direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Laurentiushof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en achtergrond

Het onderhavige bestemmingsplan Laurentiushof heeft betrekking op de Laurentiuskerk en de bijbehorende kerktuin, en de beoogde nieuwe woningen op het perceel. De Laurentiuskerk, de kerktuin en de pastorie vormen het gebied Laurentiushof. De pastorie naast de kerk maakt geen onderdeel uit van het onderhavige bestemmingsplan.

De Laurentiuskerk aan de Herengracht te Weesp is de laatste jaren niet meer in gebruik als kerk en ook nauwelijks anderzijds. Een belangrijke reden hiervoor is de gebrekkige bouwkundige staat van de kerk. De kerk was aan het verzakken en vertoont scheuren, en onder meer de fundering van de kerk diende te worden hersteld. Het restaureren van de kerk brengt hoge kosten met zich mee, en onder andere om die reden heeft de kerkgemeenschap de Laurentiuskerk van de hand gedaan. De Laurentiuskerk en het bijbehorende perceel met pastorie zijn gekocht door C.T.J. van Vliet Exploitatie BV. De heer Van Vliet is initiator van het onderhavige plan en project.

Aangezien de Laurentiuskerk op termijn dient te worden gerestaureerd, en bij voorkeur op korte termijn om ernstige schade te voorkomen, en inmiddels wordt gerestaureerd, en het ongewenst is dat een historisch pand verloren gaat en/of niet meer gebruikt wordt, is het plan opgevat om de kerk aan de binnenkant te transformeren. Voor het funderingsherstel en de transformatie van de Laurentiuskerk zijn inmiddels omgevingsvergunningen verleend. De fundering is inmiddels hersteld. De transformatie van de kerk houdt in dat het casco van de kerk blijft staan en dat de kerk aan de buitenzijde gering aangepast wordt. Het historische karakter van de kerk blijft hiermee grotendeels behouden. Binnen de kerk worden nieuwe functies gecreëerd, ook omdat er geen behoefte meer is aan de religieuze functie van het kerkgebouw. De nieuwe functies zijn mogelijk op basis van de verleende omgevingsvergunning voor de transformatie van de Laurentiuskerk, en worden ook in het onderhavige bestemmingsplan vastgelegd.

Voor de transformatie van de Laurentiuskerk is 7 oktober 2016 een omgevingsvergunning aangevraagd en is op 22 februari 2017 de omgevingsvergunning door de gemeente Weesp verleend. De omgevingsvergunning voor de transformatie van de Laurentiuskerk is in 2018 onherroepelijk geworden.

Omdat de functie van het kerkgebouw verandert, zijn er ook plannen gemaakt voor het ontwikkelen van de kerktuin. De huidige functie van de kerktuin past niet bij de nieuwe functie van de Laurentiuskerk. De projectontwikkelaar is voornemens om in de kerktuin drie vrijstaande woningen te realiseren. De bijgebouwen van de kerk worden gesloopt.

Voor het kerkperceel dan wel het gebied Laurentiushof zijn door de gemeenteraad van Weesp op 1 juli 2015 kaders vastgesteld voor herontwikkeling van de locatie, het Laurentiushof. De gemeente Weesp heeft dus vóór de planuitwerking reeds een positief signaal gegeven over de transformatie van de kerk en de ontwikkeling van woningen in de kerktuin. Op 29 september 2016 zijn door de gemeenteraad hernieuwde kaders vastgesteld die er bovendien op toezien dat de kerk volledig behouden blijft en dat er drie woningen (stadsboerderijen) worden ingepast; zie voor meer informatie paragraaf 1.5.

De voorgenomen drie nieuwe woningen passen niet binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan. Daarom is een herziening van een (klein) deel van het vigerende bestemmingsplan benodigd. De herziening van het bestemmingsplan omvat daarnaast de inpassing van de vergunde functieverandering van de Laurentiuskerk.

1.2 Plangebied

Het onderhavige bestemmingsplangebied heeft betrekking op een groot deel van het gebied Laurentiushof. Tot het Laurentiushof behoren de Laurentiuskerk, de kerktuin en de pastorie, maar de pastorie maakt geen onderdeel uit van het bestemmingsplangebied. Op afbeelding 1.2A en afbeelding 1.2B is het (plan)gebied van het onderhavige bestemmingsplan Laurentiushof weergegeven.

Afbeelding 1.2A Plangebied onderhavig bestemmingsplan Laurentiushof

afbeelding "i_NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01_0001.png"

Afbeelding 1.2B Luchtfoto plangebied bestemmingsplan Laurentiushof

afbeelding "i_NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01_0002.png"

Het bestemmingsplangebied Laurentiushof ligt aan de straten Herengracht, Kerklaan en Blomstraat, in de binnenstad van Weesp. In het plangebied bevinden zich momenteel de volgende adressen: Herengracht 16 (de kerk) en Blomstraat 24 (bijgebouw in kerktuin).

Ten zuiden van het plangebied ligt de weg Herengracht, met daarlangs de watergang/gracht 'Smal Weesp'. Direct ten westen van het plangebied liggen de pastorie (adres Herengracht 17) en bijbehorende tuin en de Kerklaan, en daarnaast liggen oude woningen, een kapperszaak en parkeerplaatsen. Direct ten oosten van het plangebied liggen de Blomstraat en de straat Het Binnenhof, en daarnaast liggen enkele kleinschalige bedrijven en een school (de Sint Jozefschool). Ten noorden en noordoosten van het plangebied liggen een smalle watergang en woningen. Direct ten noordwesten van het plangebied ligt een woning dan wel stadsboerderij.

In het plangebied Laurentiushof bevindt zich de te transformeren Laurentiuskerk en het aansluitende terrein; voor de transformatie van de kerk is reeds een omgevingsvergunning verleend. Het project transformatie Laurentiuskerk heeft enkel betrekking op de kerk en de directe omgeving. Bij het project transformatie Laurentiuskerk behoort ook het terrein waarop de parkeerplaatsen ten behoeve van de nieuwe functies in de kerk worden gerealiseerd. De kerk en de parkeerplaatsen maken deel uit van het onderhavige bestemmingsplan Laurentiushof.

1.3 Vigerende bestemmingsplan

Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan Laurentiushof is gesitueerd in het gebied van het bestemmingsplan "Stedelijk Gebied" Weesp. Dit bestemmingsplan is op 28 mei 2015 vastgesteld door de gemeenteraad van Weesp, en is onherroepelijk. Op afbeelding 1.3 is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan, met daarop de begrenzing van het nieuwe onderhavige bestemmingsplan, weergegeven.

Het vigerende bestemmingsplan "Stedelijk Gebied" kent ter plaatse van het onderhavige plangebied 'bestemmingen bij recht'. Bij het onderhavige plangebied is in de huidige situatie sprake van de volgende bestemmingen:

  • 'Maatschappelijk' (artikel 15 van de regels).
  • 'Tuin' (artikel 18 van de regels).
  • 'Water' (artikel 22 van de regels).
  • dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie – 1' (artikel 25 van de regels).
  • dubbelbestemming 'Waarde – Beschermd stadsgezicht' (artikel 29 van de regels).
  • dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering' (artikel 30 van de regels).

Op de Laurentiuskerk (en de pastorie) ligt in het bestemmingsplan de functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden'. Hiermee wordt er tevens toegezien op de bescherming, het herstel en de instandhouding van het monumentale karakter van de bebouwing en gronden ter plaatse (artikel 34.1 van de regels).

Voor het onderhavige plangebied gelden geen voorbereidingsbesluiten.

Afbeelding 1.3 Uitsnede vigerend bestemmingsplan "Stedelijk Gebied" met daarop de begrenzing van het nieuwe onderhavige bestemmingsplan "Laurentiushof" weergegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01_0003.png"

1.4 Juridische procedures

1.4.1 Bestemmingsplan

Vanwege het feit dat het realiseren van de drie woningen niet past binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit betreft het onderhavige bestemmingsplan "Laurentiushof". De bestemmingsplanprocedure ziet er als volgt uit.

De start van de bestemmingsplanprocedure, op basis van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), betreft de bekendmaking/vooraankondiging van de voorbereiding van het bestemmingsplan, namelijk met een publicatie/kennisgeving in een lokale krant en via digitale weg. Vervolgens wordt op basis van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) en afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) de procedure voortgezet. De kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan wordt gedaan in een lokale krant, in de Staatscourant en via digitale weg.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt zes weken ter inzage gelegd en binnen deze termijn kan een ieder zienswijzen bij de gemeente(raad) indienen. De ingediende zienswijzen worden - indien mogelijk - verwerkt in het (vast te stellen) bestemmingsplan.

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft van 25 oktober t/m 5 december 2018 ter inzage gelegen, met de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Er zijn vier zienswijzen ingediend.

Na de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad ligt het vastgestelde bestemmingsplan zes weken ter inzage en kunnen diegenen die een zienswijze hebben ingediend en belanghebbende zijn, een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State indienen. Tevens kan een verzoek om een voorlopige voorziening bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingediend.

1.4.2 Crisis- en herstelwet

Het plan voor de drie vrijstaande woningen in de kerktuin van het plangebied Laurentiushof valt niet onder de werking van de Crisis- en herstelwet (Chw) omdat het plan/project niet voldoet aan de criteria van artikel 3.1 (herstructurering van woon- en werkgebieden) van Bijlage I van de Crisis- en herstelwet (Chw).

Bijlage I Chw bevat categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Crisis en herstelwet (Chw). In artikel 3.1 "gebiedsontwikkeling en werken van lokaal of regionaal belang" worden de volgende projecten genoemd: "3.1: ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening of een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan [...] wordt afgeweken, ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden". In het onderhavige geval wordt met een bestemmingsplan de bouw van minder dan 11 woningen planologisch mogelijk gemaakt. Vanwege deze reden valt het onderhavige plan niet onder de Crisis- en herstelwet (Chw).

1.5 Stedenbouwkundige kaders herontwikkeling Laurentiuskerk/Laurentiushof, gemeente Weesp

De 'stedenbouwkundige kaders herontwikkeling Laurentiuskerk' hebben ook betrekking op de kerktuin en de pastorie en dus op het Laurentiushof als geheel.

Op 29 september 2016 zijn de vernieuwde stedenbouwkundige kaders herontwikkeling Laurentiuskerk door de gemeenteraad van Weesp vastgesteld. De vernieuwde kaders, met de opsteldatum 27 juni 2016 (registratienummer Z.46904/D.3051), vervangen de kaders van 2015 (registratienummer Z.46904/D.2317), die waren vastgesteld op 1 juli 2015.

Het grootste verschil van de kaders van 2016 met de kaders van 2015 is dat er geen sprake meer is van de sloop van het achtergedeelte van de Laurentiuskerk en dat er drie stadsboerderijen in de tuin worden gesitueerd. Daarnaast zijn in de kaders onder meer de nieuwe functies van de kerk gegeven.

Voor meer informatie over de stedenbouwkundige kaders herontwikkeling Laurentiuskerk wordt verwezen naar paragraaf 3.1 en bijlage 1 van de Toelichting van het onderhavige bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Algemeen

Het Laurentiushof is gelegen in de binnenstad van Weesp. Het Laurentiushof bestaat in hoofdzaak uit de Laurentiuskerk, de pastorie en de kerktuin. Het bestemmingsplan(gebied) omvat in hoofdzaak de Laurentiuskerk en de kerktuin. Direct naast, ten westen, van de kerk staat het pastoriegebouw. De pastorie was van oudsher de ambtswoning van de pastoor van de kerk. De pastorie stond in verbinding met de kerk. De kerktuin bevindt zich ten noorden van de kerk en pastorie, en is niet openbaar toegankelijk. In de kerktuin staan enkele bomen, waarvan een aantal van waarde zijn. Aan de westrand van de kerktuin staat een ongeveer twee meter hoge tuinmuur, met hoogteverloop. Aan de oostzijde van de kerktuin staan twee kleine gebouwen, bijgebouwen van de kerk.

Het Laurentiushof is een particulier terrein. Aan de randen van het zuidelijke deel van het (gebied) Laurentiushof bevindt zich uitsluitend openbaar gebied.

Laurentiuskerk

De Laurentiuskerk is gelegen op de locatie Herengracht 16. De kerk kent een oppervlakte van ongeveer 900 m2 (exclusief aanbouw) en een lengte/diepte van 50 meter. Het kerkgebouw is het hoogste gebouw van Weesp. Aan de noordwestzijde van de kerk bevindt zich een bijgebouw met voorzieningen voor de kerk. Aan de achterzijde van de kerk ligt een tuin, en in de kerktuin staat onder andere een houten (bij)gebouw. De Laurentiuskerk is een gemeentelijk monument en ligt in een rijks-beschermd stadsgezicht, maar is geen rijksmonument.

De hoogte van de kerk betreft ongeveer 58 meter tot aan de punt (exclusief kruis) en 65 meter inclusief de top c.q. het kruis van de kerktoren. Op 8 november 2016 is 's avonds een brand ontstaan in de toren van de Laurentiuskerk. Door de brand is het bovenste deel van de kerktoren verwoest.

Het 'schip' van de kerk kent een hoogte van ongeveer 20 meter.

2.2 Ruimtelijke structuur en omgeving plangebied

Het gebied waarin het Laurentiushof zich bevindt is te omschrijven als een compact, divers en (historisch) waardevol gebied. Het Laurentiushof en de kerk en pastorie zijn met de voorzijde gelegen aan de straat Herengracht en de watergang/gracht 'Smal Weesp'. De straat ligt tussen het water en de kerk. De watergang komt uit op de rivier de Vecht, die op ongeveer 120 meter van het plangebied ligt. De straat Herengracht loopt pal voor de ingang van de kerk langs. Nabij het Laurentiushof bevinden zich tevens enkele nauwe straten. Rondom het plangebied staan gebouwen met verschillende functies.

Ten westen van het plangebied staan aan de Kerklaan oude panden met voornamelijk woningen. Direct ten noordwesten van het Laurentiushof staat een vrijstaande woning. Grenzend aan de zuidwestelijke zijde van het plangebied ligt (buiten het plangebied) de pastorie.

Ten oosten van het plangebied staan aan de Blomstraat oude panden met verscheidene functies, voornamelijk woningen, en bevindt zich een school, en staan aan Het Binnenhof relatief nieuwe woningen in een compacte structuur.

In het noordelijke deel van het Laurentiushof bevindt zich de kerktuin. De kerktuin strekt zich tot ongeveer 40 meter achter de kerk. In de kerktuin staat een klein bijgebouw van de kerk met bijeenkomstfunctie en een klein ketelhuis. Ten noorden van de kerktuin, ofwel ten noorden van het plangebied, staan woningen.

In het verlengde van de Herengracht zijn, in beide richtingen, enkele horecagelegenheden en winkels aanwezig. De horecagelegenheden bevinden zich op meer dan 50 meter van het Laurentiushof en de kerk.

2.3 Functies

Het onderhavige plangebied heeft in de huidige situatie een beperkte functie. De Laurentiuskerk kent geen kerkfunctie meer en de nieuwe functies van het kerkgebouw, die met een verleende omgevingsvergunning mogelijk zijn, zijn nog niet realiseerd, maar de werkzaamheden ten behoeve van de nieuwe functies zijn wel begonnen. De kerktuin heeft in feite nauwelijks een functie meer, en ook de bijgebouwen van de kerk (in de tuin) worden sinds de restauratie van de kerk niet meer (voor maatschappelijke doeleinden) gebruikt. Het gedeelte van de kerktuin direct achter de pastorie, buiten het plangebied, doet nog dienst als buitenruimte voor het huidige gebruik van de pastorie.

In de kerk zijn, op basis van het vigerende/oude bestemmingsplan, maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Het achterste deel van de kerktuin is nu uitsluitend bedoeld voor een tuin.

Aan de oostrand van het plangebied bevindt zich een klein openbaar gebied met groen, een stoep/voetpad, een weggedeelte en een beperkte parkeergelegenheid. Hier is sprake van een verkeersfunctie.

Voormalige kerkfunctie

De (Sint-)Laurentiuskerk is van oudsher een Rooms-Katholieke kerk. Sinds 2014 zijn de deuren van de Laurentiuskerk veelal gesloten, en vinden er geen kerkdiensten meer plaats. Gezien de staat van de (fundering van de) kerk was het wederom gebruiken van het kerkgebouw als kerk uitgesloten. Er zijn geen instanties die geïnteresseerd zijn in de restauratie van de kerk ten behoeve van de kerkfunctie. Daarnaast is de kerkfunctie van de Laurentiuskerk overgenomen door een vervangend pand in Weesp voor de lokale Rooms-Katholieke kerkgemeenschap. De parochie "Levend water", die de kerk tot 2014 gebruikte, is naar een ander locatie in Weesp verhuisd.

2.4 Cultuurhistorie en Archeologie

In het kader van de ontwikkeling van het Laurentiushof is een verkennend archeologisch (voor)onderzoek verricht voor het plangebied Laurentiushof. In dit onderzoek is ook de cultuurhistorie van de locatie van de Laurentiuskerk (en Weesp) beschreven, en deze beschrijving is hieronder opgenomen. Het rapport van het verkennend archeologisch onderzoek en tevens een cultuurhistorisch onderzoek is opgenomen als bijlage 2 bij de Toelichting van dit bestemmingsplan. Het rapport is van ADC ArcheoProjecten, d.d. 1 juli 2016, en is getiteld "Laurentius kerk, Herengracht 16-17, Blomstraat 24, Weesp – Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek".

De Laurentiuskerk en de pastorie zijn gemeentelijk monumenten en liggen in een rijks-beschermd stadsgezicht, maar zijn geen rijksmonument.

2.4.1 Cultuurhistorie

Het plangebied Laurentiushof is gelegen in het noordelijke deel van de historische kern van de middeleeuwse stad Weesp. Deze strategisch gelegen plaats is in de 11de eeuw op de westelijke oeverwal van de Vecht als een dijkdorp tot ontwikkeling gekomen. Het dorp Weesp wordt met kerk voor het eerst vermeld in 1150 na Christus. Begin 13de eeuw werd het toen nog Utrechtse dorp door de Kennemers verwoest. In de Middeleeuwen maakte Weesp afwisselend deel uit van het bisdom van Utrecht en van het graafschap Holland door de strategische ligging op de grens van beide gebieden. Vanaf 1317 wordt Weesp definitief Hollands gebied. Daarna groeit het uit tot handelsplaats en bestuurscentrum en krijgt ze in 1355 stadsrechten van Graaf Willem V van Holland. In 1356 wordt Weesp nogmaals verwoest door de bisschop van Utrecht. Vanaf de 14de eeuw zorgden de bierbrouwerijen, de lakennijverheid en daarna de jeneverstokerijen voor economische groei. Belangrijk hierbij was de doorvaart naar Amsterdam via de Smal-Weesp (Herengracht). Kort na 1500 kwam er, om de doorgang te controleren, een sluis in de monding van de Smal-Weesp en in 1517 werden er stenen stadsmuren gebouwd (zie afbeelding 5 van het rapport). Het stedelijke gebied groeide verder in 1613 met (vanaf 1649) de aanleg van de Achtergracht en andere uitbreidingen ten noorden (zie afbeelding 7 van het rapport). Halverwege de 17de eeuw wordt ook het riviertje Smal Weesp gekanaliseerd tot een stadsgracht (Herengracht). In de 17de eeuw werd in het kader van de Hollandse Waterlinie de stad Weesp in 1672-1673 verder versterkt. Na de belegering door de Fransen in 1672 wordt besloten een echte vestingstad van Weesp te maken. Een nieuwe gracht wordt gegraven en acht bolwerken worden gepland, waarvan slechts vier uiteindelijk zijn aangelegd. De singels markeren nu nog de locaties, waar ze gepland waren. De bierproductie en lakennijverheid komen in de 17de eeuw in de schaduw te staan van de brandewijnstokerij. Deze industrie bracht Weesp grote welvaart in de 18de eeuw met ruim dertig branderijen in de stad en een tiental molens in het buitengebied. In 1961 dempt men in de westelijke stadskern de Achtergracht voor de aanleg van een verkeersweg.

Op basis van de oudst geraadpleegde kaarten wordt aangenomen dat het plangebied Laurentiushof in de periode 1560 (zie afbeelding 5 van het rapport) tot 1612 en waarschijnlijk ook daarvoor, alleen in gebruik is geweest als weiland met boomgaard (zie afbeelding 6 van het rapport). Ook volgens de kaart van Blaeu uit 1649 bevinden zich in het plangebied Laurentiushof nog geen gebouwen (zie afbeelding 7 van het rapport). Volgens een kaart uit 1732 (zie afbeelding 8 van het rapport) is het zuidelijke deel van het plangebied Laurentiushof dan bebouwd en is de Achterherengracht door het plangebied Laurentiushof aangelegd. Mogelijk betreft de bebouwing een Jenever stokerij, want volgens een tekening uit het jaar 1794 bevindt zich hier de voormalige stokerij Jean d'Árrest met pakhuizen (zie afbeelding 12 van het rapport).

In 1793 wordt de Rooms-Katholieke Laurentiuskerk gevestigd in het voormalig branderijcomplex aan de Herengracht. Dit leegstaande complex bestond op dat moment uit drie pakhuizen. In 1815 kocht het bestuur tevens de achterliggende 18de eeuwse stadstuin, die voor die tijd in gebruik was bij Weesper notabelen. Tussen deze stadstuin en de branderij bevond zich de Achterherengracht. Deze gracht staat op een kaart uit 1732 afgebeeld (zie afbeelding 8 van het rapport), waarschijnlijk is hij aangelegd ergens in de periode 1649-1732. Direct ten noorden van de stadstuin bevinden zich twee stadsboerderijen: Kerklaan 8 stamt uit de 18de eeuw en Kerklaan 10 stamt uit 1880.

Op 23 juli 1793 werden de drie pakhuizen verbouwd/ingericht door Andries Schouten tot een R.K. Kerk en in 1794 werden de nieuwe pastorie en kerkgebouw in gebruik genomen. Destijds mocht de kerk aan de buitenzijde geen katholiek uiterlijk hebben (zie afbeelding 12 van het rapport). Niet uitgesloten kan worden dat binnen het plangebied Laurentiushof in de periode 1794-1829 mensen rondom de kerk zijn begraven. Tot aan 1829, toen door de overheid een wet werd uitgevaardigd die het begraven van personen in een kerk alsook binnen de bebouwde kom verbood indien sprake was van meer dan duizend inwoners, was het begraven rondom de kerk een algemeen gebruik. In 1830 werd, naar aanleiding van de veranderde wetgeving, de algemene begraafplaats ingericht op het voormalige landgoed Landscroon. Landscroon ligt ten noordwesten van Weesp, naast de Vecht.

Op 4 mei 1858 werd de parochie van de Heilige Laurentius opgericht.

Met de inwerkingtreding van de Grondwet(herziening) van 1848 was er sprake van verregaande vrijheid van godsdienst.

De huidige Laurentiuskerk (1874-2014/2016)

In 1874 werd de opdracht tot het bouwen van een nieuwe kerk aan de Herengracht. Deze kerk is door de architect Theodorus Asseler ontworpen. Op 1 april 1875 werd de eerste steen van de kerk gelegd door H. Galesloot en de eerste steen van de toren door Th. Pronk. In 1876 wordt het plangebied Laurentiushof opnieuw ingericht, de noordelijke gracht wordt gedempt. De noordelijke 18de eeuwse stadstuin wordt nu toegevoegd aan de pastorie tuin. Deze neogotische kerk werd op 24 augustus 1876 ingewijd. De Heilige Laurentiuskerk is toegewijd aan de Heilige Laurentius en de Heilige Maria Magdalena, net als de toenmalige parochie. De grote toren was toen nog niet gerealiseerd. Er stond alleen het middenbeuk torentje, het zogenaamde Sacramentstorentje boven op de kerk. Voor de pastorie naast de kerk is de eerste steen gelegd op 18 mei 1883. Omdat architect Asseler inmiddels was overleden werd architect Arnoldus Brüning de opdracht gegeven ontwerpen te maken voor het afbouwen van de toren. De 65 meter hoge toren werd op 15 september 1900 opgeleverd. De kerk kent een jarenlange geschiedenis met funderingsproblemen. In 1929 waren de eerste problemen er al. Funderingsherstel vond plaats in 1933, 1946 en 1963. Bij de bouw van de nieuwe sacristie in 1963 worden ook problemen met de palen van de fundering geconstateerd. Het bleek dat 36 palen onder de kerk droog stonden en aangetast waren. Er werden koppen afgezaagd en op telkens twee palen werd een betonnen balk gemetseld. Ook aan de oostzijde van de kerk zijn herstelwerkzaamheden aan de funderingspalen uitgevoerd. Het baatte niet. Er zijn te veel palen aangetast en aan het rotten door een te lage grondwaterstand. Aan het einde van de 20ste eeuw ontstaan scheuren in de muren en gewelven in de kerk. Het bleek dat de kerk in zijn geheel aan het verzakken is. Het herstellen van de fundering van de kerk en de schade bleek onbetaalbaar geworden voor de slinkende parochiegemeenschap. Op zondag 27 april 2014 heeft de Parochie van Levend Water samen met de deken en administrator A. Bakker de Heilige Laurentiuskerk aan de Herengracht gesloten. Sindsdien is het gebouw door de parochie buiten gebruik gesteld en is er samen met het bisdom en de gemeente Weesp gezocht naar een passende oplossing voor het kerkgebouw. De fundering is inmiddels in 2017 hersteld door C.T.J. van Vliet Exploitatie BV.

Door stadverdichtingen werd in 1976 een andere naburige stadsboerderij aan de Blomstraat afgebroken voor Het Binnenhof (oostelijk van het plangebied Laurentiushof).

2.4.2 Archeologie

De archeologische (verwachtings)waarde van het plangebied Laurentiushof wordt in deze paragraaf beschreven op basis van het door ADC ArcheoProjecten verrichte verkennend archeologisch (voor)onderzoek. Bij het verkennende archeologische onderzoek zijn naast een bureauonderzoek ook enkele boringen gedaan. Hieronder worden de archeologische kenmerken en waarden van het plangebied en de omgeving beschreven. De informatie uit het bureauonderzoek heeft veelal betrekking op de historische binnenstad van Weesp, waarbij het onderzoeksgebied ongeveer 500 meter rondom plangebied Laurentiushof is. Volgens ADC ArcheoProjecten is met dit onderzoeksgebied sprake van voldoende informatie om een uitspraak te doen over de archeologische verwachting die representatief is voor het plangebied Laurentiushof. Het rapport van het verkennend archeologisch onderzoek is opgenomen als bijlage 2 bij de Toelichting van dit bestemmingsplan. Het rapport is van ADC ArcheoProjecten, d.d. 1 juli 2016, en is getiteld "Laurentius kerk, Herengracht 16-17, Blomstraat 24, Weesp – Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek".

Voor informatie over eerdere onderzoeken en waarnemingen en een beschrijving van de aardwetenschappelijke waarden wordt verwezen naar het rapport van het verkennend archeologisch onderzoek.

