderdeel van voorliggend bestemmingsplan.

Programma

Een belangrijk onderdeel van het programma bestaat uit de herbouw van de molen met schuur en houtloodsen. Op termijn wordt dit uitgebreid met passende woningbouw, maar dit is geen onderdeel van dit bestemmingsplan. Toekomstige (tijdelijke) woningbouw betreft een nader uit te werken fase met eigen onderzoeken en een eigen procedure.

Daarnaast worden de bedrijfsactiviteiten met bijbehorende bebouwing van het scheepsreparatiebedrijf van Kramer planologisch geborgen in het bestemmingsplan en de nieuwbouw van een loods mogelijk gemaakt. Hiermee worden de volgende zaken planologisch geborgd:

  • De bestaande bedrijfsactiviteiten met bijbehorende (bedrijfs)woningen en dok, ligplaats voor schepen en bestaande bedrijfsgebouwen op het perceel van Kramer;
  • Wensen en ambities, voor zover milieukundig haalbaar van de familie Kramer, zoals de eventuele nieuwe (opslag)loods op het terrein;
  • De planologische gebruiksmogelijkheden in de nabije omgeving van het plangebied. Hierbij is onder andere het opnemen van een geluidscontour behorend bij de bedrijfsactiviteiten van Kramer van belang, zijnde de 50 dBA contour welke mogelijk van invloed is op de directe omgeving van Hemmes, waaronder de activiteiten voor het praktijkonderwijs;
  • De herbouw van een molen met schuur en houtloodsen op het perceel Hemmes.

Het totale programma waarin voorliggend bestemmingsplan voorziet is hieronder weergegeven:

Nieuwe loods terrein scheepsreparatiebedrijf Kramer   1.000 m2  
Gebouw 'de Molen' terrein Hemmes   450 m2  
Gebouw 'houtloodsen' terrein Hemmes   515 m2  
Gebouw 'de Zaanse pandjes' terrein Hemmes   480 m2  
Parkeerplaatsen Hemmes   800 m2  
Wegverbreding Kalf voor verbetering bereikbaarheid   1.000 m2  

Hoofdstuk 3 Verantwoording

3.1 Wat houdt het plan in?

Het doel van het plan is om de bedrijfsactiviteiten met bijbehorende bebouwing van het scheepsreparatiebedrijf Kramer planologisch te borgen en een nieuwe loods mogelijk te maken. Tevens wordt een molen met schuur herbouwd met houtloodsen. Dit bestemmingsplan is een eerste stap om van het schiereiland Hemmes op termijn een bijzonder woongebied te maken, met sterke relaties met de Zaan en de lokale geschiedenis en met oog voor de maatschappelijke opgaven. Het woonprogramma zelf is geen onderdeel van dit bestemmingsplan en volgt een eigen procedure.

Al lange tijd wordt de potentie van de Hemmes als mogelijk woongebied herkend. Frits Palmboom heeft in 2012 als supervisor Zaan/IJ voor de gemeente Zaanstad tien punten benoemd die nog steeds van kracht zijn en die voor de HemmesAlliantie & Hemmes Groep leidend zijn bij de ontwikkeling van het Molenaarserf. Deze tien punten van supervisor Frits Palmboom waren:

  • Uniciteit
  • Onmiskenbaar Zaans
  • Parels verbinden
  • (Schier)eilandgevoel
  • Het landschap is er al
  • Woonfunctie wordt dominant
  • Bijzondere voorzieningen
  • Doelgroep
  • Ruimte voor particulier opdrachtgeverschap
  • Groeiproces – pilot project.

Voor een nadere stedenbouwkundige en landschappelijke onderbouwing wordt verwezen naar par. 4.3.

In 2022 heeft de Hemmes Groep subsidie ontvangen van het uitvoeringsprogramma Erfgoed Deal om haar plannen voor de herbouw van de molen met schuur en twee houtloodsen te kunnen realiseren. Deze ontwikkeling past binnen de drie pijlers die als indieningsvereiste waren meegegeven: erfgoed, verstedelijking en duurzaamheid.

Goede ruimtelijke ordening
De bedrijfsactiviteiten met bijbehorende bebouwing van het scheepsreparatiebedrijf worden in dit bestemmingsplan planologisch geborgd. Beide woningen zijn al aanwezig op het perceel. Er is om die reden geen sprake van nieuwbouw. De bedrijfswoning is al sinds 1930 al aanwezig op het perceel. In 1982 is een bouwvergunning verleend voor een tweede woning. Voor beide woningen geldt het overgangsrecht op basis van het huidige bestemmingsplan 'Zaandam - Noord'. Bij het bestemmingsplan wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging gemaakt over de manier waarop functies ten opzichte van elkaar worden gesitueerd, mede in relatie tot de wenselijkheid van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt.

Voor dit bestemmingsplan zijn geluid, geur en de bodem belangrijke milieuaspecten. De bestaande woningen op het terrein van het scheepsreparatiebedrijf van Kramer zijn reeds aanwezig, er hoeven geen extra maatregelen worden ogenomen. De geur-streefkwaliteit wordt niet overschreden, want H=1. Dit is de conclusie van het rapport waarin de geurbelasting van Zaanse geurbedrijven zijn geïnventariseerd. Echter, bij het toevoegen van nieuwe geurgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) moet worden voldaan aan een balansventilatie met geurfilters of een gelijkwaardige oplossing, tenzij de de geur-streefkwaliteit niet wordt overschreden. Een inventarisatie naar de geurbelasting is in bijlage 4 opgenomen.

Conclusie
Alle keuzes en afwegingen die hebben geleid tot het voorliggende plan zijn in overleg en afstemming met de gemeente Zaanstad en de omgeving tot stand gekomen. Dit met als doel om het schiereiland Hemmes een bijzondere, historische plek te laten zijn in de stad. Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het realiseren van een molenaarserf op de Hemmes en het planologisch borgen van het scheepsreparatiebedrijf een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling is.

Hoofdstuk 4 Planonderbouwing

4.1 Inleiding

Voor het planologisch borgen van de bestaande legale situatie en de gewenste/beoogde ontwikkelingen op de gedeelte van de Hemmes, moet er sprake zijn van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de relevante milieuaspecten en op andere omgevingsaspecten, zoals archeologie, cultuurhistorie, verkeer en ecologie.

4.2 Archeologie en cultuurhistorische waarden

Toetsingskader

De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De wet regelt tevens de bescherming van archeologische erfgoed in de bodem. De uitvoering van de Erfgoedwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is een primair gemeentelijke opgave.

In het proces van ruimtelijke ordening moet tijdig rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeovriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke plannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk. De keuze voor een andere bouwlocatie voorkomt de verstoring van belangrijke bodemvondsten. Als dit geen optie is, bestaat de mogelijkheid om binnen de bouwlocatie zelf naar een archeovriendelijke aanpak te streven. In het uiterste geval wordt een archeologische opgraving uitgevoerd.

Onderzoek

Archeologie

Op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Zaandam-Noord' geldt geen archeologische verwachtingswaarde voor het plangebied. De plannen voor nieuwbouw van een loods (scheepsreparatiebedrijf) en de molen met bijgebouwen, kunnen de archeologische resten in de bodem verstoren. Om die reden is er een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Met een verkennend onderzoek is getracht om vast te stellen of in de bodem resten van molens aanwezig zijn, die op het terrein hebben gestaan.

Uit het onderzoek is gebleken dat er goed geconserveerde funderingsresten in de bodem aanwezig zijn van, in ieder geval twee molens die hier hebben gestaan. Omdat het bovenliggende opgebrachte pakket grond veel puin bevat, zal het opbrengen van een leeflaag, bestaande uit minimaal 0,5 m dikke laag zand, geen nadelige gevolgen hebben voor de in de bodem aanwezige resten. Bodemverstorende ingrepen zijn op dit moment niet gepland. De nieuwe ontwikkelingen vormen geen bedreiging voor de archeologische vindplaatsen in de bodem. De vindplaatsen die zijn aangetroffen liggen 70 cm onder het maaiveld en de nieuwe ontwikkelingen verstoren de bodem niet dieper dan 70 cm.

Wanneer de komende jaren andere ontwikkelingen gaan plaatsvinden die de bodem wel dieper verstoren dan 70 cm beneden het maaiveld en die dus wel de archeologische vindplaatsen aantasten, dan zal een vervolgonderzoek moeten worden uitgevoerd. Om die reden worden de gebieden van archeologische waarde (zie onderstaand figuur 4.1) aangegeven op de verbeelding en worden in dit bestemmingsplan regels opgenomen waarin de voorwaarden staan met betrekking tot archeologie. In bijlage 5 is het verkennend archeologisch onderzoek toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0004.png"

Figuur 4.1: Gebied met archeologische waarde 1

Cultuurhistorie

Schiereiland de Hemmes is in totaal 5,3 hectare groot en gelegen aan de Zaan. Het plangebied van de nieuwe molen beslaat 8.220 m2 en is in eigendom van de gemeente Zaanstad. Het was ooit een eiland en door middel van een brug verbonden aan het Kalf. Sinds enige tijd is er een vast landverbinding. Hemmes ofwel Hemlanden betekent buitendijks gebied. Er waren vroegen veel Hemlanden langs de Zaan. Tegenwoordig zijn de Hemlanden langs de Zaan onherkenbaar, verdwenen of ingepolderd. Het Kogerhem aan de overzijde is een voorbeeld van een Hemland, die door fabrieksbebouwing onherkenbaar is geworden. Doordat de Hemlanden laag gelegen gebieden zijn, werden deze vroeger talloze malen overstroomd.

Tot de Tweede Wereldoorlog was de Hemmes het domein van molens. Een typisch Zaans industriegebied. De ideale ligging aan het water voor de noodzakelijke aan- en afvoer en een gunstige ligging ten opzichte van de wind waren hierbij belangrijke factoren. Door industrialisatie in de 19e eeuw verdwenen de molens langzaam uit beeld en het Zaanse landschap. Machines in fabrieken bleken veel effectiever te zijn.

Met de bouw van een natuurgetrouwe kopie op de oude molenplaats wordt een stukje historie in ere hersteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0005.png"

Figuur 4.2: Uitsnede van Hemmes in 1900 (bron: Topotijdreis)

Conclusie

Archeologische belangen worden voldoende geborgd in voorliggend bestemmingsplan en vormen derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. De ontwikkeling houdt daarnaast voldoende rekening met het (historische) karakter van het plangebied en de stad Zaandam. De cultuurhistorische belangen worden voldoende geborgd in voorliggend bestemmingsplan en vormen derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.3 Stedenbouwkundige / landschappelijke uitgangspunten

Het Zaanse Landschap is gevormd door de ontwatering van het moeraslandschap in de 10een 12eeeuw. Bij de ontginning werden sloten (slagen) gegraven van circa 800 à 1200 meter. Daarna volgde een sloot haaks hierop (Gouw of Watering) wat weer de basis vormde voor de volgende slagen. Uiteindelijk ontstond het kenmerkende slagenlandschap. De grond werd aanvankelijk gebruikt voor akkerbouw, maar door het drassige karakter later alleen voor veeteelt.

De eerste bebouwing in dit landschap bevond zich op de bewoonbare en droge gedeelten zoals langs de dijken aan de Zaan. Hier werden de eerste huizen gebouwd. De 1100 molens stonden veelal in het achterland en waren middels smalle paden te bereiken. Toen ook de dijken vol raakten met bebouwing werden langs de paden woningen gebouwd en kon de stad uitbreiden. Deze zogenaamde kamstructuur is nog steeds herkenbaar. De woningen stonden veelal in een strakke rooilijn, met af en toe een pand inverdan. De oever langs het pad had vele doeleinden. Als overtuin voor een sier/moestuin, als plek voor het kakhuis, bleekveldje of overslagplek voor goederen.

In de jongere 20e eeuwse wijken, verder van de Zaan, zoals de Schildersbuurt, Kogerveld, Poelenburg en Westerwatering werd de bestaande ondergrond opgehoogd met zand en ontstonden woonwijken met een eigen identiteit los van het Zaanse landschap.

De dijken en oevers aan de Zaan, zoals de Hemmes, zijn cultuurhistorisch gezien de oudste gedeeltes van deze streek. Het rechtvaardigt dan ook het idee om de aanwezige oude landschapselementen zoals de paden en de sloten plus de geschiedenis van de Hemmes (ooit tien molens) als uitgangspunt te hanteren bij de transformatie van het schiereiland zowel bij de tijdelijke als de definitieve inrichting. In dit project houden we er rekening mee dat de gekozen structuur van paden op de goede plek ligt en dat de Tiny Houses dan plaats maken voor permanente bebouwing.

Onderdeel van het Molenaarserf wordt de herbouw van molen De Zaadzaaijer. Oliemolen De Zaadzaaijer is gebouwd in 1690 en bevond zich op het noordwesten van de Hemmes, direct aan de Poel. Bij de bouw kreeg de molen de naam "De Lastdrager". De molen heeft in de eeuwen erna verschillende eigenaren gehad. Zowel de firma Duyvis als Cacao de Zaan (nu Olam) zijn begonnen in deze molen. Uiteindelijk is de molen in 1949 gesloopt.

Het karakter van het schiereiland en het roemrijke verleden van Zaandam als centrum van houthandel, houtindustrie en scheepsbouw wordt met de beoogde ontwikkeling in ere gehouden. Met de beoogde molen met schuur en houtloodsen. In het Zaanse erfgoed zijn houtbouw en molenbouw herkenbare streekeigen componenten. De molen die op de originele molenplaats zal worden teruggebouwd, wordt authentiek én identiek. Qua uiterlijke verschijningsvorm wordt de molen een natuurgetrouwe kopie van het origineel. Het gebruik echter, wordt anders ingevuld. In de kap komen generatoren om stroom op te wekken. Deze stroom wordt benut voor de molen zelf en zal op termijn ook worden gebruikt voor de nieuwe woningen.
Molens zijn samen met de bijbehorende bouwwerken bijzondere welstandsobjecten. Het zijn beeldbepalende objecten met in de regel een grote cultuurhistorische waarde. Van belang is de (historische) ruimtelijke en functionele eenheid van de molen, de inrichting van het erf en bijhorende schuren. De gemeente wenst de oorspronkelijke functie van de molens zoveel mogelijk te handhaven.

Uitgangspunt voor welstand is het behoud van het eigen karakter van het gebouw in samenhang met de inrichting van het erf en de bedrijfsmatige eigenschappen.

4.4 Wonen

Binnen dit bestemmingsplan worden voor nu geen nieuwe woningen gerealiseerd. De (bedrijfs)woningen op het terrein van scheepsreparatiebedrijf Kramer zijn bestaande en vergunde woningen die echter nog niet juridisch-planologisch zijn opgenomen in het moederplan 'Zaanstad - Noord'. In voorliggend bestemmingsplan worden deze (bedrijfs)woningen wel geborgd. De nieuw te bouwen molen en overige gebouwen zullen geen woonfunctie krijgen, maar als energiebron worden ingericht.

