Plan: | Herziening Landelijk gebied Weesp 2018 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0457.BPLG03herzie-vg01 |
het bestemmingsplan Herziening Landelijk gebied Weesp 2018 van de gemeente Weesp;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0457.BPLG03herzie-vg01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
het door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, dan wel het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet milieubeheer geldt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de functie in overeenstemming is;
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;
een natuurmonument dat zijn belang ontleent aan zijn aardkundige (geologische, geomorfologische, bodemkundige) betekenis voor de natuurlijke ontstaanswijze van het gebied en door een officiële instantie (provincie Noord-Holland) tot monument is aangewezen;
gebied met specifieke landschappelijke kenmerken die wijzen op de natuurlijke ontstaanswijze van het gebied;
bodemkundige, geologische, geomorfologische, dan wel geohydrologische waarde, vaak in combinatie met de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische, ecologische en/of belevingswaarde;
een bedrijf dat uitsluitend en overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur;
werkzaamheden waarbij door toevoeging van arbeid en andere productiemiddelen plantaardige en/of dierlijke productie plaatsvindt, mits geheel of grotendeels niet gebonden aan de grond als productiemiddel;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het verzenden en/of ontvangen van telecommunicatie-verkeer met inbegrip van de daarbij behorende technische installaties;
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende (dan wel te verwachten) zichtbare en/of onzichtbare sporen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden;
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
kleinschalige overnachtingaccommodatie, met een maximum van 4 bedden, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en wordt gerund door de bewoners van het desbetreffende huis;
kleinschalige overnachtingaccommodatie, met een maximum van 12 bedden, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt; Een bed & breakfast is gevestigd in bedrijfsbebouwing dan wel de bedrijfswoning en wordt gerund door de eigenaren/bewoners van het desbetreffende agrarische bedrijf;
een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
de onderste bouwlaag van een gebouw, geen verdieping zijnde;
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
een woning of ander gebouw, dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel in uitvoering is of mag worden opgericht krachtens een bouwvergunning die voor dat tijdstip is aangevraagd;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
huisvesting voor mensen die op de particuliere markt niet aan een woning kunnen komen. Daartoe behoren mensen met sociale, lichamelijke of geestelijke beperkingen. De woningen beschikken vaak over speciale voorzieningen, waarbij de bewoners professionele ondersteuning kunnen krijgen om zelfstandig te kunnen wonen;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
het geheel van op gelijke vloerhoogte gelegen ruimte in een gebouw, een zolderverdieping of vliering wordt hieronder niet begrepen;
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen/huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derde, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en seksinrichting;
de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte.
alle bij het hoofdgebouw behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
het renoveren dan wel verbouwen van een bouwwerk dat er niet toe mag leiden dat in een betrekkelijk korte periode in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd. De hoofddraagconstructie (fundering, spanten, draagbalken, gordingen en draagmuren) moet blijven gehandhaafd en mogen niet worden vervangen, én
een agrarisch bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen;
de productie die geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf;
een perceel- of terreinafscheiding, bestaande uit een gaaswerk aan palen en bedoeld om begroeid te zijn met groenblijvende planten.
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken - niet zijnde traiteur en catering -, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waarbij een categorisering van toepassing is, zoals opgenomen in bijlage 1 Horeca-categorisering.
