direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Geluidverdeelplan HoogTij
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3836BP-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Leeswijzer

Het bestemmingsplan 'Geluidverdeelplan HoogTij' (verder: het geluidverdeelplan) is een facetbestemmingsplan; het stelt regels omtrent één onderwerp (geluid) en werkt als aanvulling op de vigerende planologische regelingen. De regels van het geluidverdeelplan moeten daarom in combinatie met en aanvullend op de regels van de vigerende regelingen gelezen worden.

De toelichting is als volgt opgedeeld.

Hoofdstuk 2 gaat dieper in op de reden waarom we voor dit plan kiezen, benoemt de uitgangspunten die zijn aangehouden bij het opstellen van het geluidverdeelplan en legt de werking van het geluidverdeelplan uit.

Hoofdstuk 3 legt uit welke overige aanpassingen met de partiële herziening worden gemaakt.

Hoofdstuk 4 geeft weer welke betrokkenen bij het planvormingsproces zijn betrokken en welke betrokkenen zijn geïnformeerd.

Hoofdstuk 5 bevat de onderbouwing van het geluidverdeelplan.

1.2 Vigerende regeling

De vigerende regeling is het bestemmingsplan 'Bedrijven Zuid', vastgesteld op 4 juli 2013.

De vigerende regeling is voor het eerst aangepast met het bestemmingsplan 'Eerste partiële herziening Achtersluispolder - Bedrijven Zuid', vastgesteld op 25 september 2014.

De vigerende regeling is voor de tweede keer aangepast naar aanleiding van een uitspraak van de raad van state met het bestemmingsplan 'Reparatie Bedrijven Zuid', vastgesteld op 14 juli 2016.

De vigerende regeling is voor de derde keer aangepast met het bestemmingsplan 'Tweede partiële herziening Bedrijven Zuid', vastgesteld op 21 juli 2017.

Tenslotte is de geluidzone behorend bij het gezoneerd industrieterrein HoogTij uitgebreid met het provinciaal inpassingsplan 'Aanpassing geluidzones Westpoort en HoogTij', vastgesteld op 2 maart 2015.

Hoofdstuk 2 Het Geluidverdeelplan

2.1 Aanleiding

Industrieterrein HoogTij is een industrieterrein waarvoor op grond van de Wet geluidhinder een geluidzone is vastgesteld. Het industrielawaai mag buiten deze zone niet meer bedragen dan 50 dB(A), wat betekent dat de geluidruimte binnen de geluidzone niet onbeperkt is. Bij bedrijven op HoogTij wordt in de procedure van de omgevingsvergunning milieu getoetst of de geluidproductie van het bedrijf past binnen de geluidruimte die nog beschikbaar is in de geluidzone van het industrieterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3836BP-0301_0001.png"

Afbeelding: gezoneerd industrieterrein HoogTij (rood) met de bijbehorende geluidzone (blauw).

In 2013 is de Visie Noordzeekanaalgebied 2040 (verder: visie NZKG) vastgesteld waarmee een intensivering van het gebruik van de bestaande havengebieden wordt nagestreefd. Destijds bleek dat de beschikbare geluidruimte binnen de vastgestelde geluidzones behorend bij HoogTij en Westpoort onvoldoende was om de gewenste groei te faciliteren. Daarom zijn in 2015 met een provinciaal inpassingsplan (verder: het PIP) de geluidzones van HoogTij en Westpoort vergroot.

Hierdoor is er nieuwe geluidruimte ontstaan voor de ontwikkeling van beide industrieterreinen, maar is ook een groter gebied binnen de geluidzones komen te liggen. De regionale partners (provincie Noord-Holland, Havenbedrijf Amsterdam, Omgevingsdienst NZKG (verder: OD), gemeente Zaanstad en gemeente Amsterdam) willen voorkomen dat in de toekomst opnieuw de geluidzones uitgebreid moeten worden. Daarom is in het uitvoeringsprogramma van de visie NZKG afgesproken de mogelijkheden te verkennen om de beschikbare geluidruimte binnen de geluidzones te verdelen en juridisch te borgen zodat voor alle kavels voldoende geluidruimte beschikbaar blijft. Het voorliggende geluidverdeelplan is opgesteld naar aanleiding van de verkenning.

2.2 Waarom kiezen we voor een geluidverdeelplan?

Er zijn hoofdzakelijk drie redenen waarom gekozen is voor een geluidverdeelplan:

  • effectieve invulling van de beschikbare geluidruimte op industrieterrein HoogTij;
  • voorkomen van toekomstige uitbreiding van de geluidzone;
  • transparantie en rechtszekerheid.

2.2.1 Effectieve invulling van HoogTij

De geluidruimte binnen de geluidzone van HoogTij is niet onbeperkt (zie paragraaf 2.1). Het zou daarom kunnen voorkomen dat de geluidruimte opgebruikt is, terwijl er nog fysieke ruimte op HoogTij is (in de vorm van lege kavels). Het gevolg is dat er dan niet effectief gebruik wordt gemaakt van het bedrijventerrein, wat ruimtelijk onwenselijk is en niet overeenkomt met de visie NZKG.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3836BP-0301_0002.png"

In de bovenstaande figuur is schematisch weergegeven hoe er praktisch niet uit te geven kavels kunnen ontstaan. Het bedrijf in de linkerbovenhoek vraagt in die situatie geluidruimte aan, die noodzakelijk is voor een effectieve invulling van de aangrenzende kavels. Deze situatie kan ontstaan wanneer de totale geluidruimte binnen de geluidzone (het gearceerde deel) niet is verdeeld per kavel.