Bureauonderzoek

De puinhoudende lagen, bovenop de klei als waarschijnlijke natuurlijke ondergrond, zijn naar verwachting stadsophogingslagen die gerelateerd kunnen worden aan de ontwikkeling van de historische kern van Weesp. Op het voormalige gasfabriekterrein (Blomstraat/Het Binnenhof), bij het plangebied Laurentiushof, is sprake van een 1 à 2 meter dikke ophooglaag met kleiig zand en puin, dan een 4 à 5 meter dik klei/veenpakket met zandlagen, dan op circa 5/6 meter onder maaiveldniveau fijne tot grove zanden. In 2015 werd bij milieuhygiënisch bodemonderzoek binnen het plangebied Laurentiushof geconstateerd dat de bodem tot op een diepte van circa 1,5 meter onder maaiveldniveau uit puinhoudend zand bestaat met daaronder klei.

Het plangebied Laurentiushof maakt onderdeel uit van een terrein van hoge archeologische waarde, dat de historische kern van Weesp omvat (AMK 13.739). In het grotere onderzoeksgebied zijn een aantal archeologische (indicatieve) waarden en ondergrondse bouwhistorische waarden vastgesteld (zie afbeelding 3 van het rapport).

Op de landelijke en gemeentelijke verwachtings- en beleidskaarten staat de volgende archeologische verwachting voor het plangebied Laurentiushof aangegeven:

  • De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) geeft aan dat voor bebouwd gebied er geen kartering/informatie is vanwege de bebouwing;
  • De Gemeentelijke verwachtingskaart geeft aan dat de verwachtingswaarde hoog is. De hoge verwachtingswaarde hangt samen met 'Zone B: Historische kern van Weesp'. In die zone worden in ieder geval resten en sporen vanaf de 12de eeuw verwacht, waaronder mogelijk ook bewoningssporen uit eerdere perioden.

In het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied zijn met name archeologische waarden aangetroffen uit de Late Middeleeuwen, gerelateerd aan de ontwikkeling van de historische kern van Weesp. Het betreffen voornamelijk muur- en funderingsresten en aardewerkfragmenten vanaf de 13de eeuw. Deze zijn echter ruim 300 meter ten zuidwesten van het plangebied gelegen.

Het plangebied Laurentiushof ligt aan de rand van de historische kern van Weesp. Op basis van het onderzoek worden in het plangebied archeologische waarden verwacht, die gerelateerd zijn aan 17de eeuwse stadsuitbreidingen. Uit het centrum zijn laatmiddeleeuwse ophogingslagen bekend van circa 2 meter. Gezien de ligging meer aan de rand van de kern en de resultaten van een nabije boring uit 2002 is de ophoging ter hoogte van het plangebied waarschijnlijk dunner en van latere oorsprong. Uit de enkele boring bleek de stadsophogingslaag 1,25 meter dik te zijn. De ouderdom hiervan gaat waarschijnlijk terug tot de (late) 17de eeuw, toen het gebied bij de stad getrokken werd. Door de in de loop van de eeuwen gefaseerde aanleg van bebouwing kunnen resten van eerdere fasen door nieuwbouw mogelijk zijn verstoord. Gezien de wisselende bebouwing kunnen tevens resten van tuinen, kuilen en beerputten worden verwacht.

In de diepere ondergrond kunnen verder mogelijk archeologische waarden vanaf de Late Bronstijd/IJzertijd aanwezig zijn op of in de top van de crevasse-afzettingen van het Vecht/Angstel systeem. Gezien het ontbreken van waarnemingen in de kern van Weesp is het echter de vraag of deze afzettingen een bewoonbaar oppervlak vormden. Ook bestaat de kans dat het niveau door de 17de eeuwse stedelijke ontwikkeling is verstoord. Indien aanwezig zullen eventueel afgedekte, diepere resten zich manifesteren als een archeologische laag, bestaande uit een vermenging van onder meer kleine fragmenten aardewerk, houtskool en bot met het oorspronkelijke substraat.

De meeste typen archeologische resten uit de periode Late Bronstijd - Romeinse tijd (bot, houtskool, aardewerk, metaal) zijn goed geconserveerd in de natte en zuurstofloze condities. De resten uit de Late Middeleeuwen en de Romeinse tijd liggen grotendeels boven de oxidatie-reductiegrens en zijn naar verwachting matig goed geconserveerd.

Op basis van het voorgaande kan een hoge verwachting worden toegeschreven aan het zuidelijke en het noordelijke deel van het plangebied Laurentiushof (zie afbeelding 11 van het rapport). In het zuidelijke deel worden (deels) intacte fundamentresten verwacht van een 17de en 18de eeuwse jeneverbrouwerij [stokerij] met pakhuizen. Tevens bevindt zich hier de eerste fase van het kerkgebouw met daaromheen mogelijk graven uit de periode van de eerste fase van de kerk: 1789 tot circa 1829. Het noordelijke deel van het plangebied lijkt in ieder geval vanaf in de 16de eeuw en ook in de eeuwen daarvoor niet bebouwd te zijn geweest. Mogelijk is de natuurlijke ondergrond als gevolg hiervan hier relatief intact en bestaat een kans op de aanwezigheid van ongestoorde archeologische waarden uit de periode Late Bronstijd - Romeinse tijd.

Het centrale en oostelijke deel van het plangebied Laurentiushof heeft een middelhoge verwachtingswaarde (zie afbeelding 11 van het rapport). Hier bevindt zich volgens historische kaarten een gedempte gracht uit de periode 1640-1876. In de diepste delen van deze gracht zijn vondsten te verwachten uit de periode van de 17de en 18de eeuwse Jenever stokerij met daarop een aan het eind van de 19de eeuw aangebrachte dempingslaag met puin van de gesloopte 17de en 18de eeuwse panden.

Er kunnen onder de 17de eeuwse en latere bewoningssporen archeologische waarden aanwezig zijn die dateren uit de periode van de Late Bronstijd tot en met de Late Middeleeuwen. Om dat te bepalen is een verkennend booronderzoek uitgevoerd, met als doel de bodemopbouw beter in kaart te brengen evenals de aan- of afwezigheid van verstoringen.

Aanvullende verwachting op basis van verkennend booronderzoek in het plangebied Laurentiushof

Op basis van het veldonderzoek kan de toegekende (middel)hoge verwachting gehandhaafd blijven. Zo moet in het zuidelijke deel van het plangebied Laurentiushof rekening gehouden worden met (deels) intacte fundamentresten van een 17de en 18de eeuwse jenever brouwerij [stokerij] met pakhuizen. Tevens bevindt zich hier de eerste fase van het kerkgebouw met daaromheen mogelijk graven uit de periode van de eerste fase van de kerk: 1789 tot circa 1829. Binnen het centrale en oostelijke deel van het plangebied bevindt zich verder een gedempte gracht uit de periode 1640-1876. In de diepste delen van deze gracht zijn vondsten te verwachten uit de periode van de 17de en 18de eeuwse Jenever stokerij. Boven op de 19de eeuwse dempingslaag van de gracht bevinden zich twee natuurstenen (graf)platen.

De (middel)hoge verwachting voor het plangebied Laurentiushof moet indien er geen nader onderzoek plaatsvindt gehandhaafd blijven.

Er zijn in de top van de dieper gelegen natuurlijke laagpakketten geen begraven archeologisch relevante Ahb-horizonten aangetroffen. De kans op intacte vindplaatsen uit de periode voorafgaand aan de Late Middeleeuwen in de top van de natuurlijke bodemlagen lijkt hierdoor klein te zijn.

2.5 Bouwhistorische eigenschappen kerk en tuin, en bouwkundige ontwikkelingen kerk

Er is bouwhistorisch onderzoek verricht naar de Laurentiuskerk en het bijbehorende perceel, door Hylkema Consultants, waarbij twee rapporten zijn opgeleverd. Het eerste onderzoeksrapport "Bouwhistorische verkenning St. Laurentiuskerk te Weesp" van 5 maart 2015 heeft hoofdzakelijk betrekking op de kerk zelf. Het rapport van het aanvullend onderzoek "Bouwhistorische verkenning, Aanvulling, St. Laurentiuskerk te Weesp" is van 28 april 2015. De genoemde rapporten van Hylkema Consultants zijn opgenomen als bijlagen 3 en 4 bij de Toelichting van dit bestemmingsplan.

Algemene bouwhistorische informatie over de Laurentiuskerk

De kerk werd in 1874-1876 gebouwd als driebeukige neogotische kruiskerk naar ontwerp van de architect Th. Asseler. Het ontwerp uit 1874 bestond uit een kruiskerk inclusief kerktoren, maar die toren werd niet gebouwd. De huidige kerktoren dateert van 1900 en werd gebouwd naar een ontwerp van A. Bruining. De pastorie werd ongeveer 7 jaar na de bouw van de kerk gerealiseerd, in 1883. Een gedeelte van de kerkvensters is in 1911 voorzien van gebrandschilderd glas-in-lood ramen naar ontwerp en makelij van F. Nicolas en Zn. uit Roermond. De zeven vensters rondom het koor zijn van de hand van P.C.J. van Velzen (uit Weesp) uit de jaren 1950-1960.

Glas-in-lood Laurentiuskerk

Het bestaande glas-in-lood is een kenmerkend onderdeel van de Laurentiuskerk. De kerk heeft, in de rechter en linker transept, mooie partijen glas-in-lood ramen uit 1911, die gemaakt werden door Frans Nicolas. In het priesterkoor bevonden zich zeven ramen, die tussen 1950 en 1960 gemaakt werden door Pieter van Velzen. Het middelste raam blijft de transformatie van de kerk op zijn plaat zitten. Eén van de ramen uit het koor was reeds verwijderd, en als een soort lichtkunst geplaatst in de kerk aan de Troelstralaan. De overige vijf ramen worden aan de binnenkant van de verbouwde kerk geplaatst.

Uitgangspunt behoud glas-in-lood ramen Laurentiuskerk bij transformatie
Waar mogelijk blijft het glas-in-lood in de vensters/kozijnen zitten. Als vanwege een behoefte aan meer licht de glas-in-lood ramen niet kunnen blijven zitten, blijven de glas-in-lood ramen gehandhaafd in de kerk zelf.
De glas-in-lood ramen uit 1911 van Frans Nicolas blijven in de kerk aanwezig. De middelste twee van deze ramen worden aan de binnenzijde van de kerk op de wand naast de raamvensters geplaatst. De andere van deze ramen blijven van buitenaf zichtbaar. Van de zeven glas-in-lood ramen van het (priester)koor is er één raam reeds in de nieuwe kerk van de Rooms-Katholieke kerkgemeenschap van Weesp opgenomen, en de zes andere ramen blijven in de Laurentiuskerk aanwezig. Het middelste raam blijft op de plaats zitten. De overige vijf ramen worden op de vide van de woning aan de achterzijde van de kerk aan een wand geplaatst. Gezien de grootte en positie van de genoemde glas-in-lood ramen, en de nieuwe voorgestane functies in de kerk, is het niet mogelijk om de betreffende glas-in-lood ramen in de raamvensters te laten zitten. De andere glas-in-lood ramen blijven wel grotendeels in de (verplaatste/vernieuwde) raamvensters van de kerk zitten.  

Historische waarde kerk

Mede op basis van het bouwhistorisch onderzoek van Hylkema Consultants kan worden vastgesteld dat de voormalige Rooms-Katholieke Laurentiuskerk van beeldbepalende waarde is.

De Laurentiuskerk is een gemeentelijk monument.

De Laurentiuskerk is onderdeel van het oeuvre van de architect Theo Asseler, wiens oeuvre breed is. Er zijn verschillende kerken van zijn hand gebouwd, en enkelen daarvan zijn aangewezen als Rijks- of gemeentelijk monument, anderen kennen geen monumentenstatus. Tevens zijn er diverse kerken van Asseler inmiddels gesloopt. Een kerk van de hand van Asseler is niet automatisch een monumentwaardige kerk. De Laurentiuskerk is in zekere mate representatief voor het oeuvre van deze architect, alhoewel er ook vergelijkbare kerken reeds zijn aangewezen als monument. De uniciteit is daarmee volgens Hylkema Consultants niet bijzonder hoog.

De Laurentiuskerk aan de Herengracht is traditioneel van opzet. De gebrandschilderde glas-in-lood ramen van Van Velzen en Nicolas en de schilderingen van Van Velzen zijn een kwaliteit van het kerkgebouw. Het beeldbepalende karakter van de kerktoren is evident, en brengt een directe herinnering aan de geschiedenis van de Rooms-Katholieke Kerk in Weesp teweeg.

Eigenschappen en historische waarde tuin

Onderstaande informatie komt uit het rapport "Bouwhistorische verkenning, Aanvulling, St. Laurentiuskerk te Weesp" van Hylkema Consultants.

De tuin achter de kerk en pastorie wordt voornamelijk afgesloten door stenen afscheidingen en belendingen. Ter plaatse van de Kerklaan is een gemetselde tuinmuur voorzien van ezelsrug. Gezien het metselwerk dateert deze mogelijk uit de oorspronkelijke periode. De overige afscheidingen zijn voornamelijk opgebouwd uit betonpalen met betonnen schuttingplaten die pas na de Tweede Wereldoorlog in Nederland in productie kwamen. Daarnaast zijn diverse openingen tot belendende percelen.

Het gedeelte ten westen van de kerk en sacristie en achter de pastorie is bestraat met stoeptegels in formaat 30x30 cm. De rest van de tuin is voorzien van een gazon met groentetuintjes. Bij deze zijn gebruik gemaakt van 30x30 cm stoeptegels en gewassen grindtegels voor borders en looppaden. Er zijn geen gegevens (gevonden) die uitsluitsel kunnen geven over een historische tuininrichting.

Gezien de toegepaste materialen in de tuin lijkt er geen sprake van een duidelijke historische inrichting. Het open karakter van de tuin is inmiddels sterk aangetast door de uitbreiding van de sacristie en grote houten berging.

De tuin is als open ruimte om de kerk en pastorie altijd aanwezig geweest echter nooit publiekstoegankelijk zoals de oorspronkelijke tuinmuur suggereert. De groten houten schuur en uitbreidingen van de sacristie hebben deze ruimte al grotendeels ingenomen. Hoe de tuininrichting in de oorspronkelijke periode is geweest is niet bekend. Mogelijk is er een kleine groentetuin aanwezig geweest echter valt dit meer te verwachten bij een kloostertuin dan bij de tuin van een pastorie. Ook de toegepaste materialen duiden op een latere indeling dan wel aanpassing waardoor het zeer aannemelijk is dat de inrichting van de tuin niet historisch waardevol is.

Toekomstperspectief kerk

In april 2014 is de kerk aan de eredienst onttrokken. De Laurentiuskerk maakt deel uit van een ruimtelijke ontwikkeling. De kerk kampte destijds met een ernstig probleem aan de fundering van de gehele kerk, waarbij met name scheuren zijn te zien in de rechter zijgevel (oostgevel) en de achtergevel. De kerk heeft gedurende de gehele 20ste eeuw met funderingsproblemen gekampt. Er zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de technische staat van de fundering en er zijn adviezen opgesteld om die fundering te herstellen. De noodzaak daartoe was urgent, en daarom is eind 2016 begonnen met het funderingsherstel. Daarnaast, is in juni 2017, begonnen met de transformatie van de kerk.

De bouwkundige wijzigingen bij de transformatie van de Laurentiuskerk leiden, gezien de conclusies van Hylkema Consultants, tot een beperkt verlies aan (bouw)historische waarde. Zowel het interieur als exterieur zijn niet uniek. Een beperkte aantasting en aanpassing van de gevels, het weghalen van het interieur en het aanpassen van het interieur met betrekking tot de glas-in-lood ramen was daarmee, in combinatie met het doel om het kerkgebouw een toekomstperspectief te geven, gerechtvaardigd. Daarbij blijft het casco van de kerk volledig staan.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Laurentiushof, algemeen, en Stedenbouwkundige kaders herontwikkeling

Het onderhavige bestemmingsplan biedt de planologische mogelijkheden voor de (her)ontwikkeling van de locatie Laurentiushof in de binnenstad van Weesp. Tevens worden met dit bestemmingsplan Laurentiushof passende bestemmingen gegeven aan de functiewijziging van de Laurentiuskerk, waarvoor reeds een omgevingsvergunning voor afwijken van het vigerende/oude bestemmingsplan is verleend. Bij de Laurentiuskerk horen ook een kerktuin, de bijgebouwen en een pastorie. Het geheel wordt het Laurentiushof genoemd. De pastorie maakt geen onderdeel uit van het onderhavige bestemmingsplan Laurentiushof.

Het plan Laurentiushof omvat de nieuwe functies in de Laurentiuskerk, de drie beoogde vrijstaande woningen in de kerktuin en een openbaar pad in de kerktuin. Na de vaststelling van de stedenbouwkundige kaders is een ontwerp van het Laurentiushof gemaakt. Het ontwerp van de inrichting van het Laurentiushof, dat met name betrekking heeft op de huidige/voormalige kerktuin, is weergegeven op afbeelding 3.1A.

Afbeelding 3.1A Ontwerp Laurentiushof

afbeelding "i_NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01_0004.png"

Stedenbouwkundige kaders herontwikkeling Laurentiuskerk 2016

Op 29 september 2016 zijn de vernieuwde stedenbouwkundige kaders herontwikkeling Laurentiuskerk door de gemeenteraad van Weesp vastgesteld. De vernieuwde kaders, met de opsteldatum 27 juni 2016 (registratienummer Z.46904/D.3051), vervangen de kaders van 2015 (registratienummer Z.46904/D.2317), die waren vastgesteld op 1 juli 2015.

Het grootste verschil van de kaders van 2016 met de kaders van 2015 is dat er geen sprake meer is van de sloop van het achtergedeelte van de Laurentiuskerk en dat er drie stadsboerderijen in de tuin worden gesitueerd. Daarnaast zijn in de kaders onder meer de nieuwe functies van de kerk gegeven. Op afbeelding 3.1B is het schetsplan dat is opgenomen in de stedenbouwkundige kaders herontwikkeling Laurentiuskerk 2016 weergegeven.

Bij de uitwerking van het ontwerp van het Laurentiushof zijn de drie stadsboerderijen, die zijn benoemd en weergegeven in het document van de stedenbouwkundige kaders, vervangen door drie kleinere vrijstaande woningen. Dit is onder meer gedaan na overleg met bewoners in de omgeving van het Laurentiushof. Het realiseren van drie kleinere vrijstaande woningen in een bepaalde stijl met een historisch karakter dan wel een stijl passend bij de binnenstad, is vergelijkbaar met het realiseren van stadsboerderijen. In die zin wordt er beperkt afgeweken van de stedenbouwkundige kaders.

Afbeelding 3.1B Stedenbouwkundige plankaart Laurentiushof – schetsplan toekomstige invulling

afbeelding "i_NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01_0005.png"

Voor meer informatie over de stedenbouwkundige kaders herontwikkeling Laurentiuskerk wordt verwezen naar bijlage 1 van de Toelichting van het onderhavige bestemmingsplan.

Met de stedenbouwkundige kaders herontwikkeling Laurentiuskerk wordt door de gemeente Weesp afgeweken van het beleid in de Structuurvisie Weesp 2013-2030.

In de stedenbouwkundige kaders staat onder meer dat er voor de nieuwe woningen in de kerk en tuin twee parkeerplaatsen per woning worden gerealiseerd. Onderstaand is de puntsgewijze inhoud van de stedenbouwkundige kaders aangegeven.

1. Het intrekken van de huidige vastgestelde kaders Z.46904/D.2317
De volgende vernieuwde stedenbouwkundige kaders vast te stellen voor de ontwikkeling van de locatie van de Laurentiuskerk:
2. Het casco van de kerk alsmede de kerktoren blijven behouden. De kerk krijgt een commerciële bestemming ten behoeve van bijvoorbeeld werkruimte, een hotelkamer in de kerktoren en een stadsbrouwerij, alsmede een woonbestemming. De pastorie krijgt een woonbestemming;
3. Het aanzicht vanaf de Herengracht blijft behouden;
4. De wijzigingen in de gevel in verband met daglichttoetreding (conform bouwbesluit) moeten op functionele en esthetisch verantwoorde wijze worden verwerkt;
5. Parkeren voor de woningen in de kerk wordt integraal opgenomen in het bouwvolume van de kerk;
6. Voor parkeren ten behoeve van de commerciële functies zal het gemeentelijk beleid uitgangspunt zijn;
7. Wanneer technisch en esthetisch verantwoord, alsmede passend bij het monumentale karakter, zal de kerk door middel van zonnepanelen een duurzaam karakter krijgen;
8. Er worden 3 stadsboerderijen in de tuin gesitueerd, passend in de omgeving en met als stedenbouwkundige bouwsteen de omliggende stadsboerderijen;
9. Goothoogte van de stadsboerderijen grotendeels 3 meter, nokhoogte tussen de 7 tot 9,5 meter. Bij de uitwerking mag een marge van 10% gehanteerd worden om de flexibiliteit in het ontwerp te behouden;
10. Per kavel is het bebouwd oppervlakte maximaal 40%;
11. Per woning 2 parkeerplaatsen op eigen terrein;
12. De ontwikkelaar heeft een inspanningsverplichting om de gezonde bomen zoveel mogelijk te handhaven;
13. Voor elk van de te vervangen gezonde bomen geldt een herplantingsplicht van een boom met hoogte en omvang die minimaal gelijk is zoals toegepast op de Herengracht;
14. Er is een looproute voor voetgangers tussen de Kerklaan en Blomstraat, welke van zonsopgang tot zonsondergang toegankelijk is.  

Bij het onderhavige bestemmingsplan wordt voldaan aan de stedenbouwkundige kaders, met uitzondering van de drie stadsboerderijen. De drie vrijstaande woningen, in plaats van de stadsboerderijen, passen wel ook in de omgeving en sluiten qua bouwhoogte en -stijl aan op de bestaande stadsboerderijen in de omgeving ofwel naast het plangebied.

De kerk, de te vernieuwen/herstellen kerktoren en het aanzicht vanaf de Herengracht blijven behouden. Het parkeren wordt conform de kaders opgelost; dit wordt toegelicht in de paragrafen 3.4 en 5.4.

De genoemde woonbestemming van de pastorie wordt niet in dit bestemmingsplan geregeld.

3.2 Laurentiuskerk

Het gebruiken van de Laurentiuskerk als kerkgebouw en de bijbehorende tuin als kerktuin is niet meer aan de orde. De lokale Rooms-Katholieke kerkgemeenschap dan wel het bisdom heeft de kerk en de pastorie moeten verkopen. Aanleiding voor de transformatie van de kerk is het verzakken van de kerk en de (toenemende) schade aan de kerk, en het noodzakelijke funderingsherstel en andere noodzakelijke restauratiewerk. Een volledige vervanging en/of vernieuwing van de fundering, en een volledige restauratie van de muren, zijn financieel gezien zonder een transformatie (ofwel een functiewijziging met verbouwing) niet mogelijk. Het funderingsherstel heeft inmiddels plaatsgevonden.

Om de monumentale Laurentiuskerk te kunnen behouden is de afweging gemaakt om voor de kerk een functiewijziging toe te passen. Met de functiewijziging is er sprake van een zogeheten transformatie.

De transformatie van de kerk is inmiddels begonnen, op grond van de verleende omgevingsvergunning. De nieuwe functies van de kerk zijn opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.

De transformatie van de kerk betreft hoofdzakelijk een interne transformatie. Het gemeentelijke monument wordt van buiten in beperkte mate aangepast. De buitenzijde wordt enkel aangepast in relatie tot de functiewijzigingen. Aan de buitenzijde blijft de huidige uitstraling van de kerk grotendeels gehandhaafd. Aan de binnenzijde wordt de kerk verbouwd, waarbij een aantal wanden en vloeren worden toegevoegd en veel van de bestaande elementen blijven behouden. Ook aan de binnenzijde zal de huidige uitstraling terug te vinden zijn na de ontwikkeling van de kerk. Ten behoeve van de nieuwe functies moeten in de buitenmuren een aantal aanpassingen worden gedaan, zoals deuren en ramen (bijvoorbeeld het plaatsen van ramen met helder glas). Veel van de ramen blijven zitten en op sommige posities worden de ramen iets verplaatst en/of vergroot. Binnenin is het heilige gedeelte van de kerk, aan de achterzijde van de kerk, op verzoek van de parochie dan wel het bisdom verwijderd.

Om de nieuwe functies van elkaar te scheiden worden wanden en vloeren gerealiseerd, in lijn met bestaande structuren (zoals de traveeën) van de kerk.

De nieuwe functies van de kerk zijn divers en betreffen de volgende:

  • twee woningen;
  • een horecagelegenheid (brouwcafé en/of grandcafé c.q. café met kleine keuken);
  • een kleinschalige bierbrouwerij en jeneverstokerij in het (brouw)café;
  • een kleinschalige detailhandelsvestiging bij het (brouw)café;
  • een overnachtingsgelegenheid (B&B) in de kerktoren;
  • enkele kantoorruimtes (commerciële ruimtes met kantoorfunctie) dan wel kantoor zonder baliefunctie;
  • een sportvoorziening/yogaschool (commerciële ruimtes met sportfunctie) dan wel een vorm van dienstverlening;
  • een stalling;
  • een bijbehorend trappenhuis (met entree op de begane grond).

Aanvullingen ten opzichte van de verleende omgevingsvergunning transformatie Laurentiuskerk (2017)

Gerelateerd aan de horeca in het kerkgebouw wordt aan de voorzijde van de kerk, en daarmee langs de weg Herengracht, een terras beoogd. Dit terras is niet meegenomen bij de verleende omgevingsvergunning voor de transformatie van de kerk.

Ten opzichte van de verleende omgevingsvergunning is er met betrekking tot de brouwerij en stokerij in dit bestemmingsplan een toevoeging gedaan. Bij de omgevingsvergunning is uitgegaan van een technische installatie naast het kerkgebouw, welke niet bij de omgevingsvergunning is opgenomen. De technische installatie komt nu in het bijgebouw naast/aan de kerk. Vooral daarom is het aantal vierkante meters voor de brouwerij en stokerij toegenomen in dit bestemmingsplan ten opzichte van de omgevingsvergunning. Daarnaast is het voor de brouwer Wispe van belang dat er in het onderhavige bestemmingsplan enige flexibiliteit ten aanzien van de brouwerij en stokerij is opgenomen. Er zijn sinds de verkregen omgevingsvergunning dus nieuwe inzichten met betrekking tot de inrichting van de brouwerij, waardoor men kleine veranderingen in de metrages wil doorvoeren ten opzichte van de omgevingsvergunning. Hiervoor zal tevens nog een omgevingsvergunning moeten worden aangevraagd. In de verleende omgevingsvergunning is een brouwerij met een oppervlakte van circa 410 m2 gebruiksoppervlakte (gbo), waarvan circa 110 m2 gbo voor productie, opgenomen. In dit bestemmingsplan is voor de brouwerij en stokerij (gecombineerd) een oppervlakte van maximaal 500 m2 gbo, waarvan maximaal 200 m2 gbo voor productie, opgenomen.