de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan niet zijnde een stacaravan- dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2 van de Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor activiteit bouwen vereist is, een en ander voor zover deze onderkomen of voertuig geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
verblijfslokaal ten behoeve van o.a. recreatieve voorzieningen en maatschappelijke doeleinden waar men, als ondergeschikte functie aan de bestemming, consumpties kan kopen en nuttigen;
een ruimte, welke door haar indeling en inrichting geschikt is om uitsluitend of hoofdzakelijk te worden gebruikt voor administratieve en/of dienstverlenende werkzaamheden;
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 30° en ten hoogste 60°;
een gebouw van overwegend glas, of ander lichtdoorlatend materiaal;
wettelijke regels, opgesteld door het waterschap, waarin regels zijn opgenomen voor het bouwen en het gebruik van de gronden die aan een waterloop of (binnen een) waterkering zijn gelegen;
recreatieve functies, in de vorm van medegebruik, op gronden met een andere hoofdfunctie. Waarbij voorzieningen toelaatbaar zijn zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, theeschenkerij of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf, geen café, restaurant of andere soort horeca, zijnde; ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën, natuurobservatie en verblijf;
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, cultuurhistorische en ruimtelijke esthetische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, een en ander zoals beschreven in de toelichting;
de ruimte, die door een woonschip wordt ingenomen;
de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;
een bedrijf dat (nagenoeg) volledig is ingericht op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met en of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, functiegebonden horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodaties en het houden van wedstrijden;
een constructie van beton, hout of staal, dan wel een aarden put bekleed met folie of beton, dan wel een gemetselde constructie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal ten behoeve van de opslag van drijfmest. Onder een mestopslagplaats wordt niet begrepen een mestkelder, zijnde een volledig ondergrondse bak, die is gecombineerd met een gebouw;
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang een en ander zoals beschreven in de bij dit bestemmingsplan behorende toelichting;
een activiteit die niet rechtstreeks de bedrijfs- of functie-uitoefening overeenkomstig de bestemming betreft en die van een zodanige (beperkte) bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang is dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en ruimtelijke verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar en als zodanig ook functioneel aanwezig blijft;
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering;
het snijpunt van twee hellende vlakken;
het tijdig uitvoeren van vast en variabel onderhoud, gericht op de instandhouding dan wel het herstel van aanwezige bouwwerken, gronden, waarden en kwaliteiten;
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
Van ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsuitoefening is sprake als:
onzelfstandige functie die behoort bij een toegestane bedrijfsuitoefening, daaraan nauw aansluit en zowel bedrijfseconomisch als ruimtelijk een ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de bedrijfsuitoefening, met uitzondering van detailhandel en horeca;
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken, voer- en vaartuigen, toer- en stacaravans alsmede kampeerauto's, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten;
gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van kleine eetwaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse.
Horecagelegenheden bij sportkantines en clubhuizen vallen hier niet onder;
een tuin behorende bij een hoofdgebouw maar van het bouwperceel van dit hoofdgebouw gescheiden door een tussenliggend openbaar pad of weg;
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;
het houden van paarden en pony's ten behoeve van het produceren van deze dieren, geschikt voor bepaalde taken zoals hengstenstations, opfokbedrijven, handelsstallen en africht- en trainingsstallen;
een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, of stallen van paarden;
een grens van een bouwperceel;
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
Voormalige bedrijfswoning bij een agrarische bedrijf, inclusief bijbehorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen zonder dat sprake is van een functionele binding tussen de woning en het bedrijf;
bedrijfsruimte voor maatschappelijke dienstverlening, zoals een tandarts, huisarts of fysiotherapeut;
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
het nachtverblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht;
Een gebouw, geen woonkeet of caravan, of ander bouwwerk op wielen zijnde, dat periodiek dient als verblijf voor recreanten in de zomerseizoen, die hun hoofdverblijf elders hebben;
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, of een prostitutie-bedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
een opslagplaats voor stort- of bulkgoederen in de vorm van poeders of korrelvormige producten zoals graan, kolen, cement, veevoer, zand, grint, kunstmest, enz.;
de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals de lijst is opgenomen in bijlage 2, deel uitmakende van deze regels;
een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als aanhangsel van een auto te worden voorbewogen en die door zijn plaatsing als bouwwerk is aan te merken;
een constructie van hout, metaal of ander materiaal langs of onder een bepaalde hoek op een oever, geschikt als aanlegplaats voor boten;
openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloemen- en plantenbakken, telefooncellen, abri's, straatverlichting, wegbebakening en -bewijzering, brievenbussen, afvalbakken, rijwielstandaards en andere hiermee gelijk te stellen voorzieningen;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een al dan niet afsluitbare doorgang geeft tot een erf of perceel, en onderdeel uitmaakt van de erfafscheiding van dat erf of perceel.