4.5 Maatschappelijke functies

De (her)bouw van de molen, houtloodsen en 'Zaanse gebouwen' geschiedt door leerlingen uit het middelbaar beroepsonderwijs die het vak houtbouw/ restaurateur in de praktijk willen leren. De opleiding 'Technicus Hout en Restauratie wordt vervolgens daadwerkelijk in deze gebouwen gevestigd/beoogd.

Onder begeleiding van een erkend leermeester zullen de leerlingen de molen en de bijbehorende gebouwen gaan bouwen. De bouw duurt daardoor wellicht ietsje langer dan bij een traditionele aanbesteding, maar het opleiden van vakmensen is indirect van essentieel belang voor het behoud van het erfgoed in Nederland. Tijdens de bouw zijn ook vrijwilligers betrokken.

De molenschuur en molenromp wordt opgedeeld in units en verhuurd aan kleine ambachtelijke en creatieve bedrijven.

4.6 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Als toetsing voor het parkeren geldt het parapluplan parkeren. In het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren' en de daaran verbonden 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016' dat van toepassing is op onderhavige locatie, is bepaald dat voor nieuwe functies wordt bepaald of er sprake is van een grotere parkeerbehoefte dan de huidige. Het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren' is vastgesteld door de raad d.d. 07-06-2018 en onherroepelijk.

Van toepassing is de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016'. In de nota wordt de gemeente Zaanstad ingedeeld in parkeergebieden. De Hemmes valt in het lichtgroene gebied 'Matig stedeijk C', zie onderstaand figuur 4.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0006.jpg"

Figuur 4.3: Gebiedsindeling voor toepassen parkeernormen

Vervolgens wordt in de nota per hoofdfunctie en per gebied een parkeernorm gekoppeld aan het aantal m2 Bruto Vloeroppervlakte (BVO). De nota bevat normen voor auto- en fietsparkeerplaatsen. Op basis daarvan moet het plan voorzien in 60 parkeerplaatsen voor auto's en 74 parkeerplekken voor fietsen.

Molen (450 m2 BVO)

Hieronder een overzicht van de mogelijke functies in de molen:

  • Arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven (per 100m2 BVO)

Norm auto 0,7 = aantal benodigd 3

Norm fiets 1 = aantal benodigd 5

  • Arbeidsintensieve/bezoekersintensieve bedrijven (per 100 m2 BVO)

Norm auto 1,9 = aantal benodigd 9

Norm fiets 1,2 = aantal benodigd 5

  • Bedrijfsverzamelgebouw (per 100 m2 BVO)

Norm auto 1,4 = aantal benodigd 6

Norm fiets 1 = aantal benodigd 5

Houtloods 'De Veldvlieger & de Zaanse pandjes (samen 995 m2 BVO)

Hieronder een overzicht van de mogelijke functies:

  • Arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven (per 100 m2 BVO)

Norm auto 0,7 = aantal benodigd 7
Norm fiets 1 = aantal benodigd 10

  • Arbeidsintensieve/bezoekersintensieve bedrijven (per 100 m2 BVO)
    Norm auto 1,9 = aantal benodigd 19

Norm fiets 1,2 = aantal benodigd 12

  • Bedrijfsverzamelgebouw (per 100 m2 BVO)

Norm auto 1,4 = aantal benodigd 14

Norm fiets 1,1 = aantal benodigd 10

  • Beroepsonderwijs dag MBO/ROC (per 100 leerlingen/studenten) uitgaande van 40 leerlingen

Norm auto 4,8 = aantal benodigd 14

Norm fiets per 30 leerlingen, 20 fietsplekken = aantal benodigd 27

Conclusie

Het plan voorziet in voldoende parkeergelegenheid voor auto en fiets. Autoparkeren wordt opgelost ten zuiden van de weg. Om dat ook planologisch mogelijk te maken is ter plaatse van de beoogde parkeeroplossing de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' opgenomen op de verbeelding. Parkeren vormt hiermee geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Keren van busjes en auto's zal op de molenkavel plaatsvinden. Er komen geen vrachtwagens met opleggers. Als het nodig is kan op de centrale weg op de Hemmes geladen en gelost worden waarna bij de parkeerplaats gekeerd kan worden.

4.7 Openbare ruimte

De gemeente is verantwoordelijk voor het bouwrijp maken van het perceel. Om te voorkomen dat de oevers eroderen en in de Zaan uitspoelt, kunnen damwanden of een andere (natuurvriendelijkere) maatregels worden toegepast. Mogelijk dat het erf ook via het water wordt ontsloten door middel van het aanleggen van steigers.

Parkeervoorzieningen ten behoeve van de gebruiksfuncties van het molenerf, zijn zoveel mogelijk op terrein ten zuiden van de toegangsweg voorzien. Er wordt rekening gehouden met parkeervoorzieningen voor (electrische) auto's en fietsenstalling. Het erf wordt middels een weg ontsloten. Deze weg loopt door tot het scheepsreparatie- en onderhoudsbedrijf van Kramer en wordt naar het vasteland opgenomen in het hoofdwegenstructuur van het Kalf.

 

4.8 Water

Toetsingskader

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, maar Rijkswaterstaat is de beheerder van het water gelegen binnen het plangebied.

In navolging van het rijks- en provinciaal beleid is door het Hoogheemraadschap het Waterplan 6 opgesteld. In het Waterplan (WBP6) presenteert het hoogheemraadschap haar koers voor de periode 2022-2027 en de opgaven waar aan gewerkt moet worden. Het plan bouwt voort op de regionale Deltavisie (2012) en het Waterprogramma 2016-2021 (WBP5).

Met het Waterplan geeft het hoogheemraadschap richting aan het waterbeheer tussen 2022 en 2027. Hierin wordt antwoord gegeven op de vragen: Hoe zorgt het hoogheemraadschap in de toekomst voor veilige dijken, droge voeten en voldoende schoon en gezond water in Hollands Noorderkwartier? Welke benadering worden daarvoor gekozen? En welke kosten en inzet gaan daarmee gepaard?

De klimaatverandering en de veranderende maatschappij dwingen tot aanscherping enheroverweging van keuzes in het waterbeleid. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Veranderende patronen in communicatie en participatie in de maatschappij vragen van het hoogheemraadschap grotere betrokkenheid en intensievere dialoog met de partners en belanghebbenden. Bovendien zijn er steeds meer partijen betrokken bij het waterbeheer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk.

Landelijk geldt het Nationaal Water Programma 2022–2027. Dit beleid geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast.

Doelstelling is schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren.

Onderzoek

Huidige situatie waterhuishouding

Het plangebied is gelegen op een schiereiland in de Zaan. Het westelijk deel van dit schiereiland vormt het plangebied. In de huidige situatie is hier een scheepsreparatie- en onderhoudsbedrijf gelegen.

Ten behoeve van de ontwikkeling worden op in het plangebied zowel een scheepsloods als 3 gebouwen als klaslokalen gerealiseerd. Daarnaast wordt hierbij een parkeerplaats gerealiseerd en wordt de toegangsweg, genaamd Kalf, verbreed. Dit leidt tot een toename van het verhard oppervlak. In de huidige situatie zijn de locaties waar de nieuwe gebouwen worden gerealiseerd onverhard. Dit leidt tot onderstaande verhardingstoename.

  Toename verharding  
Loods terrein scheepsreparatie- en onderhoudsbedrijf Kramer  
1.000 m2  
Gebouw 'de Molen' terrein Hemmes   450 m2  
Gebouw 'houtloodsen' terrein Hemmes   515 m2  
Gebouw 'de Zaanse pandjes' terrein Hemmes   480 m2  
Parkeerplaatsen   800 m2  
Wegverbreding Kalf   1.000 m2  
Totaal   4.245 m2  

Bodem

Het maaiveld in het plangebied varieert op basis van de AHN4 tussen de - 0,2 en + 0,2 m NAP. Er is in het DINOloket slechts een boring (B25B0054) bekent op het schiereiland. Deze dateert uit 1956, zie . De bodem aldaar bestaand afwisselend uit zand, klei, veen en leem. De diepere bodemlagen, vanaf ca. 5 m -mv, bestaan uit zand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0007.png"

Figuur 4.4: Boring B25B0054 bodemopbouw

Oppervlaktewater

Het plangebied is gelegen op een schiereiland in de Zaan. De Zaan is primair oppervlaktewater. Dit water inclusief het plangebied is gelegen in het peilgebied 1000-01. Waarin dynamisch peilbeheer is vastgesteld, met een streefpeil van -0,5 m NAP. Het ondergrenspeil is vastgesteld op -0,7 m NAP en het bovengrenspeil op -0,3 m NAP. Door het plangebied ligt een tertiaire watergang, waarover een brug aanwezig is. Verder geldt voor het gehele plangebied dat de oevers gemarkeerd zijn als een beschermingszone oppervlaktewateren. In het noordoostelijk deel van het schiereiland aangemerkt als boezemland op de legger Wateren van HHNK. Dit betekent dat het gebied niet achter een waterkering ligt, maar hooggelegen gebied binnen het peilgebied van de boezem is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0008.png"

Figuur 4.5 Uitsnede legger wateren Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)

Waterveiligheid

Het plangebied is geheel gelegen in de beschermingszone A van een regionale kering. Zonder Omgevingsvergunning van het hoogheemraadschap is het niet mogelijk werken of werkzaamheden uit te voeren in deze beschermingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0009.png"

Figuur 4.6 Uitsnede legger waterkeringen Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)

Riolering

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de gemeente werken samen om hemelwater zoveel als mogelijk te scheiden van afvalwater. Daarom adviseert het hoogheemraadschap om hemelwater zo veel als mogelijk op eigen terrein te verwerken. Voorwaarde hierbij is dat het hemelwater al schoon kan worden beschouwd, zie waterkwaliteit hieronder.

Het terrein van Kramer staat op de lijst van ongerioleerde panden. Om de riolering aan te kunnen brengen en de NUTS voorzieningen te vervangen moet er eerst overleg worden gepleegd met de eigenaar (Verhuurbedrijf Zuideinde b.v.) van het perceel nabij de toegang tot de Hemmes. De voorzieningen moeten namelijk over zijn terrein naar Kramer en de andere locatie worden toegebracht. Zaanstad heeft het aansluiten van de percelen ook omschreven in het riool beleidsstuk wat is vastgesteld door de gemeenteraad: zie Gemeentelijk Rioleringsplan Zaanstad 2020-2024, bijlage 1 bij deze toelichting: de ingezette aanpak om ongerioleerde eigendommen aan te sluiten op de gemeentelijke riolering wordt voortgezet. Het aansluiten van de resterende panden is gekoppeld aan geplande werkzaamheden in de openbare ruimte.

Zorgplicht inzameling stedelijk afvalwater

De zorgplicht geeft invulling aan de implementatie van de EU-richtlijn stedelijk afvalwater. Aanvullend op deze zorgplicht hebben de waterschappen de zorgplicht om het ingezamelde afvalwater te zuiveren. Dit is vastgelegd in artikel 3.4 van de Waterwet.

De zorgplicht vult men meestal in door de aanleg en beheer van een openbaar vuilwaterriool. Gemeenten kunnen voor inzameling van rioolwater naast riolering ook gebruik maken van losse systemen of andere passende systemen (zoals IBA's).

Waterkwaliteit

Wanneer hemelwater ongezuiverd wordt afgevoerd op oppervlaktewater of naar het grondwater dient dit water schoon te zijn. Dit houdt in dat het water niet vermengt is met bijvoorbeeld oliën of in contact is geweest met uitlogende materialen. Bouwmetalen zoals koper, zink, lood, nikkel en chroom vormen een diffuse bron van uitlogende materialen.

Het hemelwater in het plangebied watert af op KRW-oppervlaktewaterlichaam Schermerboezem-Zuid +. Voor de ontwikkeling moet aangetoond worden dat het afstromend hemelwater geen negatief effect heeft op de kwaliteit van het oppervlaktewater.

Advies

Voor de toename verhard oppervlak, groter dan 2.000 m², is compensatie in de vorm van oppervlaktewater of alternatieve berging benodigd. De hoeveelheid benodigde berging wordt gebaseerd op een maatwerkberekening, welke afgestemd dient te worden met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Dit moet bij de nadere uitwerking van de plannen verder uitgewerkt en afgestemd worden. Hiervoor is in de regels tevens een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Noord- en oostzijde van de Hemmes-kavel wordt ingericht als natuurlijke oever. Dit zou een groenbestemming kunnen krijgen, zodat daarmee ook als waterberging gebruikt kan worden. Indien dit onvoldoende is, kan een groter gedeelte tussen de gebouwen een groenbestemming krijgen. Tussen de molen, houtloodsen en overige bebouwing is geen parkeerruimte, opslag of andere specifieke functie beoogd, anders dan toegangspaden. Indien noodzakelijk voor een aanvullende watercompensatie/-berging i.v.m. de loods van Kramer, kan gekeken worden of huidig groen op het perceel van Kramer een groenbestemming kan krijgen.

Voor de werkzaamheden binnen de beschermingszone van de regionale waterkering is tevens een vergunning benodigd. Voor het bouwen in de beschermingszone waterstaatwerk moet een Omgevingsvergunning aangevraagd worden. Het bouwen mag geen negatief effect hebben op de waterkerende functies van de waterkering.

De wijze van het verwerken van hemel- en afvalwater dient te worden afgestemd met de gemeente Zaanstad wanneer er een aansluiting op de riolering benodigd is.

Wanneer het hemelwater afstroomt op de Schermerboezem-Zuid + moet aangetoond worden dat dit geen negatief effect op de waterkwaliteit van het oppervlaktewater heeft.

Conclusie

Het aspect vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling mits het advies in acht wordt genomen. In de regels zal een voorwaardelijke verplichting worden opgenomen dat watercompensatie zal worden uitgevoerd voor de realisatie van de beoogde ontwikkeling.

4.9 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de Ladder voor durzame verstedelijking opgenomen. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. De Ladder voor duurzame verstedelijking is geregeld in artikel 3.1.6 lid 2 en luidt:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien'.

De begrippen "bestaand stedelijk gebied" en "nieuwe stedelijke ontwikkeling" zijn opgenomen in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder h en i Bro.

De 'behoefte' is de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende 10 jaar - looptijd van een bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). De Ladder bepaalt niet voor welke regio de behoefte in beeld moet worden gebracht. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling bepaalt op welk niveau de afweging moet worden gemaakt. De afbakening van het onderzoeksgebied is dus afhankelijk van het beoogde programma in het bestemmingsplan.

