direct naar inhoud van Regels
Plan: Laurentiushof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Laurentiushof" met identificatienummer NL.IMRO.0457.SG01BPLauhof-vg01 van de gemeente Weesp.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 de verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

1.4 aan huis gebonden beroep en bedrijf:

het door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, dan wel het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet milieubeheer geldt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de functie in overeenstemming is.

1.5 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

1.9 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.10 achtergevel:

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.11 antenne:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het verzenden en/of ontvangen van telecommunicatie-verkeer met inbegrip van de daarbij behorende technische installaties.

1.12 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende (dan wel te verwachten) zichtbare en/of onzichtbare sporen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.15 bed & breakfast (als aan huis gebonden beroep of bedrijf):

kleinschalige overnachtingaccommodatie met een maximum van 4 bedden, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en wordt gerund door de bewoners van het desbetreffende huis.

1.16 bed & breakfast (als bedrijf):

kleinschalige overnachtingaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast wordt gerund door de eigenaren/gebruikers van het desbetreffende pand.

1.17 bedrijf:

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.18 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.19 begane grondlaag:

de onderste bouwlaag van een gebouw, geen kelder/verdieping zijnde.

1.20 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.21 beschermd stads- of dorpsgezicht:

beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 1, onder g, van de Monumentenwet 1988. Dit blijft van toepassing totdat de Omgevingswet in werking is getreden volgens overgangsrecht in de Erfgoedwet, op grond van artikel 9.1, lid 1, onder a.

1.22 bestaande maten:

afstanden, goot- en bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn of in uitvoering zijn, dan wel in uitvoering zijn of mogen worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning die voor dat tijdstip is aangevraagd.

1.23 bestaande woning/gebouw:

een woning of ander gebouw, dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel in uitvoering is of mag worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning die voor dat tijdstip is aangevraagd.

1.24 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.25 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.26 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.27 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.28 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.29 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.30 bouwlaag:

het geheel van op gelijke vloerhoogte gelegen ruimte in een gebouw, een zolderverdieping of vliering wordt hieronder niet begrepen.

1.31 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.32 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.33 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct en/of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.35 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.):

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten, van een vastgoedobject, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.

1.36 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleinere etenswaren.

1.37 cultuurhistorisch karakter:

het karakter van de binnenstad, dat wordt bepaald door een stedenbouwkundige structuur, waarin zowel het zich in de loop der eeuwen ontwikkelde beschavingspatroon, als geografische situatie waarin de nederzetting is ontstaan, herkenbaar is.

1.38 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.39 carport:

een overkapping bestemd voor het overdekt stallen van motorvoertuigen.

1.40 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.41 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.42 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.43 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, yogascholen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.44 discotheek:

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken.

1.45 differentiatielijn:

aanduiding welke het verschil aangeeft tussen de binnen een bestemming geldende bouw- en/of gebruiksregels.

1.46 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

1.47 erf:

al dan niet bebouwd (bouw)perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.48 erfbebouwing:

alle bij het hoofdgebouw behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, en overkappingen.

1.49 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.50 evenement:

een verplaatsbare, georganiseerde gebeurtenis van één of meerdere dagen met een al dan niet terugkerend karakter, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, vermaak-, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, waarbij tijdelijke bouwwerken, zoals tenten, paviljoens en podia, toegestaan zijn.

1.51 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.52 gedeeltelijk vernieuwen of veranderen:

het renoveren dan wel verbouwen van een bouwwerk dat er niet toe mag leiden dat in een betrekkelijk korte periode in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd. De hoofddraagconstructie (fundering, spanten, draagbalken, gordingen en draagmuren) moet blijven gehandhaafd en mogen niet worden vervangen, én:

  • a. de uiterlijke verschijningsvorm zoals oppervlakte, goot- en nokhoogte, dakhelling en materiaalgebruik moeten ongewijzigd blijven, én
  • b. er mogen geen nieuwe funderingen en/of nieuwe draagmuren worden geplaatst, én
  • c. de functie van het bouwwerk moet hetzelfde blijven.
1.53 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.54 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken - niet zijnde traiteur en catering -, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waarbij een categorisering van toepassing is, zoals opgenomen in bijlage 1 Horeca-categorisering.

1.55 hotel:

een accommodatie waarin logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden, kleine etenswaren en dranken worden verstrekt aan gasten.