een bedrijf, gericht op het houden van melk- en ander vee waarbij de veehouderij geheel of in overwegende mate afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende grond als productiemiddel;
bewoning gedurende een gedeelte van een jaar, waarbij de gebruikers hun hoofdwoonverblijf (plaats die in overwegende mate wordt gebruikt voor het ontplooien van maatschappelijke activiteiten), volgens inschrijving in de GBA, op een ander adres hebben;
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;
gronden waarop voor particulier gebruik, op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld;
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
een voorziening om water tegen te houden, zoals een dijk en een dam;
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande (water)wegen of paden daaronder begrepen de daarin dan wel daarop gelegen bruggen en duikers, de tot de (water)wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
de periode van 15 maart tot 31 oktober.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
het hoogste punt van het desbetreffende schip gemeten vanaf de waterspiegel, schoorstenen, antennes en dergelijke niet meegerekend;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenste verticale projecties van de buitenzijde van de romp;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de afstand van de romp van het desbetreffende schip tot die van het naastgelegen schip;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt, en wordt de omloop van een woonschip buiten beschouwing gelaten, mits deze de toegestane breedte met niet meer dan 0,80 meter overschrijdt.
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming en met agrarische noodzaak worden gebouwd, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.2 voor:
Afwijken is toegestaan onder de voorwaarde dat geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem en waterhuishoudkundige alsmede milieuhygiënische waarden, met dien verstande dat het geluidsniveau binnen de maximale waarden van het gemeentelijk beleid blijft en het luchtkwaliteitsniveau verantwoord blijft.
Ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is ondersteunende teelt voor ten hoogste 20% van de oppervlakte van de bij het agrarisch bedrijf behorende gronden toegestaan, onder de voorwaarden dat:
Per bedrijf is productiegebonden detailhandel toegestaan tot een maximum van 50 m2 met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' productiegebonden detailhandel is toegestaan tot 500 m2.
Tot een gebruik strijdig met de bestemming geldt in ieder geval het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning en/of aan huis gebonden beroep of bedrijf.
Het is verboden op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) bestaande houtgewassen en rietgewassen te vellen, rooien of beschadigen.
Het in lid 3.5.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien is gebleken dat de in lid 3.5.1 genoemde werken of werkzaamheden direct, hetzij indirect geen aantoonbaar onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik van bestaande agrarische bedrijfsbebouwing voor niet-agrarische nevenactiviteiten, waaronder wordt verstaan kleinschalige bedrijvigheid, zorgfuncties en paardenpensions alsmede kleinschalige dag- en verblijfsrecreatie, onder de voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van kleinschalig kamperen, met ten hoogste 25 kampeermiddelen, onder de voorwaarden dat:
Het is verboden op of in de in artikel 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 3.7.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien:
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen voor wat betreft het toevoegen van een tweede
bedrijfswoning bij een volwaardig agrarisch bedrijf, voorzover deze ten tijde van de tervisielegging van
dit bestemmingsplan niet reeds bestaat, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen voor wat betreft het veranderen van de vorm van het bouwvlak, onder de voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen voor wat betreft het veranderen en/of vergroten van een bouwvlak van een agrarisch bedrijf tot ten hoogste 2 hectare, onder de voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen voor wat betreft de bouw van een mestopslag voor meerdere agrarische bedrijven, dan wel ten behoeve van energiewinning uit biomassa, buiten het bouwvlak, mits de bouwhoogte daarvan niet meer bedraagt dan 4,50 meter en de opslagcapaciteit niet meer dan 5.000 m³, onder de voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen voor wat betreft het opheffen van de agrarische bouwvlakken ten behoeve van het wonen conform het bepaalde in Artikel 19, indien na gehele bedrijfsbeëindiging geen andere agrariër zich meer ter plaatse vestigt, onder de voorwaarde dat wordt voldaan aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening, onder voorwaarde dat:
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen en het realiseren van een extra woning toe te staan, onder de voorwaarde dat:
Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de welstand- en monumentencommissie. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien en nadat het college het advies van de welstand- en monumentencommissie in overweging heeft genomen en een positief besluit heeft genomen.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.9.1 is niet vereist voor:
Bij herbouw of nieuwbouw op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakhelling en de oorspronkelijke situering van de bestaande legale bebouwing maatgevend.