Toetsing en conclusie

Op basis van jurisprudentie kan geconcludeerd worden dat een woningbouwontwikkeling van 12 woningen of meer gezien wordt als stedelijke ontwikkeling. Onderhavige ontwikkeling voorziet in de realisatie van 1 molen met schuur en houtloodsen en de bouw van een nieuwe loods op het terrein van Kramer. Dit plan wordt niet aangemerkt als stedelijke ontwikkeling. Om die reden is de Ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

4.10 Afweging naar aanleiding van het milieueffect

Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Eén van de belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging is dat de effecten van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, die via het herzien of afwijken van een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, middels een vormvrije m.e.r.-beoordeling in beeld moeten worden gebracht. Hiertoe is een aanmeldnotitie opgesteld, op basis waarvan beoordeeld wordt of het noodzakelijk is een milieueffectrapportage op te stellen. De notitie is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.

In de notitie wordt in voldoende mate inzicht gegeven in de milieugevolgen van de beoogde ontwikkeling. Gelet op de kenmerken van het project, de locatie van het project en de kenmerken van de effecten van het project, moet worden geconcludeerd dat het project niet leidt tot milieueffecten van dusdanige omvang dat sprake kan zijn van 'belangrijke nadelige milieugevolgen'. Er is daarom geen aanleiding of noodzaak voor het doorlopen van een formele m.e.r.-beoordelingsprocedure of m.e.r.-procedure.

Conclusie

Er zijn in het kader van de vormvrije-m.e.r. beoordeling geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

4.11 Duurzaamheid

Toetsingskader

Zaanstad heeft zich aangesloten bij een 'Green Deal' met het Rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas.

Naast het aanbieden van nieuwe woningen met aardgas is het veranderen van de warmtevoorziening in de bestaande bouw een grotere opgave. Nieuwe duurzame warmtebronnen zijn weliswaar beschikbaar, maar nog niet op grote schaal toegepast in bestaande wijken die nu door aardgas worden verwarmd. De verdere ontwikkeling van de technologie, financiële oplossingen en nieuwe samenwerkingsvormen zijn daarvoor noodzakelijk. Initiatieven die nu mogelijk worden met deze Green Deal leveren hier een belangrijke bijdrage aan.

Het Zaans Klimaatakkoord 2.0 is in maart 2023 vastgesteld. Het laat zien waar Zaanstad staat en wat de laatste ontwikkelingen zijn. Het doel is om uiterlijk in 2040 klimaatneutraal te zijn. Ook wil Zaanstad in 2050 circulair zijn en aangepast aan een veranderend klimaat. Met een gezonde leefomgeving voor mens en dier en aangepast aan extremer weer juicht Zaanstad nieuwe ontwikkelingen en samenwerking toe.

Onderzoek

Voor Hemmes geldt duurzaamheid & energietransitie als een belangrijk thema. Wat het project bijzonder maakt is dat een molen windenergie gaat omzetten in elektriciteit ten behoeve van de functies op het eiland. In feite geeft dit een kans om een proeftuin te zijn voor Nederland. Alle toekomstige nieuwe woningen (tiny houses), bedrijfsruimtes en authentieke houtloodsen worden uitgerust met PV-panelen.

Via het salderen wordt vervolgens “nul op de meter “ verkregen, dit betekent echter niet dat dit 100% duurzaam is. Het probleem zit in de winterdip; grote energievraag en weinig zon.

Deze dip zal in de praktijk door energiecentrales opgevangen moeten worden. Door op buurtniveau wind en zon slim te koppelen kan juist in de winter, als de meeste windenergie te oogsten is, compensatie plaatsvinden van deze seizoensdip. Andersom verbruiken de gebruikers van de molen natuurlijk ook energie, ook op momenten wanneer het niet waait, dan kan de molen op haar beurt gevoed worden door zonne-energie van de woningen. Inzake de energietransitie wordt een energie coöperatie opgezet waarin vastgelegd wordt dat de molen (windenergie), de houtloodsen (zonne-energie) en de Tiny Houses (zonne-energie) elkaars stroom afnemen.

Duurzame energie

De nieuw te bouwen molen zal voor een belangrijk deel zelf energie opwekken. In de kap van de molen zullen twee generatoren worden geplaatst waarmee stroom wordt opgewekt. De generatoren staan in directe verbinding met de molenas, die de wieken aandrijft. In de zomermaanden zal energie worden opgewekt met zonnepanelen die zijn geplaatst op het dak van de houtloodsen. Met deze combinatie kan jaarrond voldoende stroom worden opgewekt om in eigen energiebehoefte te voorzien.

Sloop en herbouw

De houtloods is authentiek en goed bewaard gebleven. Met de opbouw van de houtloods kan ongeveer 90% van het originele constructiemateriaal worden gebruikt. Gezien de grote dakoppervlakken van de houtloods kan één zijde van ruim 100 m2 aan zonnepanelen worden geplaatst.

De molen zelf zal worden gebouwd met leerlingen uit het middelbaar beroepsonderwijs die het vak houtbouw/restaurateur in de praktijk willen leren. Onder begeleiding van een erkend leermeester en vrijwilligers wordt de molen gebouwd.

Conclusie

Ten aanzien van duurzaamheid zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

4.12 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing.

Voor risicovolle inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het wettelijke kader. Voor buisleidingen is dit het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het huidige beleid voor transportmodaliteiten is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee begrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderling samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. het PR kan op de kaart van het gebied worden weergegeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnende 10-6/jaar-contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden geprojecteerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaar-contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij ander bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.

In de Bevi en Bevt is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Bij deze verantwoordingsplicht dient het bevoegd gezag op een juiste wijze de toename en ligging van het groepsrisico te onderbouwen en te verantwoorden. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. Bij de verantwoording van het groepsrisico dient het bevoegd gezag advies in te winnen bij de Veiligheidsregio. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico dient naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, dat berekend wordt door middel van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA).

Onderzoek

De molen zal worden gebruikt voor het opwekken van energie. In het Activiteitenbesluit wordt de molen om die reden beschouwt als 'windturbine'. Doordat de molen wordt aangemerkt als windturbine, betekent dat er geen molenbiotoop hoeft te wordt vastgelegd. Voor windturbines worden andere eisen gesteld, waaronder:

  • 1. Risico's met betrekking tot (beperkt) kwetsbare objecten;
  • 2. Risico's met betrekking tot waterwegen.

Risico met betrekking tot (beperkt) kwetsbare objecten

PR 10-5 contour

Deze contour wordt gedefineerd door de rotordiameter. Voor de molen is dat 22 meter. De contour is een cirkel met een straal van 11 meter vanuit het hart van het molenlijf.

  • Er bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten buiten de inrichting in de PR 10-5 contour.

PR 10-6 contour

Deze contour wordt gedefineerd door de rotorstraal opgeteld bij de ashoogte. Voor de molen is dat bij benadering 17 meter. De contour is een cirkel met een straal van 28 meter vanuit het hart van het molenlijf.

  • Er bevinden zich geen kwetsbare objecten buiten de inrichting in de PR 10-6 contour. De PR 10-6 contour raakt aan de noordzijde de geplande houtloodsen. De houtloodsen worden gedefineerd als beperkt kwetsbaar object. De geprojecteerde praktijkruimte (werkplaats) voor houtbewerking valt onder de definitie van beperkt kwetsbaar object. Dit geldt ook voor de meest noordelijk gepositioneerde losse bouwvolume.

Tevens is het zogenaamde domino-effect niet van toepassing omdat er zich binnen de PR 10-5 contour geen risicovol object bevindt.

De wet heeft geen PR contour voor de inrichting zelf, zoals bij een moderne windturbine. De molen als inrichting kan men wel in verblijven, maar valt niet onder de beperkingen van de PR 10-5 en PR 10-6 contour. Deze contouren gelden alleen voor objecten buiten de inrichting die (beperkt) kwetsbaar zijn.

Risico's met betrekking tot waterwegen

De beleidsregels van Rijkswaterstaat staan niet toe dat er een windturbine op minder dan 50 meter van de waterweg wordt geplaatst. De molen wordt gerealiseerd direct aan de noordoever van de Hemmes en komt direct aan de Poel te staan. De belangrijkste redenen om een windturbine minimaal 50 meter van de waterweg te plaatsen heeft te maken met:

  • Mogelijke verstoring van het scheepvaart radarbeeld (reflectie ronddraaiende wieken);
  • Mogelijk visuele hinder voor scheepvaartverkeer en bedienend personeel van kunstwerken (brug- en sluiswachters);
  • Het ontnemen van zicht op de vaarwegmarkering.

De locatie van de molen zal geen visuele hinder opleveren en ook het zicht op de vaarwegmarkering niet ontnemen. Mogelijke verstoring van het scheepvaart radarbeeld is uit te sluiten, mede omdat het hier om één molen gaat, die niet langs de Zaan staat, maar om de hoek van de hoofdvaargeul. Verstoring als gevolg van de draaiende wieken is niet waarschijnlijk, mede omdat het molenlijf al voor voldoende radar reflectie zorgt.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.Tevens dient een opstelplaats voor de brandweerauto aanwezig te zijn. De volgende kenmerken zijn hierbij van toepassing:

  • breedte 4,5 meter;
  • lengte 10 meter;
  • vrije doorgangshoogte van 4,2 meter;
  • aslast van 11,5 ton;
  • totaalgewicht minimaal 15 ton.

Het plangebied biedt voldoende ruimte voor een opstelplaats voor een blusvoertuig op zowel het terrein van het molenerf als dat van Kramer.

Zelfredzaamheid

De aanwezige personen zullen over het algemeen zelfredzaam zijn gelet op het feit dat het plangebied uit werkfuncties en een middelbare school bestaat. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen, denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en, indien aanwezig, het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.

Conclusie 

De wetgeving voor externe veiligheid voor spoorwegen, wegen in het algemeen, risicovolle inrichtingen, hoogspanningskabels, waterkeringen en buisleidingen zijn op de locatie van de molen op de Hemmes in Zaandam niet van toepassing.

De risico's met betrekking tot (beperkt) kwetsbare objecten en waterwegen levert geen belemmeringen op om een molen met schuur en twee houtloodsen te kunnen realiseren.

4.13 Geluid

Op basis van artikel 76 van de Wet geluidhinder (Wgh) dienen bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of uitwerkingsplan als bedoeld in art. 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de waarden als bedoeld in art. 82 t/m 85 van de Wgh in acht te worden genomen, indien dat plan gelegen is in een zone rondom een weg als bedoeld in art.74 lid 1 Wgh en (het betreffende onderdeel van) dat plan mogelijkheden biedt voor:

  • De realisatie van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen (functies zoals genoemd in art. 1 Wgh en art 1.2 Bgh – het Besluit geluidhinder zoals gewijzigd op 4 april 2012);
  • De aanleg van een nieuwe weg en/ of een reconstructie van een bestaande weg;
  • Functiewijzigingen van een niet-geluidsgevoelige functie in een geluidsgevoelige functie (bijvoorbeeld via afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid).

Onderzoek

In het kader van voorliggend bestemmingsplan is akoestisch onderzoek verricht. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan. Doel van het akoestisch onderzoek is inzicht te geven in de ligging van de geluidzone rondom het als gezoneerd industrieterrein te bestemmen deel van het terrein van het bedrijf Kramer. Daarnaast is het doel van het akoestisch onderzoek om de akoestische inpasbaarheid van de bestaande bedrijfswoning Kalf 33C, burgerwoning Kalf 33E en schoolgebouwen in de nabijheid van het bedrijf Kramer inzichtelijk te maken.

Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT)

In figuur 4.7 is de geluidcontour als gevolg van de representatieve bedrijfssituatie van Kramer weergegeven. Op basis van de 50 dB(A) contour kan het bevoegd gezag de geluidzone vaststellen. De contour maakt duidelijk dat niet bij alle geluidgevoelige objecten in de omgeving het geluidniveau als gevolg van Kramer lager is dan de grenswaarde van 50 dB(A). Er wordt wel op alle geluidgevoelige objecten voldaan aan de maximaal toelaatbare grenswaarde van 60 dB(A) etmaalwaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0010.png"

Figuur 4.7: Geluidcontour als gevolg van de representatieve bedrijfssituatie van Kramer

Cumulatie

De ten hoogst berekende gecumuleerde waarde bedraagt 61 dB(A)-etmaalwaarde ter plaatse van de westgevel van de burgerwoning Kalf 33E (tweede bouwlaag, hoogte 5 m). Conform artikel 1.5 van het Besluit geluidhinder kan de gemeente alleen hogere waarden vaststellen als cumulatie van verschillende geluidsbronnen niet leidt tot onaanvaardbare geluidbelastingen. Gemeente Zaanstad hanteert dat er sprake is van een onaanvaardbare geluidbelasting als de gecumuleerde waarde meer dan 3 dB hoger is dan de maximaal toelaatbare grenswaarde (3 dB komt overeen met een hoorbaar geluidverschil).

De maximaal toelaatbare grenswaarde voor bestaande woningen en andere geluidgevoelige objecten binnen de zone van een gezoneerd industrieterrein als gevolg van industrielawaai bedraagt 60 dB(A). Aangezien de Gemeente Zaanstad hanteert dat er sprake is van een onaanvaardbare geluidbelasting als de gecumuleerde waarde meer dan 3 dB hoger is dan de maximaal toelaatbare grenswaarde (in dit geval dus of 60 dB(A) + 3 dB = 63 dB(A)) kan worden gesteld dat er in deze situatie geen sprake is van een onaanvaardbare geluidbelasting (de ten hoogst berekende gecumuleerde waarde bedraagt immers 61 dB(A)).

Maatregelen en vast te stellen hogere waarden

Gelet op de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde ter plaatse van de hierboven beschreven geluidgevoelige objecten dient normaliter in het kader van de Wet geluidhinder onderzocht te worden of er maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn. Echter, gezien het een bestaande situatie betreft die al jaren bestaat, wordt het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen als niet wenselijk beschouwd. Derhalve wordt alleen ingegaan op maatregelen bij de ontvanger (gevelgeluidwering).

Vast te stellen hogere waarden

Uit de rekenresultaten blijkt dat er hogere waarden vastgesteld dienen te worden als gevolg van het beoogde gezoneerde industrieterrein Kramer. De bedrijfswoning Kalf 33C en de burgerwoning Kalf 33E zijn in het verleden niet bestemd als woonbestemming. In het nieuwe bestemmingsplan wordt dit gerepareerd. Aangezien de bedrijfswoning Kalf 33C binnen de zone van het gezoneerde industrieterrein Poeldijk is gelegen en aangezien de burgerwoning Kalf 33E binnen de zone van de gezoneerde industrieterreinen Poeldijk en Zetmeelbedrijven de Bijenkorf is gelegen, zijn in onderstaande tabel ook de te verlenen hogere waarde als gevolg van de bestaande gezoneerde industrieterreinen Poeldijk en Zetmeelbedrijven de Bijenkorf weergegeven.

Daarnaast zijn de beoogde schoolgebouwen gelegen binnen de zone van de bestaande gezoneerde industrieterreinen Poeldijk en Zetmeelbedrijven de Bijenkorf. Uit de rekenresultaten volgt dat hogere waarden dienen te worden vastgesteld als gevolg van de bestaande industrieterreinen Poeldijk en Zetmeelbedrijven de Bijenkorf.