Ten opzichte van de verleende omgevingsvergunning is er met betrekking tot de detailhandel in dit bestemmingsplan een toevoeging gedaan. Bij de omgevingsvergunning was een zeer kleine winkel voorzien in de eerste etage van de kerktoren. Bij nader inzien wordt deze ruimte (van circa 18 m2 gbo) niet geschikt geacht als winkel (functie detailhandel). Daarom wordt de winkel verplaatst naar het bijgebouw van de kerk. Daarbij wordt ook verwacht dat er meer brouwerijproducten kunnen worden verkocht. Daarom wordt ten opzichte van de omgevingsvergunning een grotere oppervlakte voor detailhandel in het bestemmingsplan opgenomen. In dit bestemmingsplan is voor de functie detailhandel een oppervlakte van maximaal 100 m2 opgenomen.

De diverse functies binnen het kerkgebouw worden in dit bestemmingsplan geschaard onder de bestemming 'Gemengd'. In de bestemmingen Gemengd in omliggend gebied in het bestemmingsplan "Stedelijk Gebied" is ook de functie bedrijven t/m categorie 2 opgenomen. Daarom zijn bedrijven t/m categorie 2 ook in de bestemming 'Gemengd' van het onderhavige bestemmingsplan opgenomen. Bedrijven in categorie 1 en 2 zijn passend in de omgeving, en gezien de inrichting/indeling van het kerkgebouw kan worden verondersteld dat zich geen grote bedrijven kunnen vestigen in het gebouw. Deze mogelijke bedrijven zijn een aanvulling ten opzichte van de omgevingsvergunning, en kunnen in plaats van de vergunde kantoorruimte en yogaruimte zich eventueel vestigen in het gebouw.

3.3 Kerktuin: drie vrijstaande woningen

Het voornemen is om in de kerktuin drie vrijstaande woningen te realiseren. De drie woningen zijn qua grondoppervlakte afmetingen maximaal 12 bij 8 meter (bij twee woningen) of 12 bij 10 meter. De keuze voor de vrijstaande woningen ligt in het feit dat er nabij de beoogde woningen ook vrijstaande woningen staan. Daarbij zullen de drie vrijstaande woningen qua bouwhoogte aansluiten op de bestaande woningen grenzend aan de noordzijde van het plangebied. De voorgenomen drie woningen komen ten noorden en westen van de Laurentiuskerk te liggen. Ten noorden van de nieuwe vrijstaande woningen liggen (kleine) stadsboerderijen, net buiten het plangebied. Voor de nieuwe woningen zijn voorwaarden bepaald, die zijn vastgelegd in de stedenbouwkundige kaders herontwikkeling Laurentiuskerk (Laurentiushof). In plaats van de drie stadsboerderijen genoemd in de stedenbouwkundige kaders is er sprake van drie meer algemene vrijstaande woningen. De voorwaarde met betrekking tot de goothoogte, namelijk dat de goot grotendeels 3 meter hoog moet liggen, is niet meer van toepassing omdat er geen sprake meer is van nieuwe stadsboerderijen. Voor de drie nieuwe vrijstaande woningen gelden nog de volgende voorwaarden:

  • Nokhoogte: tussen de 7 tot 9,5 meter; bij de uitwerking mag een marge van 10% gehanteerd worden om de flexibiliteit in het ontwerp te behouden.
  • Per kavel is het bebouwd oppervlak maximaal 40%. Dit wil zeggen dat maximaal 40% van een kavel bebouwd zal zijn met het hoofdgebouw.

Voor de goothoogte worden nu de volgende maximale hoogtes aangehouden: 3,6 meter, 3,9 meter en 4,2 meter. Deze goothoogtes verschillen niet veel van het uitgangspunt in de stedenbouwkundige kaders en van de goothoogtes van nabijgelegen stadsboerderijen.

De voorwaarden zorgen ervoor dat de nieuwe vrijstaande woningen passen in de omgeving. De nabijgelegen/omliggende bestaande stadsboerderijen zijn in feite de stedenbouwkundige bouwsteen voor de nieuwe vrijstaande woningen.

De voorgenoemde voorwaarden zijn geborgd in het onderhavige bestemmingsplan Laurentiushof, namelijk doordat:

  • De maximale bouwhoogte van een woning c.q. het hoofdgebouw tussen de 7 en 8 meter ligt.
  • Het bebouwd oppervlak is beperkt door de bouwvlakken voor de hoofdgebouwen en de vlakken met specifieke bouwaanduidingen.

In de kerktuin komt langs de woningen een voetpad. Het pad ontsluit de twee nieuwe woningen achter de kerk. De waardevolle bomen in de kerktuin worden behouden. Het pad en het behoud van de waardevolle bomen (voor zover redelijkerwijs mogelijk), is vastgelegd in de stedenbouwkundige kaders herontwikkeling Laurentiuskerk (Laurentiushof).

3.4 Parkeren

Ten behoeve van de nieuwe functies in de Laurentiuskerk en de kerktuin worden parkeerplaatsen gerealiseerd in de kerk, direct ten noordoosten van de kerk en in de kerktuin. In totaal worden 25 parkeerplaatsen in het onderhavige plangebied gerealiseerd. Het betreft 6 parkeerplaatsen in de kerk, 10 parkeerplaatsen in de openbare ruimte aan de rand van de kerktuin aan de straat Het Binnenhof dan wel de Blomstraat en 9 parkeerplaatsen in de (voormalige) kerktuin bij de nieuwe vrijstaande woningen. Verder worden er 5 parkeerplaatsen gehuurd/gekocht in de parkeergarage van Weespergilde.

De 19 te realiseren buitengelegen parkeerplaatsen zijn weergegeven op afbeelding 3.4. De pastorie is niet opgenomen in dit bestemmingsplan, en de 2 weergegeven parkeerplaatsen in de pastorietuin horen niet bij dit bestemmingsplan. In paragraaf 5.5 is een toelichting gegeven op het aantal benodigde parkeerplaatsen voor het plan Laurentiushof met de transformatie van de Laurentiuskerk.

Afbeelding 3.4 Parkeerplaatsen Laurentiushof (te realiseren), exclusief 6 parkeerplaatsen in de kerk

afbeelding "i_NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01_0006.png"

De 10 nieuwe openbare parkeerplaatsen komen direct naast/bij de kerk te liggen. Bij de aanleg van de 10 parkeerplaatsen is sprake van een kleine herinrichting van openbaar gebied. De openbare parkeerplaatsen zijn in het plangebied Laurentiushof opgenomen. Het gedeelte van de 10 parkeerplaatsen dat op gronden in eigendom van de gemeente Weesp lag, is door de gemeente verkocht aan de projectontwikkelaar.

De 9 parkeerplaatsen in de (voormalige) kerktuin komen enigszins verspreid in de tuin, bij de nieuwe vrijstaande woningen, te liggen. Deze parkeerplaatsen liggen tevens op korte afstand van de kerk. Van de 9 parkeerplaatsen zijn 6 parkeerplaatsen bedoeld voor de bewoners van de drie nieuwe vrijstaande woningen, en hun bezoek, en zijn 3 parkeerplaatsen in de openbare ruimte bedoeld voor de bezoekers van het café, de yogaschool, de bed & breakfast en de kantoren.

De 6 parkeerplaatsen in de kerk zijn bedoeld voor de twee woningen in de kerk (oftewel 2 x 2 = 4 parkeerplaatsen), en de overige 2 parkeerplaatsen voor het personeel van het café, de yogaschool of de kantoren.

Bij het plan Laurentiushof zijn parkeernormen op basis van de gemeentelijke parkeernormen, de stedenbouwkundige kaders en het CROW bepaald. De gemeente Weesp heeft in de Parkeernota Weesp 2007 parkeernormen vastgelegd. De parkeernormen bij de parkeernota zijn ten dele van toepassing. Bij de stedenbouwkundige kaders herontwikkeling Laurentiuskerk (Laurentiushof) is voor de nieuwe woningen in de kerk en kerktuin de parkeernorm vastgesteld. Verder worden voor een functie die niet wordt benoemd in de gemeentelijke parkeernota de kencijfers van het CROW gehanteerd (afkomstig uit de CROW publicatie 317 'Kencijfers voor parkeren en verkeersgeneratie' van oktober 2012). De parkeernormen zijn in het onderhavige bestemmingsplan neergelegd.

De volgende parkeernormen zijn, in dit bestemmingsplan Laurentiushof, van toepassing:

  • woningen kerktuin: 2 parkeerplaatsen per woning;
  • woningen kerk: 2 parkeerplaatsen per woning;
  • horeca, zijnde café: 5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
  • kantoor, zonder baliefunctie: 1,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
  • yoga: 1,4 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
  • bed & breakfast: 0,8 parkeerplaatsen per slaapkamer;
  • bierbrouwerij en jeneverstokerij/destilleerderij: 0,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
  • cultuur en ontspanning: 1,4 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
  • detailhandel: 3,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte.

3.5 Functies en plankaart bestemmingsplan

Op basis van de voorgaande planbeschrijvingen blijkt dat er een aantal hoofdfuncties in het plangebied Laurentiushof zijn dan wel zijn beoogd. Deze functies zijn vertaald in de bestemmingen van het onderhavige bestemmingsplan Laurentiushof. De volgende bestemmingen zijn aanwezig in dit bestemmingsplan:

  • 'Gemengd': ten behoeve van de diverse (nieuwe) functies in de Laurentiuskerk. Tevens is in deze bestemming een terras opgenomen, met een aanduiding. Zie voor meer informatie hoofdstuk 6 'Juridische planbeschrijving en regeling'. De functies in het kerkgebouw zijn reeds mogelijk gemaakt met de omgevingsvergunning voor de transformatie van de kerk.
  • 'Tuin': ten behoeve van de tuinen bij de woningen in de (voormalige) kerktuin, in het nieuwe woongebied, en de tuin achter het kerkgebouw.
  • 'Wonen': ten behoeve van de drie woningen in de (voormalige) kerktuin, in het nieuwe woongebied.
  • 'Verkeer - Verblijf': ten behoeve van de openbare parkeerplaatsen en nabijgelegen verkeersfunctie.
  • 'Water': bij de bestaande watergang aan de noordzijde van het plangebied.
  • Dubbelbestemmingen: deze staan beschreven in hoofdstuk 6 'Juridische planbeschrijving en regeling'.

De plankaart (verbeelding), met de bestemmingen, is weergegeven op afbeelding 3.5A.

Afbeelding 3.5A Plankaart/Verbeelding bestemmingsplan Laurentiushof

afbeelding "i_NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01_0007.png"

Afbeelding 3.5B Terrasaanduiding bestemmingsplan Laurentiushof

afbeelding "i_NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01_0008.png"

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Dit is het integrale kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau in Nederland. De SVIR heeft een groot aantal Rijksnota's vervangen, zoals bijvoorbeeld de Nota Mobiliteit. Uit de SVIR blijkt, dat het Rijk de uitvoering van en de verantwoording voor de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk bij de provincies en bij de gemeenten wil leggen.

De SVIR is conform de huidige Wet ruimtelijke ordening (Wro) de Structuurvisie van het Rijk op het gebied van ruimtelijke ordening en mobiliteit. Conform het systeem van de Wro heeft de SVIR geen directe doorwerking naar lagere overheden. Dat laatste wordt geregeld via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Inhoud van de SVIR

De opbouw van de SVIR is als volgt. Hoofdstuk 2 schetst de ontwikkelingen en ambities van het Rijk voor 2040. Hoofdstuk 3 vertaalt die ambities in rijksdoelen en rijksbeleid met bijbehorende nationale belangen tot 2028. De rijksdoelen en nationale belangen zijn in hoofdstuk 4 van de SVIR gebiedsgericht vertaald naar nationale opgaven per MIRT-regio (MIRT = Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport). Tevens geeft dit hoofdstuk 4 een beeld van de integrale, nationale opgaven in de Noordzee en langs de kust. In hoofdstuk 5 wordt de verantwoording en monitoring behandeld. De structuurvisie wordt afgesloten met een realisatieparagraaf.

Transformatie

De toenemende regionale verschillen hebben consequenties voor de verstedelijking in Nederland. Vraag en aanbod van woningen, bedrijventerreinen en kantoren zijn niet overal in evenwicht (kwantitatief en kwalitatief). Dit geldt zowel in groei-, stagnatie- als in krimpgebieden. Dat leidt in een aantal gevallen tot leegstand en verloedering. Daarmee groeit de noodzaak voor herstructurering en transformatie, het mogelijk maken van noodzakelijke functieveranderingen, en het zorgvuldig omgaan met de ruimte in het stedelijk gebied. Het initiatief hiervoor ligt bij provincies en gemeenten, in samenspel met de markt. Bij de transformatie in zowel groei- als krimpgebieden vragen de herbestemming en de herontwikkeling van karakteristiek erfgoed bijzondere aandacht van de decentrale overheden.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Een ruimtelijk plan dient te worden beoordeeld aan de hand van de "Ladder voor duurzame verstedelijking". Vraaggericht programmeren en het realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, om te anticiperen op stagnatie, en om krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken, is de hiervoor genoemde "Ladder voor duurzame verstedelijking" opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ladder is een procesvereiste. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.

Het bepaalde in dit bestemmingsplan is in lijn met het gestelde in de Structuurvisie. Uit paragraaf 5.2 van de Toelichting van dit bestemmingsplan blijkt dat het plan ook voldoet aan de "Ladder voor
duurzame verstedelijking".  

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgelegd. Het Barro bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het Rijk legt met het Barro de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast.

Het onderhavige plan heeft geen invloed op de historische vestingstructuur van Weesp of de waarden van de erfgoederen De Stelling van Amsterdam en Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het Barro vormt geen belemmering voor het onderhavige plan.  

4.2 Provinciaal en regionaal beleid

4.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

Op 21 juni 2010 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld. In 2011 heeft de provincie Noord-Holland de eerste herziening van de structuurvisie voor de fysieke leefomgeving, milieu en ruimte uitgebracht, onder de naam "Structuurvisie Noord-Holland 2040 – Kwaliteit door veelzijdigheid", welke is vastgesteld op 23 mei 2011. Dit beleidsdocument is voor het laatst geactualiseerd in 2015 en gewijzigd vastgesteld op 28 september 2015. De Provinciale Ruimtelijke Verordening is een aantal keren gewijzigd en opnieuw vastgesteld, waarmee de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is vervangen, en komt aan bod in paragraaf 4.2.2.

In de structuurvisie heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en heeft zij tevens aangegeven hoe zij deze visie denkt te zullen realiseren.

Het uitgangspunt van de structuurvisie is dat Noord-Holland aantrekkelijk moet blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende, regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. De provincie kiest daarbij voor hoogstedelijke milieus en voor een beperkte uitleg van bedrijventerreinen en wenst het landelijk gebied open en dichtbij te houden.

In de structuurvisie worden drie hoofdbelangen en twaalf bijbehorende deelbelangen genoemd. De drie hoofdbelangen zijn:

  • 1. Klimaatbestendigheid: voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, voldoende en schoon drink-, grond- en oppervlaktewater en voldoende ruimte voor het opwekken van duurzame energie.
  • 2. Ruimtelijke kwaliteit: behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurlandschappen en groen om de stad.
  • 3. Duurzaam ruimtegebruik: milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting, voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten, en recreatieve en toeristische voorzieningen.

In de provinciale structuurvisie is het onderhavige plangebied opgenomen in het metropolitaan stedelijk gebied dan wel in de regionale kernen, van het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG).

Het onderhavige plan past binnen het beleid van de provincie Noord-Holland, met name vanwege het feit dat het plangebied is opgenomen in het bestaand bebouwd gebied.  

4.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Op 2 mei 2018 is de nieuwe Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) in werking getreden, onder de naam “Provinciale Ruimtelijke Verordening mei 2018”. Op 23 april 2018 zijn wijzigingen van de PRV, en daarmee geconsolideerde Provinciale Ruimtelijke Verordening, door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld.

In de PRV staan de regels van de provincie Noord-Holland met betrekking tot ruimtelijke ordening, ontwikkeling en plannen. Tevens heeft de provincie in de PRV in het belang van een goede ruimtelijke ordening algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen, over onderwerpen waar een provinciaal belang mee is gemoeid. Daarnaast zijn in de PRV regels vastgelegd die voortvloeien uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De PRV geeft verder de kaders aan die de provincie stelt om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan.

Ten aanzien van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is het artikel 5a 'Nieuwe stedelijke ontwikkeling' van de PRV van belang. Daarin staat het volgende:

Artikel 5a Nieuwe stedelijke ontwikkeling:

  • 1. Een bestemmingsplan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.
  • 2. Gedeputeerde staten stellen nadere regels aan de afspraken bedoeld in het eerste lid.

De PRV geeft geen belemmeringen voor het onderhavige plan.
Met het onderhavige plan worden woningen en andere (reeds vergunde) functies toegevoegd aan het bestaand stedelijk gebied.
Het onderhavige plan voldoet aan het bepaalde in artikel 5a, voor zover artikel 5a van de PRV van toepassing is.  

4.2.3 Regionale Afspraken stedelijke ontwikkelingen Gooi en Vechtstreek

In de regio Gooi en Vechtstreek, waar de gemeente Weesp deel van uitmaakt, is ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5a van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) de 'Regionale Afspraken stedelijke ontwikkelingen Gooi en Vechtstreek' vastgesteld. Nog daargelaten of het onderhavige plan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening, betreft, kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling van drie woningen een plan/initiatief betreft waarover de regio heeft afgesproken dat deze zonder (nadere) regionale afstemming doorgang kan vinden. De functies in de Laurentiuskerk zijn reeds mogelijk gemaakt met een omgevingsvergunning, en derhalve hoeft het onderhavige plan niet regionaal te worden afgestemd.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Structuurvisie Weesp 2013-2030

De structuurvisie Weesp 2013-2030 'Weesp vertelt haar verhaal' is in maart 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft de strategische keuzes voor Weesp weer. Weesp heeft bijzondere kwaliteiten. Deze bijzondere kwaliteiten zijn vooral te vinden in cultuur, cultuurhistorie, zoals bijvoorbeeld de binnenstad, de vesting en de Vecht. Daarmee kan Weesp zich onderscheiden binnen de brede regio. In de structuurvisie wordt tevens ingezet op versterking van de binnenstad. Ook wordt de Laurentiuskerk genoemd.

Weesp toont haar binnenstad

De binnenstad van Weesp heeft een rijke geschiedenis, is bijzonder fraai maar ook versleten. De binnenstad is voor velen een verborgen geheim. Zoals in alle dorps- en stadscentra staat ook in Weesp het winkelapparaat en daarmee de levendigheid onder druk. De historische kwaliteiten aan de ene kant en het goed functioneren van het winkelapparaat aan de andere kant zijn de twee belangrijke uitgangspunten voor de ontwikkeling van de binnenstad. De parkeerdruk in het centrum is daarbij een belangrijk aspect. De gemeente kiest voor de verdere ontwikkeling van de binnenstad en daarbij de historische kwaliteiten centraal te stellen. Binnen het historische imago van de stad is volop ruimte voor vernieuwing en ontwikkeling, dat is zelfs gewenst.

De binnenstad van Weesp heeft de hoogste prioriteit van het beleid. Het zal zich doorontwikkelen tot een multifunctioneel centrum waarin gewoond wordt met een concentratie van dagelijkse en niet dagelijkse voorzieningen, maar ook met gemeentebrede maatschappelijke en culturele voorzieningen voor alle inwoners van Weesp.

Er worden kansen gezien om met name rond de Kom (Herengracht en Achteromstraat), de horeca wat meer te concentreren. Door de aanwezige ruimte en de attractiviteit van het water is dit een kansrijke plek om horeca verder te ontwikkelen.

Laurentiuskerk

De kerk is sinds eind 2013 niet meer in gebruik als gebedshuis. De bouwkundige staat van de kerk vraagt de nodige aandacht. De kerk is een gemeentelijk monument en een icoon voor de stad en baken vanuit de verre omgeving. De gemeente wil dit bijzonder beeld veiligstellen. Er moet dus op zoek worden gegaan naar alternatieve functies voor het gebouw die passend zijn voor de binnenstad. Gezien de ligging, zijn centrumfuncties zoals detailhandel en horeca goed voorstelbaar. Ook zou de gemeente graag zien dat de tuin achter de kerk opgenomen wordt in de stad en openbaar gebruikt gaat worden. De (her)ontwikkeling van de kerk zal in samenhang moeten plaatsvinden met de (her)ontwikkeling van de Jozefschool.

Conclusie

De transformatie van de Laurentiuskerk en de ontwikkeling van de kerktuin naar woningen met een historische uitstraling passen in de structuurvisie. Het project past binnen de visie voor het vergroten van de levendigheid in de binnenstad, het behoud van de historische kwaliteit voor de binnenstad en het concentreren van horeca rond de Kom. Het project sluit aan bij de wens om de Laurentiuskerk als icoon voor de stad te behouden. Door het open karakter van de tuin in het plan Laurentiushof wordt het gebied achter de kerk opgenomen in de stad. De uitbreiding van de Jozefschool heeft al plaatsgevonden. Beide ontwikkelingen versterken de historische binnenstad van Weesp.

4.3.2 Nota Detailhandel Weesp (2007)

De Nota Detailhandel van de gemeente Weesp gaat ook in op de vestiging van horeca in de stad Weesp. In het beleidsdocument staat dat in het kader van 'recreatief winkelen' een aanvullend aanbod van horecavoorzieningen en vrijetijdsvoorzieningen steeds belangrijker wordt. Voor het centrum van Weesp wordt een functiemenging van detailhandel, horeca en cultuur, functies die elkaar versterken, als een kans gezien.

Volgens de gemeente zal er meer ingezet moeten worden op het 'funshop'-aanbod. Dit betekent dat het centrum ook voor toeristen een belangrijke functie vervult. Een aantrekkelijk gebied met winkels en horeca, met een open uitstraling naar de watersporttoerist is dan ook van groot belang, en horeca dient in dat kader van toerisme en recreatie te worden gestimuleerd. De transformatie van de Laurentiuskerk met de horecafunctie (in zijnde een brouwcafé) past goed binnen het beleid.

Verder is in de beleidsnota het oostelijke deel van de Herengracht aangewezen als een 'horeca-mogelijkheid'. De Laurentiuskerk ligt aan het oostelijke deel van de Herengracht. De Herengracht is een 'randzone' van het centrum en voor de randzones wordt ingezet op een mix van wonen, werken, horeca en dienstverlenende functies. De transformatie van de Laurentiuskerk met de nieuwe functies past goed binnen dit uitgangspunt.

De Laurentiuskerk krijgt met de transformatie ook een kleine detailhandelsfunctie die is gekoppeld aan de horecafunctie. In dat kader past de detailhandel op de betreffende locatie.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten en randvoorwaarden

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke aspecten en omgevingsfactoren en randvoorwaarden inzichtelijk gemaakt. Tevens worden eventuele knelpunten en oplossingen voor het voetlicht gebracht. Waar nodig vindt er een vertaling plaats naar de juridische regeling. Het uitgangspunt hierbij is dat de juridische regeling zowel de ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit voldoende dient te borgen.

Een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor het milieu, de natuur, de waterhuishouding en de externe veiligheid. Een goede ruimtelijke ordening vereist daarom dat er aandacht wordt besteed aan de diverse relevante milieu- en omgevingsaspecten, die bij de ruimtelijke afwegingen een rol spelen. Het bestuursorgaan dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan te onderzoeken welke waarden er bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden. Op grond van de artikelen 3.1.6 en 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de gemeente verplicht om de resultaten van het onderzoek naar de milieuaspecten te beschrijven in een bestemmingsplan.

In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de nut en noodzaak van het onderhavige plan. Daarna komen achtereenvolgens de omgevingsaspecten cultuurhistorie en archeologie, bedrijven & milieuzonering, verkeer en parkeren, geluid(hinder), luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, water, ecologie (flora & fauna) en externe veiligheid aan de orde. Vervolgens wordt ingegaan op milieueffectrapportage (m.e.r.).

5.2 Nut en noodzaak van het plan

Woningbouw, in de vorm van drie vrijstaande woningen, op de locatie Laurentiushof sluit aan op de transformatie van de Laurentiuskerk, met onder andere twee woningen in het kerkgebouw. De woningbouw wordt gezien als een oplossing voor het ongebruikte terrein van de kerktuin, en hangt samen met de (nieuwe) functies van de kerk in het kader van de transformatie van de kerk. Het kerkgebouw werd niet meer gebruikt. Omdat er sprake is van een stedelijke locatie die te weinig wordt gebruikt is het wenselijk om iets te doen aan de invulling en kwaliteit van het plangebied. Nieuwe bebouwing met drie vrijstaande woningen met een historische uitstraling is een passende invulling.

De behoefte aan woningen en voorzieningen dient bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling te worden onderbouwd in het kader van het Besluit ruimtelijke ordening. Bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient te worden beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte.

Het onderhavige kleinschalige plan is niet beschouwen als een nieuwe stedelijke ontwikkeling, ook omdat het geen onderdeel uitmaakt van een groter plan (dan het Laurentiushof). Uit jurisprudentie volgt dat drie tot acht woningen niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling worden gekwalificeerd. Dit bestemmingsplan Laurentiushof voorziet in drie nieuwe woningen, en is derhalve in juridische zin niet te kwalificeren als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Voor de (nieuwe) functies van de Laurentiuskerk, namelijk twee woningen, een café, een kleine brouwerij, kantoorruimtes en een yogaschool, is reeds een omgevingsvergunning verleend en onherroepelijk in werking getreden. De kleine aanvullingen ten opzichte van de omgevingsvergunning van 2017 (zie paragraaf 3.2) in dit bestemmingsplan Laurentiushof zijn niet te kwalificeren als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Aangezien het onderhavige bestemmingsplan geen betrekking heeft op een nieuwe stedelijke ontwikkeling, hoeft de behoefte aan de functies in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening niet te worden aangetoond. Het onderhavige bestemmingsplan voldoet aan de "Ladder voor duurzame verstedelijking". Deze ladder sluit aan bij het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening.

Het onderhavige plan hoeft niet (nader) aan artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening getoetst te worden.

5.3 Cultuurhistorie en Archeologie

5.3.1 Wet- en regelgeving, en beleid

Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (het Verdrag van Valetta) is in 1992 ondertekend. Het verdrag is middels de Wet op de archeologische monumentenzorg, en de wijziging van de Monumentenwet daarmee, in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg is op 1 september 2007 in werking getreden. De doelstelling van deze wet, alsmede de Monumentenwet, is om zo veel mogelijk bodemschatten in de bodem te behouden, waardoor aantasting van het bodemarchief wordt voorkomen. Inmiddels is, per 1 juli 2016, de Monumentenwet (1988) vervangen door de Erfgoedwet.

Verder wordt met de genoemde aanpassing van de Monumentenwet dan wel de Erfgoedwet bevorderd dat in een zo vroeg mogelijk stadium van de ruimtelijke planontwikkeling rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Uitgangspunt is tevens dat bodemverstoorders zelf archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen betalen.