Het geluidverdeelplan is een bestemmingsplan waarbinnen de geluidruimte is verdeeld per kavel. Omdat de verdeling (ook wel de geluidverkaveling genoemd) is opgenomen in de regels van het bestemmingsplan, wordt deze onderdeel van het juridische toetsingskader van een aanvraag omgevingsvergunning milieu (zie paragraaf 2.4 voor meer informatie over de werking van de geluidverkaveling). Het geluidverdeelplan voorkomt op deze manier de situatie dat in de toekomst nog niet uitgegeven kavels niet meer effectief benut kunnen worden.

2.2.2 Voorkomen van toekomstige uitbreiding van de geluidzone

In het verleden is het eerder voorgekomen dat de situatie geschetst in paragraaf 2.2.1 zich voordeed. Ten tijde van het opstellen van de visie NZKG bleek dat er onvoldoende geluidruimte was om de nog niet uitgegeven kavels te vullen met de gewenste bedrijvigheid. Naar aanleiding van dat gebrek aan geluidruimte is destijds besloten de geluidzones uit te breiden. Op de onderstaande afbeelding zijn de oude en huidige geluidzones weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3836BP-0301_0003.png"

  Paars (HoogTij) en blauw (Westpoort) oud, groen (HoogTij) en geel (Westpoort) nieuw.

In de afbeelding is te zien dat er met de uitbreiding meer (woon)gebied binnen de grenzen van de geluidzones is komen te liggen. Concreet betekent dit dat er op meer gevels van woningen (en andere geluidgevoelige objecten) een hogere geluidbelasting van de industrieterreinen is toegestaan dan voorheen. Dit is echter geen onderwerp van het geluidverdeelplan.

Met het opstellen van geluidverdeelplannen voor HoogTij en Westpoort willen de regionale partners voorkomen dat in de toekomst opnieuw de zones uitgebreid moeten worden.

2.2.3 Transparantie en rechtszekerheid

In de huidige situatie moet een initiatiefnemer contact opnemen met de zonebeheerder om zijn concrete plannen te laten toetsen aan de beschikbare geluidruimte. Welke geluidruimte nog beschikbaar is voor de invulling van een kavel, is enkel bekend bij de zonebeheerder (de omgevingsdienst, in opdracht van de gemeente). Dankzij het geluidverdeelplan dat digitaal wordt ontsloten via ruimtelijkeplannen.nl, kan een ieder (al dan niet met behulp van een geluidsdeskundige) inzien welke geluidruimte er beschikbaar is op een kavel. Bedrijven kunnen dan zelf inschatten of hun initiatief past binnen het geluidbudget, voor dat zij een aanvraag indienen of vooroverleg starten met de zonebeheerder.

Bovendien is het zonder geluidverdeelplan zo dat geluidruimte die beschikbaar, maar nog niet vergund is, nooit een zekerheid is. Een bestaand bedrijf op een lege rode kavel in de figuur in paragraaf 2.2.1 kan toekomstige ontwikkelmogelijkheden kwijtraken, omdat het bedrijf in de linkerbovenhoek geluidruimte aanvraagt dat eigenlijk gebudgetteerd had moeten zijn voor de rode kavels. Deze onzekerheid kan een ongewenste prikkel vormen voor bestaande bedrijven om zoveel mogelijk geluidruimte (binnen de grenzen van de gehele geluidzone) aan te vragen om de ontwikkelmogelijkheden voor de toekomst veilig te stellen. Bovendien nodigt het bedrijven niet uit om de bedrijfsvoering met maatregelen stiller te maken, omdat de geluidruimte die daardoor vrij komt door elk bedrijf binnen de zone weer gebruikt kan worden.

Met behulp van het geluidverdeelplan verdwijnt die bovenstaande onzekerheid. De geluidruimte die is toegedeeld aan een kavel, kan niet door een bedrijf op een andere kavel worden gebruikt. De juridische borging van de verdeling in het geluidverdeelplan biedt daarom niet alleen meer rechtszekerheid, maar geeft ook een nieuwe reden voor bedrijven om na te denken over maatregelen om de geluidproductie terug te brengen. Die vrijgekomen geluidruimte komt dan immers terug in het budget voor die kavel, zodat deze in de toekomst weer gebruikt kan worden voor een intensivering van de bedrijfsvoering.

2.3 Uitgangspunten

Bij de opstelling van het geluidverdeelplan zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd.

  • 1. De geluidzone wordt gerespecteerd.
    De geluidruimte wordt zodanig verdeeld dat dit niet leidt tot een overschrijding van de zonegrenswaarden (de geluidzone). De geluidzone blijft gelijk en er wordt geen nieuwe geluidruimte gecreëerd ten opzichte van wat vóór het geluidverdeelplan beschikbaar was binnen de geluidzone.
  • 2. Bestaande rechten worden gerespecteerd.
    De geluidruimte wordt zodanig verdeeld dat de vergunde geluidruimte van bestaande bedrijven in de verdeling past. Bedrijven worden niet beperkt in hun bedrijfsvoering door het geluidverdeelplan, maar door de omgevingsvergunning milieu.
  • 3. De geluidverkaveling is transparant.
    De totale beschikbare geluidruimte op de kavels wordt voor een ieder inzichtelijk gemaakt, omdat de budgetten onderdeel zijn van de regels (dan wel bijlage bij de regels). Het moet op basis van de regels mogelijk zijn om, al dan niet met behulp van een akoestisch adviseur, te bepalen of de beoogde geluidproductie past binnen de bestemmingsregels.
     
