direct naar inhoud van 5.4 Externe veiligheid
Plan: Appartementen Smallekamplaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0450.BPAppartSmallekamp-VS01

5.4 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Het Bevi geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.

Op basis van het Bevi geldt een verantwoordingplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde voor het GR geldt:

  • 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
  • enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).

De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoor

In december 2009 is de aangepast Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) met betrekking tot PR en GR. Voor overige planologisch relevante leidingen (zoals regionale waterleidingen) gelden belemmeringenzones waar rekening mee moet worden gehouden.

Onderzoek

De resultaten en conclusies in deze paragraaf zijn gebaseerd op het onderzoek externe veiligheid dat is uitgevoerd door DHV (Bijlage 2), de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) en de Circulaire RVGS.

Bedrijvigheid

In de directe omgeving van het plangebied ligt één risicovolle inrichting, namelijk het spooremplacement aan de provinciale weg. Deze inrichting valt sinds 1 juli 2007 onder het Bevi en ligt ongeveer 265 m ten noordwesten van het plangebied. Op 29 juni 2011 is een revisievergunning voor het emplacement verleend. Hierin is bepaald dat er geen gevaarlijke stoffen meer gerangeerd mogen worden. Dit spooremplacement vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Het plangebied grenst aan de spoorlijn Beverwijk-Uitgeest-Zaandam. Over dit spoortraject worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Ook worden in de omgeving van het plangebied geen gevaarlijke stoffen over het water vervoerd.

Het plangebied ligt ongeveer 400 m van de A9. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit het onderzoek van DHV blijkt dat de PR 10-6-risicocontour van deze weg niet buiten de wegas ligt. Het PR vormt daarom geen belemmering voor de realisatie van dit bestemmingsplan. Het invloedsgebied voor het GR bedraagt 950 m. Het plangebied ligt dus binnen dit invloedsgebied. Uit het onderzoek van DHV blijkt dat de realisatie van het bestemmingsplan niet tot een toename van het GR leidt. Zowel in de huidige situatie als na realisatie van het bestemmingsplan is het GR vele malen kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

Ook over de N203 die ongeveer 130 m van het plangebied ligt, worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Ook voor deze weg ligt de PR 10-6-risicocontour niet buiten de wegas en bedraagt het invloedsgebied voor het GR 950 m. Als gevolg van de realisatie van dit bestemmingsplan neemt het GR licht toe. Zowel in de huidige situatie als na realisatie van het bestemmingsplan is het GR kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg kan, gezien het bovenstaande, worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Deze verantwoording is aan het eind van deze paragraaf te vinden.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen

Ongeveer 70 m ten oosten van het plangebied ligt de hogedruk aardgastransportleiding W-571-10. Deze leiding heeft een uitwendige diameter van 4 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Het invloedsgebied van deze leiding bedraagt 45. Omdat het plangebied ruim buiten het invloedsgebied van het GR ligt, vormt deze leiding geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Toename verantwoording groepsrisico

De realisatie van dit bestemmingsplan leidt tot een kleine toename van het GR als gevolg van het de N203. Deze toename zal echter niet tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde leiden. Tevens ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van de A9. Gezien de hoogte van het GR en de bijdrage van dit plan aan het GR kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR waarin aandacht wordt besteed aan bereikbaarheid voor hulpdiensten, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Omtrent deze aspecten is advies gevraagd aan de regionale brandweer.

Bereikbaarheid en bestrijdbaarheid

Het plangebied wordt ontsloten door de Anna van Renesselaan. Via deze weg en de Jacoba van Beierenlaan is het plangebied goed van de N203 en de A9 af te ontvluchten. Ook is het plangebied via deze route goed bereikbaar voor hulpdiensten. De bereikbaarheid en bestrijdbaarheid zijn daarom goed te noemen.

Zelfredzaamheid

Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van woningen mogelijk. Hoewel ter plaatse van woningen ook verminderd zelfredzame personen aanwezig kunnen zijn, betreft het geen functie waar dergelijke personen in grote groepen en gedurende een groot gedeelte van de dag verblijven. Tevens gaat het hier om woningen met een beperkt aantal bouwlagen. Deze woningen zijn daarom goed te ontvluchten. De zelfredzaamheid van personen ter plaatse van het plangebied is daarom goed te noemen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de realisatie van dit bestemmingsplan. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-risicocontouren en het GR is verantwoord. Deze verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in Bijlage 3.