1.56 huishouden:

één, of meerdere personen, die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn.

1.57 kantoor:

een ruimte, welke door haar indeling en inrichting geschikt is om uitsluitend of hoofdzakelijk te worden gebruikt voor administratieve en/of dienstverlenende werkzaamheden.

1.58 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 30° en ten hoogste 60°, uitgezonderd de spits van een kerktoren en de spits van een transept toren.

1.59 kelder:

een bouwlaag onder een gebouw die geheel of grotendeels beneden het aanliggende terrein is gelegen.

1.60 klein ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (een van) de volgende omstandigheden:

  • a. het productieproces wordt grotendeels 'met de hand' of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen, die door energiebronnen buitende menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
  • b. voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid.
1.61 kunstobject of niet civieltechnisch kunstwerk:

voortbrengsel van de beeldende kunsten; kunstuiting.

1.62 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een viaduct, een aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.63 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.64 maaiveld:

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

1.65 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen sectoren, met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.66 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d, van de Wet ruimtelijke ordening.

1.67 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken.

1.68 normaal onderhoud:

het tijdig uitvoeren van vast en variabel onderhoud, gericht op de instandhouding dan wel het herstel van aanwezige bouwwerken, gronden, waarden en kwaliteiten.

1.69 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut dan wel algemene nutsdoeleinden, zoals afvalverzamelpunten, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwen, gasreduceerstations, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie (niet zijnde zendinstallaties voor mobiele telefonie of onderdelen daarvan).

1.70 ondergeschikte functie:

onzelfstandige functie die behoort bij een toegestane bedrijfsuitoefening, daaraan nauw aansluit en zowel bedrijfseconomisch als ruimtelijk een ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de bedrijfsuitoefening.

1.71 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte met niet meer dan drie wanden vormt.

1.72 peil:
  • a. de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  • b. indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil;
1.73 perceelgrens:

de grens van een (bouw)perceel.

1.74 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.75 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutie-bedrijf, een erotische massagesalon, een escortservice, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.76 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals de lijst is opgenomen in bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten deel uitmakende van deze regels.

1.77 straatmeubilair:

openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloemen- en plantenbakken, abri's, straatverlichting, wegbebakening en -bewijzering, brievenbussen, (afval)bakken, rijwielstandaards en andere hiermee gelijk te stellen voorzieningen. Tevens de op of bij de weg behorende bouwwerken en voorzieningen, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, gedenktekens, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's, vlaggenmasten, en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken en voorzieningen.

1.78 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat door ligging en/of omvang en/of in architectonisch en/of constructief opzicht als ondergeschikt is te beschouwen aan het hoofdgebouw waartoe het behoort.

1.79 verdieping:

de bouwlagen boven de bouwlaag op de begane grond.

1.80 voorerf:

erf aan de voorkant en de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant tot maximaal 1 meter achter de voorkant van het hoofdgebouw.

1.81 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.82 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen, waaronder begrepen de bijbehorende kunstwerken, de tot de wegen behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheid.

1.83 woning:

een gebouw of een gedeelte daarvan, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.84 zijdelingse (bouw)perceelgrens:

een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.

1.85 zolder:

een gedeelte van een gebouw waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 meter, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.

2.2 de afstand van een bouwwerk tot aan de zijdelingse (bouw)perceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, zonnepanelen/zonnecollectoren, het kruis van een kerktoren, het kruis van een transept toren, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de breedte van de gevels

boven de begane grondvloeren, tussen de, op de gevels loodrecht staande buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.8 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.12 ondergeschikte bouwdelen:

bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits deze bouwdelen niet meer dan 1 meter buiten het gevel- of dakvlak uitsteken en mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt dan wel de bestaande maat. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van een bouwwerk worden wolfseinden buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca, waarbij horeca-categorie 3b, zoals bepaald in Bijlage 1 Horeca-categorisering, is toegestaan;
  • b. bedrijven tot en met categorie 2 zoals bepaald in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten, en tevens de bedrijven genoemd in lid 3.1, onder c en d;
  • c. een (bier)brouwerij, zijnde een bedrijf van categorie 4.2 zoals bepaald in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten, met een maximale gebruiksoppervlakte van 500 m2 waarvan maximaal 200 m2 voor productie;
  • d. een jeneverstokerij/likeurstokerij/destilleerderij, zijnde een bedrijf van categorie 4.2 zoals bepaald in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten, met een maximale gebruiksoppervlakte van 500 m2 waarvan maximaal 200 m2 voor productie;
  • e. yogaschool;
  • f. kantoor zonder baliefunctie;
  • g. cultuur en ontspanning, inclusief horeca als ondergeschikte functie;
  • h. detailhandel, met een maximale gebruiksoppervlakte van 100 m2;
  • i. wonen, met dien verstande dat:
  • j. een bed & breakfast bedrijf;
  • k. inpandig parkeren;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'terras', tevens een terras ten behoeve van horeca, zoals bedoeld in lid 3.1, onder a;
  • m. met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