In onderstaande tabel wordt onderscheid gemaakt tussen schoolgebouw 1 (het meest westelijk geprojecteerde schoolgebouw) en schoolgebouw 2 (het meest oostelijk geprojecteerde schoolgebouw).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0011.png"

Uit artikel 111b van de Wet geluidhinder volgt dat voor de bestaande woningen waarvoor burgemeester en wethouders van de gemeente een hogere waarde vaststelt, met behulp van een gevelgeluidweringsonderzoek dient te worden aangetoond dat deze woningen aan de wettelijke eisen met betrekking tot het binnenniveau voldoen. Het binnenniveau van de bestaande woningen mag ten hoogste 35 dB(A) bedragen.

Resultaten goede ruimtelijke ordening

In de Wet ruimtelijke ordening zijn geen grenswaarden voor het aspect geluid opgenomen in relatie tot nieuwe functies en activiteiten. Als eerste maat voor het bepalen of sprake is van een goede ruimtelijke ordening ter plaatse van de woningen Kalf 33C, Kalf 33E en de schoolgebouwen is voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening gehanteerd. Voor het maximale geluidniveau (LAmax) is het Activiteitenbesluit gehanteerd.

Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT)

Bedrijfswoning Kalf 33C

Uit de rekenresultaten volgt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) ter plaatse van de bedrijfswoning Kalf 33C ten hoogste 61 dB(A), 56 dB(A) en 42 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode bedraagt. Daarmee wordt niet voldaan aan de streefwaarde van 55 dB(A)-etmaalwaarde. Aan de maximale richtwaarde van 65 dB(A)-etmaalwaarde wordt wel voldaan.

Burgerwoning Kalf 33E

Uit de rekenresultaten volgt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) ter plaatse van de burgerwoning Kalf 33E ten hoogste 58 dB(A), 50 dB(A) en 49 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode bedraagt. Daarmee wordt niet voldaan aan de streefwaarde van 55 dB(A)-etmaalwaarde. Aan de maximale richtwaarde van 65 dB(A)-etmaalwaarde wordt wel voldaan.

Schoolgebouwen

Uit de rekenresultaten volgt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) ter plaatse van de schoolgebouwen ten hoogste 52 dB(A) in de dagperiode bedraagt. Daarmee wordt voldaan aan de grenswaarde van 55 dB(A) in de dagperiode voor gevoelige gebouwen op een bedrijventerrein conform het Activiteitenbesluit.

Maximaal geluidniveau (LAmax)

Bedrijfswoning Kalf 33C

Uit de rekenresultaten volgt dat het maximale geluidniveau (LAmax) ter plaatse van de bedrijfswoning Kalf 33C ten hoogste 88 dB(A), 74 dB(A) en 74 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode bedraagt. Daarmee wordt niet voldaan aan de waarden die volgen uit het Activiteitenbesluit.

In artikel 2.17 lid 3 onder b van het Activiteitenbesluit wordt echter aangegeven dat de gestelde grenswaarde voor het maximale geluidsniveau (LAmax) in de dagperiode niet van toepassing is op laad- en losactiviteiten. Het maximale geluidniveau exclusief laden en lossen in de dagperiode ter plaatse van de bedrijfswoning Kalf 33C bedraagt ten hoogste 81 dB(A). De maatgevende geluidbron betreft in dit geval het gebruik van de dieselheftruck. Hiermee wordt in de dagperiode eveneens niet voldaan aan de waarden die volgen uit het Activiteitenbesluit. In de avond- en nachtperiode is de overschrijding het gevolg van aan- en afrijdende personenwagens en bestelwagens.

Burgerwoning Kalf 33E

Uit de rekenresultaten volgt dat het maximale geluidniveau (LAmax) ter plaatse van de burgerwoning Kalf 33E ten hoogste 82 dB(A), 69 dB(A) en 69 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode bedraagt. Daarmee wordt in de dag- en nachtperiode niet voldaan aan de waarden die volgen uit het Activiteitenbesluit.

In artikel 2.17 lid 3 onder b wordt echter aangegeven dat de gestelde grenswaarde voor het maximale geluidsniveau (LAmax) in de dagperiode niet van toepassing is op laad- en losactiviteiten.

Het maximale geluidniveau exclusief laden en lossen in de dagperiode ter plaatse van de burgerwoning Kalf 33E bedraagt ten hoogste 76 dB(A). De maatgevende geluidbron betreft in dit geval het gebruik van de dieselheftruck. Hiermee wordt in de dagperiode eveneens niet voldaan aan de waarden die volgen uit het Activiteitenbesluit. In de nachtperiode is ter plaatse van de noord- en westgevel de overschrijding het gevolg van aan- en afrijdende bestelwagens.

De waarden uit het Activiteitenbesluit zijn aangehouden als eerste maat van beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Een vooruitblik laat echter zien dat in het kader van de Omgevingswet (c.q. Bal en Besluit kwaliteit leefomgeving) de normering van de piekgeluiden ook inhoudelijk wordt gewijzigd. Uit paragraaf 5.1.4.2.2 van het Bkl volgt dat het maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door aandrijfgeluid van transportmiddelen ten hoogste 70 dB(A) in de avond- en nachtperiode mag bedragen (standaardwaarde voor toelaatbaar geluid op een geluidgevoelig gebouw). Vernieuwde inzichten wijzen uit dat 70 dB(A) in de avond- en nachtperiode als gevolg van aan- en afrijdend verkeer niet als onacceptabel hoeft te worden beschouwd.

Schoolgebouwen

Uit de rekenresultaten volgt dat het maximale geluidniveau (LAmax) ter plaatse van de schoolgebouwen ten hoogste 79 dB(A) in de dagperiode bedraagt. Daarmee wordt in de dag niet voldaan aan de waarden die volgen uit het Activiteitenbesluit.

In artikel 2.17 lid 3 onder b wordt echter aangegeven dat de gestelde grenswaarde voor het maximale geluidsniveau (LAmax) in de dagperiode niet van toepassing is op laad- en losactiviteiten. Het maximale geluidniveau exclusief laden en lossen in de dagperiode ter plaatse van schoolgebouwen bedraagt ten hoogste 71 dB(A). De maatgevende geluidbron betreft in dit geval het gebruik van de dieselheftruck. Hiermee wordt voldaan aan de waarden die volgen uit het Activiteitenbesluit.

Oplossingsrichtingen

Uit de resultaten volgen twee aandachtspunten, enerzijds de berekende langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus ter plaatse de bedrijfswoning Kalf 33C en de burgerwoning Kalf 33E als gevolg van de activiteiten op het terrein van Kramer en anderzijds de maximale geluidniveaus ter plaatse de bedrijfswoning Kalf 33C en de burgerwoning Kalf 33E als gevolg van de activiteiten op het terrein van Kramer.

Gezien het een bestaande situatie betreft die al jaren bestaat, wordt het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen als niet wenselijk beschouwd. Derhalve is alleen ingegaan op maatregelen bij de ontvanger (gevelgeluidwering).

Bedrijfswoning Kalf 33C

Zoals beschreven volgt uit artikel 111b van de Wet geluidhinder dat het binnenniveau ten hoogste 35 dB(A) mag bedragen ter plaatse van de bedrijfswoning Kalf 33C en de burgerwoning Kalf 33E.

Er dient bij de bedrijfswoning Kalf 33C, als gevolg van de verplichtingen uit de Wet geluidhinder, een reductie behaalt te worden van tenminste 58-35 = 23 dB(A). De gecumuleerde geluidbelasting op deze woning bedraagt ten hoogste 61 dB(A). Met de hierboven beschreven vereiste geluidwering is sprake van een binnenniveau van 38 dB(A) als gevolg van alle beschouwde geluidbronnen. Uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (p. 18) volgt dat voor bestaande situaties de grenswaarde voor het binnenniveau 40 dB(A) etmaalwaarde bedraagt. Daarmee lijkt, na toepassing van de vereiste geluidwering conform Wet geluidhinder, sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

Voor wat betreft de maximale geluidniveaus (LAmax) kan bij toepassing van bovenstaande geluidwering van 23 dB(A) in de dagperiode niet worden voldaan aan de grenswaarde van 55 dB(A) voor het binnenniveau conform het Activiteitenbesluit (81-23 = 58 dB(A)). Gezien het hier om een bestaande bedrijfswoning gaat met een van oudsher directe relatie tot het bedrijf (eigen inrichting) en gezien de overschrijding in de dagperiode zich beperkt voordoet lijkt hiermee sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

In de avond- en nachtperiode blijft ook na toepassing van bovenstaande gevelgeluidwering sprake van een overschrijding. Gezien het hier om een bestaande bedrijfswoning gaat met een van oudsher directe relatie tot het bedrijf (eigen inrichting) en gezien de overschrijding in de avond- en nachtperiode zich beperkt voordoet (het komen en gaan van één bestelwagen in de avondperiode en één bestelwagen in de nachtperiode) lijkt hiermee sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

Daarnaast geldt dat de waarden uit het Activiteitenbesluit zijn aangehouden als eerste maat van beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Een vooruitblik laat echter zien dat in het kader van de Omgevingswet (c.q. Bal en Besluit kwaliteit leefomgeving) de normering van de piekgeluiden ook inhoudelijk wordt gewijzigd. Uit het onderzoek volgt dat het maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door aandrijfgeluid van transportmiddelen ten hoogste 55 dB(A) in de avond- en nachtperiode mag bedragen (standaardwaarde voor toelaatbaar geluid binnen in een geluidgevoelig gebouw). Bij toepassing van bovenstaande geluidwering van 23 dB(A) kan worden voldaan aan deze standaardwaarde in de nachtperiode.

Burgerwoning Kalf 33E

Er dient bij de burgerwoning Kalf 33E, als gevolg van de verplichtingen uit de Wet geluidhinder, een reductie behaalt te worden van tenminste 58-35 = 23 dB(A).

De gecumuleerde geluidbelasting op deze woning bedraagt ten hoogste 61 dB(A). Met de hierboven beschreven vereiste geluidwering is sprake van een binnenniveau van 38 dB(A) als gevolg van alle beschouwde geluidbronnen. Uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (p. 18) volgt dat voor bestaande situaties de grenswaarde voor het binnenniveau 40 dB(A) etmaalwaarde bedraagt. Daarmee lijkt, na toepassing van de vereiste geluidwering conform Wet geluidhinder, sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

Voor wat betreft de maximale geluidniveaus (LAmax) kan bij toepassing van bovenstaande geluidwering van 23 dB(A) in de dagperiode worden voldaan aan de grenswaarde van 55 dB(A) voor het binnenniveau conform het Activiteitenbesluit (76-23 = 53 dB(A)).

In de nachtperiode blijft echter ook na toepassing van bovenstaande gevelgeluidwering sprake van een overschrijding. Gezien de overschrijding in de nachtperiode zich beperkt voordoet (het komen en gaan van één bestelwagen in de nachtperiode) lijkt hiermee sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat. Daarnaast geldt dat de waarden uit het Activiteitenbesluit zijn aangehouden als eerste maat van beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Een vooruitblik laat echter zien dat in het kader van de Omgevingswet (c.q. Bal en Besluit kwaliteit leefomgeving) de normering van de piekgeluiden ook inhoudelijk wordt gewijzigd. Uit paragraaf 5.1.4.2.2 van het Bkl volgt dat het maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door aandrijfgeluid van transportmiddelen ten hoogste 55 dB(A) in de nachtperiode mag bedragen (standaardwaarde voor toelaatbaar geluid binnen in een geluidgevoelig gebouw). Bij toepassing van bovenstaande geluidwering van 23 dB(A) kan worden voldaan aan deze standaardwaarde in de nachtperiode.

Conclusie

Akoestiek vormt geen belemmering voor het plan. Wel dienen hogere waarden te worden vastgesteld.

4.14 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen 'Niet In Betekenende Mate' (NIBM) bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0012.png"

In dit Besluit Niet In Betekenende Mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Onderhavige ontwikkeling betreft de nieuwbouw van een molen met schuur en dubbele houtloodsen en de uitbreiding van Kramer met één nieuwe loods. Het bruto vloeroppervlak neemt ten opzichte van de huidige situatie per saldo toe, door de realisatie van nieuwe gebouwen. Deze toename is echter niet zodanig dat daarmee de wettelijke ondergrens voor onderzoek overschreden wordt (tweede bovenstaande bullet). Dit gebeurt ook niet wanneer het totale programma in ogenschouw wordt genomen. Gesteld kan worden dat dit plan derhalve in verhouding tot de wettelijke ondergrens voor onderzoek (tweede bovenstaande bullet) niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Onderstaande berekening toont dit tevens aan. Hierin is de verkeersgeneratie van het nieuwe programma als uitgangspunt genomen. Deze bedraagt afgerond maximaal 300 motorvoertuigen voor een weekdaggemiddelde voor het totale werk- en onderwijsprogramma, zoals opgenomen in paragraaf 2.3, excl. parkeren en wegverbreding. Dit aantal is berekend op basis van maximale kengetallen voor werken (bedrijf/arbeidsextensief) en maximale kengetallen voor onderwijs (max. 4 lokalen voor 30 a 40 leerlingen) die de CROW hanteert voor een matig stedelijk gebied in de rest van de bebouwde kom.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0013.png"

Conclusie

Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief. De bijdrage van het plan is niet in betekende mate.

4.15 Geur

In deze paragraaf is bekeken in hoeverre er – met het oog op mogelijke geurhinder – sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Hierbij wordt ingegaan op de volgende aspecten:

  • 1. Zijn er geurgevoelige objecten voorzien?
  • 2. Zijn deze geurgevoelige objecten standaard, minder of minst geurgevoelige objecten?
  • 3. Zijn er bedrijven die geur veroorzaken ter plaatse van het plangebied?
  • 4. Is deze geurbelasting aanvaardbaar?

Zaans geurbeleid

Geur is in de gemeente Zaanstad een belangrijk onderwerp, wat de reden is dat het Zaans geurbeleid is vastgesteld door de gemeenteraad (14 juli 2016). Voor een aantal bedrijven in de omgeving van het plangebied is de provincie Noord Holland bevoegd gezag. Voor de toetsing of er in het plangebied sprake is van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het Zaans geurbeleid van toepassing. Hiervoor is het niet van belang of een bedrijf onder provinciaal of gemeentelijk gezag valt.

Het Zaans geurbeleid gaat uit van een streefkwaliteit. Uitgangspunt voor deze streefkwaliteit is een situatie waarin er geen ernstige geurhinder meer is en waarin het aantal geurgehinderden 12% of minder is. Het Zaans geurbeleid heeft als doel het op termijn behalen van de streefkwaliteit.