  • 4. Eenvoudige en werkbare regels die aansluiten bij de huidige praktijk.
    De werkwijze sluit zoveel mogelijk aan bij de huidige praktijk. De rekenmethoden sluiten aan bij de door de OD gebruikte standaarden en de regels van het geluidverdeelplan moeten niet onnodig complex zijn.
  • 5. De geluidverkaveling is realistisch.
    Aan de kavels is een realistisch geluidbudget toegedeeld. De kavels waarop bedrijvigheid met een hoge milieucategorie is toegestaan, hebben een groter geluidbudget dan de kavels met een lagere milieucategorie. Zo is ook voor de (ten tijde van het opstellen van dit plan) nog niet uitgegeven kavels, uitgegaan van een realistisch geluidbudget. Tevens is waar mogelijk voor bestaande bedrijven meer dan alleen de vergunde geluidruimte aan de kavel toegedeeld, zodat eventuele uitbreiding in de toekomst mogelijk blijft.
  • 6. Het geluidverdeelplan is flexibel waar dat mogelijk is.
    Met een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid moet het mogelijk blijven om maatwerk te leveren, doch kan dit niet leiden tot een aanpassing van de geluidverkaveling. Na het toedelen een realistisch geluidbudget aan de kavels, is er nog geluidruimte onverdeeld gebleven. Die geluidruimte wordt de reserve genoemd en kan door middel van de afwijkingsmogelijkheid onder voorwaarden worden verleend (zie paragraaf 2.5).
  • 7. Het geluidverdeelplan is toekomstbestendig.
    Met oog op de inwerkingtreding van de nieuwe Omgevingswet (verwachting: 2019) is het belangrijk dat het geluidverdeelplan past binnen de systematiek van deze nieuwe wet. Uit de consultatieversies van de wetteksten blijkt dat de werkwijze van het geluidverdeelplan overeenkomt met de nieuwe regelgeving.
    Daarnaast is het met de opgenomen wijzigingsbevoegdheden mogelijk om de geluidverkaveling en de rekenparameters te actualiseren.

2.4 Hoe werkt de verkaveling? (art. 4.1.1 - 4.1.2)

2.4.1 Algemeen

Artikel 4.1 stelt regels met betrekking tot de toelaatbare geluidsimmissies ('geluidruimte') van installatie en activiteiten van inrichtingen binnen de aangewezen gronden. Per kavel is bepaald hoeveel geluid een activiteit of inrichting mag produceren op de belangrijkste immissiepunten. Een immissiepunt kan een woning zijn, of de geluidzone behorend bij het industrieterrein.

Bepalen geluidbudget en berekenen geluidimmissie
In Bijlage 1 - Geluidverkaveling van de regels zijn de kavels en bijbehorende geluidruimte opgenomen. Men begint bij het opzoeken van een kavel op de verkavelingskaart en noteert het nummer behorend bij een kavel. Betreft het gebruik meerdere kavels, of delen van kavels? Zie dan paragraaf 2.4.4.

Aan het kavelnummer zijn in de tabellen immissiebudgetten voor de dag-, avond en nachtperiodes gekoppeld per immissiepunt. Afhankelijk van de ligging van een kavel ten opzichte van de immissiepunten zal het per kavel verschillen welke punten geluidtechnisch relevant zijn. Daarom hebben kavels ook immissiepunten waarvoor geen immissiewaarde is opgenomen in de tabellen (aangemerkt met een streep "-" in de tabel). Deze immissiepunten zijn dan voor de betreffende kavel niet bepalend, waardoor de geluidbelasting op die punten niet berekend hoeft te worden door een aanvrager.

Vervolgens is het nodig om de locaties van de immissiepunten te bepalen. Deze zijn terug te vinden in de tabel Overzicht toetspunten.

Nu de immissiepunten en de immissiebudgetten voor een kavel bepaald zijn, kan er gerekend worden. Artikel 2 Wijze van meten bepaalt dat gebruik wordt gemaakt van de standaard rekenmethode voor het berekenen van industrielawaai en benoemt daarnaast hoe om moet worden gegaan met een aantal rekenparameters. In Bijlage 2 - Rekenmodel van de regels is het complete rekenmodel “Emissiemodel HoogTij versie 0” van de huidige situatie (ten tijde van de vaststelling van dit plan) in tekstvorm opgenomen. Dit rekenmodel dient in combinatie met Artikel 2 Wijze van meten gebruikt te worden voor de berekening van de geluidimmissie. Aanvullend op het rekenmodel in Bijlage 2 dient in de berekening ook rekening te worden gehouden met bebouwing en geluidschermen op het industrieterrein die zijn toegevoegd na de vaststelling van dit plan.

Om het geluidsadviseurs eenvoudiger te maken, is in Bijlage 2 van de toelichting tevens het rekenmodel “Emissiemodel HoogTij versie 0” als .zip-bestand opgenomen. Dit bestand kan ingevoerd worden in het rekenprogramma GeoMilieu, zodat de gegevens niet overgenomen hoeven te worden. Indien andere rekenprogramma's het .zip-bestand niet kunnen openen, dan blijft het altijd mogelijk om het rekenmodel “Emissiemodel HoogTij versie 0” in tekstvorm in Bijlage 2 van de regels over te nemen.