De voor 'Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:
de totale oppervlakte voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning niet meer dan 50 m² mag zijn;
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - pgb' is, in aanvulling op het bepaalde in lid 4.1 onder c, bewoning toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Het is verboden op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) bestaande houtgewassen en rietgewassen te vellen, rooien of beschadigen.
Het in lid 4.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien is gebleken dat de in lid 4.4.1 genoemde werken of werkzaamheden direct, hetzij indirect geen aantoonbaar onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen voor wat betreft het opheffen van de bedrijfsbestemming indien na gehele bedrijfsbeëindiging geen andere bedrijf zich meer ter plaatse vestigt, ten behoeve van het wonen conform het bepaalde in artikel 19, onder voorwaarde dat:
Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de welstand- en monumentencommissie. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien en nadat het college het advies van de welstand- en monumentencommissie in overweging heeft genomen en een positief besluit heeft genomen.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.6.1 is niet vereist voor:
Bij herbouw of nieuwbouw op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakhelling en de oorspronkelijke situering van de bestaande legale bebouwing maatgevend.
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:
De bouwhoogte niet meer mag zijn dan:
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijne, worden gebouwd ten dienste van in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:
De bouwhoogte niet meer mag zijn dan:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 ten behoeve van een overschrijding van de bouwhoogte, mits:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 voor de situering van de bedrijfswoning elders op het terrein, mits kan worden voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder en op het gehele terrein niet meer dan 1 bedrijfswoning aanwezig is.
Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
Het is verboden op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) bestaande houtgewassen en rietgewassen te vellen, rooien of beschadigen.
Het in lid 6.5.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien is gebleken dat de in lid 6.5.1 genoemde werken of werkzaamheden direct, hetzij indirect geen aantoonbaar onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de welstand- en monumentencommissie. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien en nadat het college het advies van de welstand- en monumentencommissie in overweging heeft genomen en een positief besluit heeft genomen.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.6.1 is niet vereist voor:
Bij herbouw of nieuwbouw op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakhelling en de oorspronkelijke situering van de bestaande legale bebouwing maatgevend.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden
voor parkeren.
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijne, worden gebouwd ten dienste van in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:
De bouwhoogte niet meer mag zijn dan:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder a voor een totaal bebouwd oppervlak van niet meer dan 1.500 m2.
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 voor de bouw van gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud, schuilgelegenheden, materialenbergingen en observatiehutten, onder de voorwaarden dat:
Tot een gebruik strijdig met de bestemming geldt in ieder geval het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning en/of aan huis gebonden beroep of bedrijf.
Het is verboden op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 9.5.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien:
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door de aanduidingen 'agrarisch', 'paardenhouderij' dan wel de aanduiding 'bouwvlak' te verwijderen en de gronden te bestemmen voor 'Natuur' zonder enige aanduiding, onder de voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen voor wat betreft het opheffen van het agrarisch bouwvlak en het opnemen van de bestemming Wonen conform het bepaalde in
Artikel 19
een
aanduiding voor wonen
, na bedrijfsbeëindiging, onder de voorwaarde dat wordt voldaan aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening, waarbij tenminste wordt voldaan aan:
Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de welstand- en monumentencommissie. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien en nadat het college het advies van de welstand- en monumentencommissie in overweging heeft genomen en een positief besluit heeft genomen.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.7.1 is niet vereist voor:
Bij herbouw of nieuwbouw op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakhelling en de oorspronkelijke situering van de bestaande legale bebouwing maatgevend.