3.2.1 Hoofdbebouwing
  • a. hoofdgebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen maximaal mag bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven.

3.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. een aan- en uitbouw, bijgebouw en overkapping op niet minder dan 3 meter achter de voorgevel wordt gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot niet meer dan 4 meter buiten het bouwvlak morgen worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen niet meer dan 50 m2 mag zijn;
  • d. de oppervlakte voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen gezamenlijk niet meer dan 50 m2 mag zijn;
  • e. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw niet meer dan 5 meter mag zijn, en dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 3' de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw niet meer dan 9 meter mag zijn;
  • f. de bouwhoogte van een overkapping niet meer dan 3 meter mag zijn;
  • g. de goothoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw niet meer dan 4 meter mag zijn, en dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 3' de goothoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw niet meer dan 9 meter mag zijn.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag zijn dan:

  • a. 1 meter voor erfafscheidingen, gelegen voor de voorgevel;
  • b. 2 meter voor erfafscheidingen, gelegen achter de voorgevel;
  • c. 2,5 meter voor pergola's;
  • d. 5 meter voor de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Parkeernormen motorvoertuigen

Bij nieuw- of verbouw dient de inrichting van de gronden met daarin parkeerruimte zodanig plaats te vinden, of dient zodanig aanvullend parkeerruimte te worden gehuurd, dat wordt voldaan aan de volgende parkeernormen:

  • a. horeca: 5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
  • b. kantoor zonder baliefunctie: 1,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
  • c. yogaschool: 1,4 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
  • d. wonen: 2 parkeerplaatsen per woning;
  • e. bed & breakfast: 0,8 parkeerplaatsen per slaapkamer;
  • f. (bier)brouwerij en jeneverstokerij/likeurstokerij/destilleerderij: 0,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
  • g. bedrijven tot en met categorie 2 opgenomen in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten: 1,4 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
  • h. cultuur en ontspanning: 1,4 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte;
  • i. detailhandel: 3,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte.

3.3.2 Gebruik terras

Het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'terras' als (horeca)terras is uitsluitend toegestaan indien op het terras niet meer dan 60 personen aanwezig zijn.

3.3.3 Gecombineerd gebruik

De gebruiksoppervlakte van de (bier)brouwerij genoemd in lid 3.1 onder c, en van de jeneverstokerij/likeurstokerij/destilleerderij genoemd in lid 3.1 onder d, mag bij elkaar ten hoogste van 500 m2 zijn, waarvan ten hoogste 200 m2 voor productie.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Gebruik terras

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3.2 voor het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'terras' als (horeca)terras met de aanwezigheid van ten hoogste 75 personen op het terras, indien het personeel van het horecabedrijf waarvan het terras onderdeel uitmaakt door de exploitant is geïnstrueerd om hard roepen en schreeuwen te voorkomen en de exploitant en/of het personeel direct maatregelen treft in geval van hard roepen of schreeuwen, bestaande uit het aanspreken van de bezoekers en bij herhaling het direct verwijderen van de bezoekers van het terras, waarbij er sprake is van hard roepen dan wel meer dan normaal roepen indien het bronvermogen van het stemgeluid meer bedraagt dan 86 dB(A).

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, erfbebouwing en bijbehorende voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens voor parkeren en parkeerplaatsen;
  • c. met de daarbij behorende bouwwerken, verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.