De genoemde Wet op de archeologische monumentenzorg (onderdeel van de Monumentenwet) legt de zorgplicht voor het archeologische erfgoed bij de gemeenten. De wet bepaalt, dat archeologie binnen het instrumentarium van de ruimtelijke ordening dient te worden meegewogen. De kern van de wetgeving, inmiddels de Erfgoedwet, is als volgt:

  • Het Rijk is verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen ingevolge de wet en dus voor de aanwijzing van archeologische rijksmonumenten.
  • De provincie kan archeologische attentiegebieden aanwijzen die moeten worden opgenomen in een bestemmingsplan van een gemeente, en de provincie kan verplichtingen opleggen bij ontgrondingen.
  • Het inbedden van archeologie in ruimtelijke projecten.
  • Het behouden en beschermen van waardevolle archeologie in de bodem.
  • Verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoring.
  • De bodemverstoorder betaalt de kosten van archeologisch onderzoek.

De gemeente heeft ten aanzien van het omgaan met archeologie veel beleidsruimte om belangenafwegingen te maken.

Gemeentelijk beleid

Het beleid van de gemeente Weesp met betrekking tot monumenten en de archeologie is opgenomen in twee documenten, namelijk de Erfgoedverordening Weesp 2011 en de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemeente Weesp (januari 2013).

5.3.2 Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waarde van het plangebied Laurentiushof en de Laurentiuskerk, en de omgeving, is reeds beschreven in paragraaf 2.4 van de Toelichting van dit bestemmingsplan. De (bouw)historische waarde van de kerk en de tuin zijn reeds beschreven in paragraaf 2.5 van de Toelichting van dit bestemmingsplan.

De (kerk)tuin van het Laurentiushof is weinig historisch waardevol. De historische waarde van de tuin vormt daarom geen belemmering voor de herontwikkeling van de tuin. Daarbij zal er bij de nieuwe inrichting van de tuinlocatie sprake zijn van een open karakter.

Bij de transformatie van de Laurentiuskerk wordt zeer sterk rekening gehouden met het historische karakter van de kerk. De cultuurhistorische waarde aan de buitenkant ofwel van de gevel van de kerk wordt niet of nauwelijks aangetast. Het plaatsen van een aantal deuren en het verplaatsen en/of vergroten van enkele ramen doet geen afbreuk aan de cultuurhistorische waarde van de kerk. Het karakter van de kerk blijft namelijk behouden. De wijzigingen in/aan de gevel zijn kleinschalig, zowel in aantal als in grootte, maar zijn wel benodigd om te kunnen voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit en met betrekking tot leefklimaat.

Met de transformatie van de Laurentiuskerk wordt voorkomen dat een cultuurhistorisch waardevol object beschadigd raakt, omdat de Laurentiuskerk bij de transformatie wordt gerestaureerd. Daarmee wordt dankzij het project juist de cultuurhistorische waarde behouden, en blijft het stadsgezicht intact en de historische waarde van de binnenstad van Weesp hetzelfde.

5.3.3 Archeologie

De huidige archeologische (verwachtings)waarde van het perceel met de Laurentiuskerk en het Laurentiushof is beschreven in paragraaf 2.4.2 van de Toelichting van dit bestemmingsplan. Voorafgaand aan de ontwikkeling van het gebied ten noorden en noordwesten van de kerk, ofwel het te ontwikkelen/bebouwen deel van het plangebied Laurentiushof, zal nader archeologisch onderzoek moeten worden verricht.

In het noordelijke deel van het plangebied bestaat een kans op de aanwezigheid van ongestoorde archeologische waarden, en dit deel een kent een hoge verwachtingswaarde. Het centrale en oostelijke deel van het plangebied heeft een middelhoge verwachtingswaarde.

De (middel)hoge archeologische verwachting ter plaatse van het te ontwikkelen/bebouwen deel van het plangebied Laurentiushof, vraagt om nader archeologisch onderzoek voorafgaand aan ontwikkeling van de drie woningen in de kerktuin. Zonder nader onderzoek moet de (middel)hoge archeologische verwachting gehandhaafd blijven, en kan er geen woningbouw plaatsvinden.

Bij de transformatie van de Laurentiuskerk is geen sprake van activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor de archeologie of de archeologische waarde van het plangebied. Bij het funderingsherstel van de kerk, dat ook benodigd is om de transformatie van de kerk mogelijk te maken, hebben er geen werkzaamheden plaatsgevonden die gevolgen hebben voor de archeologische waarde van het plangebied. Er is namelijk nauwelijks sprake geweest van graafwerkzaamheden en bovendien geen diepe graafwerkzaamheden.

Bij het aanleggen van de parkeerplaatsen ten behoeve van de nieuwe functies in de Laurentiuskerk vinden geen graafwerkzaamheden plaats die gevolgen kunnen hebben voor de archeologische waarde van het plangebied.

Voor meer informatie over de archeologische (verwachtings)waarde in het plangebied Laurentiushof en over archeologisch onderzoek wordt verwezen naar paragraaf 2.4.2 en het rapport van ADC ArcheoProjecten (bijlage 2 van de Toelichting van dit bestemmingsplan). Op grond van het huidige bestemmingsplan "Stedelijk Gebied" is (nader) archeologisch onderzoek benodigd bij graafwerkzaamheden dieper dan 50 centimeter én met een oppervlakte van meer dan 50 m2.

Voor de voorbereiding van een bestemmingsplan schrijft het gemeentelijk archeologisch beleid geen onderzoek naar de archeologisch (verwachting)waarde van een plangebied voor. Archeologisch onderzoek, indien van belang, kan in een later stadium plaatsvinden. Het bestemmingsplan geeft bepalingen met betrekking tot welke activiteiten er archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Hiermee is geborgd dat bij bodemverstoring (van enige omvang) met de (mogelijke) archeologische waarden rekening wordt gehouden.

5.4 Verkeer en Parkeren

5.4.1 Verkeersgroei

Het plan Laurentiushof (met de transformatie Laurentiuskerk) leidt tot verkeersgroei. De verkeersgeneratie bij de nieuwe functies is bepaald op basis van de kengetallen van het CROW. Hierbij is uitgegaan van de sterkste verkeersgroei per functie (zodat onderschatting wordt voorkomen), en van meer horeca en van kantoren met baliefunctie waardoor de verkeerstoename lichtelijk wordt overschat. De berekening van de verkeersgeneratie/-groei vanwege het plan Laurentiushof, en de verkeersintensiteiten in 2023/2027 zonder en met plan, staan in bijlage 1 van het rapport van DGMR (bijlage 6 van de Toelichting van dit bestemmingsplan). In het kader van de ontwikkeling van het plan Laurentiushof is door het bureau DGMR milieuonderzoek verricht, waarbij de verkeersintensiteiten zijn bepaald.

De berekende maximale verkeersgroei als gevolg van het plan Laurentiushof betreft 157 voertuigen per dag. De verkeersgroei verschilt per weg en is beperkt te noemen. Op basis van de vuistregel dat 10% van de verkeersintensiteit in een spitsuur aan de orde is, gaat het om ten hoogste 16 voertuigen per uur extra. Aangezien de toenames van de verkeersintensiteiten vanwege de nieuwe functies beperkt zijn, zal de verkeersgroei naar verwachting niet tot verkeersproblemen leiden.

5.4.2 Parkeren
5.4.2.1 Uitgangspunten parkeeronderzoek

De nieuwe functies in de kerk, door de transformatie van de Laurentiuskerk, en in de kerktuin, leiden tot een nieuwe parkeervraag. In het kader van de nieuwe functies, die zijn opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan Laurentiushof, is de parkeervraag, ofwel de behoefte aan parkeerplaatsen, bepaald. Hiertoe is een parkeeronderzoek verricht door het verkeersbureau Goudappel Coffeng, waarin ook een parkeerbalans is meegenomen. Tevens is door het bureau een ontwerp gemaakt voor de nieuwe parkeerplaatsen die ten behoeve van de aanvullende parkeervraag zullen worden gerealiseerd.

De notitie van het parkeeronderzoek van Goudappel Coffeng van 17 juli 2017 is opgenomen als bijlage 5 van de Toelichting van dit bestemmingsplan.

Bij het opstellen van een parkeerbalans wordt de parkeervraag van een ontwikkeling afgezet tegen het parkeeraanbod. De parkeervraag wordt berekend door de omvang van elke functie te vermenigvuldigen met de bijbehorende parkeernorm (het aantal benodigde parkeerplaatsen per functie-eenheid).

De gemeente Weesp heeft in de Parkeernota Weesp 2007 parkeernormen vastgelegd. Daar waar een functie niet wordt benoemd in de parkeernota worden de kencijfers van het CROW gehanteerd (afkomstig uit de CROW publicatie 317 'Kencijfers voor parkeren en verkeersgeneratie' van oktober 2012). Niet elke functie genereert echter op alle momenten van de week een even grote parkeervraag. Een goed voorbeeld hiervan is dat bewoners op doordeweekse dagen overdag niet allemaal thuis zijn en daarom geen gebruik maken van de parkeervoorzieningen. Een restaurant of café trekt 's avonds en in het weekend meer bezoekers dan op bijvoorbeeld een werkdagmiddag. Door toepassing van aanwezigheidspercentages wordt rekening gehouden met dit effect. Tevens kunnen de parkeerplaatsen door verschillende parkeerders gebruikt worden, dit betreft het dubbelgebruik van parkeerplaatsen. Ook hiermee wordt met behulp van de aanwezigheidspercentages rekening gehouden.

Voor het bepalen van de parkeerbalans wordt naar de bestaande situatie en de toekomstige situatie gekeken. In de notitie van Goudappel Coffeng zijn opgenomen:

  • het functieprogramma in de huidige situatie en de bijbehorende kencijfers (tabel 2.1 notitie);
  • de aanwezigheidspercentages van de verschillende bestaande functies (tabel 2.2 notitie);
  • de parkeervraag in de huidige situatie (tabel 2.3 en 2.4 notitie);
  • het functieprogramma in de toekomstige situatie en de bijbehorende kencijfers (tabel 3.1 notitie);
  • de aanwezigheidspercentages van de verschillende toekomstige functies (tabel 3.2 notitie);
  • de toekomstige parkeervraag, in twee fases (tabel 3.3 en 3.4 notitie).

5.4.2.2 Parkeernormen

Bij het plan Laurentiushof zijn parkeernormen op basis van maatwerk bepaald. De gemeente Weesp heeft in de Parkeernota Weesp 2007 parkeernormen vastgelegd. De parkeernormen bij de parkeernota zijn ten dele van toepassing. Bij de stedenbouwkundige kaders herontwikkeling Laurentiuskerk (Laurentiushof) is voor de nieuwe woningen in de kerk en kerktuin de parkeernorm vastgesteld. Verder worden voor een functie die niet wordt benoemd in de gemeentelijke parkeernota de kencijfers van het CROW gehanteerd (afkomstig uit de CROW publicatie 317 'Kencijfers voor parkeren en verkeersgeneratie' van oktober 2012).

De volgende parkeernormen zijn, in dit bestemmingsplan Laurentiushof, van toepassing:

  • woningen kerktuin: 2 parkeerplaatsen per woning;
  • woningen kerk: 2 parkeerplaatsen per woning;
  • horeca, zijnde café: 5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
  • kantoor, zonder baliefunctie: 1,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
  • yoga: 1,4 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
  • bed & breakfast: 0,8 parkeerplaatsen per slaapkamer;
  • bierbrouwerij en jeneverstokerij/destilleerderij: 0,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
  • cultuur en ontspanning: 1,4 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
  • detailhandel: 3,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte.

5.4.2.3 Parkeervraag

De parkeervraag waarin met parkeerplaatsen moet worden voorzien wordt bepaald op basis van het drukste moment van de week. Voor het plan Laurentiushof is het maatgevende parkeervraagmoment de zaterdagavond. Uit de parkeervraaganalyse volgt dat met betrekking tot het Laurentiushof als geheel er in de toekomstige situatie op de zaterdagavonden ten hoogste vraag zal zijn naar 28 parkeerplaatsen. In deze parkeervraag is de pastorie inbegrepen. Bij het bepalen van de benodigde parkeerruimte wordt de totale nieuwe parkeervraag vergeleken met de huidige parkeervraag. Uit de parkeervraaganalyse volgt dat met betrekking tot het Laurentiushof als geheel er op de zaterdagavond een huidige parkeervraag is van 5 parkeerplaatsen. De toekomstige parkeervraag met betrekking tot het Laurentiushof is daarmee 23 parkeerplaatsen. Om een goede parkeersituatie te bewerkstelligen dienen er bij het plan Laurentiushof 23 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd dan wel beschikbaar te zijn.

De hoogste toekomstige parkeervraag op de zaterdagavonden komt tot stand door de bezoekers van het nieuwe café in het kerkgebouw in combinatie met de nieuwe woningen in het Laurentiushof.

De functies cultuur en ontspanning (eventueel in de plaats van kantoor) en detailhandel zijn niet meegenomen in het parkeeronderzoek, maar hebben geen invloed op de maatgevende parkeervraag, vanwege het dubbelgebruik, de lage parkeernorm voor cultuur en ontspanning en de beperkte omvang.

5.4.2.4 Parkeeraanbod en -balans

Bij het plan Laurentiushof zal ten behoeve van de nieuwe functies worden voorzien in 25 parkeerplaatsen. Daarmee worden er bij het plan Laurentiushof voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd om in de parkeervraag vanwege het onderhavige plan te voorzien. Van de 25 parkeerplaatsen worden er 10 parkeerplaatsen aan de Blomstraat dan wel Het Binnenhof (de zijstraat van de Blomstraat nabij de kerk), in de openbare ruimte, gerealiseerd. Deze 10 parkeerplaatsen zijn bedoeld voor de bezoekers en het personeel van het café, de yogaschoool, de bed & breakfast en de kantoren, en zijn openbaar toegankelijk en te bereiken via de Blomstraat vanaf de Herengracht.

In het kerkgebouw worden 6 parkeerplaatsen gecreëerd; die parkeerplaatsen kunnen via (de ingang aan) de Blomstraat worden bereikt. De parkeerplaatsen in de kerk zijn bedoeld voor de twee woningen in de kerk (oftewel 2 x 2 = 4 parkeerplaatsen), en de overige 2 parkeerplaatsen voor het personeel van het café, de yogaschool of de kantoren.

Bij de ontwikkeling van de drie woningen in de kerktuin worden er 9 parkeerplaatsen in de kerktuin gerealiseerd. Van de 9 parkeerplaatsen zijn 6 parkeerplaatsen bedoeld voor de bewoners van de drie nieuwe vrijstaande woningen, en hun bezoek, en zijn 3 parkeerplaatsen in de openbare ruimte bedoeld voor de bezoekers van het café, de yogaschool, de bed & breakfast en de kantoren. Daarnaast is er nog een parkeerplaats voor het personeel van het café, de yogaschool of de kantoren beschikbaar in de parkeergarage Weespergilde.

Naast de vereiste parkeerplaatsen conform de notitie van Goudappel Coffeng, van 17 juli 2017, is er overeengekomen dat er nog 4 extra parkeerplaatsen in de parkeergarage Weespergilde beschikbaar worden gesteld aan het personeel van het café, de yogaschool en/of de kantoren. Deze 4 aanvullende parkeerplaatsen, en daarmee in totaal 5 parkeerplaatsen in de parkeergarage Weespergilde, zijn tevens opgenomen in de omgevingsvergunning transformatie Laurentiuskerk.

Op afbeelding 5.4 zijn de 19 parkeerplaatsen voor de nieuwe functies in het Laurentiushof weergegeven. De 6 parkeerplaatsen in het kerkgebouw zijn niet weergegeven op afbeelding 5.4.

Afbeelding 5.4 Parkeerplaatsen Laurentiushof nabij de kerk, exclusief 6 parkeerplaatsen in de kerk

afbeelding "i_NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01_0009.png"

Uit het parkeeronderzoek en het aantal nieuwe parkeerplaatsen blijkt dat er sprake is van een neutrale parkeerbalans. Tegenover de in totaal 23 benodigde parkeerplaatsen voor het nieuwe Laurentiushof staan de bij het plan Laurentiushof opgenomen 30 parkeerplaatsen (exclusief pastorie).

Van de 30 parkeerplaatsen bevinden 25 zich in het plangebied. De pastorie is niet opgenomen in dit bestemmingsplan. De andere 5 parkeerplaatsen buiten het plangebied bevinden zich in de parkeergarage van Weespergilde en worden gehuurd/gekocht.

5.4.3 Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor het realiseren van het plan Laurentiushof, waaronder de transformatie van de Laurentiuskerk. Het extra verkeer vanwege de nieuwe functies in het kerkgebouw en de kerktuin is beperkt en leidt niet tot knelpunten. Er worden voor de nieuwe functies voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd, vlakbij de nieuwe functies.

5.5 Bedrijven & Milieuzonering

5.5.1 Algemeen

Voor de ontwikkeling van het plan Laurentiushof is het van belang om zowel het effect op de omgeving inzichtelijk te maken als de invloed van de omgeving op de milieugevoelige bestemmingen vast te stellen. Op basis van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” kan voor een aantal milieuaspecten worden bepaald of nader onderzoek benodigd is. In de VNG-publicatie staat voor verschillende bedrijven en functies aangegeven of geluid, stof, geur en veiligheid moeten worden onderzocht, op basis van de afstand tot de milieugevoelige bestemmingen. Als wordt voldaan aan de richtafstanden, kan op basis van de VNG-publicatie worden vastgesteld dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening en geen nader onderzoek benodigd is. Als niet wordt voldaan aan de richtafstanden wordt een nadere analyse of een onderzoek uitgevoerd.

In het kader van de ontwikkeling van het plan Laurentiushof is door het bureau DGMR met betrekking tot de milieuaspecten onderzoek verricht naar de inpasbaarheid van de beoogde nieuwe functies, op basis van onder meer de richtafstanden van de VNG. Het rapport van het milieuonderzoek van DGMR van 16 december 2016 is opgenomen als bijlage 6 van de Toelichting van dit bestemmingsplan.

5.5.2 Beoordelingskader

Met behulp van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” wordt bepaald voor welke milieuaspecten het plan Laurentiushof inpasbaar is en welke onderdelen nader moeten worden onderzocht. Het onderzoek naar de invloed van de diverse functies in relatie tot de omgeving bestaat uit de invloed die het plan heeft op de omgeving en het effect van de omgeving op de milieugevoelige bestemmingen die met het plan kunnen worden gerealiseerd of al op basis van de omgevingsvergunning transformatie Laurentiuskerk (kunnen) worden gerealiseerd.

Omgevingstype en richtafstanden

De beoordeling van de invloed van de milieufuncties is afhankelijk van het omgevingstype. In de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” wordt een onderscheid gemaakt tussen een rustig omgevingstype (rustige woonwijken en buitengebied) en een gemengd gebied. In het onderzoek van DGMR is uitgegaan van het omgevingstype 'gemengd gebied', omdat er in de omgeving van het Laurentiushof sprake is van een combinatie van bedrijven/horeca en woningen.

In de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” wordt de onderzoekplicht vastgesteld op basis van richtafstanden. De richtafstand geeft per milieuaspect aan binnen welke straal van milieugevoelige functies er nader onderzoek moet worden uitgevoerd. Voor beide omgevingstypen gelden verschillende afstanden. De richtafstanden zijn niet bindend, maar geven een goede indicatie naar de inpasbaarheid van verschillende functies.

De nieuwe functies van de Laurentiuskerk, opgenomen in het plan Laurentiushof, zijn een horeca-inrichting, een bierbrouwerij/jeneverstokerij, kantoren en een logiesfunctie. Daarnaast staat er in de omgeving van het plangebied Laurentiushof een school. Voor deze functies staan op basis van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” de richtafstanden voor een gemengd gebied weergegeven in tabel 5.4A.

Tabel 5.4A Richtafstanden gemengd gebied VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”

Functie   SBI-2008
code  
Milieu-
categorie  
Geur
(m)  
Stof
(m)  
Geluid
(m)  
Gevaar
(m)  
Café/Bar   563   1   0   0   0   0  
Bierbrouwerij   1105   4.2   200   10   50   30  
Jeneverstokerij/Destilleerderij   1591   4.1   100   30   30   20  
Restaurant   561   1   0   0   0   0  
Kantoor   63   1   0   0   0   0  
School   8531   2   0   0   10   0  
Hotel   5510   1   0   0   0   0  

De afstanden weergegeven in tabel 5.4A zijn de omgerekende afstanden voor het omgevingstype gemengd gebied, conform de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”. In de overzichtstabel in bijlage 1 van de publicatie staan de richtafstanden voor een rustige woonwijk, die op basis van de gegevens in paragraaf 4.4 en bijlage 4 van de publicatie voor bepaalde functies kunnen worden verlaagd.

Functiemenging en richtafstanden

Naast richtafstanden staat in de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” een overzicht van milieubelastende functies die met milieugevoelige functies kunnen worden gecombineerd. In de publicatie wordt dit functiemenging genoemd. De milieubelastende functies zijn ingedeeld in een categorie. In onderstaande tabel 5.4B staat voor de functies in het plan de categorie voor functiemenging uit de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” weergegeven.

Tabel 5.4B Categorie indeling functiemenging VNG

Functie   SBI-2008   Categorie  
Café/Bar   563   A  
Bierbrouwerij   1105   n.v.t.  
Jeneverstokerij/Destilleerderij   1591   n.v.t.  
Restaurant   561   A  
School   8531   A  
Hotel   5510   A  

In de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” wordt per categorie aangegeven welke aanvullende voorzieningen bij functiemenging met milieugevoelige bestemmingen getroffen moeten worden. Categorie 'A' activiteiten kunnen zonder aanvullende voorzieningen worden uitgevoerd.

Bierbrouwerij/Jeneverstokerij

Een bierbrouwerij/jeneverstokerij is in de VNG-publicatie ingedeeld in milieucategorie 4.2/4.1, waardoor functiemenging niet mogelijk is en alle milieuaspecten nader moeten worden onderzocht. Aangezien de betreffende brouwerij/stokerij, als onderdeel van het plan Laurentiushof, een zeer beperkte intensiteit en omvang heeft, is het niet reëel om deze aan het beoordelingskader uit de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” te toetsen. De schaal, het risico en de milieubelasting van de brouwerij/stokerij in het plan, zijn niet te vergelijken met een bedrijf dat gericht is op de productie van grote hoeveelheden zoals gebruikelijk. Daarom is voor de beoordeling van de inpasbaarheid van de brouwerij/stokerij een nadere kwalitatieve analyse van de milieubelasting op de omgeving gemaakt. Deze analyse en onderbouwing is uitgewerkt in het rapport van DGMR en in de paragrafen 5.6, 5.7 en 5.8 van de Toelichting van dit bestemmingsplan.

5.5.3 Verricht onderzoek / Kwalitatieve analyse situatie bedrijven

Uitgangspunten

De dichtstbijzijnde woningen staan op ongeveer 6 meter van de Laurentiuskerk, aan de oostelijke kant van de kerk. De afstand van het terrein van de Jozefschool tot de dichtstbijzijnde nieuwe woning is 19 meter. De dichtstbijzijnde bedrijven (Kapsalon Kalle hairfashion, Studio Blom Kinderfeestjes, Theater City of Wesopa, Grandcafé 't Heertje en Café Toeters en Bellen) liggen op een relatief grote afstand van het plangebied Laurentiushof of hebben een beperkte milieubelasting, waardoor deze niet zijn opgenomen in het onderzoek van DGMR.

Jozefschool

De Jozefschool voldoet aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”. De kortste richtafstand is 10 meter, terwijl het schoolgebouw op 19 meter van de dichtstbijzijnde gevel van een nieuwe woning ligt. Het geluid wordt bij een basisschool voornamelijk veroorzaakt door kinderen die buiten spelen. De speelplaats van de school ligt aan de oostzijde van het schoolgebouw, waardoor deze deels van het plangebied Laurentiushof wordt afgeschermd. Daarnaast is de afstand tot het speelterrein ongeveer 25 meter. In deze situatie kan vanwege de afschermende werking en de afstand tot het speelplein van het schoolgebouw worden geconcludeerd dat voor de nieuw te realiseren woningen in het plangebied geen sprake is van hinder. Een gedetailleerd onderzoek naar de geluidsbelasting vanwege de school is daarom niet benodigd.

Horecagelegenheid, kantoren en B&B in de Laurentiuskerk

Voor de horeca-inrichting, de kantoren (bedrijfsruimtes) en de overnachtingsgelegenheid (bed & breakfast) wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” voor een gemengd gebied, waardoor deze inpasbaar zijn op de onderzochte locatie. Daarnaast zijn deze functies op basis van bijlage 4 (functiemenging) te combineren met milieugevoelige bestemmingen. Daarmee is voor deze onderdelen sprake van een goede ruimtelijke ordening, ook als deze gecombineerd met woningen in de Laurentiuskerk worden gerealiseerd.

Bij de omgevingsvergunning transformatie Laurentiuskerk is vastgesteld welke afscheidende bouwkundige voorzieningen benodigd zijn. Met de bouwkundige voorzieningen zal er sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat in de woningen in de kerk. Bij het bepalen van de bouwkundige voorzieningen is uiteraard ook gekeken naar de bierbrouwerij en jeneverstokerij in de kerk.

Bierbrouwerij en jeneverstokerij in de Laurentiuskerk

Op ongeveer 6 meter van de kerk, waarin de bierbrouwerij en jeneverstokerij worden gerealiseerd, liggen de dichtstbijzijnde bestaande woningen. Daardoor wordt voor de functie brouwerij/stokerij niet voldaan aan de richtafstanden van de diverse milieuaspecten. Aangezien het slechts om een zeer kleine brouwerij/stokerij gaat, is hiervoor door DGMR een kwalitatieve onderbouwing van de inpasbaarheid gemaakt.

Geur

De geuremissie wordt bij een brouwerij/stokerij veroorzaakt door de uitstoot van dampen tijdens het productieproces. Bij de ambachtelijke brouwerij/stokerij in de Laurentiuskerk wordt geuremissie voorkomen doordat tijdens het productieproces de geur in combinatie met damp geforceerd wordt afgevoerd met een ventilator. De damp met eventuele geurcomponenten wordt gecondenseerd. Het condens wordt vervolgens via het vuilwaterriool afgevoerd. Emissie van dampen naar de buitenlucht met een geurconcentratie komt daarom niet voor, omdat alleen gecondenseerd water zonder geur wordt uitgestoten.

Bij kleine brouwerijen moet en kan de geurconcentratie op immissieniveau worden beperkt door het toepassen van maatregelen volgens de stand der techniek, via 'good housekeeping' en door het gesloten houden van installaties en productieruimten. Ten aanzien van de dampen die ontstaan bij het brouwproces zal een ventilatiesysteem worden geplaatst waarbij de damp hoog in het gebouw naar buiten zal worden afgevoerd.

Geluid

De brouw- en stokerijactiviteiten in de horecagelegenheid in het kerkgebouw beperken zich tot het beslag maken en het vergisten van bier. De installatie bestaat uit een aantal pompen, twee aandrijfmotoren en een stoomgenerator ter grote van een CV-installatie. Deze zijn inpandig opgesteld en hebben een bronvermogen van ongeveer 40 dB. Aangezien de gevelwering minimaal 20 dB zal zijn, zullen deze installaties daardoor in de omgeving niet te horen zijn. Naast het brouwen van bier en stoken van jenever vinden geen andere activiteiten plaats die een relevante geluidsuitstraling naar de omgeving kunnen veroorzaken.