De voor 'Natuur - Oever' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 meter mag zijn.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 voor de bouw van een gebouw ten behoeve van beheer en onderhoud, schuilgelegenheden, materialenbergingen en observatiehutten, onder de voorwaarde dat:
Het is verboden op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 10.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien:
Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de welstand- en monumentencommissie. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien en nadat het college het advies van de welstand- en monumentencommissie in overweging heeft genomen en een positief besluit heeft genomen.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.5.1 is niet vereist voor:
Bij herbouw of nieuwbouw op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakhelling en de oorspronkelijke situering van de bestaande legale bebouwing maatgevend.
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:
De bouwhoogte niet meer mag zijn dan:
De voor 'Recreatie - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in lid 13.1 genoemde bestemming, met dien verstande, dat:
De bouwhoogte niet meer mag zijn dan:
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande, dat:
de bouwhoogte niet meer mag zijn dan:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 voor het gebruik van bestaande bebouwing voor kinderopvang, dan wel naschoolse opvang.
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:
Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag een bijgebouw, ten dienste van het aangrenzende bijbehorende woonschip, worden gebouwd, onder de voorwaarde dat:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen in de vorm van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
De bouwhoogte niet meer dan 10 meter mag zijn, met uitzondering van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'aquaduct', hier mag de bouwhoogte 20 meter bedragen.
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.
Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de welstand- en monumentencommissie. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien en nadat het college het advies van de welstand- en monumentencommissie in overweging heeft genomen en een positief besluit heeft genomen.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.4.1 is niet vereist voor:
Bij herbouw of nieuwbouw op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakhelling en de oorspronkelijke situering van de bestaande legale bebouwing maatgevend.
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen in de vorm van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
De bouwhoogte niet meer dan 10 meter mag zijn.
Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de welstand- en monumentencommissie. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien en nadat het college het advies van de welstand- en monumentencommissie in overweging heeft genomen en een positief besluit heeft genomen.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.3.1 is niet vereist voor:
Bij herbouw of nieuwbouw op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakhelling en de oorspronkelijke situering van de bestaande legale bebouwing maatgevend.
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in de in lid 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:
Ter plaatse van de nadere aanduiding 'woonschepenligplaats' gelden voor het innemen van een ligplaats voor woonschepen en recreatieschepen de volgende bepalingen:
Steigers zijn uitsluitend toegestaan:
onder de voorwaarden dat:
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 1 meter mag zijn.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.1 voor het vergroten van de lengte van woonschepen met niet meer dan 15%, mits de nieuwe oppervlakte, berekend uit de nieuwe lengte maal de bestaande breedte niet meer dan 80 m2 en de onderlinge afstand tussen de woonschepen tenminste 3 meter zal bedragen.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.2 voor het toestaan van een steiger bij een overtuin van een woning, met dien verstande dat:
Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van gronden voor meer ligplaatsen dan is aangegeven.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in de in lid 19.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:
het bij de woning aansluitende terrein mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd waarvan de oppervlakte voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 50 m2 mag zijn.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 ten behoeve van:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 voor een ruimere bouwmogelijkheid voor erfbebouwing in die gevallen dat in de bestaande situatie al een groter bebouwingsoppervlak aanwezig is dan op grond van 19.2.2 is toegestaan, onder de voorwaarde dat:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.2 onder a voor het vergroten van het bouwvlak met 3 meter bij woningen kleiner dan 45 m2, onder de voorwaarden dat:
Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning en/of aan huis gebonden beroep of bedrijf.
Het is verboden op of in de in lid 19.1 bedoelde gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) bestaande houtgewassen en rietgewassen te vellen, rooien of beschadigen.
