direct naar inhoud van Regels
Plan: Figaro locatie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3922BP-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Figaro locatie met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3922BP-0301 van de gemeente Zaanstad;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 afgewerkt bouwterrein:

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond: bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond;

1.5 ambachtelijke bedrijvigheid:

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;

1.6 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.7 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.8 bed & breakfast:

verhuur van een deel van een zelfstandige woonruimte voor kort verblijf bij de aanwezigheid van (de vertegenwoordiger van) de hoofdbewoner van de betreffende woonruimte, al dan niet met ontbijt;

1.9 bedrijf:

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.10 begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau, gelegen op de Provincialeweg dan wel de Korte Hogendijk;

1.11 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de aard omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit ter plaatse (in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen) kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.12 bestaande bebouwing:

bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:

  • d. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd; of
  • e. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.
1.13 bestaand gebruik

het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik.

Hieronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.18 bijzondere bouwlaag:

kelder, souterrain, kap of zolder en onderbouw;

1.19 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van bijzondere bouwlagen.

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 brutovloeroppervlak:

brutovloeroppervlak zoals bedoeld in NEN2580;

1.24 culturele voorzieningen:

musea, (muziek)theaters, expositieruimten en de naar aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in goederen van grote omvang, die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals bouwmarkten, grootschalige meubelbedrijven, keuken-, sanitair- en tegelbedrijven;

1.27 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen zoals bijvoorbeeld een kantoor, uitzendbureau, reisbureau, kapper, schoonheidssalon, fysiotherapeut, belwinkel en internetcafé, etc;

1.28 dove gevel:

een gevel die voldoet aan de vereisten uit artikel 1b lid 4 van de Wet geluidhinder en daardoor geen gevel is in de zin van de Wet geluidhinder;

1.29 entree:

de toegang tot een gebouw;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 geluidgevoelig object:

een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Bgh), te weten een:

  • a. woning;
  • b. ander geluidsgevoelig gebouw, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een:
  • 1. onderwijsgebouw;
  • 2. ziekenhuis of verpleeghuis;
  • 3. verzorgingstehuis;
  • 4. psychiatrische inrichting; of
  • 5. kinderdagverblijf; en

c. geluidsgevoelig terrein, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een:

  • 1. woonwagenstandplaats; of
  • 2. ligplaats voor woonschepen.
1.32 geluidsluwe gevel:

een gevel waarop het geluidsniveau niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde voor elk van de te onderscheiden geluidsbronnen (wegverkeerslawaai, industrielawaai, railverkeer en vliegverkeer). De geluidsbronnen mogen hierbij afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar beoordeeld worden. Als het niet mogelijk is te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, mag voldaan worden aan de hogere waarde minus 10 dB;

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 horeca:

bedrijfsactiviteiten gericht op: het verstrekken van voedsel en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse te nuttigen, het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het verstrekken van nachtverblijf;

1.35 hotel:

een accommodatie waarin logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden, kleine etenswaren en dranken worden verstrekt aan gasten;

1.36 huishouden:

een persoon of groep personen, die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. Kamergewijze verhuur wordt hieronder niet begrepen;

1.37 kampeermiddelen:
  • a. Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan; of
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;
    • 1. voor zover geen bouwwerk zijnde, en;
    • 2. dat gebruikt kan worden voor recreatief nachtverblijf;
1.38 kantoor met baliefunctie:

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke;

1.39 kantoor zonder baliefunctie:

een kantoor zonder publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals administratieve werkzaamheden en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.40 maaiveld:

de bovenkant van het oorspronkelijke dan wel (verhoogd of verlaagd) aangelegd terrein waar een gebouw zal worden opgericht;

1.41 maatschappelijke voorzieningen:

overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, waaronder mede begrepen kinderopvangvoorzieningen;

1.42 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.43 omzetting:

het omzetten van een (gedeelte van een) woning/zelfstandige woonruimte of een (gedeelte van een) gebouw waarin wonen is toegestaan, naar één of meerdere onzelfstandige woonruimte(n);

1.44 ondergronds bouwen:

bouwen in een bijzondere bouwlaag gelegen onder het maaiveld.