4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 2', uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

4.2.1 Erfbebouwing
  • a. gebouwen uitsluitend ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 2' mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen maximaal 2,5 meter mag bedragen;
  • c. de oppervlakte van de gebouwen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 2' per bouwperceel maximaal 6,5 m2 mag bedragen;
  • d. gebouwen niet mogen worden voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag zijn dan:

  • a. 1 meter voor erf- en terreinafscheidingen, gelegen voor de voorgevel;
  • b. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen, gelegen achter de voorgevel;
  • c. 2 meter voor speelvoorzieningen;
  • d. 2,5 meter voor pergola's;
  • e. 5 meter voor de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, fiets- en voetpaden, bermen, sloten, straatmeubilair en andere verkeersvoorzieningen alsmede voor verblijf en verplaatsing, gericht op de aangrenzende bestemmingen met de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. evenementen;
  • c. met de daarbij behorende bouwwerken, verhardingen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.

5.2 Bouwregels

Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

5.2.1 Gebouwen
  • a. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen niet meer dan 20 m2 mag zijn;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen niet meer dan 5 meter mag zijn.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 meter mag zijn.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding, waterberging en waterbeheersing en waterrecreatie, één en ander met de daarbij behorende keermuren en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. met de daarbij behorende bruggen, verhardingen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande:

6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voorzieningen ten behoeve van de waterrecreatie, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 1 meter mag zijn;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag zijn dan 1 meter.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis gebonden beroep of bedrijf, zoals bepaald in artikel 13 lid 13.2 Aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

7.2.1 Woningen
  • a. hoofdgebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak;
  • b. per bouwvlak 1 woning is toegestaan;
  • c. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak maximaal 100% mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen maximaal mag bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • e. de goothoogte van gebouwen maximaal mag bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;

7.2.2 Erfbebouwing
  • a. het bebouwingspercentage binnen het bestemmingsvlak maximaal 100% mag bedragen;
  • b. een aan- en uitbouw, bijgebouw en overkapping op niet minder dan 3 meter achter de voorgevel wordt gebouwd;
  • c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitsluitend ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' mogen worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen;
    • 2. een gebouw maximaal 0,3 meter hoger dan de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, dat zich op hetzelfde bouwperceel bevindt, mag zijn;
    • 3. een bouwwerk niet hoger dan het hoofdgebouw, dat zich op hetzelfde bouwperceel bevindt, mag zijn;
    • 4. de goothoogte niet meer dan 4 meter mag zijn;
  • e. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot niet meer dan 4 meter buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • f. de bouwhoogte van een overkapping niet meer dan 3 meter mag zijn;
  • g. op een bijgebouw geen dakkapellen zijn toegestaan.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag zijn dan:

  • a. 1 meter voor erf- en terreinafscheidingen, gelegen voor de voorgevel;
  • b. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen, gelegen achter de voorgevel;
  • c. 2,5 meter voor pergola's;
  • d. 5 meter voor de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Vergroten bouw- en goothoogte
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1, onder d en e, voor het vergroten van de bouw- en/of de goothoogte, onder de voorwaarde dat er geen onevenredige verstoring van het woon- en leefmilieu plaatsvindt.
7.3.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2, onder c, voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, onder de voorwaarden dat:
    • 1. het bouwwerk op niet minder dan 3 meter achter de voorgevel wordt gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
    • 3. een gebouw maximaal 0,3 meter hoger is dan de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, dat zich op hetzelfde bouwperceel bevindt;
    • 4. een bouwwerk niet hoger is dan het hoofdgebouw dat zich op hetzelfde bouwperceel bevindt;
    • 5. de goothoogte niet meer dan 4 meter is.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Parkeernormen motorvoertuigen

Bij nieuw- of verbouw dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden, dat wordt voldaan aan de parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning.

7.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning en/of aan huis gebonden beroep of bedrijf.

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2, of indien de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 50 centimeter, voor zover passend binnen de overige aan de grond gegeven bestemming;
  • b. nieuwbouw, verbouw of uitbreiding van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte met ten hoogste 50 m2 wordt vergroot, of indien de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 50 centimeter, voor zover passend binnen de overige aan de grond gegeven bestemming.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische resten.

8.3.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

8.3.3 Uitzondering

Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, zoals blijkt uit het in lid 8.3.2 bedoelde rapport, kan bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 8.2, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden over een groter oppervlak dan 50 m2 en, voor zover sprake is van grondwerkzaamheden, met een diepte groter dan 50 centimeter uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 50 centimeter;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakte-verhardingen;
  • c. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergronds transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, egaliseren en ontginnen.