Het in lid 19.5.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien is gebleken dat de in lid 19.5.1 genoemde werken of werkzaamheden direct, hetzij indirect geen aantoonbaar onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 voor het gebruik van bestaande bebouwing op de gronden met de aanduiding 'gemengd' voor kantoren, onder de voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 voor het gebruik van bestaande voormalige agrarische bebouwing, behoudens de woning, voor nevenactiviteiten, waaronder wordt verstaan de opslag van goederen, het hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten, hobbymatig houden van dieren, kleinschalige bedrijvigheid voor zover de woonfunctie behouden blijft, zorgfuncties, paardenpensions alsmede kleinschalige dag- en verblijfsrecreatie, onder de voorwaarden dat:
Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de monumentencommissie. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien en nadat het college het advies van de monumentencommissie in overweging heeft genomen en een positief besluit heeft genomen.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.7.1 is niet vereist voor:
Bij herbouw of nieuwbouw op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakhelling en de oorspronkelijke situering van de bestaande legale bebouwing maatgevend.
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de bestaande en toekomstige gastransportleiding.
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels. Omgevingsvergunning wordt verleend indien:
Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning ten behoeve van de andere bestemmingen te beslissen, wint bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s).
Het is verboden op of in de in lid 20.1 aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 20.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, of die reeds in uitvoering en vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de 150 Kv hoogspanningsleiding.
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels. Omgevingsvergunning wordt verleend indien het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad.
Alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van de andere bestemmingen te beslissen, wint bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s).
De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de bestaande en toekomstige nationale leidingenzone.
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels. Omgevingsvergunning wordt verleend indien het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad.
Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning ten behoeve van de andere bestemmingen te beslissen, wint bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s).
Het is verboden op of in de in lid 22.1 aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 22.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, of die reeds in uitvoering en vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de bestaande en toekomstige hoofdtransportwaterleiding.
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels. Omgevingsvergunning wordt verleend indien het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad.
Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning ten behoeve van de andere bestemmingen te beslissen, wint bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s).
Het is verboden op of in de in lid 23.1 aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 23.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, of die reeds in uitvoering en vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
De voor 'Waarde - Aardkunde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van het aardkundig waardevolle reliëf en de geologisch waardevolle opbouw van de bodem.
Op de in lid 24.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, buiten het aangegeven bouwvlak.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van de aardkundige waarden.
Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Aardkunde' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 24.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels en het vervangen van bestaande drainage alsmede het draineren van sleufsilo's of werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering en vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 24.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de aardkundige waarden.
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Op de in lid 25.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische resten.
De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, zoals blijkt uit het in lid 25.3.2 bedoelde rapport, kan bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 25.2, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden over een groter oppervlak dan 100 m² en, voor zover sprake is van grondwerkzaamheden, met een diepte groter dan 50 centimeter uit te voeren:
Het in lid 25.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels en het vervangen van bestaande drainage alsmede het draineren van sleufsilo's of werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
Voor zover de in lid 25.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Op de in lid 26.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische resten.
De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, zoals blijkt uit het in lid 26.3.2 bedoelde rapport, kan bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 26.2, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden over een groter oppervlak dan 250 m² en, voor zover sprake is van grondwerkzaamheden, met een diepte groter dan 25 centimeter uit te voeren:
Het in lid 26.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels en het vervangen van bestaande drainage alsmede het draineren van sleufsilo's of werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering en vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
Voor zover de in lid 26.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Op de in lid 27.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische resten.
De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, zoals blijkt uit het in lid 27.3.2 bedoelde rapport, kan bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 27.2, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden over een groter oppervlak dan 250 m² en, voor zover sprake is van grondwerkzaamheden, met een diepte groter dan 2,50 meter uit te voeren:
Het in lid 27.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels en het vervangen van bestaande drainage alsmede het draineren van sleufsilo's of werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering en vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
Voor zover de in lid 27.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Op de in lid 28.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.2 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische resten.