1.45 ondersteunende horeca:

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van kleine eetwaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse. Horecagelegenheden bij sportkantines en clubhuizen vallen hier niet onder;

1.46 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.47 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.48 seksautomatenhal:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

1.49 seksbioscoop/-theater:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;

1.50 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.51 sociale huurwoning:

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor tenminste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.52 toeristische verhuur:

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw of aangebouwd bijbehorend bouwwerk) verblijft. Daaronder ook begrepen Bed & Breakfast en particuliere vakantieverhuur;

1.53 vliesgevel

geluidwerende maatregel in het overdrachtsgebied tussen geluidbron en ontvanger in de vorm van een gebouwgebonden geluidwerend scherm dat is aangebracht vóór de thermische schil van een gebouw;

1.54 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.55 waterbergingsvoorziening

bovengrondse en/of ondergrondse voorzieningen ten behoeve van de berging en infiltratie van hemelwater in de bodem, zoals groene daken, wadi's (verlaging in het groen), waterbergende bestrating, berging op het dak, grindkoffers, infiltratiekratten en/of het aanbrengen of vergroten van (bestaande) greppels, (zak)sloten, watergangen en vijver;

1.56 wonen:

Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning.

1.57 woning:

een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, niet zijnde kamerverhuur;

1.58 zelfstandige woonruimte

woonruimte die door een huishouden wordt bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte, waarbij sprake moet zijn van een eigen toegang tot de woonruimte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de breedte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren of trapreling. De steigerbreedte wordt gemeten ter plaatse van de oever.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 ondergeschikte bouwdelen

De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:

a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;

b. ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;

c. luifels, erkers, balkons en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen

2.6 oppervlakte

2.4.1 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4.2 oppervlakte van een activiteit

de totale vloeroppervlakte van ruimten die ten dienste staan van die activiteit, met inbegrip van daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.7 peil:
  • 1. Voor het vaststellen van het peil gelden de volgende regels en uitzonderingen:
  • a. het peil is de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • b. indien de hoofdtoegang van een bouwwerk direct aan één weg grenst, dan is de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang het peil;
  • c. indien een perceel direct grenst aan meerdere wegen, dan is de hoogte van de laagste weg het peil;
  • d. indien een bouwwerk op of in een dijk is gebouwd, dan is de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang het peil;
  • e. indien een bouwwerk op of in het water is gebouwd, dan is de waterlijn het peil; en
  • f. indien een bijbehorend bouwwerk geen aan- of uitbouw van het hoofdgebouw is, dan is het peil van dat bijbehorend bouwwerk de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
2.8 verticale diepte:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer tot het laagste punt van het gebouw, dan wel wanneer geen sprake is van een begane grondvloer, gemeten van het peil tot het laagste punt van het gebouw;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met bijbehorend beroep en/of bedrijf aan huis;
  • b. horeca;
  • c. kantoren met baliefunctie;
  • d. sportschool/fitnesstudio;
  • e. maatschappelijke voorzieningen;
  • f. culturele voorzieningen;
  • g. hotel;
  • h. kantoren zonder baliefunctie;
  • i. maaiveld-voorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. kabels en leidingen ter plaatse van de aanduiding 'leidingstrook';
  • l. fietsparkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • m. horeca behorende bij en ondersteunend aan de functies, zoals genoemd onder c t/m h;
  • n. terrassen ten behoeve van horeca, zoals genoemd onder b;
  • o. detailhandel bij horeca;
  • p. parkeervoorzieningen;
  • q. tuinen en erven;
  • r. groenvoorzieningen en water;
  • s. reclameobjecten;
  • t. wegen, voet- en fietspaden;
  • u. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 3.5 aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 6.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 3.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 3.5;
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 6.
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 5, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
3.2.2 Gebouwen

Het is toegestaan gebouwen te bouwen mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overkraging' mag uitsluitend gebouwd worden vanaf een hoogte van 4,5 meter gemeten vanaf maaiveld, waarbij tevens moet worden aangetoond dat de beoogde hoogte van de overkraging het gebruik van de daaronder gelegen openbare ruimte niet beperkt;*zie interne toelichting onderin art 3.2.2
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'leidingstrook' mag uitsluitend worden gebouwd vanaf een hoogte van 2,5 meter, waarbij deze bepaling niet geldt als anderszins voldoende is verzekerd dat aanleg en onderhoud van kabels en leidingen mogelijk is en blijft;
  • d. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven hoogte;
3.2.3 Terrasafscheidingen
  • 1. In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, geldt voor het bouwen van terrasafscheidingen op het Stadhuisplein ten behoeve van een terras dat deze niet hoger is dan 1,5 meter;
  • 2. Terrasafscheidingen buiten het terras zijn niet toegestaan.