De geurbelasting wordt uitgedrukt in een zogenaamde ‘hedonische waarde’ (afgekort als H). Deze waarde duidt de (on-)aangenaamheid van geur uit. De mate van geurhinder is afhankelijk van de onaangenaamheid van een geur (hedonische waarde) maar ook van de geur concentratie (het aantal odour-units/m3). De geurbelasting geldt voor continue en discontinue bronnen voor alle typen geurgevoelige objecten. In het Zaans geurbeleid wordt gebruik gemaakt van 2 onderscheidende hedonische waarden:

      • Licht onaangename geur: H=-1
      • Onaangename geur: H=-2

Volgens het geurbeleid verschillen objecten in gevoeligheid voor geur het onderscheid is als volgt: standaard gevoelige objecten, minder geurgevoelige objecten en minst geurgevoelige objecten. Voor de standaard gevoelige objecten, zoals woningen, geeft de concentratie horend bij H=-1 van continue bronnen de streefkwaliteit weer. Is een object minder geurgevoelig, dan is de toegestane geurconcentratie hoger. Het Zaans geurbeleid maakt onderscheidt in:

  • standaard geurgevoelige objecten, zoals woningen;
  • minder geurgevoelige objecten, zoals horeca en maatschappelijke functies;
  • minst geurgevoelige objecten, zoals bedrijven.

Op grond van het geurbeleid geldt dat bij standaard en minder geurgevoelige objecten de H=-2 contour niet mag worden overschreden. Er mag dus geen sprake zijn van ernstige geurhinder.

Onderzoek

  • 1. Wat wordt er mogelijk gemaakt en zijn dat (minder) geurgevoelige objecten?

De ontwikkeling betreft de realisatie van een molen met schuur, dubbele houtloodsen en een school. Deze objecten worden beschouwd als een minder geurgevoelige object. De bijbehorende streefkwaliteit is kleiner of gelijk aan 2 x H=-1. Nu er sprake is van minder geurgevoelige objecten, is de vervolgvraag of er relevante geurhinder te verwachten is. De aanwezige (bedrijfs)woningen zijn geurgevoelig maar reeds aanwezig en worden niet nieuw mogelijk gemaakt. Daarom is alleen de realisatie van de minder geurgevoelige objecten verder onderzocht.

  • 2. Zijn er bedrijven die geurhinder veroorzaken in of nabij deze ontwikkeling en is deze geurbelasting aanvaardbaar?

De planlocatie ligt binnen de streefwaardecontour (2xH=-1) van het bedrijf OFI. In de toekomst zal de geursituatie verbeteren door de maatregelen die zijn opgenomen in de vergunning. Hierdoor valt de planlocatie in de toekomst binnen de H=-1 geurcontour. Daarnaast valt de locatie buiten de geurcontour van zowel Duyvis als Cargill Aurora. In bijlage 4 is een uitgebreide inventarisatie opgenomen van de geurbelasting op de planlocatie.

Conclusie

De planlocatie valt binnen de H-1 contour van OFI en Duyvis. Dit voldoet aan de geurstreefkwaliteit voor een minder geurgevoelig object. Hierbinnen zijn geen maatregelen noodzakelijk. Geur vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.16 Bodem

In het verleden zijn er meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd op het noordelijke deel van De Hemmes in Zaandam. Hieronder is per kadastraal perceel geïnventariseerd naar de bodemkwaliteit.

Perceel Zaandam, B 4298
Op dit perceel zijn de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd:

  • 1. “Nader bodemonderzoek Schiereiland de Hemmes Zaandam; 601-24945 (Oranjewoud, 1 oktober 1994)
  • 2. “Rapport inzake een aanvullend bodemonderzoek terrein Kramer, Hemmes-eiland te Zaandam; projectnummer: 94246 (EcoControl,13 maart 1995)
  • 3. “Rapport inzake een nader bodemonderzoek terrein Kramer, Hemmes te Zaandam; projectnummer: 95143 (EcoControl, 8 mei 1996)
  • 4. “Rapport nader bodemonderzoek en risico-evaluatie terrein Kramer; projectnummer: 97116 (EcoControl, 24 september 1999)
  • 5. “Historisch onderzoek Kalf 33 Zaandam; projectnummer: 06.L276.10 (CSO adviesbureau, 6 december 2006)

Uit het bovenstaande blijkt dat er op het perceel een oliemolen heeft gestaan en dat er reparaties en nieuwbouw van scheeps- en stationaire motoren hebben plaatsgevonden. Een deel van het perceel is in het verleden gedempt. Uit oude bodemonderzoeken blijkt dat er sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Hoewel de saneringsurgentie als niet urgent werd beoordeeld, is het belangrijk om de huidige bodemkwaliteit vast te stellen en eventuele verontreinigingen te identificeren.

Op dit moment bevinden zich een bedrijf en een bedrijfswoning op het perceel. Er zijn 25 jaar oude gegevens over de bodemkwaliteit bekend. Daarom wordt geadviseerd om een nieuw bodemonderzoek uit te laten voeren. In dit bodemonderzoek dient te worden vastgesteld of de hier aanwezige bodemkwaliteit een risico vormt voor de gezondheid van de mensen die hier in de bedrijfswoning wonen.

Perceel Zaandam, B 4295

Op dit perceel is het het volgende bodemonderzoek uitgevoerd:

  • 1. “Nader bodemonderzoek Schiereiland De hemmes Zaandam; 601-24945” (Oranjewoud, 1-10-1994)

In 1994 is een bodemonderzoek uitgevoerd op het perceel. Aangezien er plannen zijn om op dit perceel een bedrijfsloods te bouwen, zal een nieuw bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden. Dit is nodig om de huidige bodemkwaliteit vast te stellen en eventuele verontreinigingen te identificeren. Het bodemonderzoek van 1994 is namelijk te oud en niet meer geldig.

Bij de aanleg van de watergang aan de oostzijde van het perceel in 2008, zijn er werkzaamheden uitgevoerd die hebben geleid tot verontreiniging van de grond met zware metalen en PAK. Tijdens deze werkzaamheden is er ook een teerverontreiniging aangetroffen. Deze teerverontreiniging is van de locatie afgevoerd en de overige grond is op de locatie hergebruikt. Het is belangrijk om te weten of de grond nog steeds verontreinigd is en of er maatregelen nodig zijn om de bodem te saneren voordat er een bedrijfspand wordt gebouwd.

Perceel Zaandam B 4279, 4287, 4288, 4289 en 4290

Uit de informatie blijkt dat er in de periode 2019 tot 2023 ter plaatse van het perceel, bodemonderzoek en een (gedeeltelijke) grondsanering is uitgevoerd. Deze werkzaamheden hebben plaatsgevonden in het kader van het project ZaansLood. Op 2 januari 2023 is ingestemd met de uitvoering van de sanering. Hierdoor is dit perceel geschikt voor het gebruik ‘wonen met tuin’.

Perceel Zaandam B 4296

Hier is naar alle waarschijnlijkheid sprake van een ernstig en niet urgent geval van bodemverontreiniging. Dit is gebaseerd op de volgende oude bodemonderzoeken:

  • 1. “Nader bodemonderzoek Schiereiland De Hemmes Zaandam; 601-24945 (Oranjewoud, 1 oktober 1994)
  • 2. “Rapport inzake een aanvullend bodemonderzoek terrein Kramer, Hemmes-eiland te Zaandam; projectnummer: 94246 (EcoControl,13 maart 1995)
  • 3. “Rapport inzake een nader bodemonderzoek terrein Kramer, Hemmes te Zaandam; projectnummer: 95143 (EcoControl, 8 mei 1996)
  • 4. “Rapport nader bodemonderzoek en risico-evaluatie terrein Kramer; projectnummer: 97116 (EcoControl, 24 september 1999)

Uit luchtfoto's blijkt dat er in 2008 aan de oostzijde van het perceel een watergang is aangelegd, kabels en leidingen zijn omgelegd en een brug is gebouwd. Deze werkzaamheden hebben plaatsgevonden in een sterk met zware metalen en PAK verontreinigde grond. Tijdens deze werkzaamheden is er onverwacht een teerverontreiniging aangetroffen. Deze teerverontreiniging is van de locatie afgevoerd en de overige grond is op de locatie hergebruikt.

In de jaren '90 is er op dit perceel onderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit. Het betreft oude bodemonderzoeken. Het is onbekend of er sindsdien (graaf)werkzaamheden hebben plaatsgevonden die de bodemkwaliteit mogelijk hebben verslechterd. Het wordt geadviseerd om hier bodemonderzoek uit te laten voeren. In dit bodemonderzoek dient te worden vastgesteld of de hier aanwezige bodemkwaliteit een risico oplevert voor de gebruikers van het bedrijfspand

Perceel Zaandam B 3780

Het molenperceel maakt onderdeel uit van kadastraal perceel Zaandam B 3780. Ter plaatse van dit molenperceel zijn een groot aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. De meest recente onderzoeken betreffen:

  • 1. “Aanvullend grondwateronderzoek De Hemmes (molenlocatie) in Zaandam; projectnummer: 0475995.120 (Anteagroup, 23 mei 2023)
  • 2. Aanvullend bodemonderzoek diep grondwater de Hemmes (molenlocatie) te Zaandam; projectnummer: 0475995.120 (Anteagroup, 8 september 2023)
  • 3. Memo risicobeoordeling molenkavel; projectnummer: 0475995-120 (Anteagroup, 14 september 2023)

Binnenkort wordt een saneringsplan opgesteld voor het molenperceel. Het bevoegd gezag zal moeten instemmen met het saneringsplan. Na uitvoering van de sanering is dit perceel geschikt voor de geplande functies: molen en bijbehorende ruimtes voor educatieve doeleinden. Na sanering zullen er gebruiksbeperkingen en nazorgmaatregelen gelden voor dit perceel. Dit kan bijvoorbeeld bestaan uit het in stand houden van de leeflaag en het melden van graafwerkzaamheden in de leeflaag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0014.png"

Figuur 4.8: Kadastrale percelen de Hemmes

Aanvullend bodemonderzoek

Recent is door Antea Group aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van het freatisch en het diepere grondwater ter plaatse van de molenkavel, aan de westzijde van het te ontwikkelen terrein. Bij deze onderzoeken zijn geen sterk verhoogde gehalten in het grondwater (meer) aangetoond ter plaatse van de molenkavel. Tot slot is een verkennend onderzoek uitgevoerd op het wegtracé aan de zuidrand van de molenkavel. Daarbij is in het grondwater nabij de molenkavel een sterk verhoogde concentratie aan PAK aangetoond. De overige concentraties waren maximaal licht verhoogd. Deze sterke verontreiniging is niet afgeperkt richting de molenkavel en is mogelijk op het meest zuidelijk deel daarvan ook aanwezig. Vanwege deze afwijkende verontreinigingssituatie is specifiek voor de molenkavel opnieuw een risicobeoordeling uitgevoerd. In bijlage 7 is een memo 'Risicobeoordeling molenkavel' toegevoegd.

Conclusie

In de toekomstige situatie zijn op het molenkavel een molen en houtloodsen aanwezig waarin mensen verblijven. De best passende functieomschrijving van het terrein is ‘ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie’. Bij de toekomstige gebruik (ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie) is ten aanzien van de bodemverontreiniging op de molenkavel sprake van actuele humane risico's. Er zijn maatregelen nodig om het terrein geschikt te maken voor het beoogde gebruik. Een mogelijke maatregel is het ophogen van het terrein met tenminste 0,5 m of bijvoorbeeld het aanbrengen van dampdichte folie voor bebouwing.

Daarnaast moet rekening worden gehouden met de sterke verontreiniging in de grond wanneer grondwerk noodzakelijk is (bijboorbeeld bij de aanleg van funderingen en het aanbrengen van kabels en leidingen). Met bevoegd gezag zal afgestemd moeten worden op welke wijze de verschillende maatregelen uitgevoerd kunnen worden in het kader van de Wet bodembescherming.

Voor de locatie van de nieuw te bouwen bedrijfsloods op het terrein van scheepsreparatie- en onderhoudsbedrijf Kramer wordt geadviseerd om een nieuw bodemonderzoek uit te voeren. De laatste bodemonderzoeken dateren van 1994 en zijn niet meer geldig.

4.17 Natuur

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met beschermde planten- en diersoorten en met beschermde gebieden. Er dient onderzocht te worden of het voornemen effect heeft op beschermde soorten, beschermde gebieden of beschermde houtopstandeb (Wet natuurbescherming: Wnb, Natuurnetwerk Nederland: NNN en overig (provinciaal) beleid. Ontwikkelingen mogen niet zonder meer plaatsvinden indien deze negatieve gevolgen hebben op beschermde natuurwaarden (soorten, gebieden en/of houtopstanden). Er is daarom inzicht gewenst in de aanwezige beschermde natuurwaarden en de mogelijke effecten die op deze beschermde natuurwaarden kunnen optreden door de ontwikkeling. Dit wordt verkent in een natuurtoets. De uitgevoerde natuurtoets voor Hemmes (Antea Group, 11 oktober 2022) is opgenomen in Bijlage 8. De natuurtoets voor Kramer (Antea Group, 19 juli 2023) is opgenomen in Bijlage 9.

Onderzoek

Voor de beoogde ontwikkeling op het terrein van Kramer en Hemmes is onderzoek uitgevoerd voor beschermde soorten, gebiedsbescherming en houtopstanden.

Beschermde soorten

Binnen het plangebied is op Hemmes en Kramer een geschikte biotoop aangetroffen voor beschermde soorten (Wnb) waarvoor geen algemene vrijstelling geldt. Het gaat om soorten uit de volgenden soortgroepen: algemene broedvogels, vleermuizen en kleine marterachtigen. Er kunnen nestgelegenheden zijn in de opgaande begroeiing, vliegroute van vleermuizen ligt langs de oever en foerageergebied aanwezig boven het water aan de noordzijde van het plangebied. Mogelijk leefgebied van kleine marterachtigen, verblijfplaatsen zijn aanwezig. Nader onderzoek is niet noodzakelijk voor de algemene broedvogels, er dienen mitigerende maatregelen worden genomen voor de vleermuizen. Voor de kleine marterachtigen is nader onderzoek nodig conform de handreiking kleine wezel, hermelijn en bunzing van de provincie Noord-Holland.

Om verstoring van de algemene broedvogels te voorkomen moeten de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden.

Zorgplicht

Uit de natuurtoets komt naar voren dat er een algemene zorgplicht in acht dient te worden genomen voor grondgebonden zoogdieren (egel), amfibieën en alle overige soorten.

Gebiedsbescherming

Er kunnen effecten optreden op Natura 2000 gebieden. Dit betreft Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder gelegen op ca. 700-750 meter afstand. Er kan sprake zijn van verzuring en vermesting door stikstofdepositie. In dat kader dient een Aerius berekening te worden uitgevoerd naar de gebruiksfase van het plan. Deze berekening is uitgevoerd. Daaruit blijkt dat er geen sprake is van een stikstofbijdrage door het beoogde plan (zie paragraaf 4.18).

Beschermde houtopstanden

Er is bij voorliggend planvoornemen geen sprake van aantasting van onder de Wnb beschermde houtopstanden. Er worden geen bomen gekapt als gevolg van het planvoornemen. Er zijn voor wat de Wnb betreft geen vervolgstappen aan de orde.