Daarnaast kan een actuele versie van het rekenmodel (dus het rekenmodel “Emissiemodel HoogTij versie 0” uit Bijlage 2 van de regels, aangevuld met de bebouwing en geluidschermen die sinds de vaststelling zijn toegevoegd) bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied worden opgevraagd. Deze werkwijze sluit aan bij de huidige praktijk van het milieurecht, waarbij de geluidsadviseur van een bedrijf voorafgaand aan een aanvraag omgevingsvergunning milieu het meest recente rekenmodel van de Omgevingsdienst opvraagt. Het plan staat het echter niet in de weg dat een geluidsadviseur ervoor kiest om zelf de nieuw toegevoegd bebouwing en geluidschermen op het industrieterrein in kaart te brengen (bijvoorbeeld op basis van verleende vergunningen).

Een bedrijf, dan wel de geluidsadviseur van een bedrijf, kan met deze verkaveling, rekenregels en het rekenmodel zelfstandig uitrekenen of een beoogd gebruik is toegestaan binnen het geluidverdeelplan, nog voor een omgevingsvergunning milieu is aangevraagd.

2.4.2 Toepassingsbereik juridisch

Het bestemmingsplan is onderdeel van het toetsingskader van een omgevingsvergunning milieu of een melding. Door in de regels van het bestemmingsplan een geluidverkaveling op te nemen, wordt de akoestische verdeling van het industrieterrein juridisch geborgd.

Naast de toetsing in het milieuspoor heeft de verkaveling ook doorwerking via het ruimtelijk spoor. Immers dient het gebruik van gronden te voldoen aan de gebruiksregels in een bestemmingsplan. Indien het gebruik van gronden niet voldoet aan de immissiebudgetten, dan is het gebruik strijdig met het bestemmingsplan, wat op grond van de Wabo verboden is. Een inrichting moet daarom ten alle tijden voldoen aan zowel het milieurecht (Activiteitenbesluit, etc.) als het ruimtelijk recht (bestemmingsplan, etc.). De systematiek verschilt niet met reguliere bestemmingsplannen waarin bijvoorbeeld een maximale milieucategorie voor bedrijvigheid is opgenomen.

Vanwege de koppeling met de milieuwetgeving, zijn een aantal bepalingen in lid 4.1.2 opgenomen die beide processen op elkaar afstemmen.

Artikel 4.1.2 sub c legt vast dat niet al het gebruik valt onder de geluidverkaveling van sub a en b. Hierbij is aangesloten bij het begrip representatieve bedrijfssituaties (RBS) zoals dat wordt toegepast in de milieuwetgeving. Hier vallen bijvoorbeeld geen incidenten onder die niet meer dan 12 keer per jaar plaatsvinden, of bouw-, sloop- of aanlegwerkzaamheden. In de begripsbepaling van het bestemmingsplan is het begrip RBS uitgewerkt.

Sub d sluit de werking van de geluidverkaveling uit voor bedrijven die niet meldings- of vergunningsplichtig zijn in het kader van de Wet miliebeheer. De bepaling voorkomt dat bedrijven van een relatief lichte milieuhindercategorie verplicht worden om een akoestische berekening uit te laten voeren.

Tenslotte bevat sub e een bepaling uit de Wet geluidhinder. De wet rekent het geluid afkomstig van internationale racecircuits en windturbines niet toe aan de totale gecumuleerde geluidbelasting van een gezoneerd industrieterrein. Om aan te sluiten bij de wettelijke systematiek is daarom deze bepaling in het geluidverdeelplan opgenomen.

Artikel 6.1 bepaalt dat het geluidverdeelplan aanvullend werkt op de bestaande planologische regelingen. De geldende bestemmingsregels blijven daarom ook van toepassing.

2.4.3 Toepassingsbereik praktisch

In de praktijk zal de uitvoering van het geluidverdeelplan deel uit maken van de toetsing van een omgevingsvergunningaanvraag milieu. De Omgevingsdienst heeft het toetsingsproces van het geluidverdeelplan in een stroomschema uitgetekend. Dit schema is opgenomen in Bijlage 3 Stroomschema toetsingsproces van de toelichting.

2.4.4 Het gebruik van (delen van) meerdere kavels

Het is mogelijk dat een bedrijf slechts een deel van een kavel wenst of zelfs meerdere (delen) van kavels met verschillende gereserveerde geluidsvermogens. In dat geval is het niet mogelijk om uit te gaan van de immissiebudgetten die vastgelegd zijn in Bijlage 1 - Geluidverkaveling van de regels, maar dienen evenredig aan de omvang en locatie van de gevraagde kavel immissiebudgetten te worden bepaald.

Met behulp van het rekenmodel dat ten grondslag ligt aan het geluidverdeelplan kan de zonebeheerder of de geluidadviseur van het bedrijf het immissieniveau voor dat specifieke kavel bepalen. De wijze waarop een immissiebudget moet worden bepaald is beschreven in Bijlage 3 - Handleiding voor het bepalen van een immissiebudget voor een inrichting op HoogTij van de regels.

2.4.5 Nestgeluid schepen

In het geluidverdeelplan is één budget vastgelegd voor de gecumuleerde geluidbijdrage vanwege alle ligplaatsen. Het gereserveerde budget voor schepen is gebaseerd op een verwachte jaargemiddelde bezetting van drie ligplaatsen aan het kanaal, overeenkomstig het PIP. Hiermee is inzichtelijk wat de maximale geluidbijdrage op een toetspunt mag zijn vanwege het nestgeluid van alle schepen aangemeerd bij HoogTij. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het oprichten, veranderen of in werking hebben van een inrichting wordt de aanvrager verplicht gesteld om gegevens te overleggen over de aantallen, type en ligtijden van schepen. Het bevoegd gezag beoordeeld of de aangereikte aantallen, type en ligtijden binnen het gereserveerde budget voor het nestgeluid past.