Voor de inpandige functiemenging, met de woningen in de Laurentiuskerk, is in een aanvullend onderzoek naar de inpandige geluidsoverdracht aangetoond dat er geen overlast vanwege de brouwerij/stokerij ontstaat. Daarbij is beschouwd welke bouwkundige voorzieningen nodig zijn, om overdracht van geluid van de brouwerij/stokerij te beperken. Ten aanzien van het brouwproces zijn geen bouwkundige/-fysische voorzieningen ten behoeve van de woningen nodig. In het kader van het brouwcafé wordt er isolatie aangebracht, zodat er in de woningen in de kerk en in de omgeving geen sprake is van geluidhinder.

Stof

Vanwege de beperkte capaciteit en intensiteit van de bierbrouwerij en jeneverstokerij zal geen stofoverlast naar de omgeving ontstaan. Uit de luchtinstallatie wordt alleen damp uitgestoten. De hoeveelheden grondstoffen die worden aan- en afgevoerd zijn zo klein, dat hierbij geen relevante stofemissie vrijkomt.

Externe veiligheid (Gevaar)

In paragraaf 5.5 van het rapport van DGMR is een analyse gemaakt over de externe veiligheid, waarin ook de bronnen van het plan/project voor de Laurentiuskerk zijn betrokken. Het aspect externe veiligheid wordt in paragraaf 5.11 van de Toelichting van dit bestemmingsplan beschreven.

Conclusie brouwerij en horeca/brouwcafé

Met de bouwkundige voorzieningen zal er sprake zijn van een goed woon-, werk- en leefklimaat in de kerk.

5.6 Geluid(hinder)

5.6.1 Algemeen

Als een gemeente via een bestemmingsplan (de bouw van) nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk maakt, is sprake van een 'nieuwe situatie' in de zin van de Wet geluidhinder. In het kader van de realisatie van woningen in het plangebied Laurentiushof, namelijk in de Laurentiuskerk, de kerktuin en de pastorie, is door het bureau DGMR een akoestisch onderzoek verricht. In het Laurentiushof worden de volgende woningen gerealiseerd dan wel worden deze woningen mogelijk gemaakt met het onderhavige bestemmingsplan:

  • Laurentiuskerk: twee woningen (reeds vergund).
  • kerktuin: drie woningen.

Het akoestisch onderzoek heeft betrekking op de geluidsbelasting vanwege wegverkeer en spoorwegverkeer. Aangezien kwalitatief is vastgesteld dat de geluidsbelasting vanwege de bestaande en nieuwe bedrijven beperkt is (zie paragraaf 5.5), is er geen onderzoek verricht naar de geluidsbelasting vanwege de bedrijven.

Het rapport van het milieuonderzoek, inclusief het akoestisch onderzoek, van DGMR van 16 december 2016 is opgenomen als bijlage 6 van de Toelichting van dit bestemmingsplan.

In het kader van het voorgenomen terras aan de voorzijde van de Laurentiuskerk, aan de Herengracht, is een akoestisch onderzoek verricht door DGMR. Het terras behoort bij het café, dat momenteel wordt gerealiseerd, in het kerkgebouw. Het geluid vanwege personen op het terras is in het kader van de goede ruimtelijke ordening onderzocht. Het rapport van het akoestisch onderzoek inzake het terras, van DGMR van 26 juli 2018, is opgenomen als bijlage 7 van de Toelichting van dit bestemmingsplan.

5.6.2 Wet- en regelgeving, en beleid

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat het wettelijk kader voor de toegestane geluidsbelasting van een weg, spoorweg en industrieterrein bij geluidsgevoelige bestemmingen. Voor geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, die liggen binnen de geluidszone van een geluidsbron dient de geluidsbelasting vanwege de bron te worden onderzocht en beoordeeld. In zijn algemeenheid stellen de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder eisen aan de maximaal toegestane geluidsbelasting als de geluidsgevoelige bestemming in de geluidszone van de bron is geprojecteerd. Daarnaast bevat de wet- en regelgeving een bandbreedte waartussen hogere waarden nodig zijn. De bandbreedte wordt (ten aanzien van te realiseren nieuwe woningen) begrensd door de onderstaande waarden, in tabel 5.6A.

Tabel 5.6A Grenswaarden geluidsbelasting op de gevel van woningen

  Voorkeurs-
grenswaarde  
Maximale grens-/ ontheffingswaarde  
Wegverkeer, binnenstedelijk   48 dB   63 dB  
Wegverkeer, buitenstedelijk   48 dB   53 dB  
Spoorwegverkeer   55 dB   68 dB  
Industrieterrein   50 dB(A)   55 dB(A)  

Een waarde boven de voorkeursgrenswaarde is onder voorwaarden aanvaardbaar. Een hogere geluidsbelasting op de gevel dan de maximale ontheffingswaarde is slechts mogelijk als deze gevel 'doof' wordt uitgevoerd of deze gevel wordt afgeschermd van het geluid van de bron (middels een vliesgevel). Indien de geluidsbelasting op de gevel hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en lager dan de maximale ontheffingswaarde, dan kan ontheffing (een hogere waarde) worden aangevraagd.

De hogere waarden (kunnen) worden verleend door burgemeester en wethouders van de gemeente.

Een aantal wegen kennen geen wettelijke geluidszone, namelijk wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/u geldt. Voor deze wegen dient in het kader van de goede ruimtelijke ordening wel de geluidsbelasting te worden beschouwd.

Terras

Ten aanzien van het terras, dat is te beschouwen als een horeca-inrichting, is de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” van toepassing. Deze publicatie wordt algemeen toegepast voor het beoordelen van de invloed van bedrijven en andere milieubelastende functies bij planologische procedures.

In bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering wordt een stappenplan omschreven om het milieuaspect geluid te beoordelen.

5.6.3 Uitgangspunten akoestisch onderzoek

Geluidsgevoelige functies in het plan Laurentiushof zijn de woningen. Deze woningen liggen binnen de geluidszones van de wegen Stationsweg en Herensingel en de spoorlijn Amsterdam – Almere/Amersfoort (gelegen ten (noord)oosten van het plangebied). Verder liggen er een aantal 30 km/u wegen nabij het plangebied Laurentiushof; deze wegen zijn in het kader van de goede ruimtelijke ordening meegenomen in het akoestisch onderzoek. Het dichterbij gelegen deel van de Stationsweg is een 30 km/u weg, en verderop betreft het een 50 km/u weg. Voor de wegen Herensingel en Stationsweg en het spoorwegverkeer is onderzocht of wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden ofwel dat hogere (grens)waarden benodigd zijn.

De verwachting was dat het plan Laurentiushof, of in elk geval de transformatie Laurentiuskerk, in 2017 zou worden gerealiseerd. Het peiljaar voor het akoestisch onderzoek is daarom 2027.

De gemeente Weesp heeft de verkeersgegevens voor de autonome ontwikkeling situatie aangeleverd. De etmaalintensiteiten zijn bepaald op basis van het verkeersmodel met het peiljaar 2023, waarin het werkdaggemiddelde is weergegeven. Deze waarden zijn omgerekend naar het weekdaggemiddelde voor 2027. Voor de algemene toename van de verkeersintensiteit is een verkeersgroei van 1% per jaar aangehouden.

Het plan Laurentiushof (waaronder de transformatie Laurentiuskerk) leidt tot verkeersgroei. De verkeersgeneratie van, ofwel de verkeersintensiteiten bij, de nieuwe functies zijn bepaald op basis van de kengetallen van het CROW. Hierbij is uitgegaan van worst-case aannames. De verkeersintensiteiten zijn weergegeven in bijlage 1 van het rapport van DGMR.

De spoorlijn Amsterdam – Almere/Amersfoort ligt op circa 370 meter van het plangebied. De gegevens van de spoorlijn zijn afkomstig van het geluidregister van ProRail.

Terras

Het geluid vanwege het terras wordt beoordeeld aan de hand van het stappenplan in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.

In de VNG-publicatie is een terras niet opgenomen als aparte milieubelastende functie. Voor de beoordeling van de functiemenging en richtafstand is daarom uitgegaan van de horecafunctie café, omdat veel cafés een bijbehorend terras hebben en het terras waarop het onderzoek gericht is, behoort bij een café.

In bijlage 1 en 4 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering is een café aangemerkt als categorie A (SBI-2008: 563), met een richtafstand van 10 meter voor geluid voor een rustige woonwijk en van 0 meter voor een gemengd gebied. Categorie-A bedrijven kunnen gecombineerd worden met milieugevoelige functies.

Ondanks dat een café (met bijbehorend terras) op basis van de VNG-publicatie staat aangegeven als een functie die in één gebied met woningen kan worden ontwikkeld en voldaan wordt aan de richtafstand voor een gemengd gebied, is onderzocht wat het effect is van het terras op de woningen in de omgeving. Op basis van de uitkomsten van de berekening kan worden bepaald of sprake is van een goede ruimtelijke ordening, of dat mogelijk maatregelen nodig zijn.

Voor het vaststellen van de geluidsbelasting van het café met terras is uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. Het terras is geopend van 10:00 uur tot 23:00 uur. Dit is 9 uur in de dagperiode en 4 uur in de avondperiode. Het terras biedt ruimte voor 60 tot 75 zitplaatsen. In het onderzoek is uitgegaan van een volledige bezetting van het terras.

Het terras is onderdeel van het café. Op het terras zal geen muziekgeluid hoorbaar zijn vanuit het café, of via speakers op het terras. Daarnaast heeft het café geen geluidsbronnen die een relevant geluidsniveau veroorzaken bij de woningen in de omgeving. Het stemgeluid is daarom de enige relevante geluidsbron voor het akoestisch onderzoek inzake het terras.

Bedrijfssituatie met betrekking tot Activiteitenbesluit milieubeheer

Naast het stemgeluid op het onoverdekte en onverwarmde terras heeft het café geen installaties of uitstralende geveldelen die een relevant geluidsniveau op de woningen in de omgeving veroorzaken. Aangezien voor de beoordeling op basis van het Activiteitenbesluit stemgeluid op een onoverdekt en onverwarmd terras wordt uitgesloten, voldoet het café met bijbehorend terras voor het aspect geluid aan de eisen uit het Activiteitenbesluit.

Brongegevens

Het bronvermogen van het stemgeluid is bepaald op basis van het artikel in Journaal Geluid “Het menselijk stemgeluid (2)” (M.J. Tennekes, december 2009, nr. 10). In het artikel zijn bronvermogens van stemgeluid op basis van verschillende vormen van het gebruik van de stem weergegeven. Het bronvermogen is in het artikel opgedeeld in negen stappen. Het laagste niveau is normaal spreken en het hoogste niveau is zeer luid schreeuwen.

In het akoestisch onderzoek is voor het bronvermogen van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau uitgegaan van 65 dB(A), wat gebaseerd is op het niveau van een normaal pratend mens. Dit bronvermogen is passend voor het stemgebruik dat valt te verwachten voor een terras dat aan de rand van het centrum ligt en behoort bij een grandcafé. Voor het spectrum wordt uitgegaan van het gemiddelde van luidsprekende vrouwen en mannen, zoals dat in de publicatie is opgenomen. In het onderzoek is ervan uitgegaan dat de helft van de mensen gelijktijdig spreekt.

De maximale geluidsniveaus (piekniveaus) zijn op basis van drie scenario’s inzichtelijk gemaakt. De piekgeluiden zijn in beeld gebracht voor het bronvermogen van een luid sprekend persoon 81 dB(A), een normaal roepend persoon 86 dB(A) en voor een zeer luid schreeuwend persoon 115 dB(A). Deze piekgeluiden zijn 5 à 6 dB hoger dan het equivalente niveau voor een luid sprekend, normaal roepende of zeer luid schreeuwend persoon, zoals in het artikel over stemgeluid staat beschreven. Het maximale geluidsniveau van een zeer luid schreeuwend persoon is de worst-case benadering van piekniveaus van stemgeluid van een terras. In het onderzoek is ervan uitgegaan dat het piekniveau door één persoon op een bepaalde locatie wordt veroorzaakt.

5.6.4 Geluidsbelastingen / Resultaten akoestisch onderzoeken
5.6.4.1 Geluidsbelasting vanwege verkeer

De berekende geluidsbelastingen zijn afkomstig uit het milieu-onderzoek rapport van DGMR "Onderzoeken herbestemming Laurentiuskerk en ontwikkeling woningen kerktuin, Weesp", van 16 december 2016.

Wegverkeer

In de toekomstige situatie bedraagt de berekende geluidsbelasting, inclusief de aftrek van 5 dB conform artikel 110g Wgh, op de nieuwe woningen maximaal 54 dB.

De hoogste geluidsbelastingen vanwege het verkeer op de 30 km/u wegen zijn 51, 52, 53 en 54 dB, en doen zich voor op de oost- en zuidgevel van de kerk (maximaal 52 dB en respectievelijk 53 dB), de zuid- en westgevel van de pastorie (maximaal 52 dB respectievelijk 54 dB) en de westgevel van de woning in de kerktuin die langs de Kerklaan ligt (maximaal 52 dB). De geluidsbelastingen zijn op de gevels van de woningen in de kerk veelal aanzienlijk lager (zie bijlage 3.1 van het rapport van DGMR).

De voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder wordt door het verkeer op de Herensingel en Stationsweg bij lange na niet overschreden. De hoogste geluidsbelasting op de nieuwe woningen vanwege de Herensingel en Stationsweg is 32 dB (zie bijlage 3.1 van het rapport van DGMR).

Spoorwegverkeer

In de toekomstige situatie ligt de berekende geluidsbelasting op de nieuwe woningen ruim onder de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. De hoogste geluidsbelasting vanwege het treinverkeer is ongeveer 48 dB.

5.6.4.2 Geluidsbelasting vanwege nieuw terras Laurentiuskerk

De berekende geluidsbelastingen zijn afkomstig uit het akoestisch onderzoek rapport van DGMR "Akoestisch onderzoek terras Laurentiuskerk", van 26 juli 2018.

Gemiddelde geluidsbelasting vanwege het terras

In tabel 5.6B staan de resultaten van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau weergegeven, ten opzichte van de streefwaarden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. In bijlage 3 van het rapport van DGMR zijn de uitgebreide resultaten van alle toetspunten opgenomen.

Tabel 5.6B Geluidsbelasting terras: langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

afbeelding "i_NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01_0010.png"

Uit de resultaten blijkt dat de streefwaarde voor de langtijdgemiddelde geluidsbelasting voor de woning Herengracht 15 wordt overschreden in de avondperiode. Voor alle toetspunten van de woning in de Laurentiuskerk, aan de voorzijde, wordt de streefwaarde in de avondperiode overschreden.

Het berekende geluidsniveau voldoet voor de woning Herengracht 15 aan de maximaal toelaatbare waarden van 55 dB(A) in de dagperiode en 50 dB(A) in de avondperiode. Voor de woning aan de voorzijde van het kerkgebouw wordt de maximaal toelaatbare waarde met 1 dB in de avondperiode overschreden.

Piekgeluidsbelasting vanwege het terras

In tabel 5.6C staan de resultaten van het maximale geluidsniveau weergegeven, ten opzichte van de streefwaarden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Zowel het piekniveau voor luid sprekende, normaal roepende als voor zeer luid schreeuwende mensen is inzichtelijk gemaakt. In bijlage 3 van het rapport van DGMR zijn de uitgebreide resultaten van alle toetspunten opgenomen.

Tabel 5.6C Piekgeluidsbelasting terras: maximaal geluidsniveau

afbeelding "i_NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01_0011.png"

Uit de resultaten blijkt dat de streefwaarde voor het maximale geluidsniveau wordt overschreden voor zowel de woning aan de voorzijde van het kerkgebouw (binnen het plan) als woningen in de omgeving, bij het piekniveau van schreeuwende mensen, met maximaal 28 dB. Indien mensen op het terras luid spreken of normaal roepen, dan voldoen de piekniveaus aan de streefwaarde in de avondperiode. Bij normaal roepen is het hoogst berekende piekniveau in de avondperiode 1 dB lager dan de streefwaarde van 65 dB(A). Aangezien het bronvermogen van luid roepende mensen 10 dB hoger is dan het bronvermogen van normaal roepende mensen, worden de streefwaarde en de maximaal toelaatbare waarde bij luid roepen overschreden.

5.6.5 Maatregelen, en afwegingen

Aangezien er voor de gezoneerde geluidsbronnen bij de woningen in het plan geen sprake is van overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarden, hoeven er geen maatregelen te worden onderzocht (in het kader van hogere waarden).

Gezien de relatief beperkte geluidsbelasting vanwege het 30 km/u wegverkeer, en de ligging van het plan in een oude binnenstad, is er geen aanleiding om bron- en overdrachtsmaatregelen te overwegen.

Met betrekking tot de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer, en de cumulatieve geluidsbelasting, zullen bouwkundige eigenschappen/maatregelen er naar verwachting voor zorgen dat de geluidsbelasting binnen de woningen voldoet aan de binnengrenswaarde van 33 dB.

In paragraaf 5.5.3 van dit bestemmingsplan zijn de maatregelen met betrekking tot de geluidsbelastingen vanwege de brouwerij en het brouwcafé in het kerkgebouw beschouwd.

Terras

Gemiddelde geluidsbelasting

Vanwege de berekende langtijdgemiddelde geluidsbelasting boven de streefwaarde, is onderzocht of het geluidsniveau bij de omliggende woningen met maatregelen kan worden verlaagd. Hiervoor is zowel beoordeeld of het geluidsniveau verminderd kan worden met een andere indeling van het terras als met een scherm.

Het effect van een scherm van 2 meter hoog langs de oost- en westrand van het terras is bepaald. Een hoger scherm zou voor een terras in deze omgeving niet passend zijn. Uit de resultaten van de berekening blijkt dat het scherm van 2 meter hoog zorgt voor een geluidsreductie op de begane grond van de nabijgelegen woningen van maximaal 9 dB. Op de eerste en tweede verdieping is de geluidsreductie voor de woningen in de omgeving maximaal 2 dB.

Met het plaatsen van schermen wordt voor de woningen in de omgeving niet voldaan aan de streefwaarde uit de VNG-publicatie, omdat het scherm nauwelijks voor een afname van het geluidsniveau zorgt op de eerste verdieping. De schermen zullen bovendien de hinder in de omgeving slechts beperkt verminderen, omdat de begane grond van de maatgevende woning Herengracht 15 niet als geluidsgevoelige ruimte gebruikt wordt.

Naast een schermmaatregel is ook een aangepaste indeling van het terras beschouwd. Aangezien aan alle zijden van het terras woningen liggen, leidt een aangepaste indeling niet of nauwelijks tot verlaging van het geluid voor de omgeving. Als het terras aan één zijde intensiever wordt gebruikt, neemt de hinder aan de ene zijde van het terras af, maar zal het geluid aan de andere kant toenemen.

Op basis van de beschreven resultaten worden de berekende langtijdgemiddelde geluidsniveaus voor de woningen binnen én buiten het plan(gebied) als aanvaardbaar beoordeeld. Het café en terras liggen in een levendige omgeving met diverse horecazaken met terras. Daarnaast is in de berekening uitgegaan van een worst-case situatie van volledige bezetting van het terras en het spreken van de helft van de mensen, waardoor het geluidsniveau in de praktijk over het algemeen lager zal zijn.

De berekende langtijdgemiddelde geluidsniveaus zijn op één toetspunt voor de woning aan de voorzijde van de Laurentiuskerk 1 dB hoger dan de toetswaarde. Voor deze woning binnen het plan is het berekende niveau van 51 dB(A) in de avondperiode aanvaardbaar, omdat binnen en bij het plan Laurentiushof sprake is van een gebied met functiemenging. Een horecazaak met bijbehorend terras kan daarbij in samenhang ontwikkeld worden met de woningen binnen het plan.

Daarnaast wordt de woning in de Laurentiuskerk nieuw gerealiseerd. De gevelwering van nieuwe woningen is vaak hoger dan 20 dB, waarin bij de normstelling vanuit wordt gegaan. Het binnenniveau zal daarom waarschijnlijk voldoen aan de norm.

Piekgeluidsbelasting

Om te voorkomen dat onaanvaardbare piekgeluiden in de omgeving ontstaan, kan aan het terras in de terrasvergunning het voorschrift worden verbonden dat luid roepen en schreeuwen niet wordt toegestaan. Op het terras is maximaal normaal roepen met een piekbronvermogen van 86 dB(A) mogelijk zonder de grenswaarden voor piekgeluiden te overschrijden. De bedrijfsleider van het café dient zijn personeel te instrueren dat luid roepen en schreeuwen op het terras niet is toegestaan. Het personeel van het café dient erop toe te zien dat deze regel wordt nageleefd. Met toepassing van deze maatregel voldoen de piekniveaus aan de normen voor piekgeluiden in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.

5.6.6 Conclusie

Voor de geluidsbelasting vanwege zowel het wegverkeer op de wegen met een geluidszone als het spoorwegverkeer wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder. Ten aanzien van de geluidsbelasting vanwege de 30 km/u wegen kan gesteld worden dat de hogere geluidsbelastingen slechts ten dele bij de woningen in de kerk aan de orde zijn.

Er hoeven geen hogere (grens)waarden c.q. ontheffingen te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag. Omdat er geen sprake is van hogere waarden, hoeft er in het kader van de Wet geluidhinder ook geen maatregelen afweging plaats te vinden.

De geluidsbelasting vanwege verkeer vormt geen belemmering voor het plan Laurentiushof.

In paragraaf 5.5.3 van dit bestemmingsplan is aangetoond dat de geluidsbelastingen vanwege de brouwerij en het café, in combinatie met isolatie, eveneens geen belemmering zijn voor de transformatie Laurentiuskerk, het Laurentiushof en de omgeving.

De geluidsbelastingen vanwege het terras vormen geen belemmering voor het plan Laurentiushof. In de paragrafen 5.6.4.2 en 5.6.5 van dit bestemmingsplan is aangetoond dat de geluidsbelastingen vanwege het terras aanvaardbaar zijn. Voor de piekgeluiden geldt dat deze aanvaardbaar zijn zolang het maximale stemgeluid zich beperkt tot normaal roepen ofwel 86 dB(A). In dat kader geldt als maatregel dat moet worden opgelegd dat het café de bezoekers instrueert om geen stemgeluid te maken dat luider is dan normaal roepen.

Ten aanzien van de geluidsbelastingen zal in de woningen sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat.

Om te voorkomen dat de gemiddelde geluidsbelasting vanwege stemgeluid op het terras hoger wordt dan de berekende waarden in het akoestisch onderzoek, is in de regels van dit bestemmingsplan als specifieke gebruiksregel opgenomen dat niet meer dan 60 personen op het terras aanwezig mogen zijn. Het aantal aanwezige personen op het terras kan op basis van een afwijkingsregel in dit bestemmingsplan en een omgevingsvergunningsbesluit onder voorwaarden worden verhoogd naar 75 personen.

Om te borgen dat op het terras geen piek-/stemgeluid wordt gemaakt dat luider is dan normaal roepen ofwel 86 dB(A), kan in de terrasvergunning een voorschrift worden opgenomen. Het voorschrift houdt in dat bij meer dan normaal roepen het personeel direct maatregelen dient te treffen, bestaande uit het aanspreken van de bezoekers en bij herhaling het direct verwijderen van de bezoekers van het terras.  

5.7 Luchtkwaliteit

5.7.1 Wet- en regelgeving, en beleid

Het belangrijkste wettelijke kader is de Wet luchtkwaliteit die is opgenomen in de Wet milieubeheer. Daarnaast zijn enkele Algemene Maatregelen van Bestuur van belang, namelijk het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” en de “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.

Als nationaal beleid is enkele jaren geleden het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) opgezet en vastgelegd. Dit programma is opgesteld om (in de toekomst) aan de normen van de Europese Unie met betrekking tot luchtkwaliteit te kunnen voldoen en om in de tussentijd wel projecten te kunnen realiseren. Met het NSL wordt de luchtkwaliteit gemonitord en wordt er voor gezorgd dat de luchtkwaliteit niet substantieel verslechtert als gevolg van een ruimtelijke- en/of infrastructurele ontwikkeling. Het NSL is op 6 december 2016 voor een tweede maal verlengd tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet (in naar verwachting 2021). De Wet luchtkwaliteit vormt het kader voor het NSL.

Het onderhavige plan is niet opgenomen in het NSL; het nemen van maatregelen is niet van toepassing.

Een plan of project (zoals het onderhavige plan) zal moeten voldoen aan één of meerdere van de andere luchtkwaliteitseisen die zijn vastgesteld bij de invoering van het NSL en in de Wet luchtkwaliteit (wijziging van de Wet milieubeheer) zijn opgenomen. De luchtkwaliteitseisen staan in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Eén luchtkwaliteitseis is het voldoen aan grenswaarden, aangegeven in tabel 5.7.

Tabel 5.7 Grenswaarden stoffenconcentraties, Wlk (Titel 5.2 Wm, Bijlage II)

afbeelding "i_NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01_0012.png"

Met de Wet luchtkwaliteit is gestreefd naar meer flexibiliteit als het gaat om de koppeling van luchtkwaliteitseisen en ruimtelijke ontwikkelingen. Deze flexibiliteit is met name terug te vinden in een verdeling in projecten die in betekende mate (IBM) of niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. NIBM-projecten hoeven niet langer getoetst te worden aan de grenswaarden.

Besluit niet in betekenende mate [NIBM] bijdragen

In het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” en de daarop gebaseerde “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” is geregeld welke projecten niet meer getoetst hoeven te worden. Projecten, die maximaal 3% van de grenswaarde (= 1,2 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10) bijdragen aan de lokale luchtkwaliteit, vallen onder de definitie van NIBM en hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden uit de Wm.

De 3%-bijdrage is in de Regeling NIBM voor bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen, zoals woningbouwlocaties, omgezet in eenduidige kengetallen, die de criteria vormen of wel of niet sprake is van een NIBM-project. Hiervoor is een specifieke rekentool ontwikkeld, de NIBM-tool. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.

5.7.2 Verricht onderzoek

Het effect op de luchtkwaliteit is berekend op basis van de toename van het aantal voertuigen vanwege het plan Laurentiushof. Voor de verkeerstoename is rekening gehouden met een hoog aantal voertuigen, op basis van de maximale verkeersgeneratie behorende bij de diverse functies voor een sterk stedelijk gebied zoals in de CROW-kengetallen. Op afbeelding 5.7 staat de berekening met de NIBM-tool weergegeven. Op basis van de NIBM-berekening kan worden geconcludeerd dat het nieuwe plan niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Een nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is daarom niet benodigd.

Afbeelding 5.7 Berekening NIBM-tool plan Laurentiushof

afbeelding "i_NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01_0013.png"

De berekening is afkomstig uit het milieu-onderzoek rapport van DGMR "Onderzoeken herbestemming Laurentiuskerk en ontwikkeling woningen kerktuin, Weesp", van 16 december 2016.