Conclusie

Voor onderhavig planvoornemen geldt dat de Wet natuurbescherming, gelet op de mogelijkheid van het nemen van adequate maatregelen, de uitvoerbaarheid van het planvoornemen niet in de weg staat. Tevens is er geen sprake van een stikstofbijdrage (zie par. 4.18).

Bij de werkzaamheden zal ten allen tijde de zorgplicht in acht moeten worden genomen. Indien vegetatie wordt aangetast dient nader onderzoek conform provinciale handreiking kleine wezel, hermelijn en bunzing uitgevoerd te worden. Dit betreft nader onderzoek d.m.v. wildcamera’s voor gedurende 8 weken in de actieve periode (juni t/m half november). Deze verplichting is geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.

4.18 Stikstof

Toetsingskader

In het kader van de Wet natuurbescherming moet beoordeeld worden of het project leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de beschermde habitats en de habitats van soorten binnen de Natura 2000-gebieden. Hiervoor is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd voor de bouw- en gebruiksfase met het rekenprogramma AERIUS Calculator. Deze is opgenomen als bijlage 10 bij dit bestemmingsplan.

Onderzoek

Met behulp van het rekenprogramma AERIUS Calculator, versie 2023, zijn de mogelijke gevolgen van de beoogde ontwikkeling voor de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in beeld gebracht. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 10 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Voor de voorgenomen ontwikkeling toont AERIUS Calculator voor zowel de realisatiefase als de gebruiksfase geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Significante gevolgen voor de habitats in Natura 2000-gebieden ten gevolge van stikstofdepositie zijn daarmee uitgesloten. Het aspect stikstofdepositie staat verdere besluitvorming derhalve niet in de weg.

Conclusie

Stikstof vormt geen belemmering voor het planvoornemen dat mogelijk wordt gemaakt met dit bestemmingsplan.

 

4.19 Klimaatadaptatie

Overstromingsrisico

Wettelijk kader

In het Deltaplan Waterveiligheid staan alle onderzoeken, maatregelen en voorzieningen om Nederland te beschermen tegen overstromingen. In specifieke situaties, bijvoorbeeld waar dijkversterking heel duur of maatschappelijk zeer ingrijpend is, zijn ‘slimme combinaties’ met ruimtelijke inrichting en/of rampenbestrijding mogelijk om het beschermingsniveau te behalen. In dit programma werken gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat en de betrokken ministeries in Veiligheidsregio’s samen om te komen tot plannen voor het beheersen van een crisis als gevolg van een overstroming, waaronder ook de inzet en beschikbaarheid van wegen. Voor onderhavig onderzoek is de informatie gebaseerd op gegevens vanuit de klimaateffectatlas.nl. Daarbij wordt gekeken naar overstromingsdiepte ten gevolge van primaire of regionale keringen en de plaatsgebonden overstromingskans in 2050 dat water circa 20 cm hoog komt te staan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0015.png"

Beoordeling

Er is een kans op overstroming ten gevolge van het falen van een waterkering. Daarnaast is voor het plangebied de plaatsgebonden overstromingskans met water tot 20 cm beschouwd. Dit is de kans dat een overstroming zich voordoet én vervolgens water in het plangebied tot 20 cm hoog staat. Voor het plangebied is er een kleine overstromingskans. Aanbevolen wordt om deze bevindingen mee te nemen in de ontwikkeling, door bijvoorbeeld kritieke functies op een hoger niveau te plaatsen.

Droogtestress

Wettelijk kader

Door het veranderde klimaat neemt de kans op langdurige droge periodes doe. Dit neerslagtekort heeft gevolgen voor de landbouw, het openbaar groen en de bodemgesteldheid. Naast de hoeveelheid water neemt ook de waterkwaliteit af. Dit uit zich in productieverlies, sterfte van bomen en een vergrote kans op natuurbranden. Bovendien neemt door de lage grondwaterstanden de kans op zettingen van de bodem toe. Met name bij ongelijkmatige zettingen kan dit grote gevolgen hebben voor de fundering van gebouwen en de infrastructuur, zoals wegen en riolen.

Voor onderhavig onderzoek is de informatie gebaseerd op open source gegevens vanuit de klimaateffectatlas.nl. Daarbij wordt gekeken naar bodemdaling van heden tot 2050 en naar grondwaterstand bij extreem droge zomers om een inschatting te maken van de (mogelijk) droogte binnen het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0016.png"

Beoordeling

Het plangebied is momenteel deels groen en deels verhard/bebouwd. Ten gevolge van het voornemen neemt het aandeel verharding naar verwachting toe in het plangebied. De grondwaterstand in het plangebied kan in extreem droge zomers zakken tussen de 1 en 1,5 meter beneden maaiveld. Zoals te zien is zal tot en met 2050 de bodem naar verwachting tot 60 cm dalen. Als gevolg van een lage grondwaterstand en de bodemdaling kunnen verzakkingen en beschadigingen plaatsvinden aan gebouwen en infrastructuur. Geadviseerd wordt om bij de planontwikkeling hiermee rekening te houden. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan waterretentie.

Hittestress

Wettelijk kader

Het wordt warmer in Nederland. Het aantal tropische dagen en nachten, met een maximumtemperaturen van boven de 30 respectievelijk 20 graden, neemt toe. Bovendien warmt stedelijk gebied sneller op dan de omgeving, vanwege de hoeveelheid verhard oppervlak. Dit maakt dat het stedelijk gebied op een tropische dag tot 7 graden warmer kan zijn dan het buitengebied. Dit heeft negatieve gevolgen voor de gezondheid, de arbeidsproductiviteit en het comfort van mensen. Tevens hebben hete dagen negatieve effecten op de infrastructuur zoals bruggen, spoorrails en elektriciteitshuisjes en de drinkwaterlevering. Voor onderhavig onderzoek is de informatie gebaseerd op gegevens vanuit de klimaateffectatlas.nl. Daarbij wordt gekeken naar het aantal tropische dagen en het stedelijk hitte eiland effect om een inschatting te maken van de (mogelijk) hittestress binnen het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0017.png"

Beoordeling

Het plangebied is momenteel deels groen en deels verhard/bebouwd. Op dit moment is het aantal tropische dagen laag, het gaat om 0-3 dagen per jaar. Het stedelijk hitte eiland effect is tevens aan de lage kant, circa 1 graden. Dit komt voornamelijk doordat het plangebied deels onbebouwd is en er groen en water aanwezig is. De ontwikkeling in het plangebied betekent een toename aan stenen en verharding. Naar verwachting zal daardoor een versterkend effect optreden op het aantal tropische dagen en het stedelijke hitte eiland effect. Gezien de verwachte toename aan verharding wordt geadviseerd dit aspect mee te nemen in de planontwikkeling. Bijvoorbeeld door het gebruik van lichte kleuren, groen en water.

Overstromingen

Wettelijk kader

Door klimaatverandering neemt het aantal extreme buien toe, zowel in aantal als intensiteit. Het zal dus steeds vaker, steeds harder regenen in Nederland. Bovendien wordt open grond in steeds meer verhard door stenen en gebouwen. Dit brengt risico's met zich mee.

Het overtollige regenwater kan niet verwerkt worden, waardoor de kans op wateroverlast stijgt. Dit bedreigt ons comfort en onze veiligheid en leidt tot materiële en immateriële schade.

Om de kwetsbaarheid en risico’s voor wateroverlast van de beoogde situatie te beoordelen, zijn de waterdiepte bij kort heftige buien met een kans van 1 in de 100 jaar én met een kans van 1 in de 1.000 jaar inzichtelijk gebracht. De informatie is gebaseerd op gegevens vanuit de klimaateffectatlas.nl.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0018.png"

Beoordeling

Het plangebied is momenteel deels groen en deels verhard/bebouwd. Ten gevolge van het voornemen neemt het aandeel verharding naar verwachting toe in het plangebied. Om een indicatie te geven van kwetsbaarheid en risico's voor wateroverlast is de waterdiepte bij kort heftige buien in beeld gebracht. Er valt een aantal zaken op. Op een tweetal locaties komt de waterdiepte (mogelijk) 20 tot 30 cm te staan. Bij heftige buien die eens in de 1.000 jaar voorkomen kan dit oplopen tot meer dan 30 cm. Geadviseerd wordt om bij de planontwikkeling hiermee rekening te houden. Een voorbeeld hiervan zou zijn om wadi’s of (extra) groenstroken aan te brengen, of door te werken met half-verharding in het plangebied. 

Conclusie

Uit de klimaatscan komt naar voren dat met name het klimaataspect overstromingsrisico aandachtspunt is voor het plan. Geadviseerd wordt om bij de uitwerking van de planontwikkeling en de omgevingsvergunning bouwen hier rekening mee te houden.

4.20 Gezondheid

Voor veel mensen is gezondheid een van de belangrijkste dingen in hun leven. Een goede gezondheid is een belangrijke randvoorwaarde voor een plezierig leven. Wanneer iemand zich gezond voelt is deze persoon gelukkiger, actiever, zelfverzekerder, productiever en beter in staat om te participeren in de maatschappij. Met werk, studie of als vrijwilliger, in de wijk en in de stad, op eigen niveau en naar eigen kunnen.

De ambitie is dat Zaankanters zich in 2040 positief gezond(er) voelen en gezonde keuzes kunnen maken, in een omgeving die uitnodigt tot gezond gedrag. Het streven is dat Zaanstad in 2040 minstens net zo gezond is als het gemiddelde van vergelijkbare grote stedelijke gemeenten (G40-gemeenten). Dit staat centraal in de door de gemeenteraad vastgestelde Zaanse Visie op Gezondheid van juli 2019.

Naast leefstijl en sociale omgeving heeft de fysieke leefomgeving, waaronder het milieu en de openbare ruimte, ook veel invloed op gezondheid. Een gezonde en groene omgeving heeft een beschermende invloed tegen milieufactoren, bijvoorbeeld als het gaat om luchtkwaliteit en fijnstof.

Daarom zet Zaanstad onder meer in op een gezonde fysieke omgeving door:

  • een goede toegang tot voorzieningen (zoals scholen, winkels of een buurthuis) en openbaar vervoer voor iedereen te bieden;
  • Zaankanters uit te nodigen tot een gezonde leefstijl zoals wandelen, fietsen, spelen, ontspannen, eten of elkaar ontmoeten;
  • schoon en veilig te zijn; en
  • toegankelijk te zijn voor alle gebruikers zoals ouderen, kinderen en gehandicapten.

Conclusie

Ten aanzien van gezondheid zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling. Er is sprake van een akoestisch acceptabele en veilige leefomgeving, waarin onderwijs en werken samen gaan. Op dit moment is het gebied ontoegankelijk en niet uitnodigend. Met de ontwikkeling van het molenerf wordt een stuk Zaanstad onderdeel van de stad en de cultuurhistorie zichtbaar gemaakt.

4.21 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelig gebruik, zoals wonen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • ten aanzien van geluid, geur, stof en gevaar;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende
  • bedrijven.

De ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling is getoetst aan de hand van de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'. Volgens deze handreiking moet er bij het bouwen van nieuwe woningen rekening worden gehouden met de milieugebruiksruimte van reeds aanwezige nabijgelegen bedrijven. De grootte van de milieugebruiksruimte wordt uitgedrukt in een richtafstand tot woningen in een rustige woonwijk. De richtafstand is afhankelijk van de milieucategorie die een bedrijf heeft.

Het plan voorziet in het voornemen om een historische molen te herbouwen en houtloodsen te situeren (schoolgebouwen i.v.m. praktijkonderwijs) en is te typeren als omgevingstype gemengd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0019.png"

Onderzoek

  • Kramer is als volgt te typeren: SBI-hoofdcategorie: 301, 3315.4 - Scheepsbouw/reparatie.:- metalen schepen >= 25m / proefdr. motoren >= 1 MW - Milieuzwaarte - 5.1. In het vigerende bestemmingsplan valt het bedrijf op het westelijk deel binnen categorie 3.1. De richtafstand daarvoor bedraagt 30 m. Voor het oostelijk deel geldt categorie 2. De richtafstand daarvoor bedraagt 10 m.
  • De gronden van de Hemmes, incl. de aansluiting aan het Kalf en de daar aanwezige bedrijven zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als categorie 2 bedrijven. De richtafstand daarvoor bedraagt 10 m.
  • Overige bedrijven liggen op voldoende afstand van het plangebied.

Zonering

In het nieuwe plan is zonering toegepast om alle gewenste functies op correcte wijze in te passen, zodat er sprake is van een acceptabel werk- en verblijfsklimaat. Hierin is op het perceel van Kramer nog steeds categorie 3.1 bedrijvigheid toegestaan en is voor het oostelijk deel (grenzend aan het molenerf) alleen categorie 2 toegestaan. Beide categorien zijn op de verbeelding opgenomen. Hiermee blijft, conform het vigerende bestemmingsplan, er sprake van voldoende zonering en afstand.

Daarnaast zijn de bedrijven specifiek aangeduid

  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' voor een scheepsreparatie- en onderhoudsbedrijf;
  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' voor een school met theorielokalen en praktijklokalen.

Binnen de regels zijn vervolgens specifieke gebruiksregels opgenomen die voor de bedrijfsvoering noodzakelijk zijn en tegelijkertijd rekening houden met de omgeving.

Scheepsreparatie- en onderhoudsbedrijf Kramer

Voor het gebruik van panden en gronden ten behoeve van een scheepsreparatie- en onderhoudsbedrijf ook de volgende regels:

  • a. reparatie van metalen schepen van meer dan 25 m lengte is toegestaan;
  • b. het proefdraaien van motoren, waaronder motoren van > 1 MW, is toegestaan ;
  • c. werkzaamheden aan en het proefdraaien van elektromotoren is toegestaan;
  • d. constructie- en machinebouwwerkzaamheden die qua aard en omvang gelijk te stellen zijn als activiteiten binnen milieucategorie 4.1 zijn naast de scheepsreparatie- en onderhoudsactiviteiten toegestaan;
  • e. het bepaalde onder a. t/m d. is niet toegestaan in de avond- en nachtperiode van 19.00-07.00 uur.

School

Het praktijkonderwijs is toegestaan in praktijklokalen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' en omhelst uitsluitend (milieubelastende) activiteiten die qua aard en omvang minder, gelijk of vergelijkbaar zijn aan (milieubelastende) activiteiten van bedrijven zoals genoemd in Bijlage 2 van de regels.

Akoestisch onderzoek

In akoestisch onderzoek is de inpasbaarheid nader onderzocht. Doel van het akoestisch onderzoek is inzicht te geven in de ligging van de geluidzone rondom het als gezoneerd industrieterrein te bestemmen deel van het terrein van het bedrijf Kramer. Daarnaast is het doel van het akoestisch onderzoek om de akoestische inpasbaarheid van de bestaande bedrijfswoning Kalf 33C, burgerwoning Kalf 33E en schoolgebouwen in de nabijheid van het bedrijf Kramer inzichtelijk te maken. Hierin is ook getoetst in het kader van bedrijven en milieuzonering en een goede ruimtelijke ordening. Voor de resultaten wordt verwezen naar par. 4.14 en het onderzoek in de bijlage.