2.5 Hoe werkt de afwijkingsmogelijkheid? (art. 4.1.3)

Voor alle kavels binnen het geluidverdeelplan is een realistisch geluidbudget op de immissiepunten berekend en vastgelegd. Dit budget bestaat uit een gereserveerd geluidsvermogen of vergunde geluidrechten (voor zover op een kavel reeds een bedrijf vergund is) al dan niet aangevuld met extra geluidruimte voor toekomstige uitbreidingsmogelijkheden. Na het toedelen van realistische budgetten aan alle kavels en rekening houdend met nestgeluid is er, ten opzichte van de vastgestelde grenswaarden, nog geluidruimte beschikbaar ter plaatse van de immissiepunten, dit noemen we de geluidreserve.

Indien een aangevraagde activiteit niet kan volstaan met het geluidbudget voor het betreffende kavel, dan kan de geluidreserve toegedeeld worden aan deze aangevraagde activiteit door middel van de afwijkingsbevoegdheid neergelegd in lid 4.1.3 van het plan. Deze afwijkingsbevoegdheid geeft de mogelijkheid om aan bedrijven meer geluidruimte te vergunnen dan voorzien is in de geluidverkaveling van het geluidverdeelplan.

Het toekennen van extra geluidruimte aan een activiteit gaat altijd ten koste van de geluidreserve op een immissiepunt en kan daarom alleen worden toegekend zolang er nog (voldoende) geluidreserve op het betreffende immissiepunt aanwezig is. De bevoegdheid kan daarom nooit leiden tot een overschrijding van de maximale toelaatbare geluidbelasting op de zonegrens of de grenswaardepunten.

In de planregels van het bestemmingsplan wordt beschreven hoe en onder welke voorwaarden een bedrijf aanspraak kan maken op een deel van de reserve. Het toekennen van de reserve doorloopt de reguliere (ook wel korte genoemd) procedure voor een omgevingsvergunning.

Deze procedure loopt:

  • 1. gelijk op met de procedure voor een omgevingsvergunning milieu zodat dit niet leidt tot vertraging, dan wel;
  • 2. maximaal 14 weken (8 weken plus 6 weken verlenging) wanneer de procedure niet gekoppeld is aan een omgevingsvergunning milieu. De doorlooptijd is dan vergelijkbaar met die van een omgevingsvergunning voor het bouwen.

Met iedere aanvraag dient te worden aangetoond dat binnen het beschikbare geluidbudget de geluidimmissie vanwege een activiteit is beperkt door geluidmaatregelen te nemen die bedrijfseconomisch haalbaar zijn. Onder mogelijke geluidbeperkende maatregelen wordt ten minste verstaan:

  • het toepassen van stille technieken (waaronder het toepassen van elektrisch materiaal, walstroom, geluiddempers, etc.);
  • het optimaliseren van de terreinindeling om de geluidimmissie te beperken;
  • het optimaliseren van de bedrijfsvoering in relatie tot de geluidnormen voor de avond en de nachtperiode;
  • het optimaliseren van de bedrijfsvoering in relatie tot de aangevraagde activiteiten en capaciteiten;
  • alle andere maatregelen die mogelijk zijn om de geluiduitstraling te beperken.

Als ondanks deze inspanningen de activiteiten niet inpasbaar blijken te zijn binnen het beschikbare geluidbudget, of wanneer de kosten van de maatregelen afgezet tegen het financieel draagvlak van het bedrijf niet haalbaar zijn (bedrijfseconomische haalbaarheid), kan een verzoek worden gedaan voor het toekennen van een deel van de beschikbare geluidreserve voor een bepaalde activiteit.

Een aanvraag voor het toekennen van een deel van de geluidreserve voor een activiteit bevat ten minste een beschrijving van de bovenmatige akoestische maatregelen die nodig zijn om te kunnen voldoen aan het geluidbudget en de kosten daarvan. Daarnaast moet uit de aanvraag blijken dat aanvullend geluidmaatregelen niet te vereisen zijn vanwege aantoonbare onevenredige of verstrekkende gevolgen voor de bedrijfsvoering (zoals bijvoorbeeld het beperken van werkzaamheden in de nachtperiode, onevenredig hoge kosten van geluidmaatregelen, gevolgen voor de bedrijfsprocessen of andere aantoonbare redenen) en dat de aangevraagde activiteiten in overeenstemming zijn met de activiteiten die mogelijk zijn binnen het oppervlak van de inrichting c.q. de kavel.

De vergunde reserve is gekoppeld aan een activiteit, niet aan een kavel. De reserve gaat daarom nooit deel uit maken van de vaste geluidruimte gebudgetteerd aan het kavel. Immers hebben de kavels reeds een realistisch geluidbudget waardoor het verlenen van een reserve niet noodzakelijk is voor de uitvoerbaarheid van het plan. Op grond van artikel 2.33 lid 2 sub a Wabo kan de verleende vergunning worden ingetrokken wanneer de activiteit langer dan 3 jaar niet is uitgevoerd (bijvoorbeeld wanneer de activiteit geen deel meer uitmaakt van de bedrijfsvoering).