5.7.3 Conclusie

Er is bij het plan Laurentiushof sprake van 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. Met NIBM bijdragen wordt voldaan aan de eisen van de Wet milieubeheer. Er is na plan- en projectrealisatie geen relevant effect op de luchtkwaliteit als gevolg van het plan Laurentiushof, waaronder de transformatie van de Laurentiuskerk.

5.8 Bodem

5.8.1 Algemeen, en wet- en regelgeving

Ten aanzien van een bestemmingsplan moet onderzoek worden verricht naar de bodemkwaliteit en bodemgesteldheid binnen het plangebied. De reden hiervoor is dat het plan op een vanuit milieuoogpunt zorgvuldige manier dient te worden uitgevoerd. Ook is hierbij van belang om aan te tonen dat het plan uitvoerbaar is voor wat betreft eventuele kosten in verband met de bodemkwaliteit en bodemgesteldheid, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Wet bodembescherming biedt het kader voor de benodigde kwaliteit en het gebruik van grond en bodem.

Bodemonderzoeken kunnen in verschillende gradaties plaatsvinden. Naast de uitvoering van een historisch onderzoek, kan het noodzakelijk zijn een verkennend, of – indien de onderzoeksresultaten daartoe aanleiding geven – aanvullend bodemonderzoek te laten verrichten in het kader van de voorbereiding van een project. Zo nodig moet er een saneringsplan worden opgesteld.

Informatie over de bodemkwaliteit kan tevens worden gehaald uit bodemkwaliteitskaarten. Een bodemkwaliteitskaart wordt vastgesteld op grond van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Bij de bodemkwaliteitskaart staan verplichtingen inzake het gebruiken en verplaatsen van grond.

5.8.2 Verricht onderzoek

De bodemkwaliteit van het plangebied Laurentiushof is onderzocht. De bodemonderzoeken zijn uitgevoerd door Linge Milieu BV, in 2015 en 2018. Het rapport van het verkennend bodemonderzoek van 26 oktober 2015 is als bijlage 8, en het rapport van het aanvullend bodemonderzoek van 1 juni 2018 is als bijlage 9, bij de Toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.

Verkennend bodemonderzoek 2015

Een aantal boringen zijn direct naast de Laurentiuskerk gedaan. In die boringen zijn geen hoeveelheden metalen of andere verontreinigingen boven de 'tussenwaarde' aangetroffen. Bij de transformatie van de Laurentiuskerk is er geen aanleiding tot nader bodemonderzoek of bodemsanering.

In de kerktuin, het noordelijke deel van het plangebied Laurentiushof, zijn sterke verontreinigingen geconstateerd. Bij, of voorafgaand aan, de ontwikkeling van de kerktuin dient de bodem aldaar te worden gesaneerd. De verontreiniging in de kerktuin heeft geen consequenties voor de reeds vergunde functies van het kerkgebouw. Bij ongewijzigd gebruik van de bodem en het terrein hebben de metalen in de boven- en ondergrond geen directe consequenties, en er is dan geen saneringsplicht.

Bodemonderzoek 2018, tuin

Aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van de locatie. Bij het bodemonderzoek is ook asbestonderzoek verricht. Het onderzochte terrein heeft een oppervlak van circa 2.000 m2, aan de achterzijde van de kerk. Er zijn 13 boringen geplaatst tot maximaal 2 meter onder het maaiveld. De grond is geanalyseerd op het NEN 5740-pakket en metalen. Het grondwater was bij eerdere onderzoeken niet boven de tussenwaarde verontreinigd en is daarom niet nader onderzocht. Het asbestonderzoek betreft de puinhoudende boven- en ondergrond van de te ontwikkelen locatie.

De oorspronkelijke bodem bestaat uit klei en veen. Bij het onderzoek is voornamelijk zand aangetroffen, in de meeste boringen overgaand in klei of zandige klei op 0,5 tot 1 meter onder maaiveld. De diepere bodem bestaat lokaal weer uit zand.

In alle boringen is in meer of mindere mate puin waargenomen, tot tenminste 1,4 meter onder maaiveld. Dit bestaat uit steenachtig materiaal, met plaatselijk een enkel kooltje. Asbestverdachte materialen zoals plaatjes zijn nergens aangetroffen.

De puinhoudende boven- en ondergrond van het te ontwikkelen terrein is sterk verontreinigd met koper en lood. Deze metalen zijn ook bij eerder onderzoek boven de interventiewaarde aangetroffen. Van de andere metalen liggen de concentraties nergens hoger dan de interventiewaarde. Olie en PCB's zijn niet in verhoogde concentraties aanwezig.

De verontreiniging is historisch en typerend voor de historische binnenstad van Weesp. Matig en sterk verhoogde gehaltes aan metalen zullen zich dus niet beperken tot het terrein rond de kerk. Bij vorig onderzoek is al geconcludeerd dat de metalen een ernstig geval van verontreiniging vormen. Het (enige) criterium daarvoor is een volume aan sterk verontreinigde grond van tenminste 25 m3.

Het bepalen van de spoedeisendheid voor sanering van de verontreiniging is van minder belang. De locatie zal binnen afzienbare termijn ontwikkeld gaan worden.

Asbest-onderzoek

Bij het asbest-onderzoek is nergens asbestverdacht (plaat)materiaal gevonden in of op de grond. De interventiewaarde voor asbest in grond is 100 mg/kg ds. Grond met asbest minder dan 100 mg/kg ds gewogen asbest kan als schoon worden beschouwd. Er wordt landelijk een tussenwaarde gehanteerd van 50 mg/kg ds. Het hoogst gemeten gehalte van 46 mg/kg ds voor het terrein bij de Laurentiuskerk ligt daar onder. Verder onderzoek wat betreft asbest is dus niet nodig.

Conclusie

De verontreiniging met metalen is een belemmering voor de ontwikkeling van de locatie. In de nieuwe situatie moet de kwaliteit van de grond op de onverharde delen van het terrein tot tenminste 1 meter onder maaiveld voldoen aan de eisen voor de functie wonen met tuin.

Sanering c.q. ontgraving van de verontreinigde grond kan uitgevoerd worden op basis van een BUS-melding (Besluit Uniforme Saneringen).

5.8.3 Saneringsopgave

De hoeveelheid te saneren grond is gebaseerd op het ontwerp van de nieuwe inrichting van de tuin achter de kerk, met onder meer de drie nieuwe woningen, ofwel het nieuwe Laurentiushof.

Voor de sanering gelden de volgende uitgangspunten:

  • Daar waar geen verharding komt moet in de uiteindelijke situatie 1,0 meter grond met AW-kwaliteit of wonen-kwaliteit aanwezig zijn.
  • Onder de verharding moet doek (GEO) aangebracht worden.
  • Kosten saneren per ton, compleet: €115,00 (gemiddeld bovengrens). Dit tarief is een benadering.
  • 1 m3 grond is omgerekend 1,7 ton.
  • Rondom een boom minder ontgraven ter bescherming van de boom.
  • Ontgravingsdieptes:
      • a. Tuin: 1,0 meter.
      • b. Bebouwing: 0,6 meter.
      • c. Bestrating: 0,2 meter.
      • d. Bomen: 0,2 meter.

Op basis van het ontwerp ontstaan de volgende ontgraafoppervlakken en -volumes:

      • a. Tuin: 830 m2 en 830 m3.
      • b. Bebouwing: 490 m2 en 294 m3.
      • c. Bestrating: 515 m2 en 103 m3.
      • d. Bomen: 291 m2 en 58,2 m3.

De totale saneringsopgave bedraagt 1.285,2 m3 te saneren/ontgraven grond. Dit komt neer op circa 2.185 ton aan te saneren grond.

Volgens deze inschatting van de hoeveelheid te saneren grond zijn de kosten voor sanering, op basis van een tarief van €115,- per ton, circa €250.000.

Deze kosten kunnen worden gedekt met de opbrengst uit de verkoop van de drie percelen. De grondopbrengst zal minstens €600.000 zijn. Daarmee is het plan en de bodemsanering financieel haalbaar.

5.8.4 Conclusie

Bij de ontwikkeling van de kerktuin dient de bodem te worden gesaneerd. Inmiddels is duidelijk dat bodemsanering goed mogelijk is. Na sanering van de bodem is het gebied van de kerktuin geschikt voor de functie wonen. De sanering dient plaats te vinden voordat op de betreffende gronden de herontwikkeling naar de functie wonen plaatsvindt.

In verband met de benodigde sanering is in de bestemming 'Wonen' van dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting tot het saneren van de bodem, voordat met de bouw van de woningen mag worden begonnen, opgenomen.

Met de uitvoering van de bodemsanering zal de bodem geschikt worden en vormt het aspect bodem geen belemmering voor het plan. De bodemsanering is financieel haalbaar. Het onderhavige bestemmingsplan is daarmee uitvoerbaar.

5.9 Water

5.9.1 Wet- en regelgeving, en beleid

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat de waterhuishouding in kaart moet worden gebracht voor ruimtelijke plannen. Daarom dient een watertoets te worden verricht. Bij de beoordeling van de watertoets door de verantwoordelijke instantie, het Waterschap, wordt rekening gehouden met juridische kaders en beleidskaders. Bij een watertoets worden meerdere beleidskaders in acht genomen. Hierna worden de juridische kaders en beleidskaders met betrekking tot water(huishouding) beschreven.

Juridische kaders

KRW

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) (van kracht vanaf 22 december 2000) heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische toestand voor alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen (waaronder het herstel van verbindingen tussen infiltratie- en kwelgebieden). De KRW verwoordt het streven om emissie naar oppervlakte- en grondwater terug te dringen. Daarnaast zal de onttrekking van grondwater in evenwicht worden gebracht met de aanvulling van het grondwater.

Waterwet

De acht voormalige bestaande wetten op watergebied, waaronder de Wet gemeentelijke watertaken, zijn vervangen door de Waterwet. Deze Waterwet is inclusief de invoeringsregeling en de invoeringswet op 22 december 2009 in werking getreden. De Waterwet stelt een integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. De verantwoordelijkheden in het grondwaterbeheer van Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten zijn in de Waterwet helderder vastgelegd. De belangrijkste veranderingen zijn de invoering van de watervergunning en een verbeterde doorwerking van water in andere beleidsterreinen, met name in het ruimtelijke domein.

Verschillende vergunningenstelsels zijn met de invoering van de Waterwet gebundeld tot een watervergunning voor alle handelingen in het watersysteem. Hierin zijn de vergunningenstelsels uit de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet verontreiniging zeewater, de Wet op de waterhuishouding, de Grondwaterwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de verordeningen (de Keur) van de waterschappen samengevoegd.

Veel handelingen in het watersysteem vallen onder algemene regels en dan is er geen watervergunning nodig. Een melding is vaak wel noodzakelijk. Vergunningplichtige handelingen volgen uit de Waterwet en uit de Keur van het Waterschap.

Beleidskaders

Rijk

Nationaal Bestuursakkoord Water actueel (NBW actueel) en Bestuursakkoord Water

In 2003 is door het Rijk, de provincies, de waterschappen (Unie van Waterschappen) en de gemeenten (VNG) het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekend in navolging van het advies Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het doel van het NBW is om rekening houdend met klimaatveranderingen, zeespiegelrijzing, bodemdaling en verstedelijking, het watersysteem in 2015 op orde te hebben en voor de toekomst op orde te houden. In 2008 werd het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) geactualiseerd.

In mei 2011 hebben het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (Vewin) het Bestuursakkoord Water ondertekend. Doel van het Bestuursakkoord Water is te blijven zorgen voor veiligheid tegen overstromingen, goede kwaliteit van water en voldoende zoet water. Het NBW en het Bestuursakkoord Waterketen hebben de basis gelegd voor het Bestuursakkoord Water.

Nationaal Waterplan

Op 22 december 2009 is het eerste Nationaal Waterplan vastgesteld door het Rijk. Het Nationaal Waterplan verving de vierde Nota Waterhuishouding. In het Nationaal Waterplan 2009-2015 wordt beschreven welk beleid het Rijk voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Op 14 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) vervangt het Nationaal Waterplan 2009-2015 inclusief alle tussentijdse wijzigingen. Het NWP2 geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de periode 2016-2021 en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 (Bprw) vastgesteld met daarin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren.

Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de periode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met het NWP2 zet het Rijk een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen.

Provincie Noord-Holland

Watervisie 2021, met het Uitvoeringsprogramma 2016-2021

Op 16 november 2015 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Watervisie 2021 vastgesteld. De Watervisie 2021 vervangt het Waterplan 2010-2015. De Watervisie biedt een doorkijk voor het provinciale regionale waterbeleid tot 2040 en geeft aan waar in de periode 2016-2021 de prioriteiten liggen voor waterveiligheid en schoon en voldoende water. Het toekomstige waterbeleid wordt gekenmerkt door het integrale karakter; de Watervisie maakt meer dan voorheen onderdeel uit van het (strategisch) omgevingsbeleid.

Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV)

Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2016-2021 “Waterbewust en waterrobuust”

Het waterschap heeft de zorg voor het regionale watersysteem: optimale bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van schoon water en efficiënte zuivering van afvalwater. Belangrijke kernwoorden daarbij zijn 'duurzaam' en 'kosteneffectief'. Het waterschap vindt de intrinsieke waarde van water als beeldbepalend element in de leefomgeving heel belangrijk. Het waterschap wil bereiken dat mensen zich bewuster worden van het belang van een veilig en 'robuust' (toekomstbestendig) watersysteem.

In het Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2016-2021 zijn de volgende strategische doelen voor de langere termijn (2030) opgenomen:

  • samenbrengen van alle regionale waterbeheertaken in één regionale waterautoriteit;
  • een klimaatbestendig en waterrobuust gebied;
  • steden die beter bestand zijn tegen extreme regenbuien, wateroverlast, overstromingen, hitte en droogte;
  • een omgeving die zich bewust is van waterveiligheid;
  • water dat overal in het gebied geschikt is voor de vastgestelde gebruiksfunctie;
  • gebruik van afvalwater als grondstof en bron voor energie en water;
  • gebruik van vernieuwende oplossingen vanuit samenwerking met kennisinstellingen, andere overheden en marktpartijen;
  • vermindering van regeldruk en vergroting van kosteneffectiviteit;
  • afstemming over alle watertaken per stroomgebied;
  • behoud van de zelfstandige bevoegdheid.

Om de strategische doelen te behalen ligt de focus van het Waterschap (AGV) op onder andere de volgende punten:

  • Veiligheid staat voorop;
  • Schoon en voldoende oppervlaktewater;
  • Stedelijk waterbeheer.

In het waterbeheerplan legt het waterschap beleidsdoelen, maatregelen en kosten op hoofdlijnen vast. Het beleid van het waterschap is uitgewerkt in beleidsnota's per thema of taak. In een watergebiedsplan vindt de verdere beleidsuitwerking plaats voor een deel van het beheergebied van het waterschap. Het beleid in het waterbeheerplan is het uitgangspunt voor de watergebiedsplannen, die leiden tot peilbesluiten en waterinrichtingsplannen, en voor stedelijke waterplannen die gemeenten in afstemming met het waterschap maken.

De Keur, en Beleidsregels

De Keur is een eigen verordening van het Waterschap die van oudsher zo heet. De Keur dient ter bescherming van de waterhuishoudkundige infrastructuur, de waterkeringen en de handhaving van het waterpeil. De Keur kent 'verboden' en 'geboden' voor de manier van inrichten, gebruik en onderhoud van waterkeringen, oevers en wateren. Voor een deel van de verboden activiteiten uit de Keur kan onder voorwaarden een watervergunning worden verleend. Het bestuur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft de nu vigerende Keur vastgesteld: de Keur AGV 2011, met het Keurbesluit Vrijstellingen, en de Beleidsregels.

5.9.2 Watertoets
5.9.2.1 Algemeen

In het kader van de ontwikkeling van het Laurentiushof is een watertoets verricht. Om ervoor te zorgen dat nieuwe plannen geen negatief effect hebben op de waterhuishouding, moet de invloed van de ontwikkeling op de waterhuishouding worden onderzocht. Door DGMR is een watertoets opgesteld waarin de consequenties met betrekking tot de waterhuishouding zijn geanalyseerd. De watertoets van DGMR staat in het onderzoeksrapport van 16 december 2016, het rapport waarin meerdere milieuaspecten zijn onderzocht, en is opgenomen als bijlage 6 bij de Toelichting van dit bestemmingsplan. De watertoets van DGMR staat in deze paragraaf in ruime samenvatting opgenomen.

Het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht is het bevoegd gezag voor het waterbeheer in Weesp. Waternet is de uitvoerende instantie van het Waterschap. In de Keur en de beleidsregels van de Keur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht staan de handelingen beschreven die wel en niet zijn toegestaan. De gemeente is het bevoegd gezag ten aanzien van de afvoer van afvalwater, hemelwater en overtollig grondwater via riolering. Regels uit de Keur die voor het plan Laurentiushof en het onderhavig project van belang zijn, hebben betrekking op het aanleggen van verhard oppervlak, het onttrekken van grondwater en het werken in of nabij een waterkering.

Waterkering

De zuidzijde van het plangebied Laurentiushof ligt binnen de beschermingszone van een secundaire waterkering. De Laurentiuskerk bevindt zich voor een zeer klein deel in de beschermingszone van de secundaire waterkering langs de Herengracht. Als er werkzaamheden binnen de beschermingszone worden uitgevoerd, moet hiervoor een aanvullende toestemming van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht worden verkregen, indien er veranderingen plaatsvinden. Voor het plan Laurentiushof is geen toestemming nodig omdat de stabiliteit en hoogte van de kering niet worden beïnvloed. Op afbeelding 5.9 is de beschermingszone weergegeven. Met het plan Laurentiushof worden geen waterstaatswerken aangepast.

Afbeelding 5.9 Waterkering en beschermingszone langs de Herengracht, nabij het plangebied Laurentiushof en de Laurentiuskerk

afbeelding "i_NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01_0014.png"

Bij de aanleg van leidingen dient rekening gehouden te worden met een aanvullende toestemming voor werkzaamheden binnen de invloedzone van de waterkering. Ook voor de overige werkzaamheden dient aangetoond te worden dat de stabiliteit en hoogte van de waterkering niet wordt beïnvloed. Het kan daarbij gaan om het onttrekken van grondwater in of nabij de waterkering, het gebruiken van zwaar materieel in de beschermingszone of het graven in of nabij de kering. Rondom en onder de kerk hebben ten behoeve van het funderingsherstel geen graafwerkzaamheden plaatsgevonden. Er is bij de werkzaamheden geen invloed op de waterkering, en er worden bij de transformatie van de Laurentiuskerk geen leidingen binnen de invloedzone van de waterkering aangelegd.

5.9.2.2 Voldoende water en/of infiltratie

Verhard oppervlak

Wanneer er meer dan 1.000 m2 extra verhard oppervlak wordt gerealiseerd, dan in de uitgangssituatie aanwezig was, dient dit gecompenseerd te worden met de aanleg van oppervlaktewater. In de Keur van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht staat beschreven dat het verboden is om, zonder toestemming c.q. watervergunning, meer dan 1.000 m2 extra verhard oppervlak aan te leggen in stedelijk gebied.

De toename van het verhard oppervlak in het plangebied Laurentiushof is minder dan 1.000 m2, waardoor geen compensatie hoeft te worden gerealiseerd. Er zal circa 220 m2 verhard oppervlak worden verwijderd. Er zal, op basis van de oppervlaktes van de bestemmingsvlakken Wonen en de parkeer- en bouwaanduidingen in de bestemming Tuin, maximaal 1.080 m2 verhard oppervlak nieuw worden aangelegd. Het verhard oppervlak zal door de realisatie van het plan Laurentiushof met maximaal 860 m2 toenemen. In de huidige situatie is een groot deel van het plangebied al verhard door de aanwezigheid van de kerk, enkele andere gebouwen en bestrating.

Infiltratie en afvoer

De bodem bestaat vanaf het maaiveld tot een diepte van ongeveer 0,5 à 1,5 meter uit zand. Daaronder bevindt zich een kleilaag van ongeveer een meter. De zandgrond zorgt ervoor dat infiltratie van regenwater in de bodem (naar het grondwater) mogelijk is.

In het plangebied Laurentiushof zijn bij de kerk en pastorie voorzieningen aanwezig voor het opvangen en afvoeren van hemelwater, en is in de kerktuin sprake van onverhard oppervlak waarmee hemelwater kan worden opgevangen. Het regenwater in/op de kerktuin kan via infiltratie worden afgevoerd, en kan eventueel naar de sloot achter de tuin stromen. In het plan Laurentiushof blijft dit principe gehandhaafd. Voor de afvoer van het hemelwater vanaf de nieuwe straat, parkeerplaatsen en erven in het plan Laurentiushof, op het achterliggende terrein (ofwel in de kerktuin), worden putten aangelegd. Het hemelwater vanaf en bij de kerk, pastorie en nieuwe woningen wordt met goten, putten en leidingen uiteindelijk via het gemeentelijke stelsel afgevoerd. Het afval- en hemelwater wordt aan de erfgrens aangeboden. Voor de afvoer van het water wordt aansluiting gezocht op de dichtstbijzijnde bestaande voorzieningen.

5.9.2.3 Grondwater

Het plangebied Laurentiushof ligt bijna volledig op eigen privaat terrein. De eigenaar van het terrein is verantwoordelijk voor het grondwater. Het ontwikkelen van de kerktuin, met het bouwen van de nieuwe woningen, kan invloed hebben op het grondwater. Voorafgaand aan het funderingsherstel is ook gekeken naar de invloed op het grondwater.

In de omgeving van het plangebied Laurentiushof zijn in het verleden verschillende metingen met betrekking tot het grondwater uitgevoerd. Bij een bodemonderzoek inzake het terrein rond de Laurentiuskerk is achter de pastorie een grondwaterstand van 1,1 meter onder maaiveld vastgesteld. Door de gemeente Weesp zijn in 2012 in de omgeving van het plangebied bij Herengracht 8 en Kerklaan 17 metingen naar de grondwaterstand uitgevoerd. De gemeten gemiddelde grondwaterstand bij Kerklaan 17 is 0,91 meter onder maaiveld en de hoogst gemeten stand is 0,7 meter. Bij Herengracht 8 is de vastgestelde gemiddelde grondwaterstand 1,77 meter onder maaiveld en de hoogste waarde 0,8 meter. Het peil van het grondwater verandert continu, waardoor de werkelijke stand op het moment van start werkzaamheden alleen op basis van een meting kort vooraf is te bepalen.

Voor de kerk is een nieuwe fundering gerealiseerd, waarbij een grote betonnen plaat is gemaakt, die ondersteund wordt door betonpalen. Daardoor is graven niet of nauwelijks benodigd geweest. De bestaande houten palen zijn in de grond gebleven, maar hebben geen functie meer. De kruipruimte is aangevuld met zand, waarbij alles is verhoogd zodat de vloer op de juiste hoogte is aangebracht. De nieuwe funderingsplaat ligt 40 à 50 centimeter onder het vloerpeil van de begane grond, volledig in de verhoogde kruipruimte. Voor het herstel van de fundering waren geen damwanden benodigd.

In het rapport van DGMR staat dat voor het herstel van de fundering mogelijk bemaling benodigd is, omdat de bodem van de kruipruimte dieper ligt dan de gemiddelde grondwaterstand. Bij het funderingsherstel is echter geen sprake geweest van bemaling. Het grondwater lag/ligt uiteindelijk ruim onder de vloer. Nadelige effecten met betrekking tot grondwater bij de kerk zijn niet te verwachten.

Woningen kerktuin

De fundering van de nieuwe woningen in de kerktuin wordt op 0,9 meter onder maaiveld aangelegd, waardoor tot 0,9 meter diepte gegraven moet worden. Voor deze werkzaamheden is mogelijk enige bemaling benodigd, omdat de hoogst vastgestelde grondwaterstand in de omgeving 0,7 meter onder maaiveld is.

Goedkeuring Waterschap Amstel, Gooi en Vecht

In het rapport van DGMR staat aangegeven dat indien voor de werkzaamheden tijdelijk grondwater moet worden onttrokken hiervoor toestemming van het waterschap benodigd is. Bij het funderingsherstel van de kerk was geen sprake van onttrekking van grondwater; er was geen sprake van bemaling.

5.9.2.4 Waterkwaliteit

Bij het kerkgebouw en de woningen in de kerktuin worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt. Voor de overige objecten worden alleen milieuvriendelijke en niet-uitlogende materialen gebruikt. Kortom, de bouwmaterialen hebben niet of nauwelijks negatieve invloed op de waterkwaliteit van de watergang aan de noordzijde van het plangebied of van de watergang/gracht Smal Weesp langs de Herengracht ten zuiden van het plangebied.

5.9.3 Vooroverleg Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) / Waternet

De watertoets, zoals opgenomen in dit bestemmingsplan, is voorgelegd aan de uitvoeringsorganisatie Waternet van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Waternet heeft per mail (14 mei 2018) een positieve reactie gegeven op de watertoets. Volgens Waternet ofwel het Waterschap AGV vormt de waterhuishouding geen belemmering voor het plan.

Waternet heeft nog de volgende algemene opmerkingen meegegeven:

  • Mocht grondwateronttrekking nodig zijn bij de realisatie van de woningen, dan is daar een melding voor nodig.
  • Er is van uit de Keur geen compensatie nodig omdat de toename aan verharding in elk geval onder 1000 m2 blijft. Wel wordt geadviseerd om rekening te houden met een slechtere afvoer van hemelwater door de verharding. Met name bij hevige buien, die steeds vaker voorkomen, kan regenwater dan voor overlast zorgen. In het algemeen is de voorkeur om het water vast te houden waar het valt en waar mogelijk te gebruiken of infiltreren.
  • Mochten er toch kabels en leidingen worden aangelegd of zwaar materieel over de kering worden vervoerd, dan moet er contact worden opgenomen met Waternet.

5.9.4 Conclusie

De waterhuishouding vormt geen belemmering voor het onderhavige plan.

5.10 Ecologie (Flora & Fauna / Natuur)

5.10.1 Wet- en regelgeving, en beleid

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de wet- en regelgeving inzake natuur, flora en fauna. Zowel een groot deel van de flora en fauna zelf als de leefgebieden van diverse soorten kennen wettelijke bescherming. Die bescherming vloeit voort uit zowel Europese als nationale regelgeving. Zo richt de EG-Habitatrichtlijn zich expliciet op de bescherming van de habitat van wilde planten en dieren en beschermt de EG-Vogelrichtlijn op soortgelijke wijze broed- en trekvogels. In het kader van deze richtlijnen heeft Nederland zogenoemde speciale beschermingszones (“Natura 2000” gebieden) aangewezen.

Gebiedsbescherming was in het Nederlands recht geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Per 1 januari 2017 is hiervoor de Wet Natuurbescherming in de plaats gekomen. Daarnaast is er ook sprake van juridische natuurbescherming via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en provinciale ruimtelijke omgevingsverordeningen.

De kern van het natuurbeleid wordt gevormd door de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), dat een samenhangend netwerk van natuurgebieden is. Inmiddels is de EHS opgenomen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij het NNN zijn ook de door de Europese Unie vastgestelde Natura 2000 gebieden van groot belang.

De bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van planten- en diersoorten in hun natuurlijke leefgebied was geregeld in de Flora- en faunawet (Ffw). Per 1 januari 2017 is hiervoor de Wet Natuurbescherming in de plaats gekomen. Het uitgangspunt van de oude en nieuwe wet is “nee, tenzij”. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen (“nee”) kan onder voorwaarden (“tenzij”) worden afgeweken met een ontheffing of vrijstelling.

De bescherming van de soorten was in de Flora- en faunawet verdeeld in vijf beschermingsniveaus:
- licht beschermde soorten (tabel 1 van de Flora- en faunawet);
- middelmatig beschermde soorten (tabel 2 van de Flora- en faunawet);
- zwaar beschermde soorten (tabel 3 van de Flora- en faunawet);
- vogels;
- vogels waarvan de nesten het hele jaar zijn beschermd.  

Wet natuurbescherming

De Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en Boswet zijn per 1 januari 2017 opgegaan in de Wet natuurbescherming. Naast een wijziging van het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies betekent dit ook een meer rechtstreekse doorvertaling en interpretatie van de Europese richtlijnen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast worden uitgebreidere lijsten met beschermde soorten gehanteerd. Meer dan in de Flora- en faunawet moet in de nieuwe natuurwet inzicht worden gegeven in het voorkomen en de verspreiding van beschermde soorten op populatieniveau, zodat de effecten van voorgenomen ontwikkelingen en activiteiten kunnen worden getoetst aan de (gunstige) staat van instandhouding van de betreffende soorten. Afhankelijk van het beschermingsniveau van de soort moet de gunstige staat van instandhouding (GSvI) worden getoetst op lokaal, regionaal of landelijk niveau.

De Wet natuurbescherming heeft geen invloed op de geldigheid van de lopende aanvragen van ontheffing, of op reeds verleende ontheffingen, op grond van de Flora- en faunawet.

In de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn (artikel 3.1 Wnb);
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en natuurbeschermingsverdragen (artikel 3.5 Wnb);
  • overige soorten (artikel 3.10 Wnb).

Voor alle soorten, dus ook voor de niet beschermde soorten, geldt de zorgplicht.

De provincies kunnen ten aanzien van verboden handelingen ontheffing verlenen en bij verordening vrijstellingen geven. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming en vloeien voort uit de Europese richtlijnen (evenals de verboden handelingen).

De verbodsbepalingen die gelden voor de overige soorten hebben betrekking op de soorten opgenomen in de Bijlage van de Wet natuurbescherming, behorende bij artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming, onder Onderdeel A en Onderdeel B.

5.10.2 Ecologie en het Plangebied

In het kader van de ontwikkeling van het Laurentiushof is een 'quickscan' ecologie gedaan, waarbij de aanwezigheid van flora en fauna in het plangebied verkennend is onderzocht. Het onderzoek is verricht door Els & Linde. Het rapport van het verkennende ecologische onderzoek c.q. flora- en faunaonderzoek is opgenomen als bijlage 10 bij de Toelichting van dit bestemmingsplan. Het gegeven dat per 1 januari 2017 de Wet Natuurbescherming, die onder meer de Flora- en faunawet vervangt, inwerking is getreden, doet geen afbreuk aan de conclusies in het rapport van 2015 van Els & Linde.

Er is in verband met de verstreken tijd sinds het onderzoek van 2015 en de verandering in wetgeving, een update van het flora- en faunaonderzoek uitgevoerd door Els & Linde. De bevindingen van het locatiebezoek van juli 2018 zijn verwerkt in een memo. Het memo inzake de actualisatie van het flora- en faunaonderzoek is opgenomen als bijlage 12 bij de Toelichting van dit bestemmingsplan.

Onderzoek 2018

Het onderzoek heeft zich, gelet op de ontwikkelingen, voornamelijk gericht op de tuin achter de kerk. In de tuin staat een houten opstal en een gemetselde opstal. Deze zijn onderzocht op potentieel aanwezige beschermde soorten. Tijdens het onderzoek zijn deze niet waargenomen.

Gebiedsbescherming

In de directe omgeving van het plangebied liggen geen Natura 2000 gebieden. Op ongeveer 2,5 kilometer afstand ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied "Markermeer en IJmeer". De Natura 2000 gebieden "Naardermeer" en "Oostelijke Vechtplassen" liggen op nog iets grotere afstand van het plangebied. Gezien de afstand tot deze Natura 2000 gebieden en de voorgenomen ontwikkeling en werkzaamheden wordt niet verwacht dat het onderhavige plan een invloed zal hebben op het gebied dan wel het aanwezige habitat. Een toetsing op grond van de Wet natuurbescherming wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

Het onderhavige plangebied en het omliggende gebied maakt geen onderdeel uit van de NNN/EHS. Het plangebied ligt op ongeveer 1,3 kilometer van begrensd NNN/EHS gebied en op ongeveer 800 meter van het weidevogelleefgebied ten zuiden van Weesp. Gezien de afstand tot deze natuurgebieden en de voorgenomen ontwikkeling en werkzaamheden worden geen negatieve effecten verwacht op de waarden en kenmerken van de NNN/EHS of op weidevogels. Een toetsing aan het NNN/EHS beleid wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

Vegetatie

Onderzoek 2015

In het plangebied Laurentiushof is vrijwel geen spontane begroeiing aanwezig. Uitzondering is het voorkomen van muurvaren (Asplenium ruta-muraria) op de toren en stinzenplanten in de tuin. De muurvarens staan op grote hoogte aan de muur van de kerk pal naast de toren. Muurvarens staan niet (meer) op een lijst van beschermde soorten.

Met de transformatie van de Laurentiuskerk worden geen noemenswaardige planten aangetast. De toren wordt ongemoeid gelaten, met uitzondering van de restauratie van de top van de toren, waardoor de muurvarens niet of nauwelijks worden aangetast. Indien de muurvaren toch dreigen te worden aangetast, dan geldt de zorgplicht en is een goedkeuring of ontheffing niet benodigd.

In de kerktuin zijn verscheidene pollen van het sneeuwklokje (Galanthus nivalis) gevonden. Dit betreft een stinzenplant die vaak wordt aangetroffen in zulke oude tuinen. De soort is niet beschermd en als een cultuurhistorisch element te beschouwen. Zowel de muurvaren als het sneeuwklokje worden niet genoemd voor deze locatie in de plantenatlas.

Onderzoek 2018

De tuin zelf is matig onderhouden. In de tuin zijn uitsluitend cultivars aangetroffen. De stinzenplanten die in 2015 zijn aangetroffen zijn niet meer waargenomen. Er zijn geen beschermde plantensoorten waargenomen in de tuin.

Algemeen voorkomende zoogdieren

Er kan niet worden uitgesloten dat in de tuin algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren schuilen. Daarbij is het vooral het potentieel voorkomen van de egel van belang. Egels kunnen bovengronds overwinteren, verstopt onder losliggend materiaal of onder struiken. Om die redenen moet de tuin voor de winter worden opgeruimd.

Vleermuizen

Onderzoek 2015

Vleermuizen zijn de belangrijkste groep strikt beschermde zoogdieren die verwacht kunnen worden. Het kerkgebouw op de planlocatie is van binnen en buiten onderzocht op eventuele geschikte verblijfplaatsen. Alle potentiële invliegopeningen bleken te zijn afgeschermd met gaas. Op de zolder van de kerk zijn geen sporen of uitwerpselen aangetroffen die wijzen op aanwezigheid van vleermuizen. Achterop de kerk staat een kleine toren die niet beklommen kon worden en dus evenmin nauwkeurig geïnspecteerd kon worden. Vanaf de straatzijde was echter duidelijk dat de kans op vleermuizen in deze toren erg klein is. De gebouwtjes achter de kerk en de pastorie hebben evenmin geschikte invliegopeningen en herbergen zeer waarschijnlijk geen vleermuizen. Volgens de zoogdieratlas worden verschillende gebouwbewonende vleermuizen in Weesp aangetroffen.

Onderzoek 2018

Tijdens het locatiebezoek zijn geen vleermuizen waargenomen of (mogelijke) verblijfplaatsen vastgesteld.

Conclusie

Bij het plan Laurentiushof en de transformatie van de Laurentiuskerk zullen vleermuizen hoogstwaarschijnlijk geen schade ondervinden. Vleermuizen vormen geen belemmering voor het plan Laurentiushof.

Vogels

Onderzoek 2015

Vanwege het afschermen van invliegopeningen zijn er geen vogels met een jaarrond beschermd nest aan getroffen of te verwachten in de kerk. De overige gebouwen in het plangebied Laurentiushof zijn niet geschikt of hebben geen invliegopeningen. De kans op vogels als huismus en gierzwaluw in de gebouwen is daarmee uiterst klein. In de broedvogelatlas zijn zowel de huismus als de gierzwaluw aangegeven voor de bebouwde kom van Weesp.

Onderzoek 2018

Er zijn geen broedende vogels aangetroffen. De vogels zijn waarschijnlijk uitgebroed. Er moet wel rekening worden gehouden met broedvogels. Geadviseerd wordt om na de broedtijd en voor de winter de tuin op te ruimen.

Reptielen, amfibieën en vissen

Onderzoek 2015 (Quickscan)

Aan de noordelijke rand van het plangebied Laurentiushof is een ondiepe sloot aanwezig. Deze sloot is geschikt als voortplantingsplek voor de rugstreeppad (Bufo calamita). Als deze pad hier inderdaad voorkomt, dan is overwintering in de kerktuin/pastorietuin niet uit te sluiten. Aangezien overwinterende dieren niet of slechts bij toeval ontdekt worden is een inventarisatie van het gebruik van de sloot als voortplantingslocatie nodig. De rugstreeppad wordt in de atlas gemeld voor het buitengebied van Weesp.

De sloot is niet geschikt als verblijfplaats voor vissen. Deze worden daarom niet verwacht. De ringslang en andere reptielen worden bijna nooit binnen de bebouwde kom aangetroffen en kunnen de tuin niet bereiken. De kans op reptielen binnen het plangebied is daarmee zeer klein.

Aanvullend onderzoek 2015

Er is, op basis van de analyse in de quickscan, een aanvullend 'afdoend' onderzoek naar de rugstreeppad verricht. Het aanvullende onderzoek heeft in het 'optimale seizoen' en op 'goede' avonden in 2015 plaatsgevonden. Het onderzoek is verricht door Els & Linde. Het rapport van het aanvullend onderzoek c.q. het afdoend onderzoek rugstreeppad, van 13 augustus 2015, is opgenomen als bijlage 11 bij de Toelichting van dit bestemmingsplan.

Tijdens de inventarisaties zijn geen rugstreeppadden gehoord of gezien in en rond de watergang. Er zijn geen eisnoeren aanwezig in het water. Ook op het land zijn geen rugstreeppadden gezien. Er kan geconcludeerd worden dat de rugstreeppad hoogstwaarschijnlijk niet aanwezig is in het plangebied.

Daarnaast zijn er geen ringslangen waargenomen. Dieren die zijn waargenomen in en rond de watergang zijn kleine watersalamander en bastaardkikker (of middelste groene kikker). De beide waargenomen amfibieën staan op tabel 1 van de voormalige Flora- en Faunawet en vallen onder de overige soorten van de Wet natuurbescherming. Voor deze dieren is geen ontheffing nodig. De kleine watersalamander en bastaardkikker vallen onder de soorten waarvoor door de provincie vrijstelling is gegeven.

Tijdens het aanvullend/afdoend onderzoek zijn geen rugstreeppadden aangetroffen in en bij de sloot achter de kerk, dan wel in het Laurentiushof. De kans op overwinterende rugstreeppadden is zeer klein, door de ligging te midden van woonbebouwing. Er zijn in het buitengebied van Weesp - waar rugstreeppadden aanwezig zijn - meer dan genoeg geschikt overwinteringsplekken.

De conclusie van het onderzoek is dat binnen het plangebied Laurentiushof geen voortplanting van de rugstreeppad is vastgesteld en dat het voorkomen van een winterverblijf uiterst onwaarschijnlijk is. Daarmee is er geen ontheffing van de Wet natuurbescherming (of voorheen de Flora- en faunawet) noodzakelijk.

Onderzoek 2018

Er is een ongedocumenteerde waarneming van de ringslang in de tuin c.q. de sloot achter de kerk. Hoewel onwaarschijnlijk kan het ook niet worden uitgesloten dat een zwervend dier is gesignaleerd. Voor deze soort geldt dat er geen ontheffing nodig is, maar dat de tuin voor de winter moet zijn opgeruimd.

In 2015 is afdoend onderzoek uitgevoerd naar de rugstreeppad. De rugstreeppad is toen niet aangetroffen. Gelet op het verruigen van het terrein – het biotoop is minder geschikt voor de rugstreeppad – en de uitkomsten van het toenmalig onderzoek, is er geen aanleiding om de rugstreeppad alsnog te verwachten.

Overige beschermde soorten

De overige beschermde soorten (libellen, dagvlinders etc.) worden alleen aangetroffen in specifieke leefmilieus. Voor deze soorten ontbreekt binnen het plangebied Laurentiushof een geschikt habitat.

5.10.3 Conclusie

De ecologie dan wel beschermde planten (flora), dieren (fauna) en natuurgebieden of andere soorten vormen geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan Laurentiushof.

Voor de tuin achter de kerk is in juli 2018 een update van het ecologisch onderzoek van 2015 uitgevoerd. In de tuin zijn – tegenwoordig – veel schuilmogelijkheden voor dieren aanwezig. Het betreft voornamelijk de egel. Verder zijn broedvogels niet uit te sluiten en is er een ongedocumenteerde waarneming van een ringslang. Daarom wordt geadviseerd de tuin en de opstallen voor de winter op te ruimen. Dan zal er geen effect kunnen ontstaan op beschermde soorten.

5.11 Externe veiligheid

5.11.1 Wet- en regelgeving, en beleid

Externe veiligheid gaat over de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Om het transport van gevaarlijke stoffen te reguleren is het Basisnet opgezet en vastgesteld.

Externe veiligheidsrisico's worden in beeld gebracht door middel van twee begrippen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico (PR) gaat over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger. Dit is de overlijdenskans voor een persoon die op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent (onbeschermd) aanwezig is. Het groepsrisico (GR) geeft de kans op een groep dodelijke slachtoffers (van een bepaalde omvang) door een ongeval met een gevaarlijke stof, afgezet tegen de oriëntatiewaarde.

De (hoofd)regels zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Deze besluiten hanteren dezelfde risicobenadering en schrijven de methode voor het bepalen van het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) voor. Voor het plaatsgebonden risico en de veiligheidszone geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het ruimtelijk besluit.

Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes dient bij een plan (voor bijvoorbeeld het realiseren van woningen) gelegen binnen een afstand van 200 meter van een transportroute voor gevaarlijke stoffen het plaatsgebonden risico, het plasbrandaandachtsgebied en het groepsrisico te worden beschouwd. De Regeling basisnet geeft transporthoeveelheden waarmee rekening moet worden gehouden en de plaatsgebonden risico contour.

Voor een aantal veelvoorkomende inrichtingen en langs de belangrijkste transportroutes is het PR door middel van een wettelijk voorgeschreven afstand vastgesteld. Bij inrichtingen geldt dit ook voor het invloedgebied waarbinnen het bevoegd gezag het GR moet verantwoorden (gegeven in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)). Voor wegen en spoorwegen zijn effectafstanden van de maatgevende scenario's, waarbinnen deze routes effect kunnen hebben, bekend. Voor gevallen waarin afstanden niet zijn voorgeschreven, kan een berekening nodig zijn om de omvang van effecten aan te tonen.

Daarnaast zijn er activiteiten die een extern risico met zich meebrengen, maar niet onder het Bevi vallen. Mogelijk is dan nog wel andere wetgeving van kracht, zoals:

  • het Activiteitenbesluit milieubeheer (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer);
  • het Barro (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening);
  • het Vuurwerkbesluit.

5.11.2 Verricht onderzoek / Verkenning risicobronnen

Door het bureau DGMR is met betrekking tot externe veiligheid een verkenning naar de risicobronnen in de omgeving van het plangebied Laurentiushof gedaan. Het rapport van het milieuonderzoek, inclusief het aspect externe veiligheid, van DGMR van 16 december 2016 is opgenomen als bijlage 6 van de Toelichting van dit bestemmingsplan.

Uitgangspunten

Het plangebied Laurentiushof is niet gelegen binnen 200 meter van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Een plaatsgebonden risicocontour of een plasbrandaandachtsgebied met betrekking tot een transportroute hoeft daarom niet te worden beschouwd, en een groepsrisicoberekening met betrekking tot een transportroute is voor het plan Laurentiushof tevens niet nodig.

DGMR heeft de externe risicobronnen in kaart gebracht aan de hand van de risicokaart en het Basisnet. De risicokaart omvat industriële bedrijven die een extern risico kunnen vormen. Ook buisleidingen zijn opgenomen op de risicokaart. Het Basisnet bevat de wegen, spoorwegen en vaarwegen die als route voor geklasseerde stoffen worden gebruikt. Gemeentelijke routeringen voor geklasseerde stoffen zijn niet opgenomen in het Basisnet. Voor de gemeentelijke routeringen van/in Weesp heeft DGMR zich gebaseerd op de aangegeven routes in de Beleidsvisie externe veiligheid van het gewest (c.q. de regio) Gooi en Vechtstreek (van maart 2010). Uit het beleidsdocument volgt dat de N236, op circa 700 meter ten zuiden van het plangebied Laurentiushof, de dichtstbij gelegen gemeentelijke routering voor geklasseerde stoffen is.

Inrichtingen

Voor inzicht in de locaties van de inrichtingen is op afbeelding 5.11 de risicokaart in de omgeving van het plangebied Laurentiushof (blauw) weergegeven. De zwarte lijn op afbeelding 4.11 ligt op circa 1 kilometer van het plangebied. Buiten deze afstand zijn redelijkerwijs geen activiteiten te verwachten die een extern risico van een relevante omvang voor het plangebied vormen.

Afbeelding 5.11 Risicobronnen op de risicokaart in de omgeving van het Laurentiushof

afbeelding "i_NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01_0015.png"

De volgende inrichtingen liggen binnen 1 kilometer van het plangebied Laurentiushof:

  • Tankstation Leeuwenveld ligt op 450 meter ten noorden van het plangebied en heeft een vergunde doorzet van 999 m3 LPG per jaar. Volgens het Bevi en bijlagen 1 en 2 van het Revi wordt op 45 meter van het tankstation aan het PR voldaan en is een verantwoording van het GR alleen nodig bij ontwikkelingen binnen 150 meter van het LPG tankstation. Voor deze inrichting is een nadere analyse en verantwoording dus niet nodig.
  • Het bedrijf A Smit en Zoon op 800 meter ten oosten van het plangebied. Dit bedrijf bevat een PGS 15 opslag (400-500 m2, laag beschermingsniveau) voor brandbare vloeistoffen. Volgens het Bevi en bijlagen 1 en 2 van het Revi wordt op 80 meter van de inrichting aan het PR voldaan en is een verantwoording van het GR alleen nodig bij ontwikkelingen binnen 520 meter van de inrichting. Voor deze inrichting is een nadere analyse en verantwoording dus niet nodig.
  • De Mixed Hockey Club ligt 650 meter ten zuidoosten van het plangebied. Hier staat een 3 m3 propaantank. Deze inrichting valt niet onder het Bevi. Het Activiteitenbesluit schrijft bij een dergelijke opslagtank een veiligheidsafstand voor van 10 meter tussen de tank en kwetsbare objecten. Gezien de afstand is de opslagtank voor het plangebied geen risicobron.
  • Automobielbedrijf Kost ligt op 950 meter ten zuidwesten van het plangebied en heeft een vergunde doorzet van 1500 m3 LPG per jaar. Volgens het Bevi en bijlagen 1 en 2 van het Revi wordt op 110 meter van het tankstation aan het PR voldaan en is een verantwoording van het GR alleen nodig bij ontwikkelingen binnen 150 meter van het LPG tankstation. Voor deze inrichting is een nadere analyse en verantwoording dus niet nodig.
  • Abbott Healthcare ligt op 700 meter ten zuidwesten van het plangebied. Hier wordt zoutzuur verladen. De toelichting van het bestemmingsplan verwijst voor deze inrichting naar een QRA uit 2010 met aanvullend onderzoek in 2011 en 2012. Hieruit volgt dat de 10-6 PR contour binnen de inrichting blijft en de maximale effectafstand met 99 meter niet reikt tot aan het plangebied. Deze inrichting vormt daarom geen extern risico voor het plangebied en verantwoording van het groepsrisico is dus niet nodig.

Inrichting in het plangebied/kerkgebouw

Het brouwproces vindt geheel plaats binnen de inrichting. De goederen die worden aan- en afgevoerd zijn inert en vormen geen risico. De aanwezige hoeveelheid gevaarlijke stoffen binnen de inrichting is dermate kleinschalig dat de inrichting niet onder het Bevi valt.

Het alcohol wordt bereid met stookbier (met ruim 10% alcohol) dat in één of twee ketels van 250 liter, dan wel één destilleerketel van 500 liter wordt gedestilleerd naar maximaal 40% (vlampunt 26 °C), ten behoeve van de jenever. Deze hoeveelheid brandbare vloeistoffen boven hun vlampunt is kleiner dan de drempelwaarde van 10 ton en daarom valt de inrichting niet onder het BRZO en dus ook niet onder het Bevi.

Het is nog niet duidelijk wat voor type koelinstallatie zal worden gebruikt en welk koelmiddel hierin zit. Koelinstallaties vallen vanaf 1.500 kilogram ammoniak onder het Bevi. Gezien de beperkte omvang van het voorgenomen initiatief is een zodanig grote koelinstallatie niet te verwachten. Daarmee valt de inrichting niet onder het Bevi. Kleinere koelinstallaties kunnen nog wel onder het Activiteitenbesluit (artikel 3.16c) vallen, waardoor periodieke onderhoudsinspecties verplicht kunnen zijn.

Eveneens worden er geen (gevaarlijke) installaties in de brouwerij/kerk gebruikt die tot noemenswaardige gevaren zouden kunnen leiden.

Transportroutes

De volgende transportroutes van geklasseerde/gevaarlijke stoffen liggen in de omgeving van het plangebied Laurentiushof:

  • De spoorlijn Amsterdam – Hilversum ligt op 330 meter ten noordoosten van het plangebied. De basisnetroutes voor geklasseerde stoffen Diemen – Amersfoort en Weesp – Zwolle lopen over dit traject. Stoffen uit klassen A (brandbaar gas), B (toxisch gas) en D (toxische vloeistof) hebben een effectafstand die verder reikt dan 330 meter en zouden bij een ongeval een risico kunnen vormen voor het plangebied. Omdat de afstand tot het plangebied groter is dan 200 meter is conform artikel 8 van het Bevt een kwantitatieve analyse van het groepsrisico niet nodig. Wel moet het bevoegd gezag conform artikel 7 van het Bevt ingaan op de mogelijkheden tot bestrijding van de ramp en de mogelijkheden van personen om zich in veiligheid te brengen.
  • De N236 (Gooilandseweg) op 700 meter ten zuiden van het plangebied. Volgens de QRA die voor het bestemmingsplan “Stedelijk gebied” Weesp is uitgevoerd, worden over deze weg stoffen uit de categorieën LF1, LF2 en GT3 vervoerd. GT3 heeft met 325 meter de grootste effectafstand. Externe risico's van transport over deze weg hoeven daarom niet nader te worden beschouwd voor het plangebied.
  • Het Amsterdam-Rijnkanaal op 1,4 kilometer van het plangebied. Gezien de afstand tot het plangebied zijn geen effecten te verwachten.
  • De [rivier] Vecht ligt op 150 meter van het plangebied. Deze vaarweg is in het (definitief ontwerp) Basisnet water opgenomen als een vaarweg zonder frequent vervoer (groene vaarweg). Langs deze vaarweg gelden vanuit het PR geen beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen en hoeft het GR niet te worden verantwoord vanwege de nauwelijks merkbare effecten.

Buisleidingen

Volgens de risicokaart liggen binnen 1 kilometer van het plangebied Laurentiushof geen buisleidingen. Er is derhalve geen sprake van voor het plangebied relevante buisleidingen.

5.11.3 Zelfredzaamheid en Bestrijdbaarheid (beperkte verantwoording groepsrisico)

Het onderhavige plangebied Laurentiushof ligt in het invloedsgebied van de spoorlijn Amsterdam – Hilversum. Omdat het onderhavige plan op meer dan 200 meter van die transportroutes voor gevaarlijke stoffen ligt, is het effect op het groepsrisico zeer beperkt. Echter, er is een restrisico en bepaalde risicoscenario's brengen effecten met zich mee die tot op ruime afstand negatieve effecten kunnen hebben, zoals een druk- en hittegolf na explosie (BLEVE-scenario) en de uitbraak van een giftige wolk/damp (toxisch scenario). In dat kader is het van belang dat de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid in orde zijn zodat risico's zo sterk mogelijk worden voorkomen of beperkt.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Bij zelfredzaamheid wordt gekeken naar mogelijkheden voor ontvluchting en naar beperkt zelfredzame personen.

Bij het onderhavige plangebied zijn meerdere vluchtroutes die van de risicobron af gaan, zoals de Herengracht (in westelijke richting) en de Kerklaan (in noordelijke richting). Vervolgens kan er verder worden gevlucht in zuidelijke of westelijke richting. Indien er zich ten westen van het Laurentiushof een calamiteit voordoet, is de Herengracht de vluchtroute in oostelijke richting.

Ten aanzien van het toxisch scenario is schuilen van belang. De schuilmogelijkheden zijn in de gebouwen in het plangebied zelf. Tevens kan er worden gescholen in de naastgelegen gebouwen.

In het plangebied Laurentiushof worden geen functies voor beperkt zelfredzame personen mogelijk gemaakt.

Bestrijdbaarheid

Voor een mogelijke uitbraak van de genoemde risicoscenario's dient te worden gekeken naar de mogelijkheden van bestrijding van de consequenties van die scenario's. Hittegolven kunnen een brand veroorzaken in het onderhavige plangebied. Om een brand goed te kunnen bestrijden zijn een aantal gebiedskenmerken benodigd. Voor een toxisch scenario zijn die gebiedskenmerken ook van belang. Het gaat om bereikbaarheid, bluswater en ruimte voor de brandweer.

De bereikbaarheid van het gebied voor de hulpdiensten is op orde, want de toegangswegen Herengracht en Kerklaan zijn breed, en die wegen liggen dichtbij het plangebied. Er zijn langs de Herengracht en Kerklaan opstellocaties voor de brandweer. Bij het onderhavige plangebied is voldoende bluswater beschikbaar, want in de directe omgeving is een watergang aanwezig.

5.11.4 Conclusie

De bierbrouwerij/jeneverstokerij, die zijn opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan Laurentiushof, vormt geen extern risico voor de omgeving.

De inrichtingen, transportroutes en buisleidingen in de omgeving van het plangebied Laurentiushof zijn beschouwd. De aanwezige risicobronnen liggen allemaal op dermate grote afstand dat de risico's van deze bronnen niet kwantitatief hoeven te worden onderzocht. Wel ligt het plangebied Laurentiushof binnen het invloedgebied van het transport over de spoorverbinding Amsterdam – Hilversum.