8.4.2 Uitzondering

Het in lid 8.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

8.4.3 Voorwaarden
  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 8.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. de omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

8.4.4 Voorschriften

Voor zover de in lid 8.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 9 Waarde - Beschermd stadsgezicht

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de versterking van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden.

9.2 Bouwregels

Op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van de ondersteuning en versterking van het beschermd stadsgezicht en ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de bestemming 'Wonen' het bouwen van woningen en erfbebouwing, conform de bouwregels van de bestemming 'Wonen' (artikel 7), is toegestaan, mits er wordt voldaan aan de redelijke eisen van welstand in relatie tot de criteria met betrekking tot het beschermd stadsgezicht opgenomen in het gemeentelijke welstandsbeleid;
  • b. ter plaatse van de 'specificieke bouwaanduiding - 1' en de 'specificieke bouwaanduiding - 2' het plat of anderszins afdekken van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag;
  • c. ter plaatse van de 'specificieke bouwaanduiding - 3' het plat of anderszins afdekken van bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag;
  • d. ter plaatse van bestemming 'Gemengd':
    • 1. de hoofdgebouwen uitsluitend aaneengesloten binnen de bouwvlakken worden gebouwd op de bestaande voorgevellijn;
    • 2. de gevelbreedte, gevelindeling, dakvorm, nokrichting en dakhelling van de hoofdgebouwen in overeenstemming zijn met de bestaande dan wel vergunde situatie.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 voor:

  • a. het samenvoegen van gebouwen, mits de verschijningsvorm van de afzonderlijke gebouwen gehandhaafd blijft;
  • b. het plat of anderszins afdekken;
  • c. het veranderen van de nokrichting;
  • d. het bouwen van een dakkapel in de naar de weg gekeerde zijde, en hiermee alsmede afwijken van het bepaalde in lid 12.2;
  • e. het veranderen van de gevelindeling.
9.3.2 Beschermde waarden

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2, indien het behoud, het herstel en/of de versterking niet meer haalbaar en/of wenselijk is/zijn.

9.3.3 Toepassingsvoorwaarden

Een in lid 9.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

9.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.4.1 Plicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

9.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
9.4.3 Voorwaarden

Een in lid 9.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding, wateraanvoer en – afvoer en overige waterstaats-doeleinden c.q. waterstaats-voorzieningen;
  • b. instandhouding van waterkeringen en bijbehorende beschermingszone(s);
  • c. de bij deze doeleinden behorende waterstaatkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels. Omgevingsvergunning wordt verleend indien het waterstaatkundige belang niet onevenredig wordt geschaad.

10.3.2 Voorwaarden

Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning ten behoeve van de andere bestemmingen te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken waterbeheerder(s).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Kelders

Onder hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- en uitbouwen mogen kelders worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de kelder loodrecht onder het hoofdgebouw en/of daarbij behorende aan- en uitbouwen wordt gebouwd;
  • b. de maximale diepte van de kelder, gemeten vanaf de onderkant begane grond, 4 meter bedraagt;
  • c. het realiseren van het ondergrondse bouwwerk dieper dan 50 centimeter niet zal leiden tot een verstoring van archeologische resten, waarbij de omgevingsvergunning voor het bouwwerk niet eerder wordt verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

12.2 Dakkapel

Op woningen mogen dakkapellen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dakkapellen slechts aan de van de weg afgekeerde zijde zijn toegestaan;
  • b. voldaan dient te worden aan de redelijke eisen van welstand;
  • c. dakkapellen niet zijn toegestaan op aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

12.3 Dakterras

Uitsluitend op de begane grondlaag zijn dakterrassen toegestaan ten behoeve van het wonen, met dien verstande dat:

  • a. deze niet meer dan 2 meter buiten het bouwvlak mag worden gerealiseerd, tenzij anders is bepaald in hoofdstuk 2;
  • b. realisatie niet plaatsvindt voor en voor het verlengde van de voorgevel;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens tenminste 2 meter bedraagt.