De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, zoals blijkt uit het in lid 28.3.2 bedoelde rapport, kan bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 28.2, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden over een groter oppervlak dan 250 m² en, voor zover sprake is van grondwerkzaamheden, met een diepte groter dan 50 centimeter uit te voeren:
Het in lid 28.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels en het vervangen van bestaande drainage alsmede het draineren van sleufsilo's, of werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering en vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
Voor zover de in lid 28.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Op de in lid 29.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische resten.
De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, zoals blijkt uit het in lid 29.3.2 bedoelde rapport, kan bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 29.2, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden over een groter oppervlak dan 1000 m² en, voor zover sprake is van grondwerkzaamheden, uit te voeren:
Het in lid 29.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels en het vervangen van bestaande drainage alsmede het draineren van sleufsilo's, of werken en werkzaamheden, die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
Voor zover de in lid 29.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd voor zover deze ten dienste staan aan de bestemming Waterstaat - Waterkering en vooraf schriftelijke goedkeuring is verkregen van de waterbeheerder.
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2 met
inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels. Omgevingsvergunning
wordt verleend indien het waterstaatkundige belang niet onevenredig wordt geschaad.
Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning ten behoeve van de andere bestemmingen te
beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken waterbeheerder(s).
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Onder (bedrijfs)woningen alsmede plattelandswoningen en daarbij behorende aan- en uitbouwen mogen kelders worden gebouwd, met dien verstande, dat:
Op (bedrijfs)woningen alsmede plattelandswoningen mogen dakkapellen worden gebouwd, met dien verstande dat:
Uitsluitend op aan- en uitbouwen bij (bedrijfs)woningen alsmede plattelandswoningen zijn dakterrassen toegestaan, met dien verstande dat:
Op de gronden, waarvoor niet de bestemming 'Tuin' is opgenomen, gelegen tussen de bestemming 'Verkeer' en de bestemming 'Water' met de aanduiding 'woonschepenligplaats' mag ten behoeve van een afgemeerde woonschip erfbebouwing worden gebouwd, met dien verstande dat:
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande (legale) bouwwerken, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal dan wel minimaal toelaatbaar worden aangehouden. Dit met dien verstande dat dat niet geldt voor het aantal bedrijfswoningen op de agrarische bouwvlakken waar tevens een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' is opgenomen. Op deze gronden is uitsluitend het op grond van Artikel 3 bepaalde aantal bedrijfswoningen toegestaan.
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 32.5.1 uitsluitend van toepassing, indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Op erven bij (bedrijfs)woningen en plattelandswoningen zijn toegangspoorten als onderdeel van erfafscheidingen vóór de voorgevel toegestaan, met dien verstande dat:
De uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf in samenhang met het wonen is toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zijn de bebouwing en gronden tevens bestemd voor de bescherming, het herstel en de instandhouding van het monumentale karakter.
Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de welstand- en monumentencommissie.
Bij herbouw of nieuwbouw op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakhelling en de oorspronkelijke situering van de bestaande legale bebouwing richtinggevend
maatgevend
.
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - spoor' zijn geen nieuwe kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten, als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'gelden de volgende bouwregels:
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' binnen een afstand van 400 m tot het middelpunt van de molen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van lid 34.3.2 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemming(en), geen bebouwing worden opgericht.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 34.4.1 voor het oprichten van bebouwing op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg', mits:
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen voor wat betreft de gronden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied-1' ten behoeve van de uitbreiding van de begraafplaats, onder de voorwaarde dat:
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen voor wat betreft de gronden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied-2' ten behoeve van de bestemming Cultuur en ontspanning, onder de voorwaarde dat:
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van het plan voor:
Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen voor wat betreft:
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
Voor zover de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemmingen voor leidingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, is gelden:
Het is verboden op of in gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden):
Het in lid 37.3.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 37.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijike en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Lid 38.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 38.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 38.1 met maximaal 10%.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Lid 38.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 38.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 38.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Herziening Landelijk gebied Weesp 2018.