Ten aanzien van de spoorlijn Amsterdam – Hilversum dient voor het plan Laurentiushof door het bevoegd gezag een beperkte verantwoording van het groepsrisico te worden opgesteld. Dit betreft de mogelijkheden tot bestrijding van een ramp en de mogelijkheden van personen om zich in veiligheid te brengen. De paragraaf over zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid in de Toelichting van dit bestemmingsplan kan door de gemeente als onderbouwing bij die verantwoording van het risico worden gehanteerd.

De overige (mogelijke) risicobronnen zijn voor het plangebied Laurentiushof niet relevant.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

5.12 Milieueffectrapportage (m.e.r.)

Het instrument en de procedure milieueffectrapportage (m.e.r.) is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in (samenhang met) het Besluit milieueffectrapportage. Voor alle projecten waarbij de activiteit is opgenomen in (Bijlage D van) het Besluit milieueffectrapportage moet door het bevoegd gezag worden beoordeeld of een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Het onderhavige bestemmingsplan Laurentiushof heeft geen betrekking op een activiteit opgenomen in Bijlage C of D van het Besluit milieueffectrapportage. Het onderhavige plan is niet aan te merken als een stedelijk ontwikkelingsproject of een ander type project/plan in het Besluit milieueffectrapportage, omdat er sprake is van de ontwikkeling van enkel drie nieuwe woningen en omdat de functies met betrekking tot de transformatie van de Laurentiuskerk reeds zijn vergund en geen nieuwe ontwikkeling betreffen.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving en regeling

6.1 Algemeen

6.1.1 Planopzet

Het voorliggende bestemmingsplan is een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is opgesteld conform SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012). Daarin zijn de regels voor een belangrijk deel gestandaardiseerd.

Het bestemmingsplan is overeenkomstig de SVBP 2012 gedigitaliseerd opgesteld. Het bestemmingsplan wordt elektronisch/digitaal beschikbaar gesteld op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl.

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor ontwikkeling en beheer van het plangebied. Gezien de duidelijke voorgestane ontwikkeling en de gewenste concrete inpassing in de bestaande ruimtelijke structuur is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de voorgestane ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden ontwikkeld, beheerd en/of behouden.

Op de Verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de Verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele afwijkingsmogelijkheden te vinden.

Voor een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk dat de in het bestemmingsplan gestelde regels zodanig zijn opgesteld dat deze (goed) te handhaven zijn. Het gemeentebestuur is van oordeel dat de regels in het onderhavige plan voldoen aan deze eis.

Opbouw van het bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de Verbeelding, de Toelichting en de Regels. Hierbij geven de Regels de juridische bepalingen van het bestemmingsplan en geeft de Verbeelding de locaties en aanduidingen van die juridische bepalingen weer. Hierna worden deze onderdelen van het onderhavige bestemmingsplan "Laurentiushof" beschreven.

De Regels zijn, conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP2012, ondergebracht in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1: Inleidende regels.
  • Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels.
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels.
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.

6.1.2 Achtergronden bij de systematiek van het bestemmingsplan

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze van bestemmen, en wordt een algemene toelichting gegeven op de juridische regeling van dit bestemmingsplan, die wordt gegeven met de Regels en de Verbeelding tezamen.

Op de Verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. In het onderhavige bestemmingsplan komen tevens dubbelbestemmingen voor.

Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen juridische betekenis indien in de Regels aan de desbetreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Het kunnen aanduidingen zijn die nadere aanwijzingen geven over de toegestane functies, over maten of over de soort bebouwing.

Het bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. In artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat twee begrippen hierbij centraal staan. Dit zijn:

  • goede ruimtelijke ordening;
  • uitvoerbaarheid.

Als een bestemmingsplan aan deze twee eisen voldoet, voldoet het aan de belangrijkste vereisten volgens de wet.

Via een bestemmingsplan worden bestemmingen aan gronden gegeven waarmee bepaalde functies worden toegestaan. Vanuit de Wro volgt een belangrijk principe: toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de bestemming en de functie die het bestemmingsplan bepaalt uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren;
  • de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsregels zijn hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het 'bouwen') en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken (dan wel het aanleggen van werken).

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is niet het enige instrument. Andere wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Erfgoedwet (2016), de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Bouwbesluit 2012, de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening en de gemeentelijke Bouwverordening zijn ook belangrijk voor het uitvoeren van het ruimtelijk beleid.

Via overeenkomsten kan de gemeente met betrokken partijen aanvullende afspraken maken voor zover dat niet via het bestemmingsplan geregeld kan worden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het zeker stellen dat bepaalde activiteiten ook werkelijk verricht worden om zo het toelatingskarakter van een bestemmingsplan aan te scherpen.

6.1.3 De Verbeelding (bestemmingsplankaart)

Op de Verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Het onderhavige bestemmingsplan bevat 'enkelbestemmingen' en 'dubbelbestemmingen'.

Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een GBKN-ondergrond gebruikt. Dit bestand is opgebouwd in coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, of kortweg Rijksdriehoekscoördinaten (ook wel: RD-coördinaten). Dit zijn de coördinaten die in Nederland worden gebruikt als grondslag voor onder meer geografische aanduidingen, waarbij de exacte locatie van een gebied wordt vastgelegd. In het plan is met behulp van lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven.

Op de Verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen zoals gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Via de bijhorende regels in de Regels wordt bepaald wat hier wel en niet mag.

Ten aanzien van de Verbeelding is een digitaal bestand (een '.gml-bestand') leidend. Het 'gml-bestand' bepaalt waar welke bestemming ligt en waar welke aanduidingen gelden. Een afgeleide van dat gml-bestand is bijvoorbeeld een pdf-bestand of een papieren kaart. Bij twijfel over een pdf-bestand of een papieren versie van de Verbeelding geeft de gml de juridische doorslag.

6.1.4 De Toelichting

De Toelichting wordt opgesteld op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hier staat, in het kort, dat in de Toelichting verslag gedaan moet worden van de gemaakte keuzes in het plan. Voor een ontwikkelingsgericht plan vraagt dat een andere onderbouwing dan voor op beheer gerichte plannen (een plan kan ook ontwikkelingsgericht zijn voor het ene deel en beheergericht voor een ander deel). Ook moet ingegaan worden op het aspect water, de afstemming met andere overheden (indien nodig), het onderzoek naar de uitvoerbaarheid, voor zover nodig, en de wijze waarop inspraak is verricht (indien nodig). Een Toelichting moet, voor zover een beleidsstuk relevant is voor het plan, aangeven wat de relatie is tussen het bestemmingsplan en dat beleidsdocument.

Via de Toelichting wordt inzicht gegeven in de twee eisen uit artikel 3.1 van de Wro (namelijk goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaarheid). In de Toelichting staat centraal waarom de functies als opgenomen op de Verbeelding, met de bijhorende regels, de mogelijkheden bieden zoals aangegeven, en waarom dit past op die locatie.

6.1.5 De Regels

De Regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1: Inleidende regels.
  • Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels.
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels.
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.

In de hierna volgende paragrafen 6.2, 6.3, 6.4 en 6.5 wordt ingegaan op de inhoud van de Regels, per hoofdstuk, van het onderhavige bestemmingsplan.

De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling, voor zover mogelijk en relevant. De bestemmingsregels bevatten voor elke bestemming een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en bevatten indien nodig regels voor het afwijken van de bouwregels.

Het onderhavige bestemmingsplan bevat geen regels met betrekking tot wijzigingsbevoegdheden voor een aangeduid gebied en/of uitwerkingsplichten (omdat die niet in het bestemmingsplan zijn opgenomen).

6.2 Inleidende regels

In Hoofdstuk 1 van de Regels worden begrippen verklaard die worden gebruikt in de Regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Vervolgens is in artikel 2 'Wijze van meten' bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

6.3 Bestemmingsregels

De regels in verband met de bestemmingen kennen een enigszins verschillende opbouw en bestaan in ieder geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. Het verschil in opbouw van de bestemmingen heeft te maken met de aard van het bestemmingsplan, namelijk deels gericht op een nieuwe ontwikkeling, deels gericht op de inbedding van vergunde nieuwe functies en deels gericht op het behoud en bescherming van bestaande waarden. Met betrekking tot behoud en bescherming zijn een drietal dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan opgenomen. Voor een aantal bestemmingen zijn bijzondere gebruiksregels en/of een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.

De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Hierin is een omschrijving opgenomen van de functies die binnen de bestemming zijn toegestaan (het gebruik). In een tweetal gevallen is een specificering van de toegestane functie opgenomen, die correspondeert met een functieaanduiding op de verbeelding.

De bouwregels bij een bestemming zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving of aan het te behouden en herstellen kerkgebouw.

De Algemene bouwregels en de Algemene gebruiksregels staan in Hoofdstuk 3 van de Regels.

In dit bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen gebruikt:

Artikel 3 Gemengd

De bestemming 'Gemengd' is opgenomen voor de diverse functies van het kerkgebouw. De nieuwe functies van het kerkgebouw die reeds mogelijk zijn gemaakt met de omgevingsvergunning voor de transformatie van de Laurentiuskerk, zijn in deze bestemming opgenomen. In paragraaf 3.2 is een toelichting op de aanvullingen ten opzichte van de verleende omgevingsvergunning gegeven.

De volgende reeds vergunde functies voor in het kerkgebouw zijn in de bestemming 'Gemengd' opgenomen: horeca, een (bier)brouwerij, een jeneverstokerij/likeurstokerij/destilleerderij, yogaschool, kantoor zonder baliefunctie, detailhandel, wonen (maximaal 2 woningen), bed & breakfast en inpandig parkeren. Tevens zijn de functies bedrijven tot en met categorie 2 en cultuur en ontspanning opgenomen in deze bestemming.

Voor de brouwerij en stokerij (gecombineerd) is een oppervlakte van maximaal 500 m2 gbo, waarvan maximaal 200 m2 gbo voor productie, in de regels opgenomen. In paragraaf 3.2 is dit toegelicht.

Ten aanzien van de horeca geldt dat horeca-categorie 3b volgens de Horeca-categorisering van de gemeente Weesp is toegestaan. Dit houdt in dat horeca, die hoofdzakelijk gericht is op het verstrekken van alcoholhoudende dranken, zoals een café en bar, is toegestaan. Ten behoeve van de horeca is de aanduiding 'terras' opgenomen, welke ten zuiden van het kerkgebouw op de verbeelding is opgenomen. De begrenzing van het terras is gerelateerd aan het akoestisch onderzoek inzake het terras. Tevens zijn voor het terras specifieke gebruiksregels bepaald.

Voor detailhandel is een oppervlakte van maximaal 100 m2 gbo in de regels opgenomen. In paragraaf 3.2 is dit toegelicht.

De bouwregels voor de hoofdbebouwing zijn gebaseerd op de (deels te herstellen) bestaande bebouwing ter plaatse, namelijk het kerkgebouw. Het bouwvlak is dicht tegen de gevel van het kerkgebouw geplaatst en is tevens om de bestaande en vergunde aanbouw heen gelegd. Voor de verschillende relevante locaties binnen het bouwvlak zijn op de verbeelding maximale bouwhoogtes gegeven.

Ten aanzien van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn beperkte bouwmogelijkheden opgenomen. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 3' is een grotere bouwhoogte mogelijk in verband met de bestaande hogere bebouwing en het mogelijk realiseren van een installatieruimte ten behoeve van de functies in het kerkgebouw.

In de speficieke gebruiksregels van dit artikel zijn de parkeernormen ten aanzien van motorvoertuigen voor de diverse functies binnen de bestemming 'Gemengd' vastgelegd.

Artikel 4 Tuin

De gronden rondom de drie (te realiseren) vrijstaande woningen en aan de noordzijde van het kerkgebouw, hebben de bestemming 'Tuin' gekregen. Ter plaatse van deze gronden/bestemming zijn in de huidige situatie al deels tuinen aanwezig. De bestemming 'Tuin' is voornamelijk gegeven om het open karakter van het plangebied te behouden en om een deel van de kerktuin (in een nieuwe vorm) te behouden. Tevens wordt een beeldbepalende plek in het beschermd stadsgezicht, namelijk de noordgevel van de Laurentiuskerk, vrijgehouden.

De (te realiseren) parkeerplaatsen bij de woningen komen tevens te liggen op gronden met de bestemming 'Tuin', maar het parkeren is enkel mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.

In deze bestemming is het enkel mogelijk om gebouwen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 2' te realiseren. Voor de gebouwen geldt een maximale oppervlakte van 6,5 m2 en een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 1 meter dan wel 2 meter.

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

Deze bestemming geldt voor wegen, straten, voetpaden en parkeerplaatsen ten behoeve van de afwikkeling van bestemmingsverkeer en het parkeren van motorvoertuigen, alsmede voor verblijf en verplaatsing gericht op de aangrenzende bestemmingen met de daarbij behorende voorzieningen. Naast deze functies zijn de gronden tevens bestemd voor evenementen.

Ten aanzien van het bouwen geldt dat slechts gebouwen zijn toegestaan voor nutsvoorzieningen. Daarnaast is voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de bouwhoogte op 10 meter vastgelegd.

Artikel 6 Water

Deze bestemming is bedoeld voor de aanleg, het onderhoud en de instandhouding van een kleine watergang aan de noordgrens van het plangebied, en voor de waterhuishouding, waterberging en waterbeheersing, en eventueel waterrecreatie. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een hoogte van 1 meter.

Artikel 7 Wonen

Deze bestemming geldt voor de drie (te realiseren) vrijstaande woningen in het plangebied, en deels de bijbehorende tuinen. Bij de woningen zijn aan huis gebonden beroepen en bedrijven toelaatbaar.

De (toekomstige) bouwpercelen kennen slechts voor een gedeelte de bestemming 'Wonen', en daarom geldt binnen het bestemmingsvlak een maximaal bebouwingspercentage van 100%.

De (te realiseren) bebouwing ter plaatse van de (toekomstige) bouwpercelen en in de gronden met de bestemming 'Wonen' is speficiek geregeld, onder meer in verband met de ligging in de binnenstad van Weesp en het beschermd stadsgezicht.

Ten aanzien van het bouwen geldt dat de woningen binnen het bouwvlak dienen te worden opgericht en dat de aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitsluitend ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' (tot 4 meter buiten het bouwvlak) zijn toegestaan. Er is één woning per bouwvlak toegestaan. De maximale bouwhoogte en goothoogte van de woningen zijn per bouwvlak en bouwvlakdeel specifiek geregeld, middels een aanduiding op de verbeelding; de maximale bouwhoogte varieert van 7,0 tot 7,9 meter. Voor de aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden een aantal bouwhoogte regels, waaronder de maximale bouwhoogte van 5 meter. De vlakken van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' kennen een bescheiden omvang.

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is de bouwhoogte op 5 meter vastgelegd waarbij uitzonderingen voor erfafscheidingen zijn gemaakt.

Verder is een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen, namelijk voor het vergroten van de bouwhoogte en/of goothoogte en ten behoeve van meer aanvullende locaties voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

In de speficieke gebruiksregels van dit artikel zijn de parkeernormen ten aanzien van motorvoertuigen voor de woningen vastgelegd.

In vrijstaande bijgebouwen mag niet gewoond worden en mag ook geen aan huis gebonden beroep of bedrijf uitgeoefend worden.

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 1

De bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' wordt gehanteerd voor die delen van het plangebied, die op basis van het archeologische vooronderzoek (mogelijk) archeologische waarde bevatten; in dit geval het gehele plangebied. Bouwen is op deze gronden ten behoeve van een andere ter plaatse geldende (enkel)bestemming uitsluitend is toegestaan nadat uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische resten worden verstoord. Uitzondering hierop is het vervangen, vernieuwen of veranderen van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot of bij heiwerkzaamheden en als de grondwerkzaamheden ten behoeve van het bouwwerk niet dieper plaatsvinden dan 50 centimeter of niet een groter oppervlak betreffen dan 50 m2.

Artikel 9 Waarde - Beschermd stadsgezicht

Een deel van de binnenstad van Weesp is aangewezen als beschermd stadsgezicht overeenkomstig de aanwijzing Beschermd Stadsgezicht. Het gehele onderhavige plangebied ligt in het beschermd stadsgezicht gebied. Op de gronden ter plaatse van het beschermd stadsgezicht is een dubbelbestemming opgenomen. De gronden waar de dubbelbestemming voor geldt zijn bestemd voor de onderliggende enkelbestemmingen, zoals 'Gemengd', 'Tuin' of 'Wonen', en er dient te worden voldaan aan de regels die in dit artikel zijn opgenomen. De regels zijn er op gericht om de aanwezige waarden te behouden, herstellen en mogelijk te versterken.

Voor de Laurentiuskerk, gelegen op gronden met de bestemming 'Gemengd', geldt op basis van artikel 9 in dit bestemmingsplan hetzelfde beschermingsniveau als in het voorgaande bestemmingsplan "Stedelijk Gebied".

Voor de nieuwbouw van drie woningen geldt dat het bouwen enkel mogelijk is in de specifieke bouwvlakken en op basis van de specifieke bouwregels van de bestemming 'Wonen'. Voor de drie nieuwe woningen is concreet is neergelegd waar en hoe gebouwd mag worden

Ten aanzien van het bouwen van de drie nieuwe woningen zijn in artikel 9 van dit bestemmingsplan, ten opzichte van de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' in het voorgaande bestemmingsplan, een aantal aanvullende bepalingen opgenomen. Doordat in de bestemming 'Wonen' voor de drie nieuwe woningen concreet is neergelegd waar en hoe gebouwd mag worden, en de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' (artikel 9) van toepassing is, wordt een passend stadsgezicht gewaarborgd.

Aangezien de bestaande tuin in het plangebied niet historisch waardevol is, is het ruimtelijk aanvaardbaar om binnen het beschermd stadsgezicht gebied nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Ten aanzien van de nieuwe woningen is het uiteraard wel van belang dat er wordt voldaan aan de redelijke eisen van welstand. Daarom is in dit artikel van het onderhavige bestemmingsplan opgenomen dat ter plaatse van de bestemming 'Wonen' bouwen mogelijk is, mits er wordt voldaan aan de redelijke eisen van welstand in relatie tot de criteria met betrekking tot het beschermd stadsgezicht opgenomen in het gemeentelijke welstandsbeleid.

Om het plan niet te star te maken zijn, is in dit artikel van het onderhavige bestemmingsplan voor enkele kleine locaties opgenomen dat het plat of anderszins afdekken van aan- en uitbouwen en bijgebouwen is toegestaan. Doordat ook de goothoogte beperkt is, zal het gaan om kleine bouwwerken. In de bestaande situatie zijn in het onderhavige plangebied ook aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een dak zonder kap aanwezig.

Om de lijn van het voorgaande bestemmingsplan aan te houden is ten aanzien van het kerkgebouw de regeling uit het voorgaande bestemmingsplan overgenomen. Daarom is voor ter plaatse van de bestemming 'Gemengd' in dit artikel van het onderhavige bestemmingsplan opgenomen dat de hoofdgebouwen op de bestaande voorgevellijn moeten worden gebouwd en dat de bestaande gevelindeling, dakvorm, nokrichting en dergelijke niet mogen worden gewijzigd.

Er zijn, grotendeels in lijn met het voorgaande bestemmingsplan, enkele afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van de bouwregels opgenomen.

Er is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen zowel voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als voor sloopwerkzaamheden.

Met een omgevingsvergunning is het tevens mogelijk af te wijken van de verplichting dat het behoud en de bescherming van het beschermd stadsgezicht in acht moet worden genomen, als dit belang ter plaatse niet meer van toepassing is.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

Binnen deze bestemming is de waterkering ter plaatse van het plangebied opgenomen. Binnen deze bestemming mag niet zondermeer gebouwd worden, behalve wanneer het ten dienste staat van de waterkering.

6.4 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de aanvullende, algemene regels opgenomen.

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat de bepaling om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Het artikel is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening en is daaruit overgenomen.

Artikel 12 Algemene bouwregels

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Het betreft regelingen ten aanzien van kelders, dakkapellen, dakterrassen en bestaande maten.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

Aanvullend zijn in het plan regels gesteld ten aanzien van het gebruik. In dit artikel is een aantal gebruiksmogelijkheden voor het gehele plan uitgesloten (strijdig gebruik). Daarnaast zijn regels gegeven voor beroepen en bedrijven aan huis.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

Voor een specifiek aspect zijn aanvullende regels gesteld, namelijk monumenten dan wel het monument binnen het onderhavige plangebied. Voor ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zijn aanvullende regelingen van kracht voor het bebouwen dan wel het gebruik van de gronden.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft onder meer kleine afwijkingen ten behoeve van een betere ruimtelijke en/of technische uitvoerbaarheid, als ook mogelijkheden voor extra woningen en aan huis gebonden meldingsplichtige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

In de algemene wijzigingsregels is de mogelijkheid opgenomen een aantal bestemmingsgrenzen te verleggen en bouwgrenzen te veranderen. Het betreft de bestemming 'Water' en de bestemming 'Verkeer - Verblijf'. Daarnaast is de mogelijkheid opgenomen om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' te verwijderen.

Artikel 17 Overige regels

In dit artikel is bepaald dat de in het plan genoemde wet- en regelgeving moet worden gelezen zoals die op het moment van tervisie leggen van het bestemmingsplan geldt.

6.5 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 van de Regels bevat twee artikelen. In het eerste artikel (artikel 18) is het overgangsrecht opgenomen, zoals dat is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hierin is bepaald dat legaal gerealiseerde bouwwerken, die niet voldoen aan het (nieuwe) bestemmingsplan, mogen worden gehandhaafd. Ook voor strijdig gebruik van gronden en opstallen is een dergelijke overgangsregeling opgenomen. Het tweede artikel (artikel 19) bevat de slotregel.

Artikel 18 Overgangsrecht

Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het onderhavige bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt. De tekst uit dit artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen. Het betreft een regeling voor legale bestaande bouwwerken en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het bestemmingsplan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of dit strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), wordt, in artikel 6.2.1 van het Bro, onder meer aangewezen, een bouwplan voor de bouw van één of meer woningen.

Bij het onderhavige bestemmingsplan "Laurentiushof" is sprake van een bouwplan ex artikel 6.2.1 Bro.

Indien sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen. De gemeenteraad kan op basis van artikel 6.12, tweede lid Wro echter besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen wanneer:

  • a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13 eerste lid, onder c, 4° onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Het kostenverhaal kan worden verzekerd via bijvoorbeeld een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte, of via een anterieure overeenkomst met de grondeigenaar over de ontwikkeling.

Het kostenverhaal, met betrekking tot de bouwplanontwikkelingen, ten aanzien van het bestemmingsplan Laurentiushof is verzekerd middels een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft een anterieure overeenkomst gesloten met de ontwikkelaar Van Vliet, de enige eigenaar en ontwikkelaar van de particuliere grond in het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan.

Op basis van de anterieure overeenkomst blijkt dat het onderhavige bestemmingsplan Laurentiushof economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Inzake het bestemmingsplan "Laurentiushof" is er vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro geweest met het waterschap Amstel, Gooi en Vecht dan wel diens uitvoeringsorganisatie Waternet. De provincie Noord-Holland en het Rijk hebben in algemene zin te kennen gegeven dat een vooroverleg bij een plan als het onderhavige niet nodig is. Er is tevens geen sprake van provinciale belangen of nationale belangen die door het onderhavige bestemmingsplan worden beïnvloed.

8.2 Inspraak voorfase bestemmingsplan, en inspraak op de stedenbouwkundige kaders

Voor dit bestemmingsplan wordt geen inspraakprocedure op grond van de gemeentelijke Inspraakverordening gehouden. De wettelijke zienswijzenprocedure op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) wordt voldoende geacht voor dit bestemmingsplan "Laurentiushof".

Van belang hierbij is ook dat er in ruime mate overleg met belanghebbenden in de omgeving is geweest voordat het bestemmingsplan als ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. Met de buurtbewoners heeft afstemming plaatsgevonden over de positie, omvang en kenmerken van de drie nieuwe woningen.

Bij de stedenbouwkundige kaders die ten grondslag liggen aan dit bestemmingsplan is er de gelegenheid tot inspraak geweest. Op grond van onder meer de inspraakreacties zijn de stedenbouwkundige kaders in 2016 hernieuwd vastgesteld door de gemeenteraad van Weesp.

8.3 Ontwerpbestemmingsplan en Zienswijzenprocedure

8.3.1 Procedure ontwerp-bestemmingsplan

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wro van toepassing. De kennisgeving van het ontwerpbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt in de Nederlandsche Staatscourant (een digitale uitgave van de rijksoverheid) geplaatst. Tevens wordt de kennisgeving in het plaatselijke blad geplaatst. Daarnaast wordt de kennisgeving geplaatst op de website van de gemeente Weesp.

Het ontwerpbesluit en het ontwerp-bestemmingsplan worden vervolgens zes weken ter inzage gelegd. Binnen de genoemde termijn wordt 'een ieder' in de gelegenheid gesteld om een zienswijze met betrekking tot het bestemmingsplan in te dienen.

De kennisgeving en het ontwerp-bestemmingsplan worden ook op digitale wijze gepubliceerd. Dit wordt gedaan op de gemeentelijke website, de website van de Staatscourant, en www.ruimtelijkeplannen.nl.

8.3.2 Zienswijzenprocedure, en planwijzigingen naar aanleiding van zienswijzen

Het bestemmingsplan is volgens artikel 3.8 Wro (en afdeling 3.4 Awb) zes weken ter inzage gelegd voor de zogenoemde zienswijzenprocedure. Het ontwerp-bestemmingsplan heeft van 25 oktober t/m 5 december 2018 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn vier zienswijzen binnengekomen bij de gemeente.

Naar aanleiding van de binnengekomen zienswijzen is het bestemmingsplan (de Verbeelding, de Regels en de Toelichting) aangepast. Zie voor de beantwoording van de zienswijzen, en de aanpassingen in het bestemmingsplan naar aanleiding van de zienswijzen, de "Reactienota zienswijzen bestemmingsplan Laurentiushof". De Reactienota is opgenomen als bijlage 13 van de Toelichting van dit bestemmingsplan.

De voornaamste wijziging betreft de aanpassing van de westelijk, langs de Kerklaan, gelegen woning in het bestemmingsplan, waarbij het bestemmingsvlak en bouwvlak van de bestemming 'Wonen' zijn gewijzigd. De betreffende wijziging van de bestemming 'Wonen' is voorafgaand aan het indienen met de indieners van de zienswijze afgestemd.

Een andere wijziging betreft het reduceren van de maximale m2 gebruiksoppervlakte (gbo) van de functies brouwerij en stokerij (gecombineerd) en detailhandel.

8.4 Vaststelling van het bestemmingsplan

Na de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad zal het bestemmingsplan opnieuw zes weken ter inzage worden gelegd (fysiek en digitaal) voor de beroepstermijn.

Het onderhavige bestemmingsplan Laurentiushof is op 11 april 2019 door de gemeenteraad vastgesteld.