Het nestgeluid van schepen wordt meegerekend in de toetsing van artikel 4.1.3 sub c van het plan. De reservering voor het nestgeluid in Bijlage 1 - Geluidverkaveling van de regels is echter een schatting van het aantal in de toekomst te verwachten schepen op het industrieterrein. Daarom is het mogelijk dat in de toekomst meer of minder nestgeluid geproduceerd wordt dan nu vermeld staat in de tabellen. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit de monitoring van de werking van het geluidverdeelplan of in het kader van het zonebeheer. Om die reden is de voorwaarde in de afwijkingsbevoegdheid niet gekoppeld aan het nestgeluid zoals opgenomen in de tabel. Indien het bevoegd gezag daar aanleiding toe ziet, mag voor de reservering van het nestgeluid een andere reservering worden aangehouden bij de beoordeling van artikel 4.1.3 sub c. De voorwaarden in sub c borgen dat het bevoegd gezag nooit meer geluidruimte kan vergunnen dan maximaal is toegestaan binnen de geluidzone en ter plaatse van de verleende hogere grenswaarden.

2.6 Actualiseren van de geluidverkaveling (art. 5.1 en 5.2)

Het geluidverdeelplan kent twee wijzigingsbevoegdheden die het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid biedt om het plan actueel te houden.

De aanleiding voor het toepassen van beide wijzigingsbevoegdheden vormt de jaarlijkse monitoring van de werking van het geluidverdeelplan. In regionaal verband (gemeente Zaanstad, gemeente Amsterdam, Havenbedrijf Amsterdam, Provincie Noord-Holland) wordt jaarlijks de voortgang en werking besproken. De aanleiding is voldoende gebleken als de partijen tijdens het monitoringsoverleg constateren dat het wenselijk is de geluidverkaveling of de rekenparameters aan te passen.

Ook buiten de monitoringscyclus kan het noodzakelijk blijken om (een deel van) het plan te actualiseren, bijvoorbeeld wanneer uit een casus is gebleken dat de verkaveling of rekenparameters te kort schieten. Een incidentele constatering wordt dan ook gezien als onderdeel van het monitoren als bedoeld in art. 5.1 lid b en art. 5.2 lid b van het plan.

Art. 5.1 van de regels van het plan maakt het mogelijk om de geluidverkaveling aan te passen. Hieronder worden ook de immissiebudgetten begrepen, nu deze onderdeel zijn van de geluidverkaveling. Bijvoorbeeld wanneer een bedrijf permanent weinig geluidbudget nodig heeft, kan het wenselijk zijn om een deel van het geluidbudget behorend bij de kavel te verschuiven naar de flexibele reserve. Eén voorbeeld hiervan is het Justitieel Complex Zaanstad, waarvoor nu al een lager geluidbudget op de kavel is opgenomen ten opzichte van kavels waar nog hogere milieucategoriën zijn toegestaan en verwacht worden. Uit een evaluatie moet blijken of vergelijkbare gevallen aanleiding vormen om de geluidverkaveling aan te passen.

Art. 5.2 van de regels van het plan maakt het mogelijk om de rekenmethode en het rekenmodel aan te passen. Ten tijde van het vaststellen van het geluidverdeelplan is ervoor gekozen in het plan de rekenmethode en rekenparameters zoals de zonebeheerder die toepast vast te leggen. De rekenmethode is wettelijk vastgelegd en al meer dan tien jaar ongewijzigd gebleven. De inzichten op de rekenparameters veranderen echter met meer regelmaat. Daarom is het wenselijk dat de bijlage kan worden aangepast zodat het theoretische model steeds beter aan gaat sluiten op de feitelijke situatie.
In de monitoringsoverleggen van de werking van het plan is de zonebeheerder in de gelegenheid om aan te geven of de rekenparameters aangescherpt kunnen en/of moeten worden. Indien dit het geval blijkt, dan kunnen met deze wijzigingsbevoegdheid de rekenparameters aangepast worden door het college van burgemeester en wethouders. De wijziging mag niet tot gevolg hebben dat de (voorkeurs)grenswaarden ter plaatse van geluidgevoelige objecten of de geluidzone wordt overschreden.


Hoofdstuk 3 Overige aanpassingen

In het geluidverdeelplan wordt ook de industriegrens van HoogTij beperkt aangepast. Het betreft delen van park Nauerna, correcties ten aanzien van het provinciaal inpassingsplan en een kavel aan de Overtoom 77/79. De onderliggende bestemmingen worden niet aangepast, enkel de aanduiding van het industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder. Op de onderstaande afbeelding zijn weergegeven: de oude grens (het provinciaal inpassingsplan in het roze) en de nieuwe grens (in het blauw).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3836BP-0301_0004.png"De kavel aan de Overtoom 77/79 wordt fysiek gescheiden van het industrieterrein door water, een fietspad en het Justitieel Complex Zaanstad. De kavel ligt tussen de dijk en het fietspad. Gelet op de fysieke scheiding van het industrieterrein ten opzichte van de kavel, komt de status van gezoneerd industrieterrein voor deze kavel te vervallen.

Op de Overtoom 77 zijn bedrijven van een maximale milieucategorie 3.1 toegestaan. De geluidruimte van een nieuw te vestigen bedrijf op de Overtoom 77 wordt reeds begrensd door de woningen op de Overtoom 79. Een status als industrieterrein of vastgestelde hogere waarden, hebben daardoor geen invloed op de geluidruimte van de kavel.

De gronden die na inwerkingtreding geen deel meer zijn van het industrieterrein HoogTij, worden op grond van artikel 3.2 van het plan aangewezen als onderdeel van de geluidzone behorend bij het industrieterrein.

Hoofdstuk 4 Communicatie

4.1 Regionale samenwerking

Het geluidverdeelplan is een resultaat van de nauwe samenwerking van de regionale partners. Samen met de Provincie Noord-holland, de Omgevingsdienst NZKG, het Havenbedrijf Amsterdam en de gemeente Amsterdam heeft de gemeente Zaanstad dit geluidverdeelplan opgesteld. De plannen worden regionaal afgestemd in een projectgroep, juristenoverleg en managementoverleg.