Conclusie

In dit bestemmingsplan is voor beide percelen en activiteiten (Kramer en Hemmes) voldoende rekening gehouden met bedrijven en milieuzonering. De bedrijfsvoering wordt niet belemmerd en er kan een goed werk- en verblijfsklimaat worden gegarandeerd.

4.22 Economische uitvoerbaarheid

In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal pas verplicht bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.

Het bestemmingsplan Hemmes maakt de ontwikkeling van een molen, één of twee historische houtloodsen en enkele Zaanse pandjes mogelijk. De grond waarop deze ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk wordt gemaakt, is in eigendom van de gemeente Zaanstad. De gemeente zal de grond saneren en bouwrijp opleveren. De ontwikkeling van de molen, houtloodsen en overige bebouwing op deze kavel zal door Stichting Hemmesgroep plaatsvinden.

Met Stichting Hemmesgroep sluit Zaanstad voor vaststelling van het bestemmingsplan een erfpachtovereenkomst. Voor de locatie waar de molen wordt gerealiseerd, geldt een vaste erfpachtcanon. Daarmee worden niet alle kosten gedekt, die de gemeente moet maken om de kavel bouwrijp op te leveren. Voor dit tekort heeft de raad in 2020 besloten om geld beschikbaar te stellen in de meerjarenbegroting. Voor de locatie waar de houtloodsen en Zaanse pandjes komen, geldt een kostenprijsdekkende erfpachtcanon. Alle kosten die de gemeente moet maken voor het bouwrijp maken van de kavel en aanpassingen in de openbare ruimte, zoals verbreding van de weg, aanleg riolering en het aanleggen van parkeerplaatsen, zijn hiermee gedekt.

In 2022 is daarnaast besloten om voor de ontwikkeling van het plan Molenaarserf Hemmes, waar de molenkavel onder valt, extra geld beschikbaar te stellen. De kosten voor het saneren worden hieruit gedekt. Daarnaast heeft de raad in 2022 besloten om de kosten voor het plaatsen van de damwanden, die nodig zijn voor de sanering, op te nemen in het MIP en deze over 40 jaar af te schrijven.

Hiermee is het kostenverhaal anderszins geregeld en is het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig.

Hoofdstuk 5 Participatie

5.1 Overleg met overheden en diensten

Ten behoeve van het vaststellen van het omgevingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplan-traject, waarin overheden en belangenorganisaties geraadpleegd worden conform artikel 3.1.1 Bro en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad hecht waarde aan deze bredere consultatie, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet en de wijze waarop plannen vanuit deze wetgeving vormgegeven zullen moeten worden. Voor de participatie wordt daarom een bredere consultatie opgezet, waarin verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het terrein worden gevraagd input te leveren ten behoeve van het plan.

In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Tevens worden de verschillende groepen aangehaald met wie contact geweest is in deze periode.

5.1.1 Wettelijke overlegpartners

Niet alleen de gemeente Zaanstad, maar ook andere (overheids-) partijen hebben invloed op de ontwikkeling. Om deze partijen –wettelijke overlegpartners– in een vroeg stadium om een reactie te vragen over het toen nog af te ronden ontwerpbestemmingsplan is de gemeente Zaanstad gesprekken gestart. Deze gesprekken met wettelijke overlegpartners zijn gestart in [PM INVULLEN], mede in het kader van art 3.1.1. Bro.

De gemeente Zaanstad heeft een schriftelijk verzoek gedaan in het kader van art. 3.1.1. Bro, om een reactie te geven op het ontwerpbestemmingsplan. Dit schriftelijke verzoek is op [PM INVULLEN] verstuurd en bevatte het verzoek voor het geven van advies over het ontwerpbestemmingsplan. In totaal zijn er vanuit [PM INVULLEN] instanties schriftelijk of per mail adviezen ingediend (zie tabel [PM INVULLEN]). De reacties van deze instanties zijn betrokken in de afwegingen in de Reactienota (zie bijlage [PM INVULLEN]).

5.1.2 Belanghebbenden

In de gebruikelijke procedure van een bestemmingsplan wordt aan belanghebbenden gevraagd om mee te denken over de mogelijke invulling van het terrein en daarmee de vormgeving van het bestemmingsplan.

Sinds de gemeente Zaanstad een deel van de Hemmes heeft gekocht met het doel om hier woningbouw te realiseren, wordt gesproken met de Hemmesgroep. Dit is een stichting van betrokken Zaankanters die graag van de Hemmes een typisch Zaanse wijk willen maken met oog voor cultuurhistorie. Door inbreng van de Hemmesgroep is een concept stedenbouwkundig masterplan voor de Hemmes opgesteld met 80 woningen en de herbouw van drie historische molens. Nadat de gemeenteraad in 2019 heeft besloten om de permanente woningbouw op de Hemmes op de lange baan te schuiven, vanwege de aanwezige knelpunten voor woningbouw, is in samenspraak met de Hemmesgroep onderzocht hoe de eerste molen haalbaar gemaakt kan worden. In september 2020 zijn de plannen voor herbouw van molen De Zaadzaaijer gepresenteerd tijdens een inloopmiddag op de Hemmes. Over de plannen voor de molen en de eventuele tijdelijke woningbouw is sinds 2019 (regelmatig) overleg gevoerd met de andere bedrijven op de Hemmes, evenals met de omliggende grote industrieën. Voor de herbouw van molen De Zaadzaaijer is draagvlak bij de omgeving. Tegen de tijdelijke woningbouw bestaan wel bezwaren, zoals vrees voor klachten van toekomstige bewoners en verkeersoverlast. Deze plannen voor tijdelijke woningbouw zijn geen onderdeel van dit bestemmingsplan. Voor de plannen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, bestaat voldoende draagvlak bij de omgeving.

5.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft - overeenkomstig de bepalingen in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) - met de daarbij behorende stukken ter inzage gelegen. Op [INVULLEN] is de terinzagelegging van de stukken gepubliceerd in de digitale Staatscourant en op de website van de gemeente Zaanstad, alsmede in het Stadsblad (gemeentelijke mededelingen).

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van d.d. [INVULLEN] gedurende zes weken voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegen en was tevens digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en de website van de gemeente Zaanstad. Tijdens de termijn van terinzagelegging is op d.d. [INVULLEN] een informatiebijeenkomst gehouden waar vragen konden worden gesteld en zijn beantwoord.

In de periode van terinzagelegging zijn bij de gemeente Zaanstad [INVULLEN] zienswijzen ingediend, waarvan [INVULLEN] unieke zienswijzen. Deze zienswijzen zijn ieder beantwoord in de bijgevoegde Nota van zienswijze in Bijlage [INVULLEN] bij deze toelichting van het bestemmingsplan. De zienswijzen hebben tot een paar wijzigingen geleid in het omgevingsplan. De belangrijkste wijzigingen betreffen:

5.3 Ambtshalve wijzigingen

Tevens is een aantal ambtshalve wijzigingen in de stukken doorgevoerd. Deze zijn eveneens verwoord in de nota van zienswijzen (na de beantwoording van de zienswijzen). De ambtshalve wijzigingen bestaan voornamelijk uit tekstuele wijzigingen. Daarnaast zijn vier grotere wijzigingen doorgevoerd:

Een nadere uitleg hiervan is terug te vinden in de besluitstukken rondom de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Toelichting op bestemmingsplan

6.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden.
Het digitale bestemmingsplan Hemmes Kramer is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (registratienummer: STED3923).

Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.

Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.

Regels

De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels
    In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die van belang zijn voor een juiste interpretatie van begrippen en bepalingen die in de overige regels zijn opgenomen;
  • 2. Bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk is in de regels per bestemming opgenomen welk gebruik is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn;
  • 3. Algemene regels 
    In dit hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen en andere onderdelen van het bestemmingsplan. Het gaat onder ander om algemene gebruiks(on)mogelijkheden en afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden;
  • 4. Overgangs- en slotregels 
    In het laatste hoofdstuk staat, naast enkele algemene slotbepalingen, opgenomen welk overgangsrecht geldt ten aanzien van het bestaand gebruik en bebouwing.

Toelichting

In de toelichting is in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.

6.2 Begrippen en Wijze van meten

Begrippen algemeen
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.

dakkapel

Een dakkapel wordt in de bouwregelgeving (Wabo, Bor) niet gedefinieerd. Daardoor ontstaat er nog wel eens onduidelijkheid over de vraag 'is dit nog een dakkapel of niet?'. Om die reden is in het plan een begripsbepaling opgenomen voor een dakkapel.

Een dakkapel is een uitbouw in een schuin dakvlak, waardoor stahoogte ter plaatse verkregen wordt, voorzien van een verticaal raamkozijn, een dakvlak en zijwanden. Een dakkapel wordt geplaatst in een schuin dakvlak. Dat wil zeggen dat er rondom de dakkapel sprake moet zijn van een dak (met uitzondering van dakkapellen vanuit de nok). Wanneer een voorgevel gedeeltelijk wordt doorgebouwd boven de goot dan is er geen sprake van een dakkapel maar van een dakopbouw. Ook wanneer het bouwwerk boven de bestaande nok uitkomt is er sprake van een dakopbouw.

Zichtbaarheidslijn
Gebaseerd op de Nota woonbebouwing Zaanstad 2020. Onderstaand is de zichtbaarheidslijn in een afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3923BP-0201_0020.png"

6.3 Bestemmingen

Bestemmingsomschrijving (lid x.1)
De bestemmingsomschrijving van een bestemming kent 3 varianten van gebruik. De hoofdfunctie, het gebruik dat bij het hoofdgebruik moet horen ('daarbij behorend') en het gebruik dat ondergeschikt aan het hoofdgebruik moet zijn ('daaraan ondergeschikt') .

Ondergeschikt gebruik in relatie tot de hoofdfunctie
Ondergeschikt gebruik hoeft niet te horen bij de hoofdfunctie. Neem bijvoorbeeld nutsvoorzieningen. Deze hebben een groot verzorgingsgebied en zijn vaak niet gekoppeld aan slechts één functie. Nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere functies die als ondergeschikt zijn aangemerkt zijn daarom toegestaan binnen meerdere bestemmingen, ook als er geen directe relatie is met het hoofdgebruik. De ondergeschikte functies mogen echter qua omvang nooit groter zijn dan de hoofdfunctie, er moet sprake blijven van ondergeschiktheid.

De ondergeschikte functies die binnen het gehele bestemmingsplan zijn toegestaan, zijn opgenomen in lid 13.2. In de functieomschrijving van de bestemmingsregel zijn alleen de ondergeschikte of bijbehorende functies opgenomen voor zover die aanvullend zijn op lid 13.2.

Voorrangsregeling gebruiks- en bouwregels
De bestemmingsregels kennen een opbouw van hoofdregel naar specifieke regels. Zo beginnen de bouwregels met de hoofdregels voor het bouwen van gebouwen/hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Daarna worden regels gesteld ten aanzien van specifieke bouwwerken, zoals bijvoorbeeld erfafscheidingen. De gebruiksregels kennen een vergelijkbare opbouw.

In de aanhef van de specifieke regel is bepaald of de regels 'in aanvulling op' of 'in afwijking van' werken op de rest van het artikel. Deze voorrangsregeling in de aanhef van de specifieke regels heeft alleen betrekking op de relatie tot de andere regels in het artikel (de bestemming), niet in relatie tot de algemene regels in artikelen Algemene bouwregels en Algemene gebruiksregels. De algemene regels gelden altijd, tenzij ze nadrukkelijk zijn uitgesloten.

6.4 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

Hoofdgebruik
De bestemming Bedrijf biedt in de hoofdregel ruimte voor bedrijven. Er zijn specifieke aanduidingen opgenomen om vanuit het oogpunt van milieu(hinder) bepaalde categorieën bedrijven (conform de Staat van bedrijfsactiviteiten) op een bepaalde plaats toe te staan. Daarnaast is er ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' een jachthaven, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' een scheepsreparatie- en onderhoudsbedrijf en ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - 2' een school met theorielokalen en praktijklokalen.

3.2 Bouwregels

Gebouwen zijn enkel binnen bouwvlakken toegestaan. Middels maatvoeringsaanduidingen is de maximale goot- en/of bouwhoogte geregeld. Voor de molen geldt dat de stelling en de wieken buiten het bouwvlak mogen reiken.

Daarnaast zijn specifieke bouwregels opgenomen voor erf- of terreinafscheidingen, vlaggenmasten en overige bouwwerken. Binnen deze bestemming zijn ook hijskranen van maximaal 30 m hoog toegestaan.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Jachthaven

Ten behoeve van de jachthaven is aanvullend geregeld dat er geen grootschalig bedrijfsmatig onderhoud aan boten en schepen is toegestaan.

Scheepsreparatie- en onderhoudsbedrijf

Een scheepsreparatie- en onderhoudsbedrijf is toegestaan binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1'. Enkele specifieke bedijfsactiviteiten worden hier beschreven die zijn toegestaan. Deze werkzaamheden mogen niet in de avond- en nachtperiode (19.00-07.00 uur) plaatsvinden.

School

Ten behoeve van het praktijkonderwijs geldt dat de activiteiten qua aard en omvang gelijk te stellen zijn aan de activiteiten van bedrijven zoals opgenomen op de functiemengingslijst.

Kantoorruimte

Kantooractiviteiten mogen enkel gerelateerd zijn aan de hoofdactiviteit van een bedrijf en mogen dan ook nooit de hoofdactiviteit zijn. De oppervlakte mag ook niet groter zijn dan 50% van de totale oppervlakte van een bedrijf.

Buitenopslag

Binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- functiemenging' is buitenopslag niet gewenst. Buitenopslag geeft vaak een rommelig beeld en is niet passend op deze percelen. Voor de overige percelen geldt dat buitenopslag niet hoger dan 6 meter is toegestaan.

Parkeren, manoeuvreren, laden en lossen

Deze activiteiten mogen enkel op eigen terrein van het bedrijf plaatsvinden. Met uitzondering van bedrijven met de aanduiding 'PM', daar wordt het parkeren, manoeuvreren, laden en lossen elders opgelost vanwege de beperkte ruimte op dit perceel.

Detailhandel ondergeschikt

detailhandel is alleen in ondergeschikte vormen toegestaan, gekoppeld aan een andere hoofdactiviteit.

De voorwaarden voor ondergeschikte detailhandel zijn gebaseerd op de Detailhandelsvisie Zaanstad 2015-2025. Onder deze voorwaarden wordt detailhandel aanvaardbaar geacht als zijnde ondergeschikt aan de hoofdactiviteit.

Horeca bedrijfskantine
Er gelden specifieke regels over horeca in de vorm van kantines voor de eigen bedrijfsvoering. De eigen werknemers moeten dan ook de voornamelijke doelgroep zijn, waarbij het ook toegestaan is als in beperkte mate bezoekers van het bedrijf gebruik maken van de kantine.

