direct naar inhoud van Artikel 7 Gemengd
Plan: Bestemmingsplan Zandvoort - Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0473.0610302-VG01

Artikel 7 Gemengd

 

7. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    dienstverlening met bijhorende horeca;

b.    maatschappelijke voorzieningen met bijbehorende horeca;

c.    woningen;

d.    erven en bijbehorende voorzieningen;

e.    bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf”;

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle in­richtingen en/of vuurwerkbedrijven;

f.     detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

g.    een pension, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - pension”;

h.    een sportzaal in de eerste bouwlaag en daaronder, ter plaatse van de aanduiding “sportzaal”;

i.      parkeren op eigen erf;

j.      een (grotendeels) ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aandui­ding “parkeergarage”;

k.    een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding “onderdoor­gang“;

l.      een antennemast, ter plaatse van de aanduiding “antenne­mast”.

7. 2.       Bouwregels

7. 2. 1. Binnen de bestemming ‘Gemengd’ gelden de volgende al­gemene regels:

a.    de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 m beneden peil, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “parkeergarage”;

b.    de eerste bouwlaag van gebouwen mag over een breedte van minimaal 2,00 m niet worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang”.

7. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.    hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak wor­den gebouwd;

b.    voorzover een gevellijn is aangegeven, dienen de hoofdgebou­wen in de gevellijn te worden gebouwd;

c.    ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de aange­geven bouwhoogte bedragen;

d.    ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” zal de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;

e.    de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoog­ste de in de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

f.     ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” dient een hoofdgebouw te zijn voorzien van een kap;

g.    indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, zal de dakhelling niet meer bedragen dan 55° en niet minder dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak.

7. 2. 3. Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

a.    bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits deze achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uit­bouwen buiten het bouwvlak mag niet meer dan 50 m2 bedra­gen;

c.    bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan, die echter niet mag worden voorzien van dakkapellen;

d.    de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uit­bouwen mogen niet meer dan 3,00 m respectievelijk 5,00 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° en niet min­der dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak;

2.    voor van een plat dak voorziene bijgebouwen en aan- en uit­bouwen een maximale bouwhoogte geldt van 3,00 m;

e.    indien een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijge­bouw, aan- en uitbouw wordt gebouwd, dan mag de over­schrijding van de achtergevelrooilijn maximaal 1,50 m bedra­gen met een maximale oppervlakte van 10 m².

7. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 m bedragen;

b.    de bouwhoogte van vlaggenmasten, lichtmasten of reclameob­jecten mag niet meer dan 8,00 m bedragen;

c.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.


7. 2. 5. Indien een hoogte, maat of afstand een hiervoor toegelaten maximum of minimum over- respectievelijk onderschrijdt op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dan geldt voor dit afwijkende bestaande bouwwerk of gedeelte hiervan alsmede voor de verandering of ver­nieuwing ervan de hoogte, maat en/of afstand zoals die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in de werkelijke situatie was.

7. 3.       Specifieke gebruiksregels

7. 3. 1. In of bij een woning is een praktijkruimte toegestaan voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

a.    de activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleve­ren en mogen niet op grond van de Wet milieubeheer vergunningplichtig zijn;

b.    de activiteiten mogen naar de aard en/of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;

c.    de activiteiten mogen geen detailhandel en geen horeca betreffen;

d.    de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;

e.    de activiteiten mogen geen afbreuk doen aan de woonfunctie en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maximaal 40% van de bebouwde oppervlakte bedraagt.

 

7. 3. 2. Het is toegestaan een gedeelte van een woning in te rich­ten en te gebruiken ten behoeve van logiesverstrekking. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

a.    de logiesverstrekking mag naar de aard en/of visueel geen af­breuk doen aan het karakter van de woning;

b.    de logiesverstrekking mag geen nadelige invloed uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;

c.    de logiesverstrekking mag geen afbreuk doen aan de woonfunc­tie en dient daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;

d.    mede ter handhaving van de hiervoor genoemde regels mag per woning per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf worden verstrekt.


7. 4.       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet op de ruimtelijke ordening wijzigen in die zin dat:

-       de aanduiding “bedrijf”, “detailhandel”, “specifieke vorm van horeca - pension” of “sportzaal” wordt verwijderd, mits:

-       de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.