3.2.4 Overige bouwwerken

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  • b. overige bouwwerken ten behoeve van het terras zijn niet toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in lid 3.2.3;
  • c. de bouwhoogte van het overige bouwwerk mag niet hoger zijn dan 3 meter.
3.2.5 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd ten behoeve van het parkeren van fietsen, inpandige berging en/of waterberging;
  • b. het oprichten van ondergrondse gebouwen, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, is uitsluitend toegestaan indien op basis van nader onderzoek blijkt dat opbarsten en opdrijven van de ondergrondse gebouwen wordt voorkomen;
  • c. ondergrondse gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de maximale verticale diepte van een ondergronds gebouw bedraagt maximaal 5 meter.
3.2.6 Voorwaardelijke verplichting - begane grondvloer

Het oprichten van bebouwing is uitsluitend toegestaan indien bij de aanvraag omgevingsvergunning wordt aangetoond dat wordt voldaan aan een minimaal vloerpeil van +0,2 meter ten opzichte van het aansluitend openbaar gebied.

3.2.7 Voorwaardelijke verplichting - windklimaat

Voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw verleend kan worden, dient:

  • a. ter plaatse van de entrees van het gebouw en ter plaatse van de voetgangersverbinding tussen het Stadhuisplein en het maaiveld een minimaal matig windklimaat voor slenteren bereikt te worden, als bedoeld in de NEN 8100;
  • b. ter plaatse van het overig gebied een minimaal matig windklimaat voor doorlopen bereikt te worden, als bedoeld in de NEN 8100.
3.2.8 Voorwaardelijke verplichting - waterberging

Het oprichten van bebouwing is uitsluitend toegestaan indien wordt voorzien in een waterbergingsvoorziening, ter voorkoming van wateroverlast, waarbij geldt dat de waterbergingsvoorziening voor de opvang van regenwater dat in het plangebied valt minimaal 188 m3 aan bufferruimte moet bevatten;

3.2.9 Voorwaardelijke verplichting - langzaam verkeersverbinding

Het oprichten van bebouwing is uitsluitend toegestaan indien een verbinding voor langzaam verkeer gerealiseerd wordt tussen het maaiveld en het Stadhuisplein, met dien verstande dat deze een minimale breedte kent van 4 meter en een vrije hoogte boven de verbinding van minimaal 4 meter.

3.3 Nadere eisen
3.3.1 Windhinder en/of windgevaar

Het bevoegd gezag kan ter voorkoming van onevenredige windhinder en/of windgevaar nadere eisen stellen met betrekking tot de plaatsing en vormgeving van gebouwen, en/of de plaatsing van bouwwerken, geen gebouw zijnde en/of groenvoorzieningen in de openbare ruimte, waarbij een minimaal matig windklimaat voor doorlopen en slenteren bereikt wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.2.7.

3.3.2 Bezonning en beschaduwing

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en/of vormgeving van gebouw(onderdelen) ten aanzien van hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft de bezonning en beschaduwing van de openbare ruimte.

3.3.3 Warmteuitstraling naar de omgeving

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de warmteuitstraling van het gebouw op de directe omgeving.

3.3.4 Hoogte overkraging

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de hoogte van de overkraging, als genoemd in artikel 3.2.2, sub b, als dat nodig is voor het gebruik van de daaronder gelegen openbare ruimte.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Maaiveld-voorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het aantal te realiseren, in stand te houden en te onderhouden maaiveld-voorzieningen, als genoemd in artikel 3.2.2, sub c, indien blijkt dat niet al deze maaiveld-voorzieningen binnen het plangebied van de Figaro locatie worden geplaatst.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 6, aangevuld met de volgende specifieke gebruiksregels.