De regionale partners hechten veel waarde aan het creëren van één grensoverstijgend systeem dat voor alle partijen werkbaar is. Derhalve wordt gelijktijdig voor het industrieterrein Westpoort een geluidverdeelplan voorbereid.

4.2 Bedrijven en omwonenden

Op 18 april 2017 is een informatieavond georganiseerd over de verschillende ontwikkelingen op het industrieterrein. Het geluidverdeelplan was één van de onderwerpen waarover geïnformeerd is. Tevens was er gelegenheid vragen te stellen over het plan. Voor deze bijeenkomst zijn zowel de bedrijven op HoogTij als de omwonenden uitgenodigd.

Op 1 mei 2017 zijn de bedrijven op HoogTij per brief nogmaals geïnformeerd over het geluidverdeelplan.

4.3 Art. 3.1.1. Bro overleg

De regionale partners bestaande uit de Provincie Noord-Holland, gemeente Amsterdam, de Omgevingsdienst NZKG en het Havenbedrijf Amsterdam, zijn allen veelvuldig om advies gevraagd (zie paragraaf 4.1) en hebben bijgedragen aan de totstandkoming van dit plan.

Naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan worden alle betrokken partijen gevraagd om advies in het kader van het art. 3.1.1. Bro overleg. De volgende partijen zijn om advies gevraagd:

  • Gemeente Amsterdam
  • Gemeente Velsen
  • Provincie Noord-Holland
  • Ontwikkelingsbedrijf Haventerrein Westzaan B.V.
  • Havenbedrijf Amsterdam

De provincie Noord-Holland heeft aangegeven geen reden te zien een zienswijze in te dienen. De overige benaderde partijen hebben niet gereageerd.

4.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 25 mei 2017 voor een periode van zes weken (tot en met 6 juli 2017) ter inzage gelegen. Gedurende de termijn kon iedereen naar keuze mondeling of schriftelijk, zijn zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan kenbaar maken.

Er zijn twee zienswijzen ontvangen, ingediend door 5 omwonenden van het plangebied. De zienswijzen en de reactie op de zienswijzen zijn opgenomen in Bijlage 4 van de toelichting. Hier uit blijkt dat het bestemmingsplan is aangepast naar aanleiding van de zienswijzen.

Hoofdstuk 5 Onderbouwing

 

5.1 Akoestische onderbouwing

5.1.1 Geluidbudget nog niet uitgegeven kavels

Geluidverkaveling is de toegestane geluidemissie (geluiduitstraling van een kavel in dB(A)/m2) en de hierbij berekende geluidimmissie (geluidsniveau bij een toetspunt) per afgebakend kavel. Bij de bepaling van de zone van HoogTij is deze geluidverkaveling toegepast op basis van de toegestane categorie bedrijven overeenkomstig het bestemmingsplan. Deze categorie indeling is gebaseerd op de Handreiking Bedrijven en milieuzonering uitgave VNG. Op basis van deze geluidemissie gegevens is per kavel een immissieniveau berekend ter plaatse van de toetspunten. In beginsel is de beschikbare geluidruimte per kavel voldoende om de maximaal toegestane categorie bedrijven voor de betreffende kavel te faciliteren.

Het akoestisch onderzoek ten behoeve van het geluidverdeelplan is opgenomen in bijlage 1 van de toelichting.

5.1.2 Geluidbudget bestaande bedrijven

De gereserveerde geluidruimte voor de bestaande bedrijven is gebaseerd op de akoestisch modellen die door de bedrijven zijn opgesteld ten behoeve van het verkrijgen van een milieuvergunning (of het doen van een melding). Voor die bedrijven waarvoor geen akoestisch onderzoek is uitgevoerd, is uitgegaan van de geluidsvermogens op basis van de toegestane categorie bedrijven overeenkomstig het bestemmingsplan.

Penitentiaire Inrichting (PI)
Uit het akoestisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan de melding blijkt dat de PI een geluidsvermogen nodig heeft van 48 dB(A)/m2, 47 dB(A)/m2 en 31 dB(A)/m2 voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Voor de betreffende kavel waar de PI gelegen is, is in het kader van het PIP een geluidsvermogen gereserveerd van 55 dB(A)/m2, 50 dB(A)/m2 en 45 dB(A)/m2 voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Hieruit volgt dat de PI veel minder geluidruimte nodig heeft dan voor dat kavel in eerste instantie was gereserveerd. Omdat het evident is dat in de toekomst geen andere bedrijfsactiviteiten of inrichting kan worden verwacht is besloten om voor dit kavel minder geluidruimte te reserveren dan op grond van het bestemmingsplan en de daarin toegestane categorie bedrijven nodig zou zijn. Om eventuele toekomstige uitbreidingen van de PI toch te kunnen faciliteren is het benodigd geluidsvermogen in de dag-, avond- en nachtperiode enigszins verhoogd tot respectievelijk 50 dB(A)/m2, 50 dB(A)/m2 en 35 dB(A)/m2.