12.4 Bestaande maten
12.4.1 Maximale en minimale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande (legale) bouwwerken, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal dan wel minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

12.4.2 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 12.4.1 uitsluitend van toepassing, indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval, behoudens voorzover zulks in overeenstemming is met het in hoofdstuk 2 bepaalde:

  • a. het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • b. het gebruik als sport- of wedstrijd terreinen, parkeerterreinen, kampeer- of caravanterreinen, woonwagen- of andere kampen, dagcampings en lig- of speelweiden; behoudens voor zover zulks in overeenstemming is met de in hoofdstuk 2 opgenomen bestemmingen;
  • c. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan en het opgeslagen hebben van ongerede en onklare machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen;
  • d. het gebruik als opslagplaats, dan wel stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens indien en voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer en gebruik van de gronden;
  • e. de opslag van bagger en grondspecie behoudens indien en voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de wettelijke onderhoudsplicht van naastgelegen waterpartijen;
  • f. het gebruik als ligplaats voor woonschepen;
  • g. het gebruik van gronden, bouwwerken en woonschepen ten behoeve van een seksinrichting.

13.2 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

De uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf in samenhang met het wonen is toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van de grondoppervlakte van de begane grond van de woning met de daarbij behorende aan- en uitbouwen mag worden gebruikt (in de gehele woning) voor de bedoelde activiteiten;
  • b. de gewenste bedrijvigheid dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving en mag niet:
    • 1. onder de werkingssfeer van hoofdstuk 8 van de Wet milieubeheer vallen;
    • 2. onder de werkingssfeer van artikel 2.1, lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vallen;
    • 3. mag niet vergunningsplichtig zijn overeenkomstig de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. er mag geen detailhandel of horeca plaatsvinden;
  • d. in de nabije omgeving van de woning mag geen onevenredige vergroting van de verkeers-/parkeerdruk optreden;
  • e. er mogen geen bedrijfsmatige activiteiten buiten de woning plaatsvinden, behoudens in- en uitladen;
  • f. het dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
  • g. bed & breakfast is toegestaan (ook op de verdieping), mits:
    • 1. het geen zelfstandige woonruimte wordt;
    • 2. het uiterlijk van de woning gehandhaafd blijft;
    • 3. het totaal aantal bedden niet meer dan 4 bedraagt;
  • h. er mag geen reclame gemaakt worden aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximum oppervlak van 0,5 m2, voor de mededeling van het beroep, de openingstijden e.d.;
  • i. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 monumenten - cultuurhistorische waarden
14.1.1 Plicht

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zijn de bebouwing en gronden tevens bestemd voor de bescherming, het herstel en de instandhouding van het monumentale karakter.

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

14.1.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 14.1.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normaal onderhoud betreffen;
  • b. in uitvoering danwel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
14.1.3 Voorwaarden
  • a. Bij herbouw of nieuwbouw op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakhelling en de oorspronkelijke situering van de bestaande legale bebouwing maatgevend.
  • b. Een in lid 14.1.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien de met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' verbonden waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van het plan voor:

  • a. geringe afwijkingen, welke in het belang en noodzakelijk en/of wenselijk zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • b. voor het bij een aan huis gebonden bedrijf toestaan van meldingsplichtige bedrijfsactiviteiten, als de ruimtelijke uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming blijft;
  • c. het bouwen van extra woningen, mits noodzakelijk en/of wenselijk uit volkshuisvestingsbelang;
  • d. het toevoegen van de aanduiding 'terras' mits geen onevenredige verstoring plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • e. het realiseren van een dakterras op een kleinere afstand van 2 meter van de perceelsgrens.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen voor wat betreft:

  • a. de grens van de bestemming 'Water' en de grens van de aangrenzende bestemmingen alsmede het uitbreiden van de primaire bestemming waterkering, indien en voor zover dit noodzakelijk is in verband met het uitvoeren van kadeconstructiewerkzaamheden aan de oever van de Vecht, gehoord de waterbeheerder;
  • b. de bestemming 'Verkeer - Verblijf' te verbreden voor zover zulks noodzakelijk of gewenst is in verband met het creëren van voldoende ruimte voor parkeren en een duurzaam veilige weg, mits de archeologische waarden daardoor niet, dan wel door het treffen van voorzieningen, onevenredig worden aangetast;
  • c. het verwijderen of vervangen van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' indien en voorzover uit archeologisch onderzoek is gebleken dat het opgelegde beschermingsregime niet aansluit bij de feitelijk aanwezige archeologische waarden; gehoord de archeologisch deskundige.

Artikel 17 Overige regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

18.2 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 18.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.3 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 18.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 18.1 met maximaal 10%.

18.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

18.5 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 18.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

18.6 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 18.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

18.7 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 18.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Laurentiushof.