Het is hierbij niet van belang of de kantine door het eigen bedrijf wordt verzorgd, of dat zij hiervoor een derde partij hebben ingehuurd. De huidige trend is immers dat kantines worden uitbesteed aan cateringsbedrijven. De regels van het bestemmingsplan staan dit niet in de weg.

Een horecagelegenheid met een verzorgingsgebied of aantrekkende werking groter dan het eigen bedrijf is niet toegestaan.

Voorwaardelijke verplichting geluid

Een school is in beginsel een geluidgevoelig object. Dit betreft vooral het gebruik van ruimten als theorielokaal. Om deze vorm van gebruik te beschermen tegen het geluid van de omliggende bedrijven is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat deze vorm van gebruik enkel is toegestaan als er gebruik gemaakt wordt van dove gevels óf als er voldaan wordt aan een vastgestelde hogere grenswaarde of dat de geluidbelasting op de gevel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde Wet geluidhinder.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

In beginsel zijn enkel typen/categorieën van bedrijven toegestaan die voorkomen op de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Echter het kan voorkomen dat een type/categorie bedrijf niet voorkomt op de lijst, of dat een een type/categorie bedrijf wel voorkomt op de lijst maar op de lijst beschouwd is als een categorie dat niet passend is volgens de bestemmingsomschrijving. Om enige mate van flexibiliteit te kunnen bieden ten behoeve van de vestiging van bedrijven is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.

6.5 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

Deze gronden zijn bestemd voor voor- en zijtuinen bij woningen. Deze bestemming is bedoeld om deze gronden meer vrij te houden van bebouwing.

4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming zijn beperkte bouwmogelijkheden opgenomen. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan. Overige bouwwerken voor de voorgevel mogen maximaal 1 meter hoog en achter de voorgevel maximaal 2 meter hoog zijn. Dit geldt ook voor erf- en terreinafscheidingen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Laad- en losvoorzieingen en manoeuvreerruimtes zijn niet toegestaan. Deze regel is opgenomen, zodat de omliggende bedrijven geen gebruik kunnen en mogen maken van de tuin bij de woning voor deze functies. Bedrijven moeten dit op hun eigen terrein van het bedrijf oplossen.

 

6.6 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

Deze bestemming is voor verblijfsgebieden en verkeersvoorzieningen voor buurtontsluiting en langzaamverkeer. Deze bestemming is opgenomen voor De Hemmes.

5.2 Bouwregels

Er mogen geen gebouwen worden gebouwd. Daarnaast gelden er voor kunstobjecten en speelvoorzieningen specifieke bouwregels en voor andere overige bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 3 meter.

6.7 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden met deze bestemming zijn zoals gebruikelijk bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen en beroeps- en recreatievaart.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan en bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen niet hoger zijn dan 3 meter.

6.8 Water - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden met deze bestemming zijn zoals gebruikelijk bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen en beroeps- en recreatievaart. Daarnaast zijn er verschillende aanduidingen opgenomen binnen deze bestemming.

7.2 Bouwregels

Gebouwen zijn niet toegestaan. Voor drijvende dokken geldt dat deze enkel zijn toegestaan binnen de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1'. Hijsinstallaties zijn alleen binnen de genoemde aanduiding en de aanduiding 'jachthaven' toegestaan met een bowhoogte van maximaal 30 meter. Voor kunstobjecten, steigers, scheepvaartverkeerstekens en andere nautsiche verkeersvoorzieningen en voor overige bouwwerken zijn specifieke bouwregels opgenomen.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Specifieke vorm van water - 1 t/m 3

Binnen drie opgenomen aanduidingen gelden verschillende gebruiksregels. Dit om vooral te duiden waar welke milieubelastende activiteiten wel en niet zijn toegestaan.

jachthaven

Uitsluitend binnen deze aanduiding is een jachthaven met ligplaatsen voor de recreatievaart toegestaan. Dit houdt tevens in dat bedirjfsmatig onderhoud of reparatie of het uitvoeren van milieubelastende activiteiten niet is toegestaan.

6.9 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

Binnen het plangebied is één woonbestemming opgenomen, waar wonen, niet zijnde wonen verbonden aan een bedrijf (bedrijfswoning) is toegestaan.

8.2 Bouwregels

Er gelden specifieke bouwregels voor de woning zelf, maar ook voor de uitbreiding daarvan, bijbehorende bouwwerken, dakkapellen, erfafscheidingen, whirlpools/jacuzzi's, luifels, speeltoestellen, vijvers, openluchtzwembaden en overige bouwwerken.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Voorwaardelijke verplichting - geluid

Uit akoestisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse van de bestaande woning eerst een gevelweringsonderzoek uitgevoerd moet worden om te kunnen beoordelen of de binnenwaarde van 35 dB(A) in de woning vanwege industrielawaai wel wordt gehaald. Indien de binnenwaarde niet gehaald wordt geldt dat tot het moment dat er nog geen sprake is van getroffen voorzieningen aan de woningen de woningniet als zodanig in gebruik genomen mag zijn. Datzelfde geldt ook als de getroffen voorzieningen in te toekomst worden verwijderd.

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

De voorwaarden aan het uitoefenen van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis zorgen er voor dat het woonklimaat in en buiten de woning behouden blijft. Verder is het belangrijk dat er geen trilling, geur of geluid wordt veroorzaakt die buiten de woning waarneembaar is. De hoogte van het geluid of de geur of de intensiteit van de trilling is niet van belang: als trilling, geluid of geur waarneembaar is buiten de woning dan wordt de norm overschreden. De beroeps- of bedrijfsmatige activiteit moet namelijk passend zijn bij de hoofdfunctie wonen.

Dakterrassen

Dakterrassen zijn onder voorwaarden toegestaan. Ze dienen altijd ontsloten te worden vanuit de woning.

6.10 Waarde - Archeologie 1

Een gebied van archeologische waarde is een gebied waarvan vermoed wordt dat er archeologische vindplaatsen in de bodem liggen. Dit vermoeden is gebaseerd op vondsten die op het terrein gedaan zijn, op gegevens van oude kaarten of uit oude geschriften. Ook kan de bodemsoort, of de hoogte of de vorm van een terrein een aanwijzing zijn dat daar vroeger mensen hebben gewoond.

De gronden met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zijn primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de (potentiële) archeologische waarden van de gronden. Daarnaast zijn ze mede bestemd voor de andere daar voorkomende bestemming. Bebouwing of het uitvoeren van werkzaamheden van meer dan 50 m2 én dieper dan 50 cm is pas toegestaan nadat een rapportage is gemaakt waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

6.11 Waterstaat - Waterkering

Voor de in het plangebied aangewezen regionale waterkeringen is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de belangen van de waterkering.

6.12 Anti-dubbeltelregel

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In Artikel 11 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.

6.13 Algemene bouwregels

12.1 Parkeren
Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de parkeernormen op basis van kencijfers van het CROW zoals die zijn vastgelegd in de bijlage van de Uitvoeringsnota parkeren 2016 of zoals deze nadien worden gewijzigd. Dat betekent dat indien de Parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.

De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015).

De Parkeernota bevat ook mogelijkheden om af te wijken van de parkeernormen of om een ontheffing te verkrijgen. Die mogelijkheden zijn opgenomen in het bestemmingsplan als een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. Binnenplans afwijken is alleen mogelijk voor zover de afwijking past binnen de afwijkings- en ontheffingsmogelijkheden van de Parkeernota. De afwijkingsmogelijkheid biedt het bevoegd gezag beoordelings- en beleidsvrijheid, binnen de kaders van de Parkeernota.

12.2 Duikers in en bruggen boven water

Er zijn algemene bouwregels opgenomen om bruggen en duikers boven het water te kunnen bouwen. Hiervoor gelden specifieke bouwregels om te voorkomen dat de scheepsvaart belemmerd wordt.

12.3 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen

Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn op grond van de algemene gebruiksregels binnen vrijwel alle bestemmingen toegestaan, mits de voorziening ondergeschikt is aan het hoofdgebruik. Om die reden is het ook wenselijk om gebouwen ten behoeve van die voorzieningen toe te staan. Denk hierbij aan een trafohuisje of een gemaal. Vergunningsvrij zijn deze gebouwen reeds toegestaan tot een bouwhoogte van 3 meter, maar het komt ook voor dat trafohuisjes tussen de 3 en 4 meter hoog zijn. In die gevallen is het onwenselijk om voor elk trafohuisje dat hoger is dan 3 meter, maar kleiner is dan 4 meter, af te wijken van het bestemmingsplan.

Volledigheidshalve benoemen wij dat er nog andere regels gelden voor het plaatsen van gebouwen voor nutsvoorzieningen. Zo moet er voor het plaatsen van een trafohuisje ook een vergunning worden aangevraagd op grond van de Algemene verordening infrastructuur Zaanstad (AVOI).

12.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Bouwen van bouwwerken is uitsluitend toegestaan indien er voldoende waterberging wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, conform het gemeentelijk beleid en de Keur van het Hoogheemraadschap. In de regels wordt naar deze beleidsstukken verwezen. Worden de beleidsregels na vaststelling van het bestemmingsplan gewijzigd, dan dient rekening gehouden te worden met de nieuwe normen rondom waterberging.

6.14 Algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Zo is het onwenselijk om een woning te splitsen tot meerdere woningen, omdat daardoor het woonkarakter van een gebied ingrijpend kan veranderen. Aspecten zoals een toename van de parkeerdruk, verandering van de sociale dynamiek of een te grote belasting van het openbaar gebied spelen hierbij een rol. Het verbod heeft betrekking op elke verandering, omzetting en vergroting van een woning die tot gevolg heeft dat er twee of meer woningen gerealiseerd worden. Onder 'verandering in' en 'omzetting tot' moet tevens de sloop en nieuwbouw van een woning worden gelezen, zodat ook in het geval van sloop-nieuwbouw het aantal woningen niet mag toenemen. In de algemene afwijkingsregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor situaties waarin het wel aanvaardbaar wordt geacht een woning te splitsen tot twee of meer woningen.

Seksinrichtingen zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksinrichting op de leefomgeving kan groot zijn, waardoor deze functie niet standaard toegestaan kan worden op elke locatie waar bedrijven of horeca zijn toegestaan. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor een seksinrichting, dan zal dit in de bestemmingsregels nadrukkelijk worden benoemd.

Daarnaast zijn ook 'Bevi-inrichtingen' uitgelsoten. Voor deze inrichtingen moet per gebied worden afgewogen of het ruimtelijk gezien wenselijk is de inrichtingen toe te staan. Indien dit het geval is, dan kan van de algemene uitsluiting worden afgeweken door een specifiek gebied aan te wijzen waarbinnen deze wél zijn toegestaan.

13.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik
Een aantal functies zijn wenselijk binnen vrijwel alle bestemmingen, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk aan nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, etc. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is in grote mate afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de omvang van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een omvang krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.
Als voorbeeld over het schaalniveau; parkeervoorzieningen ondergeschikt aan het hoofdgebruik wonen.

  • Indien de woonbestemming 3 woningen omvat, dan kunnen hier een aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd, maar nooit zoveel dat het niet meer mogelijk is de woningen te realiseren. De woningen zijn het hoofdgebruik en moeten dat ook blijven.
  • Indien de woonbestemming een heel woongebied omvat, dan kunnen hier ook grotere parkeerpleinen gerealiseerd worden. Gerelateerd aan een schaal van een woongebied zijn parkeerpleinen immers ondergeschikt.

6.15 Algemene aanduidingsregels

14.1 Gezoneerd industrieterrein Wet geluidhinder
Sommige inrichtingen kunnen dermate veel geluid produceren, dat de wetgever heeft bepaald dat rond deze inrichtingen een geluidzone opgenomen moet worden ter bescherming van het bedrijf en het omliggende gebied. Die zone moet ervoor zorgen dat er geen woningen (of andere geluidgevoelige objecten) dichter bij de inrichting ontwikkeld worden. Dit artikel bestaat uit 2 aanduidingen. De eerste aanduiding bepaalt de locatie(s) waar geluidzoneringsplichtige inrichtingen gevestigd mogen worden. Daarbuiten geldt het algemene verbod. De tweede aanduiding regelt de geluidruimte voor die inrichtingen, de geluidzone waarbinnen geen nieuwe geluidgevoelige objecten (zoals woningen) ontwikkeld mogen worden. Op die laatste regel kan worden afgeweken, wanneer blijkt dat de geluidbelasting (als gevolg van de inrichting) op de gevels van het geluidgevoelig object niet te hoog zijn (de voorkeurgrenswaarde in de Wet geluidhinder), of wanneer het bevoegd gezag een hogere grenswaarde voor het object heeft vastgesteld.

14.2 Gezoneerd bedrijventerrein Kramer

Deze aanduiding geeft exact aan op welke gronden het geluidgezoneerd industrieterrein van het scheepsreparatie- en onderhoudsbedrijf 'Kramer' is gelegen en is toegestaan.

14.3 Vijwaringszone - molenbiotoop

Deze gebiedsaanduiding dient als bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

6.16 Algemene afwijkingsregels

15.1 Afwijking algemeen
De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Enerzijds is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd.

Daarnaast is het mogelijk om met 10% af te wijken van de maten in het plan. Deze afwijking is niet beoogd om meteen in het tekenen van het bouwplan bij de maximum maten te betrekken. Deze regeling is een vangnet voor afwijkingen van de bouwmaten die tijdens de realisatie kunnen ontstaan. Zo is het niet ondenkbaar dat een woning net iets hoger wordt dan vooraf was gepland, waardoor in zo'n geval strijdigheid met de maten in het bestemmingsplan kan ontstaan. De algemene afwijkingsmogelijkheid biedt in dat geval de mogelijkheid deze fout op te vangen.

15.2 Afwijking verbod op kamerverhuur

De algemene verbodsbepalingen van het bestemmingsplan bevatten een verbod op kamergewijze verhuur Met deze afwijkingsmogelijkheid kan kamergewijze verhuur alsnog worden toegestaan indien aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.

6.17 Overige regels

Artikel 16 Overige regels

In dit artikel is een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Uit de natuurtoets is gebleken dat bij het aantasten van vegetatie eerst nader onderzoek uitgevoerd moet worden naar de bunzing, wezel en de hermelijn. Om dit te borgen kan de vegetatie alleen verwijderd worden (bijvoorbeeld ten behoeve van bouwen of inrichten van het terrein van een bedrijf) als er nader onderzoek is uitgevoerd en de uit dat onderzoek mogelijke maatregelen worden getroffen en in stand worden gehouden of de noodzakelijke ontheffing/vergunning is verleend. Indien uit het onderzoek alsnog blijkt dat er geen maatregelen getroffen hoeven te worden of ontheffingen/vergunningen moeten worden verleend, kan het bevoegd gezag ook de aanlegvergunning verlenen.

6.18 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.

Artikel 18 Slotregel
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moet worden.