Flora Media
In 2015 heeft Floramedia een melding gedaan voor het veranderen van de inrichting. Bij deze melding is een akoestisch onderzoek overgelegd. Uit dit onderzoek blijkt dat Floramedia een geluidsvermogen nodig heeft van 53 dB(A)/m2, 51 dB(A)/m2 en 52 dB(A)/m2 voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Voor de betreffende kavel waar de Floramedia gelegen is, is op basis van het bestemmingsplan een categorie 4.2 bedrijf toegestaan zodat voor dit kavel een geluidruimte is gereserveerd van 68 dB(A)/m2, 63 dB(A)/m2 en 58 dB(A)/m2 voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Ook voor dit kavel geldt dat in de nabije toekomst geen grote veranderingen in activiteiten worden verwacht en is een lager geluidsvermogen mogelijk.Om ook toekomstige uitbreidingen van Floramedia te kunnen faciliteren wordt voor dit kavel een geluidsvermogen gereserveerd van 65 dB(A)/m2. 60 dB(A)/m2 en 55 dB(A)/2 voor respectievelijke de dag-, avond- en nachtperiode.

Kuehne en Nagel
Voor de kavel waarop het transportbedrijf Kuehne en Nagel is gevestigd, was in eerste instantie op basis van de toegestane categorie bedrijven een geluidruimte gereserveerd van 55 dB(A)/m2, 50 dB(A) en 45 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Op grond van de bij de melding ingediend akoestisch onderzoek bleek deze geluidruimte onvoldoende te zijn voor de activiteiten van het bedrijf. Op basis van huidige kennis en inzichten is voor het kavel waarop Kuehne en Nagel is gevestigd een geluidruimte gereserveerd van 59 dB(A)/m2, 59 dB(A)/m2 en 54 dB(A)/m2 voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.

5.1.3 Nestgeluid schepen

In het geluidverdeelplan is één budget vastgelegd voor de gecumuleerde geluidbijdrage vanwege alle ligplaatsen. Het gereserveerde budget voor schepen is gebaseerd op een verwachte jaargemiddelde bezetting van drie ligplaatsen aan het kanaal, overeenkomstig het PIP. Hiermee is inzichtelijk wat de maximale geluidbijdrage op een toetspunt mag zijn vanwege het nestgeluid van alle schepen aangemeerd bij HoogTij. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het oprichten, veranderen of in werking hebben van een inrichting wordt de aanvrager verplicht gesteld om gegevens te overleggen over de aantallen, type en ligtijden van schepen. Het bevoegd gezag beoordeeld of de aangereikte aantallen, type en ligtijden binnen het gereserveerde budget voor het nestgeluid past.

5.2 Juridische haalbaarheid

5.2.1 Ruimtelijk relevant

Een bestemmingsplan kan alleen functies en bouwmogelijkheden regelen, voor zover het ruimtelijk relevant is om die zaken te regelen.

Voor lange tijd was het onduidelijk of een geluidverkaveling in een bestemmingsplan gezien kan worden als ruimtelijk relevant. In een uitspraak op 4 februari 2015, nummer ECLI:NL:RVS:2015:237, heeft de Raad van State hier uitsluitsel over gegeven; een geluidverkaveling in een bestemmingsplan is ruimtelijk relevant. De reden hiervoor is dat een zonebeheerplan in de zin van de Wet geluidhinder geen onderdeel is van het toetsingskader van een milieuvergunning of -melding. Het zonebeheerplan is daarom niet juridisch afdwingbaar, en kan daarom niet sturen op een effectieve invulling van een bedrijventerrein.

In de visie NZKG hebben de regionale partners uitgesproken HoogTij en Westpoort effectief in te willen vullen en de havenactiviteiten te intensiveren (zie paragraaf 2.1). Om uitvoering te geven aan dit beleidsvoornemen moet voorkomen worden dat er in de toekomst nog fysieke ruimte beschikbaar is, maar de geluidruimte opgebruikt is. Een geluidverkaveling in een bestemmingsplan draagt bij aan de beleidsdoelstelling.

5.2.2 De Omgevingswet

In 2019 treedt naar verwachting de Omgevingswet in werking. Het is van belang dat het geluidverdeelplan aansluit op deze nieuwe wet. Het geluidverdeelplan kan na inwerkingtreding van de Omgevingswet worden opgenomen in het omgevingsplan. De werkwijze die door de wetgever wordt beschreven komt overeen met de beoogde werkwijze van het geluidverdeelplan. De Omgevingswet biedt decentrale overheden meer mogelijkheden om gebiedsgericht maatwerk te leveren. Het omgevingsplan (de opvolger van het bestemmingsplan) kan in gebieden waar minder sturing noodzakelijk is meer ruimte bieden door te werken met algemene regels. In gebieden waar meer sturing nodig is, kan het omgevingsplan meer regels op detailniveau bevatten. In het geval van Westpoort en Hoogtij kan dit een evenwichtige invulling van het gebied waarborgen. De wetgever stelt: in situaties waar de gebruiksruimte beperkt is, en meerdere partijen die ruimte willen gebruiken, is het nodig deze ruimte te verdelen en te beheren1 . Eén van de handvatten die de wetgever hiervoor biedt is het verkavelen van de beschikbare milieugebruiksruimte 2 .

5.3 Economische uitvoerbaarheid

In het Besluit ruimtelijke ordening is in artikel 6.2.1 een opsomming gegeven van de bouwplannen die worden beschouwd als bouwplan in de zin van artikel 6.12 Wro waarvoor een exploitatieplan dient te worden vastgesteld indien het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd. Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe bouwplannen mogelijk, die zijn benoemd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan voegt enkel regels toe op het aspect van geluid (alsmede een beperkte wijziging van de grens van het industrieterrein), maar verandert niet de bouwmogelijkheden zoals die zijn vastgesteld in de vigerende regelingen. Dit betekent dat tegelijkertijd met dit bestemmingsplan geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld. Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar.