Plan: | Noorderveen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301 |
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met eisen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. In het Bro is onder andere in artikel 3.1.6 lid 2 Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. In artikel 3.1.6, tweede lid, Bro is voorgeschreven dat als bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte bevat. Als het bestemmingsplan die ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt wordt ook een motivering opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.
Beoordeling
De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. In dit geval betreft het 'overige stedelijke functies'. Als een plan met overige functies wordt aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet de Ladder worden toegepast. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Dit bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend bestemmingsplan. Daarnaast wordt de bestaande, geïnventariseerde situatie op een adequate manier vastgelegd in dit nieuwe bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan biedt onder andere het juridisch-planologisch kader voor de kinderboerderij met bijbehorende kleinschalige horeca achter Vaartdijk 25b te Assendelft. De functie kinderboerderij wordt als stedelijke ontwikkeling aangemerkt (ECLI:NL:RVS:2020:847). Ook wordt er in de woonbestemmingen bed & breakfast mogelijk gemaakt. De functie bed & breakfast kan ook als een stedelijke ontwikkeling worden aangemerkt. Tevens wordt het bestaande bedrijfspand aan de noordzijde van het plangebied specifiek bestemd als bedrijf.
De vervolgvraag is of de stedelijke ontwikkeling 'nieuw' is. De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.
In beginsel is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m2 bedraagt of indien de planologische functiewijziging een zodanige aard en omvang heeft dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor een kinderboerderij aan Vaartdijk 25b te Assendelft en bed & breakfast in bestaande woningen, evenals een bedrijfsbestemming voor de bestaande bedrijfsloods aan de noordzijde van het plangebied. Er is slechts sprake van een functiewijziging van bestaande bebouwing. Er is geen sprake van nieuw ruimtebeslag en het wordt daarom niet aangemerkt als vorm van stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder. Toetsing aan de ladder is daarom niet nodig.
De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening is op 23 mei 2011 doorgevoerd. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:
De provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland streeft daarom naar verdere stedelijke verdichting en het optimaliseren van het gebruik van het Bestaand Bebouwd Gebied.
Beoordeling
Het plangebied is gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied. Het bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend bestemmingsplan, de bestaande functies en bebouwing worden vastgelegd. Er is geen sprake van nieuwe functies, met een bijbehorende toename van bebouwd oppervlak in het landelijk gebied. Bestaande functies kunnen wel beperkt uitbreiden, mits er ruimte is binnen de regels van dit bestemmingsplan. Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de Structuurvisie Noord-Holland 2040.
Het beleid van de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 is, voor zover het een bindende werking moet hebben, opgenomen in de Omgevingsverordening NH2020. Op 22 oktober 2020 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2020 geldt vanaf 17 november 2020 en vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving, zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening. De Omgevingsverordening NH2020 is gebaseerd op de huidige wet- en regelgeving. Met deze omgevingsverordening loopt de provincie bewust vooruit op de Omgevingswet. Door 21 verordeningen samen te voegen wordt alvast gewerkt in de geest van de Omgevingswet.
Beoordeling
Het plangebied is gelegen in het werkingsgebied landelijk gebied. Dit bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend bestemmingsplan. Daarnaast wordt de bestaande situatie op een adequate manier vastgelegd in dit nieuwe bestemmingsplan. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in het kader van artikel 3.1.6, lid 2 Bro, zie Bijlage 1 Beleidskaders paragraaf 1.1
Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Wel zijn de regels omtrent kleinschalige ontwikkelingen in het buitengebied van toepassing op de kinderboerderij achter Vaartdijk 25b te Assendelft en bed & breakfast op woonpercelen. Het uitgangspunt is dat kleinschalige ontwikkelingen voor stedelijke functies niet mogelijk zijn binnen het werkingsgebied landelijk gebied. Artikel 6.4 bevat een uitzondering op dit uitgangspunt voor kleinschalige ontwikkelingen, niet zijnde kleinschalige woningbouwontwikkelingen. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
Dit bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader voor de kinderboerderij met bijbehorende kleinschalige horeca op de locatie van de volkstuinen achter Vaartdijk 25b te Assendelft en bed & breakfast in bestaande gebouwen op woonpercelen, niet zijnde vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Aan de noordzijde van het plangebied, in aansluiting op het industrieterrein Assendelft Noord staat een loods, aan de Vaartdijk 57. In deze loods is reeds lange tijd sprake van opslag en distributie. Dit bedrijf wordt specifiek bestemd.
In deze situaties is geen sprake van een toename van bebouwd oppervlak. Er ontstaan geen extra woningen en De ontwikkelingen voldoen aan de voorwaarden van artikel 6.4 van de Omgevingsverordening NH2020.
Ook wordt voldaan aan de voorwaarden voor verblijfsrecreatie zoals genoemd in artikel 6.16 van de Omgevingsverordening NH2020. Het bestemmingsplan voorziet alleen in de mogelijkheid voor kort verblijf in de vorm van bed and breakfast, waarbij de verblijfsrecreant elders een hoofdverblijf heeft. Ook is in het bestemmingsplan vastgelegd dat het moet gaan om een bedrijfsmatige exploitatie.
Geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met de regels van de provincie zoals opgenomen in de Omgevingsverordening NH2020.
In de Metropoolregio Amsterdam (MRA) heeft een bestuurlijke denktank van vertegenwoordigers van provincie Noord-Holland en betrokken regio's en regiogemeenten, opdracht gegeven om een toekomstperspectief op te stellen voor de landschappen in en rond de MRA.
Door de toenemende dynamiek en ruimtevraag in de MRA neemt de urgentie toe om zorgvuldig en met aandacht voor kwaliteit het landschap te ontwikkelen. De genoemde opdracht heeft in maart 2014 geresulteerd in de publicatie 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap'.
Het 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap' biedt een vijftal principes om het landschap aan vitaliteit te laten winnen en voor te bereiden op de toekomst. Het is een instrument dat door alle betrokken partijen kan worden gebruikt bij het werken aan plannen en projecten in het metropolitane landschap.
De vijf principes zijn achtereenvolgens:
Beoordeling
Dit bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend bestemmingsplan. De bestaande, geïnventariseerde functies worden op een adequate manier vastgelegd in dit nieuwe bestemmingsplan. De bestaande landschappelijke waarden worden in de agrarisch bestemming beschermd. Het plan is in overeenstemming met de geformuleerde principes.
Op 7 juni 2012 is de Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.
In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied geeft de structuurvisie aan het gebied de gebiedstypering 'Zaans buitengebied' met het nadere profiel 'Recreatiegebied, buitenstedelijk'.
Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'
Beoordeling
Profiel: Recreatiegebied, buitenstedelijk
Gebiedskenmerken:
Het gaat in dit profiel om diverse grotere gebieden, waarin de nadruk ligt op recreatie en natuurbeleving, zoals de Nauernasche polder, (na voltooiing van de vuilstortplaats), de Randzone Saendelft (De Omzoom) en het Jagersveld. Naast de hoofdfunctie recreatie is op een beperkt aantal plaatsen enige woningbouw mogelijk (zoals b.v. in de randzone Saendelft).
Het 'Groen- en waterplan Zaanstad', met als ondertitel 'Waardevol groen en water in Zaanstad' is vastgesteld in februari 2018. Zaanstad wil een toekomstbestendige gemeente zijn, die voor de huidige en toekomstige bewoners aantrekkelijk is om in te wonen, te werken en recreëren. De aanwezigheid van groen en water speelt daarbij een belangrijke rol. Het doel van het Groen- en waterplan is het verkrijgen van een integrale visie en een afwegingskader voor het groen en water in en om het stedelijk gebied van Zaanstad.
Zaanstad heeft hoge cultuurhistorische waarden zoals de Zaan, de historische waterlopen, weteringen, gouwen, ontwateringssloten en ontginningsloten. Het landelijk gebied is onder te verdelen in de kenmerkende landschapstypen: veenweidegebied en het zeekleilandschap. De belangrijkste kernwaarden van het veengebied is de grote openheid en het ontbreken van beplanting en de kenmerkende strokenverkaveling. Daarnaast zijn de dijken en de historische waterlopen waardevol. Vanuit de lintdorpen is het zicht op het landschap een van de belangrijkste kernwaarden.
In het stedelijk gebied wordt de druk op het groen en water steeds groter. De ambitie is om bij ontwikkelingen het groen en water zo efficiënt mogelijk in te richten met ruimte voor waterberging en natuur. Het landelijk gebied is door de kenmerkende landschapstypen en natuurwaarden erg waardevol. De ambitie is om dit te beschermen en te versterken. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn slechts kleinschalig mogelijk en alleen als de waarde van het landschap niet wordt aangetast. Om de openheid en natuurwaarden van natuurlijke veenweiden te behouden is gericht en actief beheer nodig. Het beheer in de veenweidegebieden is waar mogelijk gericht op het tegengaan van bodemdaling. In de stadsranden ligt een opgave om gebieden in te richten of te beheren voor recreatie en natuur zonder dat dit de natuurwaarden aantast.De Nauernasche Vaart vormt naast waterafvoer, óók een belangrijke route voor water aanvoer naar de stad om droogtestress tegen te gaan.
Beleidsuitgangspunten voor het buitengebied zijn onder meer:
Gezocht wordt naar kwaliteitsimpulsen bij ontwikkelingen in de vorm van:
Beoordeling
Het bestemmingsplan is geen ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. De waarden worden niet aangetast in dit bestemmingsplan.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd dat de ruimtelijke ordening een samenhangende afweging van alle belangen behelst. Tot die belangen wordt ook het cultureel erfgoed gerekend. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is daarom de verplichting vastgelegd om in de ruimtelijke ordening “rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten”. Om aan deze verplichting te voldoen is cultuurhistorisch onderzoek noodzakelijk. Deze richtlijnen geven aanwijzingen en aanbevelingen voor de uitvoering ervan.
Beoordeling
In 4.1 Archeologie en cultuurhistorie is de situatie in het plangebied beschreven.
De provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 (Leidraad) is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, zoals bebouwing, agrarische bedrijven, infrastructuur of vormen van energieopwekking. De Leidraad geeft gebiedsgerichte én ontwikkelingsgerichte beschrijvingen en biedt zo toepasbare informatie over de manier waarop ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Het gebruik van de Leidraad is verankerd in artikel 15 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV).
Dit plangebied ligt in het Ensemble Assendelft-Krommenie. hiervoor gelden de volgende drie provinciale kernwaarden:
Beoordeling
Het bestemmingsplan is geen ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. De kernwaarden worden niet aangetast in dit bestemmingsplan.
Deze nota dient als plaatsbepaling en omschrijving van de taken van monumentenzorg en archeologie binnen de gemeentelijke organisatie, waarbij wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Het gaat hierbij om het behoud van de cultuurhistorische waarden en het versterken van de identiteit van de stad en de dorpen. Aandachtspunten zijn naast monumenten, historisch belangwekkende omgevingen en archeologische vindplaatsen, ook bouwhistorisch onderzoek, jongere bouwkunst, historische interieurs en historisch groen. Het monumentenbeleid (incl. archeologie, cultuurhistorie en historische geografie) dient een integraler onderdeel te gaan uitmaken van het gemeentelijke beleid. Dit verlangt een actievere betrokkenheid, waarbij in een vroeg stadium in de planvorming rekening wordt gehouden met - en op beleidsniveau wordt meegewerkt aan - de bescherming van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente.
Een direct uitvloeisel van de monumentennota zijn de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad en de (mede) hierop gebaseerde adviezen met betrekking tot cultuurhistorie (chw-adviezen).
Beoordeling
PM gemeente: er is een cultuurhistorisch advies gemaild, maar dat advies stond niet op de verbeelding. Wat is de status van dat advies? De algemene tekst daaruit staat in paragraaf 4.1.
In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Erfgoedwet verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in (planologische) afwijkingen van het bestemmingsplan.
Beoordeling
In 4.1 Archeologie en cultuurhistorie is de situatie in het plangebied beschreven.
Op 26 januari 2006 heeft de gemeenteraad deze monumentenverordening vastgesteld. Hierin staan de eisen en voorwaarden, die verbonden zijn aan gemeentelijke monumenten.
Het verschil met de oude, uit 1996 daterende verordening is dat in de nieuwe verordening een aantal zaken beschermd kunnen worden die voorheen niet op de gemeentelijke monumentenlijst konden worden geplaatst. Zo is het dankzij de nieuwe verordening mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Historisch groen kunnen bijvoorbeeld (groepen) bomen, beplantingen van lanen en meer van dat soort zaken zijn. Roerende monumenten zijn boten, wagens en auto's en dergelijke.
De belangrijkste verandering is echter dat in de Monumentenverordening Zaanstad 2005 voorbescherming geldt voor panden of zaken waarvan de procedure tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst is begonnen, maar die nog niet definitief zijn geplaatst en dus nog niet zijn beschermd. Voorbescherming voorkomt dat panden tijdens de plaatsingsprocedure alsnog gesloopt worden.
Beoordeling
In 4.1 Archeologie en cultuurhistorie is de situatie in het plangebied beschreven.
Eind 2013 is de nieuwe welstandsnota van Zaanstad vastgesteld, als resultaat van een discussie in de gemeenteraad over de te volgen welstandskoers. Het uitgangspunt daarbij was dereguleren en vereenvoudigen, maar met behoud van ruimtelijke kwaliteit in de stad.
Het resultaat van de discussie in de raad is het uitgangspunt voor de Welstandsnota Zaanstad 2013: een gedifferentieerde aanpak met minder en eenvoudigere regels waar het kan en nauwkeurige welstandssturing waar het moet.
Inmiddels is de markt veranderd als gevolg van de economische crisis en ook de rol van de overheid is aan het veranderen. De gemeente moet haar inzet meer gericht inzetten en soms de keuze maken om minder beleid te voeren.
In deze welstandsnota wordt daarom een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd. Dit zorgt voor vermindering van de regeldruk en vormt een bijdrage aan de gemeentelijke hervormingsagenda. De welstandsvrije proef betreft delen van een aantal bedrijventerreinen en naoorlogse woonwijken waar geen grootschalige herstructurering of ontwikkeling loopt vanuit de gemeente. Monumenten zijn hiervan uitgezonderd.
In overige woonwijken, die vaak een gelijksoortige, seriematige opbouw hebben en waar vooral veel kleine uitbreidingen worden aangevraagd, zijn de regels vereenvoudigd en teruggebracht in aantal. In deze gebieden ligt de nadruk op beheer en is het uitgangspunt 'sturen op basiskwaliteit', vooral door middel van een welstandstoets.
In gebieden die typisch Zaans zijn of door andere kwaliteiten vragen om meer sturing op ruimtelijke kwaliteit geldt een gewogen beleid. Dit betekent niet dat er niets kan, maar dat er aan de bestaande eigenschappen van het gebied grote waarde wordt toegekend en dat de bewijslast om met een nieuw plan hiervan af te wijken groter is. De criteria geven aan dat in die gevallen extra zorgvuldigheid en ontwerpdeskundigheid vereist zijn.
Op 29 januari is de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2019 (hierna: nota) door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De nota heeft als doel om vanuit het algemeen belang, op een ruimtelijk juiste manier ruimte te bieden aan woningeigenaren voor ontwikkelingen aan de woning, bedrijfswoning, agrarische woning en daartoe bijbehorende bouwwerken
In de nota zijn standaardregels opgenomen voor uitbreidingen en bijbehorende bouwwerken bij woningen. Er is gezocht naar een evenwichtige balans tussen deregulering in de zin van meer bouwmogelijkheden enerzijds en het sturen op ruimtelijke kwaliteit anderzijds. Daarnaast is zo veel mogelijk aangesloten bij de regels voor het vergunningvrij bouwen om tegenstrijdige voorschriften te voorkomen en eenduidigheid in het begrippenkader te scheppen.
De nota heeft betrekking op:
De nota is van toepassing op het gehele gemeentelijk grondgebied en dient als basis voor nieuwe bestemmingsplannen.
Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit bestemmingsplan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Het actuele beleidsplan in relatie tot oppervlaktewater van de provincie Noord-Holland is “ de watervisie 2021” (november 2015) met een uitvoeringsprogramma watervisie 2016-2021.
Het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is vastgelegd in het “Waterprogramma” (november 2105). En het hoogheemraadschap hanteert voor de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken de Keur 2016 (september 2016) als basis voor vergunningverlening.
Het (ontwerp) bestemmingsplan is opgesteld met in acht name van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat slechts bij afwijkingen dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan.
Het Rijk draagt zorg voor landelijke wet- en regelwetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.
Het overheidsbeleid met betrekking tot basisstations voor UMTS is neergelegd in de nota Nationaal Antennebeleid 2000. De essentie van dit beleid is dat alleen voor antennemasten die hoger zijn dan 5 meter een bouwvergunning is vereist. Afspraken met betrekking tot het plaatsen van de bouwvergunningvrije masten zijn, in het kader van het Nationaal Antennebeleid, uitgewerkt in een convenant tussen de overheid, de VNG en de operators van mobiele technologie.
Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.
De definitie van een kleine windturbine wordt behandeld in paragraaf 2.3 van de deze nota. Voor windturbines die op het maaiveld worden geplaatst geldt dat een turbine klein is als de totale tiphoogte van mast en rotor samen niet hoger is dan 15 meter. Voor kleine windturbines op gebouwen geldt dat de meest ideale masthoogte tussen de 3 en 5 meter ligt. Als maximum geldt hier een totale hoogte van 7,5 meter. De wijze waarop de definitie van kleine windturbines past binnen overig Zaans beleid met betrekking tot hoge objecten wordt beschreven in paragraaf 2.4. De conclusie is dat bestaand beleid met betrekking tot hoge objecten niet van toepassing is voor kleine windturbines.
In hoofdstuk 5 is de ruimtelijke afweging m.b.t. locatiekeuze voor kleine windturbines behandeld. Een nieuw bouwwerk wordt zowel op zichzelf als in samenhang met de omgeving beoordeeld. Dit geldt ook voor het toepassen van kleine windturbines. In paragraaf 5.2 wordt het bestaande (ruimtelijk relevante) beleid behandeld. Met betrekking tot kleine windturbines is dit de welstandsnota en de structuurschets 'Dansen op het Veen'.
In de nota kleine windturbines worden de uitgangspunten voor plaatsing van kleine windturbines per gebiedstype uiteengezet. Voor deze gebiedsgerichte uitgangspunten wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de nota. Verder zijn in paragraaf 5.3 enkele algemene uitgangspunten geformuleerd, die voor alle gebieden gelden.
Bij ontwikkelingen binnen een plangebied worden door de gemeente voorwaarden gesteld aan bouwers en ontwikkelaars met betrekking tot de ruimtereservering voor ondergrondse en bovengrondse kabel en leiding voorzieningen. De standaard kabel & leiding dwarsprofielen en regels bij aanleg staan in de “Standaard details “en de “technische voorwaarden” van de gemeente.
Het is gewenst dat bij de ruimtereserveringen voor de verkeersbestemmingen en bouwplannen rekening wordt gehouden met het standaard kabel & leiding dwarsprofielen.
Het is gewenst om op de verbeelding alleen de aardgastransportleidingen met een bedrijfsdruk hoger dan 8 bar aan te geven. Hier is voor gekozen, omdat bij deze leidingen onderzoek moet worden verricht in het kader van externe veiligheid.
Het is gewenst om op de verbeelding deze leidingen met de inventarisatie afstand aan te geven. Komt een bouwinitiatief binnen deze zone dan moet onderzoek naar plaatsgebonden en externe veiligheid worden verricht.
Het ontwerpbestemmingsplan Noorderveen heeft met ingang van 4 mei 2022 voor een periode van zes weken (dus tot en met 15 juni 2022) ter inzage gelegen. Er zijn 6 zienswijzen ontvangen. Deze zienswijzen zijn beantwoord in de Nota van zienswijzen bestemmingsplan Noorderveen (zie Bijlage 9). Dit heeft geleid tot wijziging van het bestemmingsplan. Deze wijzigingen staan in hoofdstuk 3 en 4 van de Nota van zienswijzen.
Belanghebbenden
Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Noorderveen is het plangebied geïnventariseerd en is een voorontwerp verbeelding (plankaart) ter inzage gelegd. Deze verbeelding is besproken met inwoners. Tijdens deze gesprekken konden inwoners aangeven of de verbeelding klopt. Van de mogelijkheid om de verbeelding persoonlijk te bespreken met de gemeente is door 14 mensen gebruik gemaakt.
Van 19 mei tot 30 juni 2021 is vervolgens het voorontwerp van het bestemmingsplan Noorderveen voor zes weken voor inspraak ter inzage gelegd. Degenen die hadden gereageerd op de conceptverbeelding zijn daarvan vooraf op de hoogte gesteld. In het voorontwerp is zoveel als mogelijk rekening gehouden met de reacties uit de 'tafeltjesgesprekken'. Inspraak biedt belanghebbenden de mogelijkheid vroegtijdig te reageren op de eerste concepten van het nieuwe plan. Het verslag van de inspraakreacties en tot welke wijzigingen in het plan dit heeft geleid, is opgenomen in Bijlage 7 Nota van inspraak.
Op grond van art. 3.1.1 Bro zijn enkele instanties en de buurgemeenten rechtstreeks geïnformeerd over de mogelijkheid om te reageren op het voorontwerp. Het verslag van de vooroverlegreacties en tot welke wijzigingen in het plan dit heeft geleid, is opgenomen in Bijlage 8 Nota van vooroverleg.
Na de ter inzagelegging zijn er een aantal te verbeteren punten geconstateerd in het bestemmingsplan. Deze zijn opgenomen in hoofdstuk 4 van Bijlage 9 Nota van zienswijzen.