3.5.1 Algemeen
  • a. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 3.1;
  • b. een kelder is toegestaan ten behoeve van inpandige bergingen, fietsparkeren, en/of waterberging;
  • c. een fietsparkeervoorziening is niet toegestaan in de bouwlaag aan het Stadhuisplein en de daarboven gelegen bouwlaag, met dien verstande dat de in- en uitgang van een fietsparkeervoorziening wel is toegestaan in de bouwlaag aan het Stadhuisplein.
  • d. de functies zoals opgenomen in artikel 3.1, sub b t/m g zijn uitsluitend toegestaan op de bouwlaag grenzend aan het Stadhuisplein en de daarboven gelegen bouwlaag met dien verstande dat horeca en hotel tevens zijn toegestaan op de daarboven gelegen bouwlagen;
  • e. de in artikel 3.1 genoemde functies zijn toegestaan tot een maximum totaal bruto vloeroppervlak per functie zoals vermeld in onderstaande tabel:

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3922BP-0301_0028.png"

  • f. de volgende functies zijn niet toegestaan:
    • 1. kinderopvang;
    • 2. apotheek;
    • 3. detailhandel;
    • 4. begraafplaats;
    • 5. crematorium;
    • 6. school;
    • 7. gebruik van gronden en panden voor religie;
    • 8. standplaatsen;
3.5.2 Wonen

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van panden en gronden ten behoeve van wonen dat woningen niet zijn toegestaan in de bouwlaag aan het Stadhuisplein, de daarboven gelegen bouwlaag en de daaronder gelegen bouwlagen.

3.5.3 Horeca

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van panden en gronden ten behoeve van horeca ook de volgende regels:

  • a. horeca is uitsluitend toegestaan als de horeca voorkomt in categorie 2 of lager van de in bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten - horeca, met dien verstande dat een restaurant met bezorgservice binnen horeca categorie 1C is uitgesloten.
  • b. een terras bij horeca is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarden dat:
    • 1. het terras gelegen is op het Stadhuisplein; en
    • 2. de afstand, gemeten vanaf de rand van het fietspad de Slinger, minimaal 2 meter bedraagt; en
    • 3. het terras geen belemmering vormt voor de (voetgangers)verkeersbewegingen van en naar de entree(s) van het gebouw, de entree(s) tot de fietsenstalling, en de langzaam verkeersverbinding gelegen tussen het Stadhuisplein en het maaiveld;
3.5.4 Ondergeschikte horeca

Ondergeschikte horeca welke niet toegankelijk is voor publiek is niet toegestaan in de bouwlaag aan het Stadhuisplein en de daarboven gelegen bouwlaag.

3.5.5 Hotel

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, geldt voor het gebruik van panden en gronden ten behoeve van hotels ook de volgende regels:

  • a. het gebruik voor hotels is uitsluitend toegestaan tot maximaal 20 kamers;
  • b. het totaal maximum bruto vloeroppervlak van 3.650 m2 bvo, als bedoeld in artikel 3.5.1 onder g, mag niet uitsluitend uit één of meerdere hotels bestaan.
3.5.6 Ondergeschikte detailhandel bij horeca

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van panden en gronden ten behoeve van detailhandel ondergeschikt aan horeca ook de volgende regels:

  • a. de detailhandel is niet toegestaan als de hoofdactiviteit van een bedrijf of voorziening;
  • b. de voor verkoop aangeboden producten moeten helemaal of gedeeltelijk geproduceerd zijn in het productieproces van het bedrijf of de voorziening;
  • c. de oppervlakte van de detailhandelsactiviteiten mag niet groter zijn dan 20% van de totale oppervlakte van een bedrijf of voorziening, met een maximum van 250 m2; en;
  • d. de volgende detailhandel is niet toegestaan:
    • 1. een supermarkt;
    • 2. de verkoop van vuurwerk; en
    • 3. detailhandel in volumineuze goederen.
3.5.7 Kantoren zonder baliefunctie

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van panden en gronden ten behoeve van kantoren zonder baliefunctie evenals de hieraan ondergeschikte horecafunctie dat het gebruik voor kantoren zonder baliefunctie niet is toegestaan op de bouwlaag aan het Stadhuisplein, de daarboven gelegen bouwlaag en de daaronder gelegen bouwlagen.

3.5.8 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel gelden voor het gebruik van een deel van een woning ten behoeve van een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf ook de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de woonfunctie;
  • b. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit heeft geen verkeersaantrekkende werking;
  • d. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit mag geen, buiten de woning waarneembare, trilling, geur of geluid veroorzaken;
  • e. het vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit is niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m2;
  • f. de volgende de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan:
    • 1. detailhandel, anders dan detailhandel ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; en
    • 2. horeca.
  • g. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
3.5.9 Nutsvoorzieningen

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruiken van panden en gronden ten behoeve van nutsvoorzienigen ook de volgende regels:

  • a. nutsvoorzieningen zijn toegestaan als deze genoemd zijn in de onderstaande tabel en daarin de categorie B1 of lager hebben;
    SBI-code 2008   Omschrijving   Categorie  
    35   Elektriciteitsdistributiebedrijven, met
    transformatorvermogen: < 10 MVA  
    B2  
    35   Gasdistributiebedrijven:
    - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat A  
    A  
    35   - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C   B1  
    35   Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: - blokverwarming   B1  
    36   Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: - < 1 MW   B1  
    61   Telecommunicatiebedrijven   A  
    61   Zendinstallaties:
    - FM en TV  
    B2  
    3700   Rioolgemalen   B2  
  • b. sub a geldt niet voor nutsvoorzieningen die vergunningvrij zijn toegestaan op grond van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
3.5.10 Voorwaardelijke verplichting - geluid (spoor)wegverkeer en industrielawaai

Het gebruiken van de gronden ten behoeve van een geluidgevoelig object is slechts toegestaan indien uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:

  • a. de geluidbelasting op de gevels van het geluidgevoelig object als gevolg van krachtens de Wet geluidhinder gezoneerde geluidbronnen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde, dan wel de vastgestelde hogere waarde en;
  • b. het geluidgevoelig object ten minste één geluidsluwe gevel heeft en;
  • c. waarbij tevens geldt dat:
    • 1. indien de realisatie van ten minste één geluidsluwe gevel niet mogelijk of niet wenselijk is, dan is lid b niet van toepassing en moet het geluidgevoelig object ten minste één gevel met geluidsluw te openen delen grenzend aan een geluidsgevoelige ruimte hebben;
    • 2. de maatregelen als beschreven in dit artikel dienen in stand te worden gehouden zo lang het pand in gebruik is als geluidgevoelig object.
3.5.11 Voorwaardelijke verplichting - geluid terras
  • 1. Een terras bij horeca, als bedoeld in artikel 3.1, sub j, is uitsluitend toegestaan ter plaatse van een binnenterrein indien:
  • a. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer bedraagt dan onderstaande niveaus, waarbij voor de omschrijving van de dag-, avond- en nachtperiode het Activiteitenbesluit milieubeheer aangehouden wordt:
    • 1. 50 dB(A) in de dagperiode;
    • 2. 45 dB(A) in de avondperiode;
    • 3. 40 dB(A) in de nachtperiode;
  • b. het maximaal geluidniveau op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer bedraagt dan onderstaande niveaus, waarbij voor de omschrijving van de dag-, avond- en nachtperiode het Activiteitenbesluit milieubeheer aangehouden wordt:
    • 1. 70 dB(A) in de dagperiode als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;
    • 2. 65 dB(A) in de avondperiode;
    • 3. 60 dB(A) in de nachtperiode.
  • 2. Een terras gelegen buiten een binnenterrein is uitsluitend toegestaan indien uit een akoestisch onderzoek naar stemgeluid blijkt dat voldaan wordt aan een goede ruimtelijke ordening.
3.5.12 Voorwaardelijke verplichting - vuilwater

Het in gebruik nemen van de gronden is slechts toegestaan indien het vuilwater afkomstig van bouwwerken binnen het bouwvlak niet rechtstreeks op een bestaand vuilwaterriool wordt geloosd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Parkeren
5.1.1 Voldoende parkeervoorzieningen

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • a. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd en in stand worden gehouden op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  • b. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de parkeernormen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016”; en
  • c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, herzien of vervangen rekening wordt gehouden met de wijziging, herziening of vervangende beleidsregels;
5.1.2 Afwijken van de parkeernormen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de normen in 5.1.1 , mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de ontbrekende parkeervoorzieningen worden anderszins voldoende gecompenseerd;
  • b. anderszins voldoende gecompenseerd betekent dat wordt voldaan aan de ontheffings- of afwijkingsmogelijkheden in de beleidsregels die zijn neergelegd in de "Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016";
  • c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, herzien of vervangen rekening wordt gehouden met de wijziging, herziening of vervangende beleidsregels.
5.2 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen

Het is toegestaan te bouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw mag niet hoger zijn dan 4 meter;
  • b. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 15 m2.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik
  • a. Tenzij in de bestemmingsregels nadrukkelijk anders is bepaald, is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven ten behoeve van:
    • 1. seksinrichtingen;
    • 2. bed & breakfast;
    • 3. Bevi-inrichtingen;
    • 4. de productie, opslag of verkoop van vuurwerk;
    • 5. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 6. opslag anders dan ter plaatse noodzakelijk ten behoeve van de bestemming;
    • 7. het storten van puin en afvalstoffen;
    • 8. opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
    • 9. een permanente standplaats voor kampeermiddelen;
    • 10. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet zijnde mantelzorg.
  • b. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen;
  • c. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten ten behoeve van kamergewijze verhuur;
  • d. Het is niet toegestaan om de bouwlaag aan het Stadhuisplein en de bouwlaag daarboven ten behoeve van niet-publieksgerichte ondergeschikte horeca te gebruiken.
6.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik

Tenzij in de bestemmingsregels nadrukkelijk anders is bepaald, is het toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van de volgende functies, mits deze functies ondergeschikt zijn aan het ter plaatse geldende hoofdgebruik zoals opgenomen in de bestemmingsregels:

  • a. duikers en bruggen boven water;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. laad- en losvoorzieningen;
  • d. manoeuvreerruimtes;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. perceelsontsluitingen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. verblijfsgebieden;
  • j. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  • k. water;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Overige zone - trillingen railverkeer

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - trillingen' geldt dat uitsluitend hoofdgebouwen mogen worden gebouwd als uit nader onderzoek blijkt dat in de gebouwen, voor wat betreft trillingen veroorzaakt door treinpassages over het spoor, kan worden voldaan aan de streefwaarden voor 'wonen nieuwe situatie' voor herhaald voorkomende trillingen gedurende lange tijd, zoals bedoeld in paragraaf 10.5.3.3 en paragraaf 10.5.2 van de Meet- en beoordelingsrichtlijn trillingen van de Stichting Bouwresearch, deel B, Hinder voor personen in gebouwen (augustus 2002).

7.2 Gezoneerd industrieterrein Wet geluidhinder
7.2.1 geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie':

  • a. is gelegen de geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, behorend bij Westpoort;
  • b. het is slechts toegestaan de gronden en panden te gebruiken als geluidgevoelig object indien voldaan wordt aan:
    • 1. de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarden; of
    • 2. de vastgestelde hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder;

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijking bouwregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  • b. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages met maximaal 10%;
  • c. wordt afgeweken van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen;
  • d. bouwwerken ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;

mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • e. de afwijking in het belang is van een ruimtelijk, technisch of duurzaam beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein of om te voldoen aan het Bouwbesluit; en
  • f. slechts in geringe mate wordt afgeweken van de bestemmingsgrenzen en aanduidingen, met een maximum van 2 meter.
8.2 Afwijking ten behoeve van wegen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate buiten de bestemmingsgrens of aanduiding worden gerealiseerd, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit hier aanleiding toe geven;
  • b. de leefkwaliteit ter plaatse van nabijgelegen geluidgevoelig objecten aanvaardbaar blijft.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen, waarbij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt;
  • b. ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt;
  • c. luifels, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
9.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • 4. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 5. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 6. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 7. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Figaro locatie.